gepubliceerd op 13 mei 1999
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden
23 FEBRUARI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 7 juli 1998 houdende oprichting van de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden;
Gelet op de bijlage, gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, zoals gewijzigd;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 januari 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat, in het kader van de uitvoering van de opdrachten van het Strategisch Plan voor Sportend Vlaanderen, goedgekeurd door de Vlaamse regering op 17 december 1997, dadelijk maatregelen moeten worden genomen op het vlak van de samenstelling en de werking van de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden teneinde een vlotte werking daarvan te garanderen;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 7 juli 1998 houdende oprichting van de Vlaamse Sportraad en de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden;2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de sport;3° sportaangelegenheden : de aangelegenheden bedoeld in artikel 4, 9°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;4° Vlaamse Openbare Instelling bevoegd voor de sport : het Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie;5° Raad : de Vlaamse Sportraad, bedoeld in artikel 2 van het decreet;6° Commissie : de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden, bedoeld in artikel 11 van het decreet. HOOFDSTUK II. - De Vlaamse Sportraad
Art. 2.De voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de Raad worden door de Vlaamse regering benoemd voor een eenmaal hernieuwbare termijn van vijf jaar.
Art. 3.De minister kan op verzoek van de betrokkene een einde maken aan het mandaat van de voorzitter, de ondervoorzitter of een lid van de Raad.
Bovendien kan de minister, na advies van de Raad, in de volgende gevallen ambtshalve een einde maken aan een mandaat als bedoeld in het eerste lid : 1° als de betrokkene driemaal na elkaar zonder voorafgaande kennisgeving de vergaderingen van de Raad niet bijwoont;2° als de betrokkene activiteiten verricht of functies vervult die onverenigbaar zijn met het mandaat of die een strijdigheid van belangen tot gevolg hebben.
Art. 4.Een lid van de Raad, dat wordt benoemd in de plaats van een overleden lid of van een lid wiens mandaat voortijdig is beëindigd, voleindigt diens mandaat.
Art. 5.De Raad bezorgt voor 1 april zijn jaarverslag over het voorafgaande jaar aan de minister en aan het Vlaams Parlement. Het bevat een overzicht en een beknopte samenvatting van de uitgebrachte adviezen. HOOFDSTUK III. - De Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden Afdeling 1. - Samenstelling
Art. 6.§ 1. De Commissie is samengesteld uit zeven leden, onder wie een voorzitter en een ondervoorzitter.
De voorzitter is houder van het diploma van licentiaat of doctor in de rechten en heeft nuttige en aantoonbare juridische ervaring opgedaan in sportaangelegenheden.
De overige leden zijn deskundig in sportaangelegenheden en hebben nuttige en aantoonbare ervaring opgedaan in juridisch- technische of administratieve aangelegenheden. § 2. De voorzitter, de ondervoorzitter en de overige leden worden door de Vlaamse regering benoemd voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.
Art. 7.De minister kan op verzoek van de betrokkene een einde maken aan het mandaat van een lid van de Commissie.
Bovendien kan de minister, na advies van de Commissie, ambtshalve een einde maken aan het mandaat van een lid van de Commissie in de volgende gevallen : 1° als de betrokkene driemaal na elkaar zonder kennisgeving afwezig is;2° als de betrokkene het vertrouwelijke karakter van de beraadslagingen niet respecteert of vertrouwelijke documenten verspreidt;3° als de betrokkene zich in een geval van onverenigbaarheid bevindt als bedoeld in artikel 13, § 1, tweede lid, van het decreet.
Art. 8.Een lid van de Commissie, dat wordt benoemd in de plaats van een overleden lid of van een lid van wie het mandaat voortijdig is beëindigd, zet diens mandaat voort tot het einde van de aanvankelijk vooropgestelde termijn. Afdeling 2. - Opdracht
Art. 9.De Commissie heeft als opdracht de minister te adviseren over een beroep, bezwaar of verweer dat overeenkomstig artikel 10, § 1, van dit besluit wordt ingediend tegen een, op basis van de toepasselijke sectorale regeling in sportaangelegenheden, door de minister, de voor sport bevoegde diensten van de Vlaamse regering of de Vlaamse Openbare Instelling bevoegd voor de sport, geuit en formeel betekend voornemen tot het nemen van een beslissing zoals bedoeld in artikel 12 van het decreet. Afdeling 3. - Werking
Art. 10.§ 1. Een gemotiveerd beroep-, bezwaar- of verweerschrift tegen een formeel betekend voornemen als bedoeld in artikel 9 wordt overeenkomstig de toepasselijke sectorale regelgeving per aangetekende brief ingediend bij de voor sport bevoegde diensten van de Vlaamse regering of de Vlaamse Openbare Instelling bevoegd voor de sport. De bevoegde diensten of de instelling beoordelen de ontvankelijkheid ervan op grond van de toepasselijke sectorale regelgeving. Ze bezorgen het ontvankelijke beroep-, bezwaar- of verweerschrift, samen met het volledige administratieve dossier en de eventuele verweermiddelen, binnen tien werkdagen na ontvangst aan de Commissie. § 2. Onder voorbehoud van hetgeen bepaald in artikel 12, § 2, verleent de Commissie haar advies op stukken. § 3. Behoudens afwijking in de toepasselijke sectorale regelgeving bezorgt de Commissie haar advies aan de minister en aan de voor sport bevoegde diensten van de Vlaamse regering of aan de Vlaamse Openbare Instelling bevoegd voor de sport. Dit gebeurt uiterlijk negen weken na ontvangst van het beroep-, bezwaar- of verweerschrift en van het administratief dossier.
