gepubliceerd op 12 mei 2023
Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorschriften voor subsidies voor de uitvoering van maatregelen met een gunstig effect op het milieu, het klimaat en de biodiversiteit
21 APRIL 2023. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorschriften voor subsidies voor de uitvoering van maatregelen met een gunstig effect op het milieu, het klimaat en de biodiversiteit
Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het
decreet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
28/06/2013
pub.
12/09/2013
numac
2013204905
bron
vlaamse overheid
Decreet betreffende het landbouw- en visserijbeleid
sluiten betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 9, eerste lid, 1°, en tweede lid, artikel 10, § 1, eerste lid, 1°, 3°, 4° en 5°, en § 3, artikel 44, tweede lid, en artikel 70, 1° en 71, 1°.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Europese Commissie heeft het Vlaams Strategisch Plan voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2023 - 2027 goedgekeurd op 5 december 2022; - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 25 januari 2023; - het ontwerp werd op 16 maart 2023 besproken tussen de gewestregeringen; - de Vlaamse Toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens heeft op 21 maart 2023 advies nr. 2023/033 gegeven; - de Gegevensbeschermingsautoriteit heeft op 21 maart 2023 advies nr. 73/2023 gegeven; - De Raad van State heeft advies 73.203/1 gegeven op 7 april 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Juridisch kader Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving: - het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juli 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 23/06/2022 numac 2022032282 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 08/07/2022 numac 2022032313 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot bepaling van de modaliteiten van de vereenvoudigde administratieve procedure van betaling van geldboetes ingesteld door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 30/06/2022 numac 2022032326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten0 tot het verlenen van hectaresteun voor de biologische productiemethode met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling voor de periode 2014-2020; - het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 23/06/2022 numac 2022032282 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 08/07/2022 numac 2022032313 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot bepaling van de modaliteiten van de vereenvoudigde administratieve procedure van betaling van geldboetes ingesteld door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 30/06/2022 numac 2022032326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten1 tot het verlenen van subsidies voor de uitvoering van agromilieu- en klimaatmaatregelen met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling voor de periode 2014-2020; - het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 23/06/2022 numac 2022032282 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 08/07/2022 numac 2022032313 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot bepaling van de modaliteiten van de vereenvoudigde administratieve procedure van betaling van geldboetes ingesteld door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 30/06/2022 numac 2022032326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten3 tot bepaling van de regels om subsidies te verlenen voor de uitvoering van maatregelen met een gunstig effect op milieu, klimaat of biodiversiteit.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale Economie en Landbouw.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: TITEL 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke uitvoering van: 1° verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr.1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013; 2° verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr.1306/2013.
Art. 2.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° agromilieuklimaatmaatregelen: de maatregelen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 4°, 7°, 9°, 10° en 18° ;2° areaalgebonden maatregelen: de maatregelen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot en met 7°, 9°, 11° tot en met 17;3° bedrijf: het bedrijf, vermeld in artikel 3, 2), van verordening (EU) 2021/2115, dat bestaat uit een of meer exploitaties;4° beslag: het beslag, vermeld in artikel 2, § 2, 12°, koninklijk besluit van 20 mei 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 23/06/2022 numac 2022032282 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 08/07/2022 numac 2022032313 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot bepaling van de modaliteiten van de vereenvoudigde administratieve procedure van betaling van geldboetes ingesteld door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 30/06/2022 numac 2022032326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten;5° besluit van 4 juli 2014: het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juli 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 23/06/2022 numac 2022032282 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 08/07/2022 numac 2022032313 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot bepaling van de modaliteiten van de vereenvoudigde administratieve procedure van betaling van geldboetes ingesteld door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 30/06/2022 numac 2022032326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten0 tot het verlenen van hectaresteun voor de biologische productiemethode met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling voor de periode 2014-2020;6° besluit van 5 september 2014: het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 23/06/2022 numac 2022032282 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 08/07/2022 numac 2022032313 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot bepaling van de modaliteiten van de vereenvoudigde administratieve procedure van betaling van geldboetes ingesteld door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 30/06/2022 numac 2022032326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten1 tot het verlenen van subsidies voor de uitvoering van agromilieu- en klimaatmaatregelen met toepassing van het Vlaams Programma voor Plattelandsontwikkeling voor de periode 2014-2020;7° besluit van 17 mei 2019: het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 23/06/2022 numac 2022032282 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 08/07/2022 numac 2022032313 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot bepaling van de modaliteiten van de vereenvoudigde administratieve procedure van betaling van geldboetes ingesteld door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 30/06/2022 numac 2022032326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten2 betreffende de fokkerij van voor de landbouw nuttige huisdieren;8° besluit van 10 september 2021: het besluit van de Vlaamse Regering van 10 september 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 23/06/2022 numac 2022032282 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 08/07/2022 numac 2022032313 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot bepaling van de modaliteiten van de vereenvoudigde administratieve procedure van betaling van geldboetes ingesteld door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 30/06/2022 numac 2022032326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten3 tot bepaling van de regels om subsidies te verlenen voor de uitvoering van maatregelen met een gunstig effect op milieu, klimaat of biodiversiteit;9° besluit van 29 oktober 2021: het besluit van de Vlaamse Regering van 29 oktober 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 23/06/2022 numac 2022032282 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 08/07/2022 numac 2022032313 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot bepaling van de modaliteiten van de vereenvoudigde administratieve procedure van betaling van geldboetes ingesteld door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 30/06/2022 numac 2022032326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten4 over de biologische productie en de etikettering van biologische producten;10° besluit van 21 april 2023: het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2023 tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid;11° betalingsaanvraag: een aanvraag tot uitbetaling van de subsidie;12° bevoegde entiteit: het Departement Landbouw en Visserij, vermeld in artikel 26, § 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;13° blijvend grasland: het blijvend grasland, vermeld in artikel 1, 8°, van het besluit van 21 april 2023;14° blijvende teelten: de blijvende teelten, vermeld in artikel 1, 7°, van het besluit van 21 april 2023;15° bodempaspoort: een digitale toepassing van het Departement Landbouw en Visserij waarin bodemgerelateerde informatie is opgenomen;16° bouwland: het bouwland, vermeld in artikel 1, 10° van het besluit van 21 april 2023;17° conditionaliteit: de conditionaliteit, vermeld in artikel 1, 13°, van het besluit van 21 april 2023;18° controleorgaan biologische productie en etikettering biologische producten: het controleorgaan dat erkend is conform artikel 24 en 25 van het besluit van 29 oktober 2021;19° diergebonden maatregelen: de maatregelen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8° en 10° ;20° ecoregelingen: de maatregelen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, 3°, 5°, 6° ;8°, 11° tot en met 17°, en als vermeld in artikel 31 van verordening 2021/2115; 21° e-loket: het elektronische loket dat wordt ontwikkeld en beheerd door de bevoegde entiteit;22° erosiegevoeligheid: de erosiegevoeligheid, vermeld in artikel 57 van het besluit van 21 april 2023;23° exploitatie: de exploitatie, vermeld in artikel 2, 9° van het decreet van 22 december 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2006 pub. 22/01/2007 numac 2007035045 bron vlaamse overheid Decreet houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid sluiten houdende inrichting van een gemeenschappelijke identificatie van landbouwers, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid;24° hoofdteelt: de hoofdteelt, vermeld in artikel 1, 25°, van het besluit van 21 april 2023;25° koninklijk besluit van 20 mei 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 23/06/2022 numac 2022032282 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 08/07/2022 numac 2022032313 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot bepaling van de modaliteiten van de vereenvoudigde administratieve procedure van betaling van geldboetes ingesteld door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 30/06/2022 numac 2022032326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten: het koninklijk besluit van 20 mei 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 23/06/2022 numac 2022032282 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 08/07/2022 numac 2022032313 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot bepaling van de modaliteiten van de vereenvoudigde administratieve procedure van betaling van geldboetes ingesteld door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 30/06/2022 numac 2022032326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels;26° landbouwer: de landbouwer, vermeld in artikel 3, 1) van verordening (EU) 2021/2115;27° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw;28° ministerieel besluit van 23 juni 2015Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/06/2015 pub. 24/07/2015 numac 2015035918 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit houdende vaststelling van de verzamelaanvraag en de nadere regels voor de gemeenschappelijke identificatie van percelen, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid sluiten: ministerieel besluit van 23 juni 2015Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/06/2015 pub. 24/07/2015 numac 2015035918 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit houdende vaststelling van de verzamelaanvraag en de nadere regels voor de gemeenschappelijke identificatie van percelen, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid sluiten houdende vaststelling van de verzamelaanvraag en de nadere regels voor de gemeenschappelijke identificatie van percelen, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid: 29° nateelt: de teelt die na de hoofdteelt op hetzelfde perceel en in hetzelfde kalenderjaar ingezaaid word;30° perceel: een door de landbouwer aangegeven stuk grond dat aaneengesloten is en niet meer dan één enkele teelt omvat en, als dat van toepassing is, dat wordt begrensd door een agromilieuklimaatmaatregel of beheerovereenkomst of ecoregeling;31° perceel grasland: een perceel met grassen en kruidachtige voedergewassen als vermeld in artikel 1, 20°, van het besluit van 21 april 2023;32° ploegen: een diepe, kerende bodembewerking, waarbij de bestaande vegetatie vernietigd of gewijzigd wordt;33° precisielandbouw: de toepassing van landbouw waarbij op basis van data die verzameld worden via onder andere gps en sensoren, beslissingen worden genomen met slimme software;34° precisielandbouw via automatische (RTK-)gps-aansturing: het plaatsspecifiek toedienen van gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen of beide, via een machine die automatisch wordt aangestuurd door een (realtimekinematic (RTK)) satellietplaatsbepalingssysteem;35° sanitel: het geautomatiseerde gegevensbestand, vermeld in artikel 2, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 20 mei 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 23/06/2022 numac 2022032282 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 08/07/2022 numac 2022032313 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot bepaling van de modaliteiten van de vereenvoudigde administratieve procedure van betaling van geldboetes ingesteld door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 30/06/2022 numac 2022032326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten;36° subsidiabele hectare: de subsidiabele hectare, vermeld in artikel 5 van het besluit van 21 april 2023;37° steunaanvraag: de aanvraag tot toetreding tot de subsidieregeling;38° taakkaart: een met behulp van grondmonsters gekalibreerde kaart die informatie over pH-variaties in de bodem weergeeft en plaatsspecifiek bekalkingsadvies geeft op basis van een bodemscan van het perceel;39° tijdelijk grasland: grasland dat behoort tot het bouwland;40° uiterste indieningsdatum: de datum, vermeld in artikel 7 van het ministerieel besluit van 23 juni 2015Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/06/2015 pub. 24/07/2015 numac 2015035918 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit houdende vaststelling van de verzamelaanvraag en de nadere regels voor de gemeenschappelijke identificatie van percelen, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid sluiten;41° uiterste wijzigingsdatum van de verzamelaanvraag: de datum, vermeld in artikel 18, § 1, eerste lid, van het ministerieel besluit van 23 juni 2015Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/06/2015 pub. 24/07/2015 numac 2015035918 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit houdende vaststelling van de verzamelaanvraag en de nadere regels voor de gemeenschappelijke identificatie van percelen, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid sluiten;42° verordening (EU) 2021/2115: verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (EFLPO) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr.1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013; 43° verordening (EU) 2021/2116: verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr.1306/2013; 44° verzamelaanvraag: het geospatiale en diergebonden aanvraagsysteem zoals omschreven in artikel 65, lid 4, a), van verordening (EU) 2021/2116, vermeld in het ministerieel besluit van 23 juni 2015Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/06/2015 pub. 24/07/2015 numac 2015035918 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit houdende vaststelling van de verzamelaanvraag en de nadere regels voor de gemeenschappelijke identificatie van percelen, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid sluiten;45° voorteelt: de teelt die in het betreffende jaar wordt geoogst of ingewerkt voor de hoofdteelt van dat jaar wordt ingezaaid. De verbintenissen die worden gesloten voor de agromilieuklimaatmaatregelen, vormen de agromilieuklimaatverbintenissen, vermeld in artikel 70 van verordening (EU) 2021/2115.
TITEL 2. - Maatregelen HOOFDSTUK 1. - Algemeen Afdeling 1. - De verschillende maatregelen
Art. 3.Binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten kan de bevoegde entiteit een subsidie toekennen aan landbouwers die zich ertoe verbinden een of meer van de volgende maatregelen toe te passen: 1° de omschakeling naar de biologische productiemethode;2° de toepassing van de biologische productiemethode;3° het ecologische beheer van grasland 4° de omzetting van tijdelijk grasland in blijvend grasland;5° het behoud van meerjarig grasland;6° de inzaai van eenjarige milieu-, biodiversiteitsvriendelijke of klimaatbestendige teelten: a) eenjarige eiwitteelten;b) eenjarige teelten met een positieve impact op het milieu, het klimaat of de biodiversiteit;c) eenjarige faunavriendelijke teelten: 1) zomergraan;2) faunamengsel;3) verlengde voorjaarsbraak;d) eenjarige faunavriendelijke nateelten;7° de inzaai van meerjarige milieu-, biodiversiteitsvriendelijke of klimaatbestendige teelten: a) meerjarige eiwitteelten: 1) vlinderbloemigen;2) graskruiden;3) luzerne met uitgestelde maaidatum;b) meerjarige teelten met een positieve impact op het milieu, het klimaat of de biodiversiteit;8° de verstrekking van veevoeder met een methaanreducerend effect aan rundvee door toevoeging van een additief of voedermiddel: a) voor melkvee: 1) toevoeging van nitraat;2) toevoeging van 3-nitro-oxypropanol (3-NOP);3) toevoeging van koolzaadschroot in combinatie met bierdraf;4) toevoeging van geëxtrudeerd of geëxpandeerd lijnzaad;5) toevoeging van koolzaadvet;b) voor vleesvee: 1) toevoeging van nitraat;9° de aanleg en het onderhoud van een meerjarige bloemenstrook in de fruitteelt: a) de aanleg en het onderhoud van een meerjarige bloemenstrook tussen de fruitbomenrijen;b) de aanleg en het onderhoud van een meerjarige bloemenstrook aan de rand van de fruitboomgaard;10° het behoud van lokale veerassen: a) lokale rundveerassen;b) lokale schapen- en geitenrassen;c) lokale varkensrassen;11° het verhogen van het organischekoolstofgehalte van bouwland: a) het verhogen van het organischekoolstofgehalte via het teeltplan;b) de toevoeging van producten met een hoog koolstofgehalte: 1) het gebruik van compost;2) het gebruik van stalmest;3) het gebruik van houtsnippers;c) het bereiken van de streefzone voor het organischekoolstofgehalte en de zuurtegraad van de bodem;12° de aanleg van een bufferstrook: a) grasbufferstrook in het kader van erosiebestrijding;b) grasbufferstrook langs kwetsbare landschapselementen;c) grasbufferstrook langs waterlopen;d) bufferstrook met graskruidenmengsel;e) bufferstrook met bloemenmengsel;13° de toepassing van mechanische onkruidbestrijding;14° de toepassing van erosiebestrijdende teelttechnieken: a) de aanleg van drempels tussen de ruggen bij ruggenteelten;b) de toepassing van niet-kerende bodembewerking met bodembedekking;c) het vollevelds inzaaien van maïs;15° de toepassing van vruchtafwisseling met vlinderbloemigen;16° de toepassing van precisielandbouw: a) precisielandbouw via automatische (RTK-)gps-aansturing;b) precisielandbouw door opmaak van een taakkaart en plaatsspecifieke bekalking;17° het actieve gebruik van het bodempaspoort;18° de reductie van antibioticagebruik. Een verbintenis voor de maatregelen, vermeld in het eerste lid, met uitzondering van de maatregel, vermeld in het eerste lid, 10°, kan alleen worden aangegaan door een actieve landbouwer als vermeld in artikel 4 van het besluit van 21 april 2023.
