gepubliceerd op 17 februari 1998
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel, wat betreft de loopbaanonderbreking
16 DECEMBER 1997. Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel, wat betreft de loopbaanonderbreking
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel;
Gelet op het akkoord van de minister, bevoegd voor pensioenen, gegeven op 20 augustus 1997;
Gelet op het feit dat de directieraden van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen, het Centrum voor Bevolkings- en Gezinstudiën, het Instituut voor Natuurbehoud, het Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer en het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium het gevraagde advies niet hebben verleend binnen de gestelde termijn;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 juni 1997;
Gelet op het protocol nr. 79.191 van 14 juli 1997 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat ter uitvoering van de CAO 1995-1996 werd beslist enerzijds dat de halftijdse loopbaanonderbreking wordt doorgevoerd met ingang van 1 april 1997 waardoor de reglementaire basis hiervoor onmiddellijk moet worden gecreëerd, inzonderheid met het oog op de betaling door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening van onderbrekingsuitkeringen aan de ambtenaren die hun loopbaan halftijds onderbreken vanaf 1 april 1997, en anderzijds dat met ingang van 1 april 1997 voor bepaalde categorieën van ambtenaren in bepaalde omstandigheden een recht op loopbaanonderbreking wordt ingevoerd en het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen als gevolg hiervan onmiddellijk moet worden aangepast, zodat deze ambtenaren rechtsgeldig gebruik kunnen maken van het voordeel van de loopbaanonderbreking;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 17 oktober 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel VIII 76, § 4, 2°, a, van het besluit van de Vlaamse regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel wordt tussen de woorden « voor » en « loopbaanonderbreking » het woord « voltijdse » ingevoegd. Art. 2.In artikel XI 43 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.De ambtenaar kan de loopbaan onderbreken met al dan niet opeenvolgende periodes van ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden. In afwijking van de minimumduur bepaald in het eerste lid, kan de ambtenaar de loopbaan voltijds onderbreken voor ten minste twaalf weken als de ambtenaar de onderbreking aanvraagt naar aanleiding van de geboorte van een kind. Om van de bepaling van het tweede lid gebruik te kunnen maken, dient de loopbaanonderbreking : 1° onmiddellijk aan te sluiten op de periodes bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971 als het een vrouwelijke ambtenaar betreft;2° uiterlijk een aanvang te nemen op de eerste dag die volgt op de periode van acht weken vanaf de geboorte van het kind, als het een mannelijke ambtenaar betreft. De mannelijke ambtenaar kan van de bepalingen van het derde lid, tweede streepje gebruik maken in zoverre de afstamming in zijnen hoofde vaststaat. In afwijking van het eerste lid, kan de ambtenaar de loopbaan onderbreken met één maand, eventueel verlengbaar met één maand, om palliatieve verzorging te verstrekken aan een persoon krachtens de bepalingen van artikel 100bis en 102bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen. Onder palliatieve verzorging wordt verstaan elke vorm van bijstand en inzonderheid medische, sociale, administratieve en psychologische bijstand en verzorging van personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden. De ambtenaar kan de loopbaan in totaal tweeënzeventig maanden voltijds en tweeënzeventig maanden halftijds onderbreken. » 2° Er wordt een § 1bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis.Bij halftijdse loopbaanonderbreking worden de prestaties verricht in principe ofwel elke dag, ofwel over een vaste verdeling over de week of over de maand. De halftijdse loopbaanonderbreking kan evenwel niet gecombineerd worden met verlof voor verminderde prestaties. » Art. 3.In artikel XI 43, § 2 worden de woorden « § 1, eerste lid en tweede lid, 1° » vervangen door « § 1, eerste en tweede lid ». Art. 4.Artikel XI 44 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 44. De ambtenaar met verlof voor loopbaanonderbreking bevindt zich in de administratieve toestand dienstactiviteit, maar heeft geen recht op salaris. Bij voltijdse loopbaanonderbreking heeft hij bovendien geen recht op bevordering in salarisschaal. » Art. 5.Artikel XI 45 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 45. § 1. De leidinggevende ambtenaar van rang A2 en hoger en de ambtenaar van rang A1 die een diensthoofdentoelage genieten, hebben geen recht op loopbaanonderbreking. Voor de niet-leidinggevende ambtenaar van rang A2 en hoger is de loopbaanonderbreking een gunst, afhankelijk van de goede werking van de dienst. § 2. In afwijking van § 1 hebben de ambtenaren van rang A2 en hoger en de ambtenaren van rang A1 die een diensthoofdentoelage genieten, recht op : - loopbaanonderbreking om palliatieve verzorging te verstrekken, zoals bedoeld in artikel XI 43, § 1, vijfde lid; - voltijdse loopbaanonderbreking van 12 weken naar aanleiding van de geboorte van een kind, zoals bedoeld in artikel XI 43, § 1, tweede lid. Art. 6.Artikel XI 49 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XI 49. Afwezigheid wegens ziekte of ongeval maakt geen einde aan de loopbaanonderbreking". Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 1997. Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor de ambtenarenzaken, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 16 december 1997. De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE