Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 23 juli 1998
gepubliceerd op 27 november 1998

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel, wat betreft de uitvoering van het sectoraal akkoord 1995-1996

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1998036288
pub.
27/11/1998
prom.
23/07/1998
ELI
eli/besluit/1998/07/23/1998036288/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 JULI 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel, wat betreft de uitvoering van het sectoraal akkoord 1995-1996


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988, en de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 16 december 1997;

Gelet op het feit dat de directieraden van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudiën, het Instituut voor Natuurbehoud, het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer en het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium het gevraagde advies niet hebben verleend binnen de gestelde termijn;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 30 juni 1997;

Gelet op het protocol nr. 88.233 van 2 februari 1998 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 20 januari 1998, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 12 mei 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel VI 5, § 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° 2° wordt vervangen door wat volgt : « 2° in het bezit zijn van een diploma of studiegetuigschrift dat overeenstemt met het niveau van de te verlenen graad volgens bijlage 3 bij dit besluit en behalve de uitzonderingen bepaald door de Vast Wervingssecretaris;» 2° een tweede lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « Houders van een diploma of getuigschrift dat toegang verleent tot een bepaald niveau worden uitgesloten van deelname aan een wervingsexamen voor een lager niveau. De voorwaarde dat men geen hoger diploma of getuigschrift mag bezitten geldt niet voor: - de diploma's die behaald werden na de inschrijving voor het wervingsexamen; - de toegang tot de niveaus D en E waarvoor bepaalde diploma's of getuigschriften wel in aanmerking worden genomen indien dit wordt vereist in de functiebeschrijving of het examenreglement. ».

Art. 2.In deel VI "De aanwerving" van hetzelfde besluit wordt een titel 5 toegevoegd, die luidt als volgt : « TITEL 5. - Overgangsbepalingen Art. VI 39. De bepaling van artikel VI 5, § 1, tweede lid, luidens welke de kandidaat voor inschrijving voor een wervingsexamen geen hoger diploma of getuigschrift mag bezitten dan vereist wordt voor het niveau van de vacante betrekking, geldt niet voor de geslaagden van de wervingsexamens die werden aangevangen vóór 1 juli 1997. ».

Art. 3.In artikel XI 36 van hetzelfde besluit wordt § 5 vervangen door wat volgt : « § 5. De in § 1 bedoelde machtiging mag niet worden toegekend aan de leidinggevende ambtenaar van niveau A. ».

Art. 4.In artikel XI 41 van hetzelfde besluit wordt §1 vervangen door wat volgt : « § 1. In afwijking van artikel XI 35 is het verlof voor verminderde prestaties een recht voor volgende ambtenaren : 1° de ambtenaar van niveau B en lager die de leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt;2° de ambtenaar die ten minste twee kinderen ten laste heeft die nog niet de leeftijd van vijftien jaar bereikt hebben, met uitzondering van de leidinggevende ambtenaar van niveau A.».

Art. 5.In artikel XI 43, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 16 december 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het tweede lid worden de woorden "ten minste twaalf weken" vervangen door de woorden "ten minste drie maanden" en worden de woorden "naar aanleiding van de geboorte van een kind" vervangen door de woorden "naar aanleiding van geboorte of adoptie van een kind";2° het derde lid wordt vervangen door wat volgt : « Wanneer de ambtenaar de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte van een kind, dient de loopbaanonderbreking : 1° onmiddellijk aan te sluiten op de periodes bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971 als het een vrouwelijke ambtenaar betreft;2° uiterlijk een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van acht weken vanaf de geboorte van het kind, als het een mannelijke ambtenaar betreft.».

Art. 6.In artikel XI 45, § 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 16 december 1997, worden in het tweede streepje de woorden "12 weken" vervangen door de woorden "drie maanden" en worden de woorden "naar aanleiding van de geboorte van een kind" vervangen door de woorden "naar aanleiding van geboorte of adoptie van een kind".

Art. 7.Artikel XI 89 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 89. Het gecontingenteerd verlof van artikel XI 87, 1° en 3° en van artikel XI 88 wordt aangevraagd en toegestaan overeenkomstig de procedure bepaald in artikel XI 36, §§ 1, 2 en 3.

Het gecontingenteerd verlof van artikel XI 87, 2° is een recht en wordt aangevraagd en toegestaan overeenkomstig het artikel XI 36, § 2.