Een verbintenis voor de maatregelen, vermeld in het eerste lid, met uitzondering van de maatregelen, vermeld in het eerste lid, 8°, 10°, en 18°, kan alleen worden aangegaan voor een of meer percelen, die behoren tot de subsidiabele hectaren.
Op al de maatregelen, vermeld in het eerste lid, zijn de bepalingen, vermeld in hoofdstuk 5 en hoofdstuk 6 van het besluit van 21 april 2023, van toepassing. Afdeling 2. - De ecoregelingen
Art. 4.Het subsidiebedrag voor een verbintenis voor een ecoregeling is afhankelijk van de beschikbare middelen.
Art. 5.De indicatieve financiële allocatie voor de ecoregelingen voor elk kalenderjaar van 2023 tot en met 2027 bedraagt 25% van de jaarlijkse toewijzing voor rechtstreekse betalingen na overheveling als vermeld in artikel 14 van het besluit van 21 april 2023.
Art. 6.§ 1. Het subsidiebedrag voor een verbintenis voor elk van de ecoregelingen is opgenomen in dit besluit bij de maatregel in kwestie.
Als het totale aangevraagde budget voor alle ecoregelingen samen op basis van de subsidiebedragen, vermeld in dit besluit, voor het kalenderjaar in kwestie overeenkomt met de indicatieve financiële allocatie, vermeld in artikel 5, heeft de landbouwer recht op het subsidiebedrag vermeld in dit besluit. § 2. Als het totale aangevraagde budget voor alle ecoregelingen samen, op basis van de subsidiebedragen, vermeld in dit besluit, de indicatieve financiële allocatie, vermeld in artikel 5, voor het kalenderjaar in kwestie onderschrijdt, kan de bevoegde entiteit de volgende maatregelen nemen: 1° de subsidiebedragen voor de ecoregelingen kunnen verhoogd worden tot maximumsubsidiebedragen;2° als er nog steeds een onderschrijding is na toepassing van punt 1°, kan, op basis van de herverdelingsflexibiliteit als vermeld in artikel 102, lid 2, van verordening (EU) 2021/2115, in de kalenderjaren 2023 en 2024, een maximaal bedrag ten belope van 2,5% van de toewijzing voor rechtstreekse betalingen na overheveling als vermeld in artikel 14 van het besluit van 21 april 2023 voor de jaren 2023 en 2024, gereserveerd worden voor de interventies basisinkomenssteun, aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwer en aanvullende herverdelende inkomenssteun voor duurzaamheid, vermeld in hoofdstuk 2 van het besluit van 21 april 2023;3° als er nog steeds een onderschrijding is na toepassing van punt 1° en, voor de kalenderjaren 2023 en 2024, na toepassing van punt 2°, zal het teveel aan middelen voor de ecoregelingen dat zich voordoet in de kalenderjaren 2023 tot en met 2026, aangewend worden om de indicatieve financiële allocatie voor de ecoregelingen voor de resterende jaren van de door het strategisch GLB-plan bestreken periode, te verhogen met dat resterende budget. De minister bepaalt, op basis van de herverdelingsflexibiliteit, vermeld in artikel 102, lid 2, van verordening (EU) 2021/2115, het maximumsubsidiebedrag tot waar het subsidiebedrag verhoogd kan worden, vermeld in het eerste lid, 1°. § 3. Als het totale aangevraagde budget voor alle ecoregelingen samen, op basis van de subsidiebedragen, vermeld in dit besluit, voor het kalenderjaar in kwestie de indicatieve financiële allocatie, vermeld in artikel 5, van dat kalenderjaar overschrijdt, kan de bevoegde entiteit voor het kalenderjaar in kwestie de volgende maatregelen nemen om de verlaging van het subsidiebedrag, vermeld in het eerste lid, te beperken: 1° als het aangevraagde budget van de interventie aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwer en de interventie gekoppelde steun, vermeld in hoofdstuk 2 en 3 van het besluit van 21 april 2023, lager is dan de indicatieve financiële allocatie van die interventies, vermeld in artikel 42 en 48 van hetzelfde besluit, kan het teveel aan die middelen gebruikt worden voor de ecoregelingen, zonder dat de maximumbedragen, vermeld in paragraaf 2, 1°, overschreden kunnen worden;2° als er nog steeds een overschrijding is voor de ecoregelingen in dat kalenderjaar na toepassing van punt 1°, kan het eenheidsbedrag voor de interventie de basisinkomenssteun, vermeld in artikel 16 van het besluit van 21 april 2023, verlaagd worden op basis van de herverdelingsflexibiliteit, vermeld in artikel 102, paragraaf 2, van verordening (EU) 2021/2115, en zal het teveel aan middelen van deze interventie gebruikt voor de ecoregelingen, zonder dat de maximumbedragen, vermeld in paragraaf 2, 1°, overschreden kunnen worden.Het eenheidsbedrag voor de interventie de basisinkomenssteun, kan slechts verlaagd worden tot het minimumsubsidiebedrag, vermeld in artikel 16 van het besluit van 21 april 2023.
Het uitbetaalde subsidiebedrag voor een ecoregeling kan, ondanks de toepassing van de maatregelen, vermeld in het eerste lid, alsnog lager zijn dan het subsidiebedrag, vermeld in dit besluit, om een overmaat aan financiële toewijzingen te voorkomen binnen de maatregel zelf zoals vermeld in artikel 102, lid 2, vierde lid van verordening (EU) 2021/2115. HOOFDSTUK 2. - Combineerbaarheid
Art. 7.Verbintenissen voor areaalgebonden maatregelen zijn onderling op hetzelfde perceel combineerbaar, op voorwaarde dat die combineerbaarheid uitdrukkelijk is toegelaten. De Vlaamse Regering beslist welke combinaties mogelijk zijn.
De diergebonden maatregelen zijn onderling combineerbaar.
Art. 8.Onverminderd de toegelaten combinaties, vermeld in artikel 7, komen de volgende percelen niet in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 3: 1° percelen waarvoor al een subsidie wordt verleend in hetzelfde jaar, als voor die subsidie een of meer vergelijkbare voorwaarden gelden;2° percelen waarop wettelijke of contractuele verplichtingen van toepassing zijn die de uitvoering van een of meer vergelijkbare voorwaarden vereisen die minstens zo ver gaan als de voorwaarden, vermeld in dit besluit. HOOFDSTUK 3. - De verzamelaanvraag en de aanvraagprocedure
Art. 9.De landbouwer moet al zijn percelen die hij in dat jaar in eigen gebruik heeft, aangeven in de verzamelaanvraag.
Art. 10.Om een subsidie voor een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, te krijgen, dient een landbouwer ten laatste op de uiterste wijzigingsdatum een verbintenisaanvraag in aan de hand van de verzamelaanvraag, met uitzondering van de verbintenisaanvraag voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 6°, c), 3), die ten laatste op de uiterste indieningsdatum van de verzamelaanvraag wordt ingediend. De verzamelaanvraag moet tijdig zijn ingediend overeenkomstig artikel 7 van het ministerieel besluit van 23 juni 2015Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/06/2015 pub. 24/07/2015 numac 2015035918 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit houdende vaststelling van de verzamelaanvraag en de nadere regels voor de gemeenschappelijke identificatie van percelen, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid sluiten.
De verbintenis begint op 1 januari van het jaar waarin de verbintenisaanvraag wordt ingediend.
In afwijking van het tweede lid, start de verbintenis voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8°, voor het jaar 2023 op 31 mei 2023. De verbintenis eindigt op 31 december 2023. De term verbintenisjaar, vermeld in artikel 49 en 114, dient in dit geval gelezen te worden als de verbintenistermijn.
In afwijking van het derde lid, start de verbintenis voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8°, voor het jaar 2023 op 1 januari 2023, als de landbouwer aan de hand van een factuur van het toegepaste veevoeder, met vermelding van de leveringsdatum, kan aantonen dat hij op 1 januari 2023 al met deze maatregel is gestart.
Art. 11.De landbouwer wijst in de verzamelaanvraag het perceel aan waarop de verbintenis, vermeld in artikel 3, betrekking heeft.
Alleen het perceel of de percelen die aangegeven zijn in de verzamelaanvraag voor de maatregel in kwestie, vermeld in artikel 3, eerste lid, komen in aanmerking voor subsidie.
In afwijking van het eerste lid geeft de landbouwer voor de maatregelen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, 8°, 10°, 11° a), 16° a), 17° en 18°, in de verzamelaanvraag aan een verbintenis te sluiten op het niveau van het bedrijf.
Art. 12.De landbouwer die een verbintenis sluit voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 3°, 6°, c), 9°, 12°, b) tot en met e), 13°, en 16°, a), stelt de relevante informatie over zijn gewasbeschermingsmiddelengebruik ter beschikking voor het perceel in kwestie.
De minister kan bepalen welke informatie over het gewasbeschermingsmiddelengebruik, vermeld in het eerste lid, meegedeeld moet worden en op welke manier dat moet gebeuren.
Art. 13.De verbintenisaanvraag, vermeld in artikel 10, geldt als steun- en betalingsaanvraag voor de ecoregelingen.
Art. 14.De landbouwer dient voor de agromilieuklimaatverbintenissen jaarlijks een betalingsaanvraag in via de verzamelaanvraag.
De verbintenisaanvraag, vermeld in artikel 10, geldt als steun- en als betalingsaanvraag voor het eerste jaar voor die verbintenissen.
TITEL 3. - Subsidies HOOFDSTUK 1. - De omschakeling naar de biologische productiemethode Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 15.Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van twee of drie opeenvolgende jaren, afhankelijk van de wettelijke omschakeltermijn.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, wordt gesloten per perceel. Afdeling 2. - De voorwaarden
Art. 16.§ 1. De landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, afhankelijk van de kredieten op de begroting van het Vlaamse Gewest die daarvoor goedgekeurd zijn, jaarlijks de volgende subsidies verkrijgen, die afhankelijk zijn van het gewas en de teeltgroep waartoe het gewas behoort: 1° grasland en meerjarige voederteelten: maximaal 390 euro per hectare;2° akkerbouwteelten: maximaal 900 euro per hectare; 3° fruit, groenten, sierteelt en kruiden: maximaal 1.700 euro per hectare; § 2. De minister bepaalt welke gewassen behoren tot de teeltgroepen, vermeld in paragraaf 1, en in aanmerking komen voor de subsidie, en kan bepalen welke gewassen niet in aanmerking komen.
Art. 17.Om een verbintenis te kunnen sluiten als vermeld in artikel 15, moet voldaan zijn aan al de volgende voorwaarden: 1° de landbouwer is aangesloten bij een controleorgaan biologische productie en etikettering biologische producten;2° de landbouwer heeft zijn activiteit voorafgaand en uiterlijk op 30 april van het jaar waarin de verbintenis wordt gesloten, gemeld bij de bevoegde entiteit overeenkomstig artikel 13 van het besluit van 29 oktober 2021;3° het perceel mag tijdens de laatste vijf jaar voor de start van de verbintenis geen deel uitgemaakt hebben van een biologische productie-eenheid;4° het perceel in kwestie is in het kader van de biologische productiemethode aangemeld bij en staat onder controle van een controleorgaan biologische productie en etikettering biologische producten, en is niet gedeclasseerd als gevolg van een inbreuk tijdens de hoofdteelt;5° het perceel in kwestie bevindt zich op 30 april van het eerste jaar van de verbintenisperiode in de periode van omschakeling, vermeld in artikel 2, 16°, van het besluit van 29 oktober 2021. Als de verbintenis wordt afgesloten binnen een jaar nadat het perceel onder controle is komen te staan, geldt de verbintenis voor de volledige omschakelingsperiode. Als de verbintenis later wordt gesloten, geldt de verbintenis voor de periode vanaf het sluiten van de verbintenis tot en met het einde van de omschakelingsperiode.
Art. 18.Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° het perceel is in het kader van de biologische productiemethode aangemeld bij en staat onder controle van een controleorgaan biologische productie en etikettering biologische producten, en is niet gedeclasseerd als gevolg van een inbreuk tijdens de hoofdteelt;2° als de landbouwer de subsidie voor meerjarige fruitteelt voor hoogstammige fruitbomen of notenbomen aanvraagt, moet de fruitopbrengst van de hoogstammige fruitbomen en notenbomen, die meer dan vijf jaar voordien werden aangeplant, gecommercialiseerd worden. Bijkomend moeten de fruitbomen homogeen verspreid staan op het perceel en een dichtheid hebben van minstens vijftien bomen per hectare; 3° als de landbouwer de subsidie voor meerjarige fruitteelt voor laagstammige fruitbomen en heesters aanvraagt, moeten de fruitbomen een dichtheid hebben van minstens driehonderd bomen per hectare;4° de landbouwer heeft het perceel in eigen gebruik gedurende de volledige teeltperiode van de hoofdteelt;5° de landbouwer geeft het perceel jaarlijks aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet.
Art. 19.Als het bedrijf of een product van de landbouwer geschorst is overeenkomstig artikel 56, 8° en 9°, van het besluit van 29 oktober 2021, wordt geen subsidie toegekend volgens de volgende regeling: 1° als de duur van de schorsing korter is dan of gelijk is aan een kalenderjaar, wordt alleen geen subsidie toegekend voor het jaar waarin de schorsing begint;2° als de duur van de schorsing langer is dan een kalenderjaar, wordt geen subsidie toegekend voor alle jaren waarin de schorsing loopt.
Art. 20.De landbouwer die in aanmerking komt voor de subsidie, vermeld in artikel 3, eerste lid,1°, kan jaarlijks een bijkomende subsidie verkrijgen als het perceel in kwestie begraasd wordt. De subsidie bedraagt maximaal 100 euro per hectare.
Om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in het eerste lid, moet voldaan zijn aan de volgende twee voorwaarden: 1° de veebezetting, die berekend wordt over de totale oppervlakte van de percelen waarvoor een subsidie voor bijkomende begrazing wordt aangevraagd overeenkomstig het eerste lid en artikel 28, eerste lid, mag op elk moment niet hoger zijn dan maximaal twee grootvee-eenheden per hectare.De grootvee-eenheden worden berekend als vermeld in punt 12 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2290 van de Commissie van 21 december 2021 tot vaststelling van regels voor de berekeningsmethoden voor de gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren die zijn opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013; 2° de landbouwer moet gedurende het volledige kalenderjaar in kwestie beschikken over een actief veebeslag voor herkauwers in Sanitel. De minister kan bijkomende voorwaarden bepalen voor de begrazing, vermeld in het eerste lid. HOOFDSTUK 2. - De toepassing van de biologische productiemethode Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 21.Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van een jaar.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, wordt gesloten voor alle percelen van de landbouwer die in het kader van de biologische productiemethode aangemeld zijn bij en onder controle staan van een erkend controleorgaan en die in het Vlaamse Gewest liggen, en alle percelen van de landbouwer die in het kader van de biologische productiemethode aangemeld zijn bij en onder controle staan van een erkend controleorgaan en die in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest liggen, met uitzondering van de percelen waarop een verbintenis tot voortzetting van de biologische productiemethode als vermeld in artikel 2, eerste lid, 2°, van het besluit van 4 juli 2014, van toepassing is. Afdeling 2. - De voorwaarden
Art. 22.De landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, een subsidie verkrijgen voor de toepassing van de biologische productiemethode.