Het advies is met redenen omkleed. Het maakt ook melding van een afwijkend standpunt als een lid daarom verzoekt.
Art. 11.§ 1. Enkel de voorzitter, de ondervoorzitter en de overige leden zijn stemgerechtigd.
De Commissie kan alleen geldig beraadslagen en stemmen als ten minste de voorzitter of de ondervoorzitter en drie leden aanwezig zijn.
Beslissingen worden genomen bij gewone meerderheid.
Bij de stemming worden onthoudingen niet in aanmerking genomen voor het bereiken van de vereiste meerderheid. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. § 2. In afwijking van § 1, tweede en derde lid, moeten minstens vijf leden hun instemming verlenen bij : 1° het advies inzake het beëindigen van een mandaat, bedoeld in artikel 7, tweede lid;2° het voorstel van huishoudelijk reglement en het voorstel tot wijziging ervan, bedoeld in artikel 14, eerste en tweede lid.
Art. 12.§ 1. De voor sport bevoegde diensten van de Vlaamse regering of de Vlaamse Openbare Instelling bevoegd voor de sport kunnen een personeelslid afvaardigen om tijdens de commissievergadering het dossier toe te lichten waarop het behandelde beroep-, bezwaar- of verweerschrift betrekking heeft. Dat personeelslid neemt niet deel aan de beraadslaging. § 2. De Commissie hoort de indiener van het beroep-, bezwaar- of verweerschrift indien hij daarom heeft verzocht in dat geschrift.
Art. 13.De vergaderingen van de Commissie zijn niet openbaar. De beraadslagingen van de Commissie zijn vertrouwelijk.
Art. 14.De Commissie legt binnen drie maanden na haar samenstelling aan de minister een voorstel van huishoudelijk reglement voor. De minister stelt vervolgens binnen een maand het huishoudelijk reglement vast.
De Commissie legt eveneens elk voorstel tot wijziging van het huishoudelijk reglement aan de minister voor, die het binnen een maand vaststelt.
Onverminderd de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk regelt het huishoudelijk reglement de nadere werking van de Commissie. Afdeling 4. - De beslissing van de Vlaamse minister, bevoegd voor de
sport
Art. 15.§ 1. De Minister kan alleen een beslissing nemen na ontvangst van het advies van de Commissie of, bij ontstentenis daarvan, na het verstrijken van de termijn, genoemd in artikel 10, § 3, eerste lid.
Die beslissing is met redenen omkleed. Behoudens afwijking in de toepasselijke sectorale regelgeving wordt ze binnen één maand nadat de minister het advies van de Commissie heeft ontvangen, door de voor sport bevoegde diensten van de Vlaamse regering of de Vlaamse Openbare Instelling bevoegd voor de sport per aangetekende brief meegedeeld aan de indiener van het beroep-, bezwaar- of verweerschrift. Bij ontstentenis van advies delen deze diensten of de instelling de beslissing van de Minister binnen twee maanden na het verstrijken van de termijn, genoemd in artikel 10, § 3, eerste lid, per aangetekende brief mee aan de indiener. § 2. Indien de beslissing van de Minister niet binnen de termijn, genoemd in §1, tweede lid, aan de indiener van het beroep-, bezwaar- of verweerschrift wordt meegedeeld, wordt het beroep, bezwaar of verweer van rechtswege geacht ingewilligd te zijn. De voor sport bevoegde diensten van de Vlaamse regering of de Vlaamse Openbare Instelling bevoegd voor de sport brengt dit per aangetekende brief ter kennis van de indiener. HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen - presentiegeld en vergoedingen
Art. 16.De voorzitter, de ondervoorzitter, de leden en de uitgenodigde deskundigen van de Raad en de Commissie kunnen per vergadering aanspraak maken op een presentiegeld en op vergoedingen krachtens het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen.
Art. 17.Aan punt 3 van de bijlage, gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, zoals gewijzigd, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Hoge Raad voor de Lichamelijke Opvoeding, de Sport en het Openluchtleven » worden vervangen door de woorden « Vlaamse Sportraad en de in zijn schoot opgerichte werkgroepen »;2° er wordt een streepje toegevoegd dat luidt als volgt : « - de Adviserende Beroepscommissie voor sportaangelegenheden ». HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 18.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.
Art. 19.De Vlaamse minister, bevoegd voor de sport, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel 23 februari 1999.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn, L. MARTENS