Art. 8.In Deel XI, Titel 11 van hetzelfde besluit wordt een artikel XI 89bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. XI 89bis. De betrekking van de ambtenaar die een gecontingenteerd verlof krachtens artikel XI 87, 2°, krijgt, wordt vacant verklaard.

De ambtenaar die na een gecontingenteerd verlof, bedoeld in artikel XI 87, 2°, opnieuw in dienst treedt, valt onder de regeling van de herplaatsing. ».

Art. 9.In artikel XIII 9, § 1, 6°, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede punt worden de woorden "wegens beroepsloopbaanonderbreking of loopbaanhalvering" vervangen door de woorden "wegens loopbaanonderbreking";2° een zesde punt wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : "- wegens vormingsverlof".

Art. 10.In deel XIII "Geldelijk Statuut" van hetzelfde besluit wordt tussen titel 5 en titel 6 een titel 5bis ingevoegd, die de artikelen XIII 110bis tot XIII 110octies omvat, luidend als volgt : "Titel 5bis. - Sociale Voordelen. - Werkgeversbijdrage in de kosten van het woon-werkverkeer voor de ambtenaar die de arbeidsplaats moeilijk of niet kan bereiken met het gemeenschappelijk openbaar vervoer Afdeling 1. - Recht op tegemoetkoming

Art. XIII 110bis. De ambtenaar die zijn werkplaats moeilijk of niet met het gemeenschappelijk openbaar vervoer kan bereiken, omdat de werkplaats te ver van een halte van het gemeenschappelijk openbaar vervoer gelegen is, of omdat de werkplaats wegens de door de overheid opgelegde arbeidstijdregeling moeilijk of niet met het gemeenschappelijk openbaar vervoer te bereiken is, heeft recht op de werkgeversbijdrage, vermeld in artikel XIII 110septies.

Art. XIII 110ter. Van de toepassing van dit hoofdstuk worden de ambtenaren van niveau A uitgesloten. Afdeling 2. - Toekenningsvoorwaarden

Art. XIII 110quater. De werkplaatsen die moeilijk of niet te bereiken zijn met het gemeenschappelijk openbaar vervoer worden bepaald bij omzendbrief. Als moeilijk of niet te bereiken werkplaats worden beschouwd: 1° werkplaatsen waarvan de dichtstbijzijnde halte van het gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel zich op minimum 3 km van de werkplaats bevindt;2° werkplaatsen die zich op minder dan 3 km van een halte van een openbaar vervoermiddel bevinden maar waar de ambtenaar onder een zodanige arbeidstijdregeling (ploegensysteem) dient te presteren dat het begin- en/of einduur buiten de bedieningsuren van het gemeenschappelijk openbaar vervoer vallen. Art. XIII 110quinquies. Het afdelingshoofd beslist voor de werkplaats die zich op minder dan 3 km van de dichtstbijzijnde halte van een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel bevindt, welke ambtenaar een arbeidstijdregeling (geen ploegensysteem) heeft waarvan het begin- en/of einduur buiten de bedieningsuren van het gemeenschappelijk openbaar vervoer vallen of verplichten tot een combinatie van privé vervoer en gemeenschappelijk openbaar vervoer omdat men anders de woonplaats niet meer of de werkplaats niet tijdig kan bereiken. Afdeling 3. - Bedrag van de tegemoetkoming

Art. XIII 110sexies. § 1. Aan de bestuurders van dienstwagens die in het kader van het woon-werkverkeer geregeld andere ambtenaren gaan ophalen, wordt, met uitzondering van diegenen die een functiebeschrijving van chauffeur hebben, een jaarlijkse forfaitaire toelage van 10.242 fr. (100 %) toegekend. § 2. De toelage volgt de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van artikel XIII 25. § 3. In voorkomend geval wordt de toelage uitbetaald pro rata van het aantal maanden waarin de ambtenaar in voldoende mate anderen is gaan ophalen.

Art. XIII 110septies. Bij gebrek aan dienstvervoer heeft de ambtenaar die met een privé vervoermiddel naar het werk komt, recht op een werkgeversbijdrage gelijk aan 56% van de totale maandelijkse kostprijs van een treinkaart 2e klas voor dezelfde afstand. Ook de eventuele passagiers hebben recht op deze werkgeversbijdrage. Afdeling 4. - Toepassingsgebied

Art. XIII 110octies. Deze titel is eveneens van toepassing op de stagiairs. ».