De subsidie, vermeld in het eerste lid, wordt op de volgende wijze berekend: 1° een bedrag van maximaal 200 euro per hectare voor de eerste 5 hectare;2° een bedrag van maximaal 100 euro per hectare voor de volgende 70 hectare;3° een bedrag van maximaal 50 euro per hectare voor de volgende hectaren.
Art. 23.Om een verbintenis te kunnen sluiten als vermeld in artikel 21, moet voldaan zijn aan al de volgende voorwaarden: 1° de landbouwer is aangesloten bij een controleorgaan biologische productie en etikettering biologische producten;2° de landbouwer heeft zijn activiteit voorafgaand en uiterlijk op 30 april van het jaar waarin de verbintenis wordt gesloten, gemeld bij de bevoegde entiteit overeenkomstig artikel 13 van het besluit van 29 oktober 2021;3° de percelen in kwestie zijn in het kader van de biologische productiemethode aangemeld bij en staan onder controle van een controleorgaan biologische productie en etikettering biologische producten, en zijn niet gedeclasseerd als gevolg van een inbreuk tijdens de hoofdteelt;4° de percelen in kwestie bevinden zich op 30 april van het jaar waarin de verbintenis wordt gesloten niet in de periode van omschakeling, vermeld in artikel 2, 16°, van het besluit van 29 oktober 2021. De verbintenis kan niet worden gesloten voor de percelen waarop een verbintenis tot voortzetting van de biologische productiemethode als vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, van het besluit van 4 juli 2014, van toepassing is.
Art. 24.Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de percelen in kwestie zijn in het kader van de biologische productiemethode aangemeld bij en staan onder controle van een erkend controleorgaan, en zijn niet gedeclasseerd als gevolg van een inbreuk tijdens de hoofdteelt;2° als de landbouwer de subsidie voor meerjarige fruitteelt voor hoogstammige fruitbomen of notenbomen aanvraagt, moet de fruitopbrengst van de hoogstammige fruitbomen en notenbomen die meer dan vijf jaar voordien werden aangeplant, gecommercialiseerd worden. Bijkomend moeten de fruitbomen homogeen verspreid staan op het perceel en een dichtheid hebben van minstens vijftien bomen per hectare; 3° als de landbouwer de subsidie voor meerjarige fruitteelt voor laagstammige fruitbomen en heesters aanvraagt, moeten de fruitbomen een dichtheid hebben van minstens driehonderd bomen per hectare;4° de landbouwer heeft minstens een betalingsrecht geactiveerd overeenkomstig artikel 20 van het besluit van 21 april 2023;5° de landbouwer heeft de percelen in kwestie in eigen gebruik gedurende de volledige teeltperiode van de hoofdteelt;6° de landbouwer geeft het perceel aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet.
Art. 25.Als het bedrijf of een product van de landbouwer geschorst is overeenkomstig artikel 56, 8° en 9°, van het besluit van 29 oktober 2021, wordt geen subsidie toegekend volgens de volgende regeling: 1° als de duur van de schorsing korter is dan of gelijk is aan een kalenderjaar, wordt alleen geen subsidie toegekend voor het jaar waarin de schorsing begint;2° als de duur van de schorsing langer dan een kalenderjaar is, wordt geen subsidie toegekend voor alle jaren waarin de schorsing loopt. HOOFDSTUK 3. - Het ecologische beheer van grasland Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 26.Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 3°, gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van een jaar.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, wordt afgesloten per perceel. Afdeling 2. - De voorwaarden
Art. 27.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 3°, een subsidie verkrijgen voor het ecologische beheer van een perceel grasland. De subsidie bedraagt 300 euro per hectare. § 2. Om een verbintenis te kunnen sluiten voor de maatregel, vermeld in paragraaf 1, moet het perceel in kwestie een perceel grasland zijn. § 3. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de teelt wordt aangehouden zonder ploegen op het volledige perceel en gedurende de volledige verbintenistermijn;2° op het perceel in kwestie worden geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt gedurende de volledige verbintenistermijn, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van akkerdistel;3° op het perceel in kwestie worden geen kunstmeststoffen gebruikt gedurende de volledige verbintenistermijn;4° het is geen perceel waarop een derogatie wordt aangevraagd als vermeld in hoofdstuk 5 van de VLAREME van 28 oktober 2016;5° het perceel in kwestie heeft een oppervlakte van minstens 0,30 hectare;6° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de volledige verbintenistermijn;7° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet.
Art. 28.De landbouwer die in aanmerking komt voor de subsidie, vermeld in artikel 3, eerste lid, 3°, kan een bijkomende subsidie verkrijgen als het perceel in kwestie begraasd wordt. De subsidie bedraagt maximaal 100 euro per hectare.
Om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in het eerste lid, moet voldaan zijn aan de volgende twee voorwaarden: 1° de veebezetting, die berekend wordt over de totale oppervlakte van de percelen waarvoor een subsidie voor bijkomende begrazing wordt aangevraagd overeenkomstig het eerste lid en artikel 20, eerste lid, mag op elk moment niet hoger zijn dan maximaal twee grootvee-eenheden per hectare.De grootvee-eenheden worden berekend als vermeld in punt 12 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2290 van de Commissie van 21 december 2021 tot vaststelling van regels voor de berekeningsmethoden voor de gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren die zijn opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013; 2° de landbouwer moet gedurende het volledige kalenderjaar in kwestie beschikken over een actief veebeslag voor herkauwers in Sanitel. De minister kan bijkomende voorwaarden bepalen voor de begrazing, vermeld in het eerste lid. HOOFDSTUK 4. - De omzetting van tijdelijk grasland in blijvend grasland Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 29.Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 4°, gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van vijf jaar.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, wordt afgesloten per perceel. Afdeling 2. - De voorwaarden
Art. 30.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 4°, afhankelijk van de kredieten op de begroting van het Vlaamse Gewest die daarvoor goedgekeurd zijn, jaarlijks een subsidie verkrijgen voor de omzetting van een perceel tijdelijk grasland in blijvend grasland. De subsidie bedraagt maximaal 325 euro per hectare. § 2. Om een verbintenis te kunnen sluiten als vermeld in artikel 29, moet het perceel in kwestie aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° in het jaar van de verbintenisaanvraag en in de vier jaar die voorafgaan aan dat jaar, als een perceel grasland aangegeven zijn in de verzamelaanvraag;2° in het vijfde jaar dat voorafgaat aan dat jaar, niet als een perceel grasland aangegeven zijn in de verzamelaanvraag;3° in de periode, vermeld in punt 1°, niet geploegd en opnieuw ingezaaid zijn. § 3. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° het perceel wordt niet geploegd en opnieuw ingezaaid;2° de bestaande percelen blijvend grasland in gebruik bij de landbouwer in het jaar voorafgaand aan de betalingsaanvraag of in het jaar van de betalingsaanvraag, die in het Vlaamse Gewest liggen, moeten behouden blijven als blijvend grasland;3° het perceel in kwestie heeft een oppervlakte van minstens 0,30 hectare;4° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de voor-, hoofd- en nateelt;5° de landbouwer geeft het perceel in kwestie jaarlijks aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. HOOFDSTUK 5. - Het behoud van meerjarig grasland Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 31.Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 5°, gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van een jaar.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, wordt gesloten per perceel, dat moet voldoen aan al de volgende voorwaarden: 1° er is geen scheurverbod of verbod op wijziging van vegetatie of vergunningsplicht voor vegetatiewijziging op van toepassing;2° het perceel grasland is in het jaar van de verbintenisaanvraag en minstens in de negen jaar die voorafgaan aan dat jaar, als een perceel grasland aangegeven in de verzamelaanvraag;3° het perceel in kwestie is in het jaar van de verbintenisaanvraag en in de zes jaar die voorafgaan aan dat jaar, niet geploegd en opnieuw ingezaaid. Afdeling 2. - De voorwaarden
Art. 32.Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 5°, een subsidie verkrijgen voor het behoud van een perceel grasland. De subsidie bedraagt 115 euro per hectare.
In afwijking van het eerste lid, bedraagt de subsidie 145 euro per hectare als het perceel grasland in kwestie minstens in de veertien jaar die voorafgaan aan het jaar van de verbintenisaanvraag, als een perceel grasland aangegeven is in de verzamelaanvraag.
Art. 33.Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 32, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de bestaande percelen blijvend grasland van de landbouwer, die in het Vlaamse Gewest liggen en de bestaande percelen blijvend grasland van de landbouwer, die in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest liggen, moeten behouden blijven als blijvend grasland;2° op het perceel in kwestie is geen ploegverbod of verbod op wijziging van vegetatie of vergunningsplicht voor vegetatiewijziging van toepassing;3° het perceel in kwestie heeft een oppervlakte van minstens 0,30 hectare;4° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de voor-, hoofd- en nateelt;5° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. HOOFDSTUK 6. - De inzaai van eenjarige milieu-, biodiversiteitsvriendelijke of klimaatbestendige teelten Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 34.Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 6°, gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van een jaar.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, wordt gesloten per perceel. Afdeling 2. - De voorwaarden
Onderafdeling 1. - Eenjarige eiwitteelten
Art. 35.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 6°, a), een subsidie verkrijgen voor de inzaai van eenjarige eiwitteelten als hoofdteelt. De subsidie bedraagt 600 euro per hectare. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de eiwitteelten worden als hoofdteelt ingezaaid;2° als het gaat om mengteelten, moeten de vlinderbloemigen op elk ogenblik van de verbintenistermijn zichtbaar aanwezig zijn;3° het perceel in kwestie is in het jaar van de verbintenisaanvraag en in de twee jaar die voorafgaan aan dat jaar, als bouwland of blijvende teelt aangegeven in de verzamelaanvraag;4° het perceel in kwestie heeft een oppervlakte van minstens 0,30 hectare;5° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofdteelt;6° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 3. De minister bepaalt welke eenjarige eiwitteelten in aanmerking komen voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, en kan de zaaidichtheid, de samenstelling van mengteelten, de teelttechnische voorwaarden en de voorwaarden voor het beheer bepalen.
Onderafdeling 2. - Eenjarige teelten met een positieve impact op het milieu, het klimaat of de biodiversiteit
Art. 36.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 6°, b, een subsidie verkrijgen voor de inzaai van bepaalde eenjarige teelten met een positieve impact op het milieu, het klimaat of de biodiversiteit als hoofdteelt. De subsidie bedraagt 230 euro per hectare voor de teelten die geoogst worden en 600 euro per hectare voor de teelten die niet geoogst worden. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de teelten worden als hoofdteelt ingezaaid;2° het perceel is in het jaar van de verbintenisaanvraag en in de twee jaar die voorafgaan aan dat jaar, als bouwland of blijvende teelt aangegeven in de verzamelaanvraag;3° het perceel in kwestie heeft een oppervlakte van minstens 0,30 hectare;4° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofdteelt;5° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 3. De minister bepaalt welke eenjarige teelten met een positieve impact op het milieu, het klimaat of de biodiversiteit in aanmerking komen voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, en kan de teelttechnische voorwaarden, de plantdichtheid, de samenstelling en de voorwaarden voor het beheer bepalen.
Onderafdeling 3. - Eenjarige faunavriendelijke teelten
Art. 37.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 6°, c), 1), een subsidie verkrijgen voor de inzaai van zomergraan als hoofdteelt. De subsidie bedraagt 350 euro per hectare. § 2. De landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden 1° de teelten worden als hoofdteelt ingezaaid;2° het perceel in kwestie ligt in een gebied dat is aangewezen als beheergebied voor de beheerdoelstelling soortenbescherming overeenkomstig artikel 18, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering tot het verlenen van subsidies voor beheerovereenkomsten die worden gefinancierd via het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, voor de soorten `akkervogel', `grauwe kiekendief' of `hamster';3° het perceel is in het jaar van de verbintenisaanvraag en in de twee jaar die voorafgaan aan dat jaar, als bouwland of blijvende teelt aangegeven in de verzamelaanvraag;4° het perceel in kwestie heeft een oppervlakte van minstens 0,30 hectare;5° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofdteelt;6° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 3. De minister bepaalt welke zomergranen in aanmerking komen voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, en kan de teelttechnische voorwaarden, de zaaidichtheid, de samenstelling en de voorwaarden voor het beheer bepalen.
Art. 38.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 6°, c), 2), een subsidie verkrijgen voor de inzaai van een faunamengsel als hoofdteelt. De subsidie bedraagt 1.500 euro per hectare. § 2. De landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de teelt wordt als hoofdteelt ingezaaid;2° er worden geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt op de teelt;3° het perceel is in het jaar van de verbintenisaanvraag en in de twee jaar die voorafgaan aan dat jaar, als bouwland of blijvende teelt aangegeven in de verzamelaanvraag;4° het perceel in kwestie heeft een oppervlakte van minstens 0,30 hectare;5° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofdteelt;6° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 3. De minister bepaalt de samenstelling van het faunamengsel, vermeld in de eerste paragraaf, en kan de teelttechnische voorwaarden, de zaaidichtheid, de samenstelling en de voorwaarden voor het beheer bepalen.
Art. 39.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 6°, c),3), een subsidie ontvangen voor het aanleggen en langer aanhouden van voorjaarsbraak. De subsidie bedraagt 350 euro per hectare. § 2. De landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in de eerste paragraaf, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° het perceel is in het jaar van de verbintenisaanvraag en in de twee jaar die voorafgaan aan dat jaar, als bouwland of blijvende teelt aangegeven in de verzamelaanvraag;2° de voorteelt op het perceel in kwestie is braak;3° op het perceel in kwestie wordt nadien een hoofdteelt ingezaaid;4° het perceel in kwestie heeft een oppervlakte van minstens 0,30 hectare;5° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofdteelt;6° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 3. De minister bepaalt tot wanneer het perceel braak moet worden gehouden zoals vermeld in paragraaf 2, 2°, en kan de teelttechnische voorwaarden, de zaaidichtheid, de samenstelling en de voorwaarden voor het beheer bepalen.
Onderafdeling 4. - Eenjarige faunavriendelijke nateelten
Art. 40.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 6°, d), een subsidie verkrijgen voor de inzaai van eenjarige faunavriendelijke nateelten. De subsidie bedraagt 60 euro per hectare. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° een vroeg afrijpende variant van Japanse haver of een mengsel met Japanse haver wordt ingezaaid als nateelt;2° het perceel in kwestie ligt in een gebied dat is aangewezen als beheergebied voor de beheerdoelstelling soortenbescherming overeenkomstig artikel 18, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering tot het verlenen van subsidies voor beheerovereenkomsten die worden gefinancierd via het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, voor de soorten `akkervogel', `grauwe kiekendief' of `hamster';3° het perceel is in het jaar van de verbintenisaanvraag en in de twee jaar die voorafgaan aan dat jaar, als bouwland of blijvende teelt aangegeven in de verzamelaanvraag;4° het perceel in kwestie heeft een oppervlakte van minstens 0,30 hectare;5° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofd- en nateelt;6° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 3. De minister kan bepalen welke vroeg afrijpende varianten in aanmerking komen voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, en kan de teelttechnische voorwaarden, de zaaidichtheid, de samenstelling van de mengsels met Japanse haver als vermeld in paragraaf 2, 1°, en de voorwaarden voor het beheer bepalen. HOOFDSTUK 7. - De inzaai van meerjarige milieu-, biodiversiteitsvriendelijke of klimaatbestendige teelten Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 41.§ 1. Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 7°, a), gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van twee jaar. De verbintenis kan met een jaar verlengd worden. Die verlenging wordt aangevraagd via de verzamelaanvraag in het jaar van de verlenging. § 2. Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 7°, b) gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van vijf jaar. § 3. De verbintenis, vermeld in paragraaf 1 en 2, wordt afgesloten per perceel. § 4. Voor een perceel waarop een verbintenis als vermeld in artikel 3, eerste lid, 7°, a), 1) of 2) is uitgevoerd, kan in de twee jaar na het einde van die verbintenistermijn geen nieuwe verbintenis voor een van deze twee maatregelen worden gesloten. Afdeling 2. - De voorwaarden
Onderafdeling 1. - Meerjarige eiwitteelten
Art. 42.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 7°, a), 1), afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten, jaarlijks een subsidie verkrijgen voor de inzaai van vlinderbloemigen als hoofdteelt. De subsidie bedraagt maximaal 230 euro per hectare. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, op voorwaarde dat de vlinderbloemige duidelijk zichtbaar aanwezig is en blijft. § 3. De minister bepaalt welke vlinderbloemigen en welke mengsels met vlinderbloemigen in aanmerking komen voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, en kan de teelttechnische voorwaarden, de zaaidichtheid en de voorwaarden voor het beheer bepalen.
Art. 43.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 7°, a), 2), afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten, jaarlijks een subsidie verkrijgen voor de inzaai van een graskruidenmengsel als hoofdteelt. De subsidie bedraagt maximaal 350 euro per hectare. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als de kruiden en vlinderbloemigen op elk ogenblik zichtbaar aanwezig zijn. § 3. De minister bepaalt de samenstelling van het graskruidenmengsel, vermeld in paragraaf 1, de soorten die in aanmerking komen voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, en kan de teelttechnische voorwaarden, de zaaidichtheid, en de voorwaarden voor het beheer bepalen.
Art. 44.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 7°, a), 3), afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten, jaarlijks een subsidie verkrijgen voor de inzaai van luzerne met uitgestelde maaidatum als hoofdteelt. De subsidie bedraagt maximaal 600 euro per hectare. § 2. Voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, geldt als voorwaarde dat het perceel in een gebied ligt dat is aangewezen als beheergebied voor de beheerdoelstelling soortenbescherming overeenkomstig artikel 18, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering tot het verlenen van subsidies voor beheerovereenkomsten die worden gefinancierd via het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, voor de soorten `akkervogel', `grauwe kiekendief' of `hamster'. § 3. De minister kan de teelttechnische voorwaarden, de zaaidichtheid, de samenstelling, en de voorwaarden voor de inzaai en het beheer bepalen.
Art. 45.Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 42 tot en met 44, als gedurende de volledige verbintenistermijn aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° het perceel in kwestie is in het jaar van de verbintenisaanvraag en in de twee jaar die voorafgaan aan dat jaar, als bouwland of blijvende teelt aangegeven in de verzamelaanvraag;2° de teelt in kwestie wordt ingezaaid vanaf het najaar dat voorafgaat aan het jaar van de verbintenisaanvraag.Het doorzaaien van een perceel grasland is niet toegestaan. De teelt wordt aangehouden gedurende de verbintenistermijn, behalve op percelen in polders en duinen, waar de teelt aangehouden moet worden tot minstens 15 oktober van het laatste jaar van de verbintenis; 3° herinzaai is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke melding bij de bevoegde entiteit.De herinzaai moet gebeuren binnen twee weken na het omploegen; 4° het perceel in kwestie heeft een oppervlakte van minstens 0,30 hectare;5° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de voor-, hoofd- en nateelt;6° de landbouwer geeft het perceel in kwestie jaarlijks aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. Onderafdeling 2. - Meerjarige teelten met een positieve impact op het milieu, het klimaat of de biodiversiteit
Art. 46.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 7°, b), afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten, jaarlijks een subsidie verkrijgen voor de inzaai van meerjarige teelten met een positieve impact op het milieu, het klimaat of de biodiversiteit als hoofdteelt. De subsidie bedraagt maximaal 600 euro per hectare. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de volledige verbintenistermijn aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° het perceel in kwestie is in het jaar van de verbintenisaanvraag en de twee jaar die voorafgaand aan dat jaar, als bouwland of blijvende teelt aangegeven in de verzamelaanvraag;2° er wordt geen enkele vorm van bemesting toegepast gedurende de verbintenistermijn;3° de teelt in kwestie wordt aangehouden gedurende de verbintenistermijn;4° het perceel in kwestie heeft een oppervlakte van minstens 0,30 hectare;5° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de voor-, hoofd- en nateelt;6° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 3. De minister bepaalt welke meerjarige teelten met een positieve impact op het milieu, het klimaat of de biodiversiteit in aanmerking komen voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, en kan de teelttechnische voorwaarden, de plantdichtheid, de samenstelling en de voorwaarden voor het beheer bepalen. HOOFDSTUK 8. - De verstrekking van veevoeder met een methaanreducerend effect aan rundvee door toevoeging van een additief of voedermiddel Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 47.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder: 1° runderen van het rastype melk: runderen van matige tot geringe bevleesdheid;2° runderen van het rastype vlees: runderen van superieure tot goede bevleesdheid. § 2. Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 8°, gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van een jaar, met uitzondering van de verbintenis die start op 31 mei 2023 conform artikel 10, derde lid.
Art. 48.Als de landbouwer een verbintenis afsluit voor een van de maatregelen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8°, a), is de verbintenis van toepassing op uitsluitend runderen van het rastype melk van ieder actief rundveebeslag dat aan de landbouwer toebehoort, en waarbij het adres van dat beslag in het Vlaamse Gewest of Brussels Hoofdstedelijk Gewest ligt. Hij geeft in de verzamelaanvraag aan voor welke voedermaatregel, vermeld in punt 1) tot en met 5) van dat artikel, de verbintenis wordt afgesloten.
De landbouwer leeft in dat geval de verbintenis na voor de volgende dieren, die in de loop van de verbintenistermijn aanwezig zijn op zijn bedrijf: 1° alle runderen, vermeld in het eerste lid, die gekalfd hebben in een periode van maximaal 354 dagen voor de start van de verbintenistermijn, als een verbintenis wordt aangegaan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8° a), 1) en 2);2° alle runderen, vermeld in het eerste lid, die gekalfd hebben in een periode van maximaal 199 dagen voor de start van de verbintenistermijn, als een verbintenis wordt aangegaan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8°, a), 3) tot en met 5);3° alle runderen, vermeld in het eerste lid, die in het verbintenisjaar kalven. De minister kan de combinatiemogelijkheden van de maatregelen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8°, a), en de modaliteiten daarvan bepalen.
Als er geen combinatiemogelijkheden zijn bepaald, kan slechts één van de maatregelen toegepast worden op het bedrijf.
Art. 49.Als de landbouwer een verbintenis afsluit voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8°, b), is de verbintenis van toepassing op uitsluitend runderen van het rastype vlees van ieder actief rundveebeslag dat aan de landbouwer toebehoort, en waarbij het adres van dat beslag in het Vlaamse Gewest of Brussels Hoofdstedelijk Gewest ligt.
De landbouwer leeft in dat geval de verbintenis na voor alle runderen, vermeld in het eerste lid, vanaf de leeftijd van zes maanden, die in de loop van het verbintenisjaar aanwezig zijn op zijn bedrijf. Afdeling 2. - De voorwaarden voor melk- en vleesvee
Art. 50.Om in aanmerking te komen voor de subsidie voor een maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8°, moeten de runderen waarop de verbintenis betrekking heeft: 1° gedurende de hele verbintenistermijn geïdentificeerd en geregistreerd zijn conform het koninklijk besluit van 20 mei 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 23/06/2022 numac 2022032282 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 08/07/2022 numac 2022032313 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot bepaling van de modaliteiten van de vereenvoudigde administratieve procedure van betaling van geldboetes ingesteld door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 30/06/2022 numac 2022032326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten;2° aanwezig zijn op een van de plaatsen die aangegeven zijn in de laatste verzamelaanvraag van de landbouwer. Om in aanmerking te komen voor de subsidie voor een maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8°, a), moet voldaan zijn al de volgende voorwaarden: 1° de runderen waarop de verbintenis betrekking heeft moeten in Sanitel geregistreerd zijn als rastype melk;2° alle kalveren, die zijn voorgebracht door de runderen als vermeld in artikel 48, tweede lid, en waarop de verbintenis betrekking heeft in het verbintenisjaar, moeten tijdig geïdentificeerd en in Sanitel geregistreerd zijn. Om in aanmerking te komen voor de subsidie voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8°, b), moeten de runderen waarop de verbintenis betrekking heeft in Sanitel geregistreerd zijn als rastype vlees of als rastype gemengd. Afdeling 3. - De voorwaarden voor het veevoeder voor melkvee
Onderafdeling 1. - Toevoeging van nitraat
Art. 51.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder toedieningsperiode: een termijn van 355 opeenvolgende dagen vanaf de kalvingsdatum. § 2. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8°, a), 1), een subsidie verkrijgen voor de toevoeging van nitraat aan het verstrekte veevoeder voor ieder dier waarop de verbintenis betrekking heeft. De subsidie bedraagt 4 cent per dier voor iedere dag van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn valt en waarop de voormelde maatregel wordt nageleefd. § 3. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 2, als gedurende de volledige verbintenistermijn nitraat wordt toegevoegd aan het veevoeder.
De voorwaarden, vermeld in het eerste lid, worden voor ieder dier waarop de verbintenis betrekking heeft, nageleefd op alle dagen van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn vallen. § 4. De minister bepaalt de hoeveelheid nitraat die wordt toegevoegd aan het veevoeder, vermeld in paragraaf 3.
Onderafdeling 2. - Toevoeging van 3-nitro-oxypropanol
Art. 52.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder toedieningsperiode: een termijn van 355 opeenvolgende dagen vanaf de kalvingsdatum. § 2. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8°, a), 2), een subsidie verkrijgen voor de toevoeging van 3-nitro-oxypropanol aan het verstrekte veevoeder voor ieder dier waarop de verbintenis betrekking heeft. De subsidie bedraagt 7 cent per dier voor iedere dag van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn valt en waarop de voormelde maatregel wordt nageleefd. § 3. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 2, als voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° er wordt 3-nitro-oxypropanol toegevoegd aan het veevoeder;2° de dieren hebben gedurende de volledige dag toegang tot het rantsoen waarin de 3-nitro-oxypropanol aanwezig is. De voorwaarden, vermeld in het eerste lid, worden voor ieder dier waarop de verbintenis betrekking heeft, nageleefd op alle dagen van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn vallen. § 4. De minister bepaalt de hoeveelheid 3-nitro-oxypropanol die wordt toegevoegd aan het veevoeder, vermeld in paragraaf 3.
Onderafdeling 3. - Toevoeging van koolzaadschroot in combinatie met bierdraf
Art. 53.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder toedieningsperiode: een termijn van tweehonderd opeenvolgende dagen vanaf de kalvingsdatum. § 2. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8°, a), 3), een subsidie verkrijgen voor de toevoeging van koolzaadschroot in combinatie met bierdraf aan het verstrekte veevoeder voor de dieren waarop de verbintenis betrekking heeft. De subsidie bedraagt 8 cent per dier voor iedere dag van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn valt en waarop de voormelde maatregel wordt nageleefd. § 3. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 2, als aan het veevoeder koolzaadschroot in combinatie met bierdraf wordt toegevoegd.
De voorwaarde, vermeld in het eerste lid, wordt voor ieder dier waarop de verbintenis betrekking heeft, nageleefd op alle dagen van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn vallen. § 4. De minister bepaalt aan welke samenstelling het veevoeder moet voldoen, na toevoeging van het koolzaadschroot en bierdraf, vermeld in paragraaf 3.
Onderafdeling 4. - Toevoeging van geëxtrudeerd of geëxpandeerd lijnzaad
Art. 54.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder toedieningsperiode: een termijn van tweehonderd opeenvolgende dagen vanaf de kalvingsdatum. § 2. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8°, a), 4), een subsidie verkrijgen voor de toevoeging van geëxtrudeerd of geëxpandeerd lijnzaad aan het verstrekte veevoeder voor de dieren waarop de verbintenis betrekking heeft. De subsidie bedraagt 8 cent per dier voor iedere dag van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn valt en waarop de voormelde maatregel wordt nageleefd. § 3. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 2, als aan het veevoeder geëxtrudeerd of geëxpandeerd lijnzaad wordt toegevoegd.
De voorwaarde, vermeld in het eerste lid, wordt voor ieder dier waarop de verbintenis betrekking heeft, nageleefd op alle dagen van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn vallen. § 4. De minister bepaalt aan welke samenstelling het veevoeder moet voldoen, na toevoeging van het geëxtrudeerde of geëxpandeerde lijnzaad, vermeld in paragraaf 3.
Onderafdeling 5. - Toevoeging van koolzaadvet
Art. 55.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder toedieningsperiode: een termijn van tweehonderd opeenvolgende dagen vanaf de kalvingsdatum. § 2. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8°, a), 5), een subsidie verkrijgen voor de toevoeging van koolzaadvet aan het verstrekte veevoeder voor de dieren waarop de verbintenis betrekking heeft. De subsidie bedraagt 8 cent per dier voor iedere dag van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn valt en waarop de voormelde maatregel wordt nageleefd. § 3. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 2, als aan het veevoeder koolzaadvet wordt toegevoegd.
De voorwaarde, vermeld in het eerste lid, wordt voor ieder dier waarop de verbintenis betrekking heeft, nageleefd op alle dagen van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn vallen. § 4. De minister bepaalt de hoeveelheid koolzaadvet die wordt toegevoegd aan het veevoeder, vermeld in paragraaf 3. Afdeling 4. - De voorwaarden voor het veevoeder voor vleesvee
Onderafdeling 1. - Toevoeging van nitraat
Art. 56.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder toedieningsperiode: alle dagen vanaf dat het dier de leeftijd van zes maanden bereikt. § 2. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 8°, b), een subsidie verkrijgen voor de toevoeging van nitraat aan het verstrekte veevoeder voor ieder dier waarop de verbintenis betrekking heeft. De subsidie bedraagt 4 eurocent per dier voor iedere dag van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn valt en waarop de voormelde maatregel wordt nageleefd. § 3. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 2, als gedurende de volledige verbintenistermijn nitraat wordt toegevoegd aan het veevoeder.