Art. 11.Aan artikel XIII 112 van hetzelfde besluit wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4. De ambtenaar die overeenkomstig de regeling, vermeld in het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten, voor zijn dienstreizen gebruik maakt van een eigen wagen, heeft vanaf 1 januari 1997 recht op een kilometervergoeding, als vergoeding van alle kosten die uit het gebruik van dat voertuig voortspruiten. De vergoeding wordt betaald op basis van de onderstaande tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Die vergoedingen volgen de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de regeling vastgesteld in artikel XIII 25. »

Art. 12.In artikel XIV 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° 5° wordt vervangen door wat volgt : « 5° een diploma of getuigschrift bezitten dat overeenstemt met het niveau van de vacante betrekking, met uitsluiting van hogere diploma's of getuigschriften en dat eventueel in de functiebeschrijving nader wordt bepaald;" 2° een tweede lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « De voorwaarde vermeld in het eerste lid, 5° geldt niet: - wanneer het hoger diploma of getuigschrift werd behaald na de inschrijving of na het slagen voor de selectieprocedure voor de vacante betrekking; - voor de contractuele personeelsleden die worden in dienst genomen ter vervanging van personeelsleden met loopbaanonderbreking; - bij verlenging van lopende arbeidsovereenkomsten. »

Art. 13.Artikel XIV 37 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : "Art. XIV 37. Het contractuele personeelslid kan loopbaanonderbreking krijgen volgens de reglementering die geldt in de privé-sector. »

Art. 14.In deel XIV, Titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 5 van hetzelfde besluit wordt een artikel XIV 37bis ingevoegd dat luidt als volgt : « Art. XIV 37bis. Het contractuele personeelslid heeft het recht om gedurende 3 maanden voltijdse loopbaanonderbreking te nemen naar aanleiding van de geboorte of adoptie van een kind.

Wanneer het contractuele personeelslid de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte van een kind, dient de loopbaanonderbreking : - onmiddellijk aan te sluiten op het bevallingsverlof, als het een vrouwelijk personeelslid is; - uiterlijk een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van 8 weken vanaf de geboorte van het kind, als het een mannelijk personeelslid is. »

Art. 15.Artikel XIV 38 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 38. Het contractuele personeelslid kan het gecontingenteerd verlof krijgen, vermeld in artikel XI 87.

Dit verlof is een gunst, behalve als het wordt gevraagd om een stage of een proeftijd bij dezelfde of een andere werkgever te vervullen. In dit geval geldt het gecontingenteerd verlof als een eenmalig recht.

Aan het contractuele personeelslid in proeftijd wordt geen gecontingenteerd verlof toegekend. »

Art. 16.In deel XIV, Titel 3, hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 11 ingevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 11. Vormingsverlof Art. XIV 42bis. Het contractuele personeelslid kan vormingsverlof verkrijgen overeenkomstig de regeling die voor de ambtenaar werd vastgesteld in het artikel XI 84 op voorwaarde dat de opgedane kennis nog tijdens de tewerkstelling bij de instelling kan worden gevaloriseerd. »

Art. 17.Artikel XIV 51 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 51. Het contractuele personeelslid heeft recht op dezelfde vergoedingen, toelagen en sociale voordelen als de ambtenaar die dezelfde functie uitoefent, met uitzondering van de vergoeding wegens begrafeniskosten. »

Art. 18.In hetzelfde besluit wordt in deel XIV, titel 4 een artikel XIV 51bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. XIV 51bis. De voorwaarde dat de kandidaat voor een contractuele betrekking geen hoger diploma of getuigschrift mag bezitten dan vereist voor het niveau van de vacante betrekking, geldt niet : - wanneer de aanwervingsprocedure voor de vacante betrekking werd aangevangen vóór 1 november 1997; - bij vervanging van personeelsleden met een uitdovende graad die in de A-kolom van de personeelsformatie wordt vervangen door een hogere graad. »

Art. 19.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 november 1997, met uitzondering van : 1° de artikelen 7, 8, 11 en 15, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1997;2° de artikelen 10 en 17, die uitwerking hebben met ingang van 1 april 1997;3° de artikelen 1 en 2, die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 1997;4° de artikelen 9, 2° en 16, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1997.

Art. 20.De Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 23 juli 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE

^