De voorwaarden, vermeld in het eerste lid, worden voor ieder dier waarop de verbintenis betrekking heeft, nageleefd op alle dagen van de toedieningsperiode die binnen de verbintenistermijn vallen. § 4. De minister bepaalt de hoeveelheid nitraat die wordt toegevoegd aan het veevoeder, vermeld in paragraaf 3. HOOFDSTUK 9. - De aanleg en het onderhoud van een meerjarige bloemenstrook in de fruitteelt Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 57.Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 9°, gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van vijf jaar.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, wordt gesloten per perceel. Afdeling 2. - De voorwaarden
Onderafdeling 1. - De aanleg en het onderhoud van een meerjarige bloemenstrook tussen de fruitbomen
Art. 58.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 9°, a), afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten, jaarlijks een subsidie verkrijgen voor de aanleg en het onderhoud van een meerjarige bloemenstrook tussen de fruitbomen. De subsidie bedraagt maximaal 82 euro per hectare fruitboomgaard. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° op het volledige perceel in kwestie bevindt zich een laag- of een halfstamfruitboomgaard.Percelen waarop geen of slechts gedeeltelijk een fruitboomgaard aanwezig is, komen niet in aanmerking voor de subsidie; 2° op het perceel in kwestie wordt tussen de fruitbomen een bloemenmengsel ingezaaid, minstens om de drie bomenrijen;3° op elk ogenblik van de verbintenistermijn zijn bloeiende plantensoorten aanwezig;4° de bloemenstrook wordt gemaaid bij de opstart om ongewenste onkruiden te voorkomen en gedurende de verbintenistermijn om de groei en de bloei van de gewenste kruiden te stimuleren;5° er worden geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt op de bloemenstrook;6° het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de fruitbomen is alleen toegelaten als dat strikt noodzakelijk is en als voldaan is aan de volgende voorwaarden: a) tijdens de bloei van de bloemen worden geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt die schadelijk zijn voor bijen. Bespuiting kan alleen 's nachts of 's ochtends, als de bijen niet actief zijn; b) de toepasselijke IPM-voorschriften worden gevolgd.c) alleen selectieve gewasbeschermingsmiddelen die onschadelijk zijn voor de nuttige insecten en voor andere niet-doel organismen, mogen gebruikt worden;d) de bloemenstrook wordt voorafgaandelijk gemaaid;e) er wordt een beroep gedaan op een begeleidingsdienst;7° het perceel in kwestie heeft een oppervlakte van minstens 0,30 hectare;8° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de voor-, hoofd- en nateelt;9° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 3. De minister bepaalt de samenstelling van het bloemenmengsel, vermeld in paragraaf 2, 2°, en kan de voorwaarden waaraan de begeleidingsdienst, vermeld in paragraaf 2, 6°, e), moet voldoen, de zaaidichtheid en de teelttechnische voorwaarden van de in te zaaien bloemenstrook, en de voorwaarden voor het beheer van de bloemenstrook en de fruitboomgaard bepalen.
Onderafdeling 2. - De aanleg en het onderhoud van een meerjarige bloemenstrook aan de rand van de fruitboomgaard
Art. 59.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 9°, b), afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten, jaarlijks een subsidie verkrijgen voor de aanleg en het onderhoud van een meerjarige bloemenstrook aan de rand van een fruitboomgaard. De subsidie bedraagt maximaal 10160 euro per aangelegde hectare bloemenstrook.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, wordt gesloten per bloemenstrook, die is aangelegd op de rand van een perceel waarop zich een fruitboomgaard bevindt. De strook wordt afgesplitst van dat oorspronkelijke perceel en als afzonderlijk perceel aangegeven in de verzamelaanvraag. De resterende oppervlakte van dat perceel wordt het aangrenzende perceel.
Om een verbintenis te kunnen sluiten, als vermeld in het eerste lid, moet aan de rand van het oorspronkelijke perceel waarop de fruitboomgaard zich bevindt, een rij fruitbomen gerooid worden voor de aanleg van de bloemenstrook of moet, bij de aanplant van een nieuwe fruitboomgaard, een rij fruitbomen minder aangeplant worden aan de rand van het oorspronkelijke perceel waar de bloemenstrook wordt aangelegd. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° op het aangrenzend perceel bevindt zich een laag- of een halfstamfruitboomgaard;2° de bloemenstrook wordt aangelegd aan de rand van de fruitboomgaard en heeft een minimale breedte van drie meter en maximale breedte van 6 meter;3° op elk ogenblik van de verbintenistermijn zijn bloeiende plantensoorten aanwezig;4° de bloemenstrook bestaat uit een bloemenmengsel, dat wordt ingezaaid in het jaar dat het jaar voorafgaat waarin de verbintenisaanvraag wordt ingediend;5° de bloemenstrook wordt gemaaid bij de opstart om ongewenste onkruiden te voorkomen, en gedurende de verbintenistermijn om de groei en de bloei van de gewenste kruiden te stimuleren;6° er worden geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt op de bloemenstrook;7° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de voor-, hoofd- en nateelt;8° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 3. De minister bepaalt de samenstelling van het bloemenmengsel, vermeld in paragraaf 2, 4°, en kan de zaaidichtheid en de teelttechnische voorwaarden van de in te zaaien bloemen, en de voorwaarden voor het beheer van de bloemenstrook en de fruitboomgaard bepalen. HOOFDSTUK 1 0. - Het behoud van lokale veerassen Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 60.Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 10°, gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van vijf jaar.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, heeft betrekking op ieder actief beslag van de diersoort waarvoor de verbintenis wordt aangegaan, dat aan de landbouwer toebehoort en waarbij het adres van dat beslag in het Vlaamse Gewest ligt. Afdeling 2. - De voorwaarden
Onderafdeling 1. - Lokale rundveerassen
Art. 61.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 10°, a), afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten, een jaarlijkse subsidie verkrijgen van: 1° maximaal 250 euro per dier voor het houden van minimaal 10 en maximaal 125 dieren van de volgende lokale rundveerassen: a) het rode ras;b) het wit-rode ras;c) het Belgische wit-blauwe dubbeldoelras;d) Kempens roodbont;2° maximaal 280 euro per dier voor het houden van minimaal 10 en maximaal 125 dieren van de lokale rundveerassen, vermeld in punt 1°, die onder melkproductieregistratie staan.De landbouwer komt pas voor de jaarlijkse subsidie in aanmerking als hij gedurende het verbintenisjaar in kwestie deelneemt aan de melkproductieregistratie.
In dat geval ontvangt hij alleen deze subsidie, en niet de subsidie als vermeld in punt 1°. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in de eerste paragraaf, als hij gedurende de verbintenistermijn minstens het aantal subsidiabele runderen houdt dat is vastgelegd in de verbintenis.
Een rund is subsidiabel als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° het dier is gedurende het hele verbintenisjaar geïdentificeerd en geregistreerd conform het koninklijk besluit van 20 mei 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 23/06/2022 numac 2022032282 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 08/07/2022 numac 2022032313 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot bepaling van de modaliteiten van de vereenvoudigde administratieve procedure van betaling van geldboetes ingesteld door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 30/06/2022 numac 2022032326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten;2° het dier is conform de voorwaarden, vermeld in het technisch reglement van het stamboek, als raszuiver fokdier ingeschreven in de hoofdsectie van het stamboek van een ras als vermeld in paragraaf 1, 1°, waarvoor een goedgekeurd fokprogramma wordt uitgevoerd als vermeld in artikel 13 van het besluit van 17 mei 2019;3° het dier is een vrouwelijk dier;4° het dier is minstens zes maanden oud op 1 januari van het verbintenisjaar of bij vervanging;5° het dier is aanwezig op een van de plaatsen die aangegeven zijn in de laatste verzamelaanvraag van de landbouwer. Onderafdeling 2. - Lokale schapen- en geitenrassen
Art. 62.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 10°, b) afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten, een subsidie verkrijgen van maximaal 40 euro per dier voor het houden van minimaal 10 en maximaal 500 dieren van de volgende lokale schapen- en geitenrassen: 1° Ardense voskop;2° Belgisch melkschaap;3° Entre-Sambre-et-Meuse ;4° houtlandschaap ;5° Kempens schaap;6° Lakens schaap;7° Mergellandschaap;8° Vlaams kuddeschaap;9° Vlaams schaap;10° Kempense geit;11° Vlaamse geit;12° Belgische hertegeit. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als hij gedurende de verbintenistermijn minstens het aantal subsidiabele schapen of geiten houdt dat is vastgelegd in de verbintenis.
Een schaap of geit is subsidiabel als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° het dier is gedurende het hele verbintenisjaar geïdentificeerd en geregistreerd conform het koninklijk besluit van 20 mei 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 23/06/2022 numac 2022032282 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 08/07/2022 numac 2022032313 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot bepaling van de modaliteiten van de vereenvoudigde administratieve procedure van betaling van geldboetes ingesteld door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 30/06/2022 numac 2022032326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten;2° het dier is tijdig en conform de voorwaarden, vermeld in het technisch reglement van het stamboek, als raszuiver fokdier ingeschreven in de hoofdsectie van het stamboek van een ras als vermeld in paragraaf 1 waarvoor een goedgekeurd fokprogramma wordt uitgevoerd als vermeld in artikel 13 van het besluit van 17 mei 2019;3° het maximum aantal subsidiabele dieren is het aantal bij de landbouwer geboren lammeren van de rassen, vermeld in paragraaf 1, dat in het stamboek is geregistreerd tussen 1 september van het jaar dat het verbintenisjaar voorafgaat, en 31 augustus van het verbintenisjaar;4° het dier is minstens één jaar oud op de uiterste indieningsdatum van de verzamelaanvraag of bij vervanging;5° het dier is aanwezig op een van de plaatsen die aangegeven zijn in de laatste verzamelaanvraag van de landbouwer. Onderafdeling 3. - Lokale varkensrassen
Art. 63.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 10°, c), afhankelijk van de beschikbare begrotingskredieten, een subsidie verkrijgen van maximaal 100 euro per dier voor het houden van minimaal 5 en maximaal 125 dieren van de volgende lokale varkensrassen: 1° Belgisch landras;2° Piétrain. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in de eerste paragraaf, als hij gedurende de verbintenistermijn minstens het aantal subsidiabele varkens houdt dat is vastgelegd in de verbintenis.
Een varken is subsidiabel als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° het dier is tijdig en conform de voorwaarden, vermeld in het technisch reglement van het stamboek, als raszuiver fokdier ingeschreven in de hoofdsectie van het stamboek van een ras als vermeld in paragraaf 1, waarvoor een goedgekeurd fokprogramma wordt uitgevoerd als vermeld in artikel 13 van het besluit van 17 mei 2019;2° het maximum aantal subsidiabele dieren is het aantal productieve zeugen van een ras als vermeld in paragraaf 1, dat in de hoofdsectie van het stamboek is geregistreerd en dat in het verbintenisjaar een correct geregistreerde worp heeft;3° het dier is minstens één jaar oud op de uiterste indieningsdatum van de verzamelaanvraag of bij vervanging;4° het dier is een vrouwelijk dier;5° het dier is aanwezig op een van de plaatsen die aangegeven zijn in de laatste verzamelaanvraag van de landbouwer. Onderafdeling 4. - Algemene bepalingen
Art. 64.Als bij ziekte of ongeval van een of meer dieren het vereiste aantal subsidiabele dieren binnen drie maanden opnieuw wordt verkregen, behoudt de landbouwer het recht op subsidie.
Art. 65.De administratieve controle van het aantal subsidiabele dieren gebeurt op basis van de gegevens die geregistreerd zijn door de stamboekvereniging in het kader van het goedgekeurd fokprogramma als vermeld in artikel 13 van het besluit van 17 mei 2019 voor een ras vermeld in artikel 61, § 1, 1°, artikel 62, § 1, en artikel 63, § 1, van dit besluit. HOOFDSTUK 1 1. - Het verhogen van het organischekoolstofgehalte van bouwland Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 66.§ 1. Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 11°, gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van een jaar. § 2. De verbintenis, vermeld in paragraaf 1, wordt gesloten per perceel bouwland. Dat perceel moet in het jaar van de verbintenisaanvraag en in de twee jaar die voorafgaan aan dat jaar, als bouwland aangegeven zijn in de verzamelaanvraag.
In afwijking van het eerste lid, wordt voor de maatregel het verhogen van het organischekoolstofgehalte via het teeltplan, vermeld in artikel 3, eerste lid, 11°, a), een verbintenis gesloten voor alle percelen bouwland als vermeld in het eerste lid, samen. Het betreft de percelen bouwland, vermeld in het eerste lid, die in het Vlaamse Gewest liggen, en de percelen bouwland, vermeld in het eerste lid, die in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest liggen. Als de totale oppervlakte van die percelen samen geen 0,50 hectare bedraagt, kan de verbintenis niet worden gesloten. § 2. De landbouwer die een verbintenis wil sluiten voor de maatregel de toevoeging van producten met een hoog koolstofgehalte, vermeld in artikel 3, eerste lid, 11°, b), moet een keuze maken uit een van de producten, waarvoor de verbintenis op het perceel wordt afgesloten.
Art. 67.De landbouwer kan voor een perceel maar een keer een subsidie ontvangen voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 11°, b), 3) in een periode van vijf jaar.
Art. 68.De landbouwer komt alleen in aanmerking voor de subsidie voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 11°, c), als hij op hetzelfde perceel ook een verbintenis aangaat voor een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 11°, a) of b), en aan de subsidievoorwaarden ervan voldoet. Hij moet voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 11°, c), ook een verbintenis sluiten.
Hij kan voor een perceel maar een keer een subsidie ontvangen voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 11°, c, in een periode van vijf jaar.
Art. 69.De maatregelen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 11°, a), b) en c), kunnen gecombineerd worden op een perceel. Afdeling 2. - De voorwaarden
Onderafdeling 1. - Het verhogen van het organischekoolstofgehalte via het teeltplan
Art. 70.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 11°, a), een subsidie ontvangen voor het verhogen van het organischekoolstofgehalte in de bodem van de percelen bouwland in kwestie, via de uitvoering van het teeltplan. § 2. De subsidie, vermeld in paragraaf 1, bedraagt voor de totale verbintenisoppervlakte: 1° 70 euro per hectare, als op alle percelen bouwland in kwestie in totaal gemiddeld 1250 kg organische koolstof wordt toegediend via het teeltplan;2° 100 euro per hectare, als op alle percelen bouwland in kwestie in totaal gemiddeld 1300 kg organische koolstof wordt toegediend via het teeltplan;3° 130 euro per hectare als op alle percelen bouwland in kwestie in totaal gemiddeld 1350 kg organische koolstof wordt toegediend via het teeltplan;4° 160 euro per hectare als op alle percelen bouwland in kwestie in totaal gemiddeld 1400 kg organische koolstof wordt toegediend via het teeltplan. § 3. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de gemiddelde toegediende hoeveelheid organische koolstof, die moet worden toegediend via het teeltplan op alle percelen bouwland in kwestie in totaal, bereikt een minimale waarde van 1250 kg per hectare;2° alle teelten die deel uitmaken van het teeltplan, zijn zichtbaar aanwezig tijdens de verwachte groeiperiode en zijn normaal ontwikkeld;3° de landbouwer heeft ieder perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofdteelt;4° de landbouwer geeft ieder perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. Onderafdeling 2. - De toevoeging van producten met een hoog koolstofgehalte
Art. 71.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 11°, b), 1), een subsidie ontvangen voor het gebruik van compost op het perceel in kwestie. De subsidie bedraagt 130 euro per hectare. § 2. De landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden voor het perceel in kwestie: 1° er wordt een minimale hoeveelheid van 10 ton compost per hectare op het perceel toegediend;2° de landbouwer heeft het perceel in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofdteelt;3° de landbouwer geeft het perceel aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 3. De minister kan voorwaarden bepalen waaraan de compost en de toediening ervan moeten voldoen.
Art. 72.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 11°, b), 2), een subsidie ontvangen voor het gebruik van stalmest op het perceel in kwestie. § 2. De subsidie, vermeld in paragraaf 1, bedraagt: 1° 60 euro per hectare voor 2023;2° 50 euro per hectare voor 2024;3° 50 euro per hectare voor 2025;4° 40 euro per hectare vanaf 2026. § 3. De landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° er wordt een minimale hoeveelheid van 10 ton stalmest per hectare op het perceel in kwestie toegediend;2° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofdteelt;3° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 4. De minister kan voorwaarden bepalen waaraan de stalmest en de toediening ervan moeten voldoen.
Art. 73.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 11°, b), 3), een subsidie ontvangen voor het gebruik van houtsnippers op het perceel in kwestie. De subsidie bedraagt 482 euro per hectare. § 2. De landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de houtsnippers zijn afkomstig van hagen, heggen en houtkanten van het eigen bedrijf, die in het verbintenisjaar zijn aangegeven in de verzamelaanvraag;2° de landbouwer beschikt over een grondstoffenverklaring als vermeld in artikel 3, § 1, eerste lid, 14°, van het decreet van 23 december 2011Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/12/2011 pub. 28/02/2012 numac 2012035118 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen sluiten betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen of een gelijkwaardig document, dat is afgeleverd door OVAM;3° er wordt een minimale hoeveelheid van 10 ton houtsnippers per hectare op het perceel in kwestie aangevoerd;4° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofdteelt;5° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 3. De minister kan voorwaarden bepalen waaraan de houtsnippers en de toediening ervan moeten voldoen.
Onderafdeling 3. - Het bereiken van de streefzone voor het organischekoolstofgehalte en de zuurtegraad van de bodem
Art. 74.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 11°, c), een subsidie ontvangen voor het bereiken van de streefzone voor het organischekoolstofgehalte en de streefzone voor de zuurtegraad van de bodem. De subsidie bedraagt 60 euro per hectare. § 2. De landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° het perceel in kwestie is in het jaar van de verbintenisaanvraag en in de twee jaar die de verbintenisaanvraag voorafgaan, als bouwland aangegeven in de verzamelaanvraag;2° op het perceel in kwestie wordt de streefzone voor het koolstofgehalte behaald;3° op het perceel in kwestie wordt de streefzone voor de bodemzuurtegraad behaald;4° de landbouwer heeft een bodemanalyse van het perceel uit het jaar van de verbintenisaanvraag, waaruit blijkt dat de streefzones, vermeld in punt 2° en 3°, behaald zijn.Deze analyse moet uitgevoerd worden door een laboratorium in de discipline bodem, deeldomein bodembescherming, erkend voor de desbetreffende monsternemingen en analyses volgens het VLAREL van 19 november 2010; 5° de landbouwer zorgt ervoor dat de bodemanalyse, vermeld in punt 4°, beschikbaar is via het bodempaspoort;6° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofdteelt;7° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. De minister bepaalt de streefzones voor het koolstofgehalte en de bodemzuurtegraad, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, en de datum waarop de bodemanalyse ten laatste beschikbaar moet zijn in het bodempaspoort en kan nadere regels vastleggen over hoe de streefzones bereikt moeten worden. HOOFDSTUK 1 2. - De aanleg van een bufferstrook Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 75.Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 12°, gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van een jaar.
Art. 76.De verbintenis, vermeld in artikel 75 wordt gesloten per bufferstrook, die is aangelegd op de rand van een perceel van de landbouwer die de verbintenis aangaat. De strook wordt afgesplitst van dat perceel. De resterende oppervlakte van dat perceel, wordt het aangrenzende perceel, en de strook wordt als afzonderlijk perceel aangegeven in de verzamelaanvraag. Afdeling 2. - De voorwaarden
Onderafdeling 1. - Grasbufferstrook in het kader van erosiebestrijding
Art. 77.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 12°, a), een subsidie verkrijgen voor een grasbufferstrook in het kader van erosiebestrijding. De subsidie bedraagt 1.025 euro per hectare aangelegde grasbufferstrook. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de grasbufferstrook bestaat uit een strook met gras.Het aangrenzende perceel is bouwland, en mag geen perceel grasland zijn.
De oppervlakte van de grasbufferstrook is kleiner dan de oppervlakte van dat aangrenzende perceel; 2° het perceel heeft een zeer hoge, een hoge, een medium, een lage of een zeer lage erosiegevoeligheid;3° de aanleg van de grasbufferstrook is niet verplicht in het kader van de erosiemaatregelen in de conditionaliteit;4° de landbouwer heeft de keuze uit de volgende twee mogelijkheden: a) een grasbufferstrook onderaan een afhellend gedeelte van een perceel bouwland, dat geen perceel grasland is;b) een grasbufferstrook als grasgang bij een perceel bouwland met een zonk of een droge vallei, dat geen perceel grasland is;5° de grasbufferstrook wordt in het najaar van het jaar dat het verbintenisjaar voorafgaat, ingezaaid of is dan aanwezig;6° de grasbufferstrook wordt aangehouden tot en met 31 december van het verbintenisjaar.Deze voorwaarde is niet verplicht als in die periode op de grasbufferstrook een winterteelt ingezaaid wordt of als de grasbufferstrook, opnieuw aangelegd wordt; 7° de grasbufferstrook in kwestie heeft een minimale breedte van 6 meter over de hele lengte van de strook, en heeft een maximale breedte van 24 meter op een perceel met een medium, een lage of een heel lage erosiegevoeligheid, en een minimale breedte van 9 meter en een maximale breedte van 30 meter op een perceel met een zeer hoge of een hoge erosiegevoeligheid;8° de grasbufferstrook wordt minstens een keer per jaar gemaaid;9° een ploegvoor of ploegwal die aanwezig is tussen het perceel bouwland en de grasstrook wordt genivelleerd, zodat afstromend water optimaal over de grasbufferstrook kan vloeien;10° de grasbufferstrook mag gebruikt worden als wendakker, op voorwaarde dat dat gebruik geen impact heeft op de functie van erosiebestrijding en de grasbufferstrook voldoende ontwikkeld is;11° op de grasbufferstrook mag een plantaardige dam aanwezig zijn;12° op de grasbufferstrook mogen er geen gewasbeschermingsmiddelen of bemesting worden toegepast;13° de landbouwer heeft de grasbufferstrook in gebruik gedurende de verbintenistermijn;14° de landbouwer geeft de grasbufferstrook als apart perceel aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 3. De minister kan bijkomende teelttechnische voorwaarden en voorwaarden voor beheer van de grasbufferstrook en het perceel bouwland bepalen.
Onderafdeling 2. - Grasbufferstrook langs kwetsbare landschapselementen
Art. 78.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder kwetsbaar landschapselement: de kleine landschapselementen, als vermeld in artikel 2, 6°, van het decreet van 21 oktober 1997Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/10/1997 pub. 10/01/1998 numac 1997036441 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu sluiten betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu. § 2. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 12°, b), een subsidie verkrijgen voor een grasbufferstrook langs een kwetsbaar landschapselement. De subsidie bedraagt 1025 euro per hectare aangelegde grasbufferstrook. § 3. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 2, als gedurende de verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de grasbufferstrook bestaat uit een strook met gras.Het aangrenzende perceel is bouwland, en mag geen perceel grasland zijn.
De oppervlakte van de grasbufferstrook is kleiner dan de oppervlakte van dat aangrenzende perceel; 2° de grasbufferstrook ligt langs een kwetsbaar landschapselement;3° de grasbufferstrook wordt in het najaar van het jaar dat het verbintenisjaar voorafgaat, ingezaaid of is dan aanwezig;4° de grasbufferstrook wordt aangehouden tot en met 31 december van het verbintenisjaar.Deze voorwaarde is niet verplicht als in die periode op de grasbufferstrook een winterteelt ingezaaid wordt of als de grasbufferstrook, opnieuw aangelegd wordt; 5° de grasbufferstrook in kwestie heeft een minimale breedte van 6 meter over de hele lengte van de strook, en heeft een maximale breedte van 12 meter.Daarop gelden de volgende uitzonderingen: a) als de grasbufferstrook onderaan een afhellend gedeelte van een perceel bouwland ligt met een medium, een lage of een heel lage erosiegevoeligheid, heeft de grasstrook een minimale breedte van 6 meter over de hele lengte van de strook met een maximale breedte van 24 meter;b) als de grasbufferstrook onderaan een afhellend gedeelte van een perceel bouwland ligt met een zeer hoge of een hoge erosiegevoeligheid, heeft de grasbufferstrook een minimale breedte van 9 meter en een maximale breedte van 30 meter;6° de grasbufferstrook wordt minstens een keer per jaar gemaaid;7° als de grasbufferstrook onderaan een afhellend gedeelte van een perceel bouwland ligt, wordt de ploegvoor of ploegwal die aanwezig is tussen het perceel bouwland en de grasstrook, genivelleerd, zodat afstromend water optimaal over de grasstrook kan vloeien;8° de grasbufferstrook mag gebruikt worden als wendakker, op voorwaarde dat dat gebruik geen impact heeft op de bufferende functie en de grasbufferstrook voldoende ontwikkeld is: 9° op de grasbufferstrook is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en bemesting niet toegestaan;10° als de grasbufferstrook onderaan een afhellend gedeelte van een perceel bouwland ligt, mag er een plantaardige dam op aanwezig zijn;11° de landbouwer heeft de grasbufferstrook in eigen gebruik gedurende de verbintenistermijn;12° de landbouwer geeft de grasbufferstrook als apart perceel aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. Voor de verbintenissen die worden afgesloten in 2023, geldt, als uitzondering op de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 3°, dat de grasbufferstrook moet ingezaaid worden voor 1 mei 2023. § 4. De minister kan bijkomende teelttechnische voorwaarden en voorwaarden voor het beheer van de grasbufferstrook en het perceel bouwland bepalen.
Onderafdeling 3. - Grasbufferstrook langs waterlopen
Art. 79.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 12°, c), een subsidie verkrijgen voor een grasbufferstrook langs een waterloop. De subsidie bedraagt 945 euro per hectare aangelegde grasbufferstrook. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de grasbufferstrook bestaat uit een strook met gras.Het aangrenzende perceel is bouwland, en mag geen perceel grasland zijn.
Het perceel mag geen perceel zijn met een zeer hoge of een hoge erosiegevoeligheid. De oppervlakte van de grasbufferstrook is kleiner dan de oppervlakte van het aangrenzende perceel; 2° de grasbufferstrook ligt langs een waterloop;3° de grasbufferstrook ligt niet langs een perceel bouwland met een zeer hoge of een hoge erosiegevoeligheid;4° de grasbufferstrook wordt in het najaar van het jaar dat het verbintenisjaar voorafgaat, ingezaaid of is dan aanwezig;5° de grasbufferstrook wordt aangehouden tot en met 31 december van het verbintenisjaar.Deze voorwaarde is niet verplicht als in die periode op de grasbufferstrook een winterteelt ingezaaid wordt of als de grasbufferstrook, opnieuw aangelegd wordt; 6° de grasbufferstrook heeft een minimale breedte van 3 meter en een maximale breedte van 6 meter over de hele lengte van de strook;7° op de grasbufferstrook is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en bemesting niet toegestaan;8° de grasbufferstrook wordt minstens eenmaal per jaar gemaaid;9° als de grasbufferstrook onderaan een afhellend gedeelte van een perceel bouwland ligt, wordt de ploegvoor of ploegwal die aanwezig is tussen het perceel bouwland en de grasbufferstrook genivelleerd, zodat afstromend water optimaal over de grasbufferstrook kan vloeien;10° de landbouwer heeft de grasbufferstrook in eigen gebruik gedurende de verbintenistermijn;11° de landbouwer geeft de grasbufferstrook als apart perceel aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. Voor de verbintenissen die worden afgesloten in 2023, geldt, als uitzondering op de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 3°, dat de grasbufferstrook moet ingezaaid worden voor 1 mei 2023. § 2. De minister kan bijkomende teelttechnische voorwaarden en voorwaarden voor het beheer van de grasbufferstrook en het perceel bouwland bepalen.
Onderafdeling 4. - Bufferstrook met graskruidenmengsel
Art. 80.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 12°, d), een subsidie verkrijgen voor een bufferstrook, die wordt ingezaaid met een graskruidenmengsel. De subsidie bedraagt 1095 euro per hectare aangelegde bufferstrook. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de bufferstrook bestaat uit een strook die wordt ingezaaid met een graskruidenmengsel.Het aangrenzende perceel is bouwland. De oppervlakte van de bufferstrook is kleiner dan de oppervlakte van dat aangrenzende perceel; 2° de vegetatie op de bufferstrook kan duidelijk onderscheiden worden van de vegetatie op het perceel bouwland;3° de bufferstrook wordt in het najaar van het jaar dat het verbintenisjaar voorafgaat, ingezaaid of is dan aanwezig;4° de bufferstrook mag gemaaid worden, als voldaan is aan een van de volgende voorwaarden: a) het maaien gebeurt niet voor 15 juli van het verbintenisjaar;b) minstens een derde van de breedte van de strook wordt niet gemaaid;5° de bufferstrook wordt aangehouden tot en met 31 december van het verbintenisjaar.Deze voorwaarde is niet verplicht als in die periode op de bufferstrook een winterteelt ingezaaid wordt of als de bufferstrook opnieuw aangelegd wordt; 6° de bufferstrook in kwestie heeft een minimale breedte van 6 meter over de hele lengte van de strook, en heeft een maximale breedte van 18 meter.Daarop gelden de volgende uitzonderingen: a) de minimale breedte mag minder dan 6 meter zijn, als de oppervlakte van de strook minstens 0,3 hectare is.b) als de bufferstrook onderaan een afhellend gedeelte van een perceel bouwland ligt met een medium, een lage of een heel lage erosiegevoeligheid, heeft de bufferstrook een minimale breedte van 6 meter over de hele lengte van de strook met een maximale breedte van 24 meter;c) als de bufferstrook onderaan een afhellend gedeelte van een perceel bouwland ligt met een zeer hoge of een hoge erosiegevoeligheid, heeft de bufferstrook een minimale breedte van 9 meter en een maximale breedte van 30 meter op percelen;7° op de bufferstrook is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en bemesting niet toegestaan;8° als de bufferstrook onderaan een afhellend gedeelte van een perceel bouwland ligt, wordt de ploegvoor of ploegwal die aanwezig is tussen het perceel bouwland en de grasstrook genivelleerd, zodat afstromend water optimaal over de grasstrook kan vloeien.9° als de bufferstrook onderaan een afhellend gedeelte van een perceel bouwland ligt, mag er een plantaardige dam op aanwezig zijn;10° de landbouwer heeft de bufferstrook in eigen gebruik gedurende de verbintenistermijn;11° de landbouwer geeft de bufferstrook als apart perceel aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. Voor de verbintenissen die worden afgesloten in 2023, geldt, als uitzondering op de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 3°, dat de grasbufferstrook moet ingezaaid worden voor 1 mei 2023. § 3. De minister bepaalt de samenstelling van het graskruidenmengsel, vermeld in het eerste lid, en kan bijkomende teelttechnische en voorwaarden voor het beheer van de bufferstrook en het perceel bouwland bepalen.
Onderafdeling 5. - Bufferstrook met bloemenmengsel
Art. 81.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 12°, e), een subsidie verkrijgen voor een bufferstrook, die wordt ingezaaid met een bloemenmengsel. De subsidie bedraagt 1745 euro per hectare aangelegde bufferstrook. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de bufferstrook bestaat uit een strook die is ingezaaid met een bloemenmengsel.Het aangrenzende perceel is bouwland. De oppervlakte van de bufferstrook is kleiner dan de oppervlakte van dat aangrenzende perceel; 2° de vegetatie op de bufferstrook kan duidelijk onderscheiden worden van de vegetatie op het perceel bouwland;3° de bufferstrook is ingezaaid voor 1 mei van het verbintenisjaar;4° de bufferstrook onderaan een afhellend gedeelte van een perceel bouwland met een lage tot een zeer hoge erosiegevoeligheid komt alleen in aanmerking voor subsidie als ook een verbintenis voor een grasbufferstrook in het kader van erosiebestrijding als vermeld in artikel 3, eerste lid, 12°, a), wordt aangegaan, en de landbouwer in aanmerking komt voor subsidie.De grasbufferstrook moet, in afwijking van artikel 77, § 2, 7°, in alle gevallen een minimale breedte hebben van 6 meter; 5° de bufferstrook wordt gemaaid in de periode tussen 15 september en 15 oktober van het verbintenisjaar;6° de bufferstrook wordt aangehouden tot en met 31 december van het verbintenisjaar.Deze voorwaarde is niet verplicht als in die periode op de bufferstrook een winterteelt ingezaaid wordt of als de bufferstrook opnieuw aangelegd wordt; 7° de bufferstrook in kwestie heeft een minimale breedte van 6 meter over de hele lengte van de strook, en heeft een maximale breedte van 18 meter.Daarop gelden volgende uitzonderingen: a) de minimale breedte mag minder dan 6 meter zijn, als de oppervlakte van de strook minstens 0,30 hectare is;b) als de bufferstrook onderaan een afhellend gedeelte van een perceel bouwland ligt met een medium, een lage of een heel lage erosiegevoeligheid, heeft de bufferstrook een minimale breedte van 6 meter over de hele lengte van de strook met een maximale breedte van 24 meter;c) als de bufferstrook onderaan een afhellend gedeelte van een perceel bouwland ligt met een hoge of zeer hoge erosiegevoeligheid, heeft de bufferstrook een minimale breedte van 9 meter over de hele lengte van de strook met een maximale breedte van 30 meter.8° op de bufferstrook is het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en bemesting niet toegestaan;9° als de bufferstrook onderaan een afhellend gedeelte van een perceel bouwland ligt, wordt de ploegvoor of ploegwal die aanwezig is tussen het perceel bouwland en de bufferstrook, genivelleerd, zodat afstromend water optimaal over de grasstrook kan vloeien;10° als de bufferstrook onderaan een afhellend gedeelte van een perceel bouwland ligt, mag er een plantaardige dam op aanwezig zijn;11° de landbouwer heeft de bufferstrook in kwestie in eigen gebruik gedurende de verbintenistermijn;12° de landbouwer geeft de bufferstrook als apart perceel aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 3. De minister bepaalt de samenstelling van het bloemenmengsel, vermeld in paragraaf 2, 1°, en kan bijkomende teelttechnische voorwaarden en voorwaarden voor het beheer van de strook en het perceel bouwland bepalen. HOOFDSTUK 1 3. - De toepassing van mechanische onkruidbestrijding Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 82.Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 13°, gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van een jaar.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, wordt gesloten per perceel. Afdeling 2. - De voorwaarden
Art. 83.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 13°, een subsidie verkrijgen voor de toepassing van mechanische onkruidbestrijding. De subsidie bedraagt 310 euro per hectare. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in de eerste paragraaf, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de landbouwer past mechanische onkruidbestrijding toe op het perceel in kwestie, zowel op de voor-, hoofd- als nateelt.De toepassing is niet verplicht op de nateelt, als die ook de hoofdteelt van het volgende jaar is; 2° bij de toepassing van de bestrijding, vermeld in punt 1°, is het gebruik van herbiciden en bodemontsmettingsmiddelen niet toegelaten;3° op de volledige oppervlakte van het perceel in kwestie is een openluchtteelt aanwezig, met uitzondering van grasland, grasklaver, klaver, luzerne, grasluzerne, vlinderbloemige mengsels, miscanthus en bebossing;4° de landbouwer kan het gebruik van mechanische onkruidbestrijding aantonen;5° de landbouwer houdt per teelt een teeltfiche bij met de actuele gegevens van de onkruidbestrijding;6° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de voor-, hoofd- en nateelt;7° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet.
Art. 84.Om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in artikel 82, moet de mechanische onkruidbestrijding toegepast worden op minstens 0,50 hectare van het bedrijf.
De landbouwer mag een verbintenis sluiten voor verschillende percelen overeenkomstig artikel 82 en 83 om aan de oppervlaktevoorwaarde te voldoen.
Als een of meerdere percelen niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 83, § 2, zal hij alleen een subsidie ontvangen voor de percelen die wel voldoen aan de voorwaarden, op voorwaarde dat die laatst vermelde percelen een totale oppervlakte van minstens 0,50 hectare hebben. HOOFDSTUK 1 4. - De toepassing van erosiebestrijdende teelttechnieken Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 85.Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 14°, gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van een jaar.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, wordt gesloten per perceel.
De landbouwer kan maar een van de maatregelen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 14°, a) tot en met c), toepassen op een perceel. Afdeling 2. - De voorwaarden
Onderafdeling 1. - De aanleg van drempels tussen de ruggen bij ruggenteelten
Art. 86.§ 1.Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 14°, a), een subsidie verkrijgen voor de aanleg van drempels tussen de ruggen van ruggenteelten. De subsidie bedraagt 25 euro per hectare. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 2, als gedurende de verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° het perceel in kwestie heeft een medium, een lage of een heel lage erosiegevoeligheid;2° er is een ruggenteelt aanwezig op het perceel in kwestie;3° op het perceel in kwestie worden op regelmatige afstand drempels dwars aangelegd tussen de ruggen;4° het perceel in kwestie heeft een oppervlakte van minstens 0,30 hectare;5° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofdteelt;6° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 3. De minister kan de teelttechnische voorwaarden, en de voorwaarden voor de aanleg en het beheer van de drempels bepalen.
Onderafdeling 2. - De toepassing van niet-kerende bodembewerking met bodembedekking
Art. 87.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 14°, b), een subsidie verkrijgen voor de toepassing van niet-kerende bodembewerking met bodembedekking. De subsidie bedraagt 60 euro per hectare. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° het perceel in kwestie heeft een medium, een lage of een heel lage erosiegevoeligheid;2° op het volledige perceel in kwestie wordt de bodem niet kerend bewerkt bij de inzaai van de hoofdteelt;3° op het perceel in kwestie zijn geen ruggenteelten aanwezig;4° op het perceel in kwestie zijn op het moment van de niet-kerende bodembewerking voldoende gewasresten aanwezig;5° het perceel in kwestie heeft een oppervlakte van minstens 0,30 hectare;6° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofdteelt;7° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 3. De minister kan de teelttechnische voorwaarden en de voorwaarden voor het beheer bepalen.
Onderafdeling 3. - Het vollevelds inzaaien van maïs
Art. 88.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder vollevelds inzaaien: de inzaai van maïs met een gangbare zaaihoeveelheid mais per hectare, waarbij de afstand tussen de rijen niet meer dan 25 centimeter bedraagt. § 2. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 14°, c), een subsidie verkrijgen voor het vollevelds inzaaien van maïs. De subsidie bedraagt 25 euro per hectare. § 3. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° het perceel in kwestie heeft een medium, een lage of een heel lage erosiegevoeligheid;2° op het volledige perceel in kwestie wordt maïs vollevelds ingezaaid;3° het perceel in kwestie heeft een oppervlakte van minstens 0,30 hectare;4° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofdteelt;5° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 4. De minister kan de teelttechnische voorwaarden en de voorwaarden voor het beheer bepalen. HOOFDSTUK 1 5. - De toepassing van vruchtafwisseling met vlinderbloemigen Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 89.Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 15°, gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van een jaar.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, wordt gesloten per perceel. Afdeling 2. - De voorwaarden
Art. 90.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 15°, een subsidie verkrijgen voor de toepassing van vruchtafwisseling met vlinderbloemigen. De subsidie bedraagt 108 euro per hectare. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° het perceel in kwestie is in het jaar van de verbintenisaanvraag en in de twee jaar die voorafgaan aan dat jaar, als bouwland aangegeven in de verzamelaanvraag;2° het perceel is in het jaar van de verbintenisaanvraag en in minstens twee van de vier voorafgaande jaren in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofdteelt door de aanvrager van de subsidie.Van die voorwaarde kan alleen worden afgeweken als het perceel is overgenomen in het kader van een volledige bedrijfsovername; 3° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. § 3. De landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als tijdens het verbintenisjaar en de vier voorgaande jaren hoofdteelten zijn ingezaaid uit minstens drie verschillende vruchtafwisselingsgroepen waarvan minstens een keer uit de vlinderbloemigengroep of uit de groep van mengsels en mengteelten met vlinderbloemigen. § 4. De minister bepaalt de vruchtafwisselingsgroepen, vermeld in paragraaf 3, en kan de teelten die hiertoe behoren, de teelttechnische voorwaarden, de zaaidichtheid, en de voorwaarden voor het beheer bepalen.
Art. 91.Om in aanmerking te komen voor de subsidie, vermeld in artikel 89, moet de vruchtafwisseling toegepast worden op minstens 0,50 hectare van het bedrijf.
De landbouwer mag een verbintenis afsluiten voor verschillende percelen overeenkomstig artikel 89 en 90, om aan de oppervlaktevoorwaarde te voldoen.
Indien een of meerdere percelen niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 90, § 2, zal hij alleen een subsidie ontvangen voor de percelen die wel voldoen aan de voorwaarden, op voorwaarde dat die laatst vermelde percelen een totale oppervlakte van minstens 0,50 hectare hebben. HOOFDSTUK 1 6. - De toepassing van precisielandbouw Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 92.§ 1. Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 16°, gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van een jaar. § 2. De verbintenis voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 16°, a), wordt gesloten voor alle subsidiabele hectaren van de landbouwer die in het Vlaamse Gewest liggen, en alle subsidiabele hectaren, die in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest liggen, met uitzondering van: 1° het areaal met teelten op percelen waarvoor een beheerovereenkomst gesloten is, met uitzondering van de beheerovereenkomst waterkwaliteit;2° het areaal met teelten waarvoor de toediening van gewasbeschermingsmiddelen en korrelmeststoffen via precisielandbouw onvoldoende ontwikkeld is;3° het areaal met teelten waarop teelttechnieken worden toegepast die door hun aard de toepassing van precisielandbouw uitsluiten;4° percelen met grasland en meerjarige voedergewassen die in het kader van de biologische productiemethode zijn aangemeld en onder controle zijn van een controleorgaan dat erkend is door de Vlaamse overheid op basis van artikel 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 12/12/2008 pub. 20/02/2009 numac 2009035162 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de biologische productie en de etikettering van biologische producten sluiten betreffende de biologische productie en de etikettering van biologische producten, en die niet gedeclasseerd zijn als gevolg van een inbreuk tijdens de hoofdteelt. De minister kan de teelten en de teelttechnieken, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, bepalen. § 3. De verbintenis voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 16°, b), wordt gesloten per perceel. De landbouwer kan voor een perceel maar een keer een subsidie ontvangen voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 11°, b), 3) in een periode van drie jaar. Afdeling 2. - De voorwaarden
Onderafdeling 1. - Precisielandbouw via automatische (RTK-)gps-aansturing
Art. 93.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 16°, a), een subsidie verkrijgen voor de toediening door precisielandbouw via automatische gps-aansturing of RTK-gps-aansturing van de volgende middelen op de hoofdteelt: 1° gewasbeschermingsmiddelen;2° korrelmeststoffen. § 2. Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als minstens 80 % van de verbintenisoppervlakte wordt behandeld, als vermeld in paragraaf 1. § 3. De subsidie, vermeld in paragraaf 1, wordt slechts uitbetaald voor maximaal 100 hectare en alleen voor de percelen waarop de maatregel daadwerkelijk is toegepast. § 4. Als de landbouwer op ieder perceel in kwestie minstens een van de middelen, vermeld in paragraaf 1, toedient door precisielandbouw via automatische gps-aansturing, wordt de subsidie, met toepassing van paragraaf 3, op de volgende wijze berekend: 1° een bedrag van maximaal 60 euro per hectare voor de eerste 10 hectare;2° een bedrag van maximaal 35 euro per hectare voor de volgende 10 hectare;3° een bedrag van maximaal 7 euro per hectare voor de volgende 80 hectare. Als de landbouwer op ieder perceel in kwestie de beide middelen, vermeld in paragraaf 1, toedient door precisielandbouw via automatische gps-aansturing, wordt de subsidie, met toepassing van paragraaf 3, op de volgende wijze berekend: 1° een bedrag van maximaal 75 euro per hectare voor de eerste 10 hectare;2° een bedrag van maximaal 50 euro per hectare voor de volgende 10 hectare;3° een bedrag van maximaal 10 euro per hectare voor de volgende 80 hectare. § 5. Als de landbouwer op ieder perceel in kwestie minstens een van de middelen, vermeld in paragraaf 1, toedient door precisielandbouw via automatische RTK-gps-aansturing, wordt de subsidie, met toepassing van paragraaf 3, op de volgende wijze berekend: 1° een bedrag van maximaal 75 euro per hectare voor de eerste 10 hectare;2° een bedrag van maximaal 50 euro per hectare voor de volgende 10 hectare;3° een bedrag van maximaal 10 euro per hectare voor de volgende 80 hectare. Als de landbouwer op ieder perceel in kwestie de beide middelen, vermeld paragraaf 1, toedient door precisielandbouw via automatische RTK-gps-aansturing, wordt de subsidie, met toepassing van paragraaf 3, op de volgende wijze berekend: 1° een bedrag van maximaal 90 euro per hectare voor de eerste 10 hectare;2° een bedrag van maximaal 65 euro per hectare voor de volgende 10 hectare;3° een bedrag van maximaal 15 euro per hectare voor de volgende 80 hectare. § 6. Als de landbouwer gewasbeschermingsmiddelen toedient via precisielandbouw als vermeld in paragraaf 1, is hij verplicht om vloeibare kunstmeststoffen die hij wil gebruiken, ook toe te dienen via die techniek.
Art. 94.Een landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 93, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° als op de percelen waarop de verbintenis betrekking heeft, korrelmeststoffen worden toegediend via automatische (RTK-)gps-aansturing, is het kant afstrooien verplicht bij het strooien van die korrelmeststoffen op grasland en op percelen met akkerbouwteelten, voor er kan worden geplant of gezaaid, tenzij gebruikgemaakt wordt van een pneumatische strooier;2° de landbouwer houdt voor ieder perceel waarop de verbintenis betrekking heeft, een perceelfiche of teeltfiche bij waarin elke uitgevoerde handeling in het kader van de maatregel op het perceel of de percelen wordt opgenomen, met vermelding van de identificatie van het perceel, de hoofdteelt, de datum van elke handeling, de aard van de handeling, het gps-type (RTK of niet), het merk van de gps en de uitvoerder van de handeling;3° de landbouwer kan bij een controle aantonen dat de nodige machines onmiddellijk ter beschikking zijn met functionerende besturing;4° de landbouwer heeft minstens een betalingsrecht geactiveerd overeenkomstig artikel 20 van het besluit van 21 april 2023;5° de landbouwer heeft de percelen in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofdteelt tijdens de verbintenistermijn;6° de landbouwer geeft de percelen in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet. De voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 3°, is niet van toepassing als een loonwerker de precisielandbouw uitvoert en de landbouwer bij de controle de facturen van de loonwerker op zijn naam, met vermelding van elke uitgevoerde handeling, de datum van de handeling, het gps-type (RTK of niet), het merk van de gps en de verklaring dat de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 1°, is nageleefd, kan voorleggen.
De minister kan bijkomende voorwaarden voor de perceelfiche en teeltfiche, vermeld in het eerste lid, 2°, bepalen.
Onderafdeling 2. - Precisielandbouw door opmaak van een taakkaart en plaatsspecifieke bekalking
Art. 95.§ 1. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 16°, b), een subsidie verkrijgen voor de aanmaak van een taakkaart en de plaatsspecifieke bekalking per perceel op basis van de taakkaart. De subsidie bedraagt 100 euro per hectare. § 2. De landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de taakkaart is opgemaakt vanaf 30 september 2021 en mag niet ouder zijn dan drie jaar bij de start van de verbintenis;2° op basis van de taakkaart werd niet eerder een subsidie verleend voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 16°, b), of de maatregel, vermeld in artikel 2, eerste lid, 4°, c), van het besluit van 10 september 2021;3° het perceel in kwestie wordt plaatsspecifiek bekalkt gedurende de verbintenistermijn en op basis van de taakkaart, vermeld in punt 1;4° de landbouwer houdt een perceelfiche bij waarin elke uitgevoerde handeling in het kader van de maatregel wordt opgenomen, met vermelding van de identificatie van het perceel, de datum van elke handeling, het merk van de gps en de uitvoerder van de handeling;5° het perceel in kwestie heeft een oppervlakte van minstens 0,30 hectare;6° de landbouwer heeft het perceel in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofdteelt tijdens de verbintenistermijn;7° de landbouwer geeft het perceel in kwestie aan in de verzamelaanvraag en meldt elke wijziging van de initiële aangifte zodra die wijziging zich voordoet;8° als een loonwerker de plaatsspecifieke bekalking uitvoert, moet de landbouwer bij de controle de facturen van de loonwerker op zijn naam, met vermelding van elke uitgevoerde bekalking, de datum van de bekalking en het merk van de gps kunnen voorleggen. De minister kan bijkomende voorwaarden voor de perceelfiche, vermeld in het eerste lid, 4°, bepalen. HOOFDSTUK 1 7. - Het actieve gebruik van het bodempaspoort Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 96.Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 17°, gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van een jaar.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, wordt gesloten voor alle subsidiabele hectaren van de landbouwer, die in het Vlaamse Gewest liggen, en alle subsidiabele hectaren van de landbouwer, die in het Brussels Hoofdstedelijke Gewest liggen. Afdeling 2. - De voorwaarden
Art. 97.§ 1.Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 17°, een subsidie verkrijgen voor het actieve gebruik van het bodempaspoort. § 2. De subsidie, vermeld in paragraaf 1, wordt slechts uitbetaald voor maximaal 100 hectare van de verbintenisoppervlakte en wordt op de volgende wijze berekend: 1° een bedrag van maximaal 15 euro per hectare voor de eerste 20 hectare;2° een bedrag van maximaal 10 euro per hectare voor de volgende 25 hectare;3° een bedrag van maximaal 5 euro per hectare voor de volgende 55 hectare. § 3. De landbouwer komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in paragraaf 1, als gedurende de volledige verbintenistermijn voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° de maatregel wordt toegepast op alle percelen in kwestie;2° op de eerste 10 hectare worden op minstens twee percelen bodemanalyses uitgevoerd om het organischekoolstof-, fosfor- en kaliumgehalte, en de zuurtegraad te bepalen;3° op iedere volgende 10 hectare worden op minstens een perceel bodemanalyses uitgevoerd om het organischekoolstof-, fosfor- en kaliumgehalte en de zuurtegraad te bepalen;4° de landbouwer zorgt ervoor dat de bodemanalyses, vermeld in punt 2° en 3°, beschikbaar zijn via het bodempaspoort;5° de landbouwer heeft een verbintenis afgesloten voor minstens een van de maatregelen, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 7°, a) en b), 11°, 12°, a), 13° tot en met 16°, en vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2023 tot het verlenen van subsidies voor de aanplant en het onderhoud van boslandbouwsystemen, en komt in aanmerking voor de subsidie in kwestie;6° de landbouwer heeft minstens een betalingsrecht geactiveerd overeenkomstig artikel 20 van het besluit van 21 april 2023;7° de landbouwer heeft alle percelen in kwestie in eigen gebruik gedurende de teeltperiode van de hoofdteelt. In afwijking van het eerste lid, punten 2° en 3°, moet de landbouwer: 1° die slechts beschikt over één perceel, waarvan de oppervlakte kleiner of gelijk is aan 5 hectare, een bodemanalyse uitvoeren;2° die slechts beschikt over één perceel, waarvan de oppervlakte groter is dan 5 hectare, maar kleiner of gelijk aan 10 hectare, twee bodemanalyses uitvoeren;3° die slechts beschikt over één perceel, waarvan de oppervlakte groter is dan 10 hectare, twee bodemanalyses uitvoeren op de eerste 10 hectare, en moet hij op iedere volgende 10 hectare een bodemanalyse uitvoeren;4° waarvan alle percelen groter zijn dan 10 hectare, twee bodenanalyses uitvoeren op de eerste 10 hectare en moet hij op iedere volgende 10 hectare minstens een bodemanalyse uitvoeren;5° die beschikt over meerdere percelen waarbij elke combinatie van twee percelen samen meer dan 10 hectare vormt, twee bodenanalyses uitvoeren op de eerste 10 hectare en moet hij op iedere volgende 10 hectare minstens een bodemanalyse uitvoeren. § 4. De minister kan bijkomende voorwaarden voor de bodemanalyses en de datum, waarop deze analyses ten laatste beschikbaar moeten zijn via het bodempaspoort, bepalen. HOOFDSTUK 1 8. - De reductie van antibioticagebruik Afdeling 1. - De verbintenis
Art. 98.Om een subsidie te verkrijgen voor de toepassing van een maatregel als vermeld in artikel 3, eerste lid, 18°, gaat de landbouwer een verbintenis aan voor de duur van een jaar.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, kan enkel gesloten worden voor een actief vleeskalver- of pluimvee- of varkensbeslag dat aan de landbouwer toebehoort, en waarbij het adres van dat beslag in het Vlaamse Gewest ligt.
De verbintenis, vermeld in het eerste lid, wordt gesloten per diercategorie en kan maximaal drie keer worden aangegaan. De laatste verbintenis moet uiterlijk worden gesloten binnen de twee jaar na de eerste verbintenis. Afdeling 2. - De voorwaarden
Art. 99.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder BD100-waarde: het aantal behandeldagen met antibiotica per honderd dagen voor een diercategorie, berekend in het kader van het Belgisch nationaal actieplan "One Health" voor de bestrijding van antimicrobiële resistentie.
Voor dit besluit gelden de volgende diercategorieën: 1° biggen niet-gespeend;2° biggen gespeend;3° vleesvarkens;4° fokvarkens;5° vleeskalveren;6° vleeskippen;7° leghennen. § 2. Een landbouwer kan voor de maatregel, vermeld in artikel 3, eerste lid, 18°, een subsidie verkrijgen van maximaal 2600 euro per verbintenisjaar om het gebruik van antibiotica op zijn bedrijf te verminderen.
De landbouwer ontvangt de subsidie, vermeld in het eerste lid, voor elke diercategorie, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 5° tot en met 7°, waarvoor hij de verbintenis afsluit en waarbij hij de verbetering, vermeld in paragraaf 3, voor dat jaar behaalt.
De landbouwer ontvangt maar een keer de subsidie, vermeld in het eerste lid, voor alle diercategorieën, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1° tot en met 4°, samen. Hij moet de verbintenis afsluiten voor elk van die diercategorieën en de verbetering, vermeld in paragraaf 3, voor elk van die diercategorieën voor dat jaar behalen om in aanmerking te komen voor die subsidie. § 3. Voor de eerste verbintenistermijn moet de BD100-waarde in die periode voor de diercategorie in kwestie met minstens 10% verbeterd zijn ten opzichte van de gemiddelde BD100-waarde.
Voor het tweede jaar dat volgt op de referentieperiode moet de BD100-waarde in die verbintenisperiode voor de diercategorie in kwestie met minstens 20% verbeterd zijn ten opzichte van de gemiddelde BD100-waarde.
Voor het derde jaar dat volgt op de referentieperiode moet de BD100-waarde in die verbintenisperiode voor de diercategorie in kwestie met minstens 30% verbeterd zijn ten opzichte van de gemiddelde BD100-waarde. § 4. De minister bepaalt hoe de gemiddelde BD-100 waarde wordt berekend en wat de referentieperiode is. Hij kan voorwaarden bepalen waaraan de dieren en diercategorieën moeten voldoen, en kan de diercategorieën verder indelen in subcategorieën en daarvoor bijkomende voorwaarden bepalen.
Art. 100.De bevoegde entiteit onderzoekt de naleving van de voorwaarden onder meer op basis van de BD100-waarde en de gemiddelde BD100-waarde.
De landbouwer die een verbintenis wil sluiten overeenkomstig artikel 98, moet ervoor zorgen dat de bevoegde entiteit over de nodige informatie beschikt.
TITEL 4. - Stopzetten of opschorten van de verbintenis
Art. 101.§ 1. De bevoegde entiteit kan in de gevallen van overmacht en uitzonderlijke omstandigheden, vermeld in verordening (EU) 2021/2116, beslissen dat de verbintenis voor het jaar in kwestie helemaal niet of alleen gedeeltelijk hoeft te worden uitgevoerd. In geval van een meerjarige verbintenis moet de verbintenis in kwestie dan vanaf het volgende jaar voor de nog resterende looptijd integraal verder worden uitgevoerd. Als het om redenen van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden niet mogelijk is de verbintenis het volgende jaar integraal verder uit te voeren, kan de verbintenis gedeeltelijk worden uitgevoerd. Als de gedeeltelijke uitvoering evenmin mogelijk is, zal de verbintenis worden verbroken zonder dat de al ontvangen steun volledig of gedeeltelijk wordt teruggevorderd.
Met uitzondering van het geval van overmacht, vermeld in artikel 3, eerste lid, c), van Verordening (EU) nr. 2021/2116, wordt voor het jaar waarvoor overmacht aanvaard is, geen subsidie uitbetaald. § 2. Een meerjarige verbintenis kan alleen voortijdig worden beëindigd of opgeschort zonder dat dat de volledige of gedeeltelijke terugbetaling van de door de landbouwer ontvangen steun tot gevolg heeft als een van de volgende voorwaarden is vervuld: 1° er is sprake van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden;2° het volledige areaal of een deel van het areaal dat onder de verbintenis of de verbintenissen voor eenzelfde maatregel valt, of het volledige bedrijf wordt definitief overgedragen gedurende de looptijd van de verbintenis.De verbintenis, of het deel ervan dat overeenstemt met de areaaloverdracht, kan worden overgenomen door de overnemer of kan vervallen. Een verbintenis kan niet overgedragen worden als het bedrijf van de overlater geschorst is overeenkomstig artikel 56, 8° en 9° van het besluit van 29 oktober 2021;3° het bedrijf of een deel ervan wordt herkaveld en valt binnen een ruilverkaveling van overheidswege of valt binnen een door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde ruilverkaveling.De verbintenis kan dan aangepast worden aan de nieuwe bedrijfssituatie of wordt beëindigd als die aanpassing niet mogelijk is.
TITEL 5. - Controles en sancties HOOFDSTUK 1. - Definities en algemene bepalingen
Art. 102.In deze titel wordt verstaan onder: 1° aangegeven dieren: dieren waarvoor in het kader van een diergebonden maatregel een steun- of betalingsaanvraag is ingediend;2° geconstateerd dier: een dier waarvoor aan alle gestelde voorwaarden die gekoppeld zijn aan het dier, is voldaan;3° gewasgroep: een groep voor elk van de arealen die worden aangegeven voor de toepassing van een andere areaalgebonden maatregel.Indien binnen dezelfde areaalgebonden maatregel verschillende steunbedragen gelden worden deze ook als aparte groep beschouwd behalve in het geval van degressieve steunbedragen. Als hetzelfde areaal als basis voor een steunaanvraag of een betalingsaanvraag in het kader van meer dan een areaalgebonden maatregel dient, wordt dat areaal voor elk van die maatregelen afzonderlijk in aanmerking genomen; 4° geconstateerd areaal: het areaal waarvoor is voldaan aan alle subsidiabiliteitscriteria of andere verplichtingen die verband houden met de voorwaarden voor de verlening van de steun.
Art. 103.De bevoegde entiteit is verantwoordelijk voor de coördinatie en voor de uitvoering van de controles, vermeld in verordening (EU) 2021/2115, verordening (EU) 2021/2116 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ervan.
De controles, vermeld in het eerste lid, bestaan uit administratieve controles, opvolging door monitoringtechnieken, met in begrip van het areaalmonitoringsysteem, vermeld in artikel 65, vierde lid, d), van verordening (EU) 2021/2116, en controles ter plaatse.
De bevoegde entiteit kan het voorwerp van de verbintenis, de verbintenisaanvraag, de verbintenisvoorwaarden en de eisen en normen die in het kader van de conditionaliteit relevant zijn, controleren, en kan de nodige vaststellingen over het nakomen van de verbintenis doen.
De bevoegde entiteit kan rekening houden met vaststellingen die andere bevoegde autoriteiten gedaan hebben bij de uitoefening van de opdrachten die hun wettelijk toegewezen zijn.
De bevoegde entiteit kan de uitvoering van de controles overdragen aan derden.
Art. 104.Als de bevoegde entiteit naar aanleiding van een controle vaststelt dat niet voldaan is aan een van de voorwaarden, neemt ze die vaststelling op in het verbintenisjaar waarvoor de controle is uitgevoerd, en, als de vaststelling daarvoor relevant is, ook in de drie voorafgaande verbintenisjaren. HOOFDSTUK 2. - Verantwoordingsstukken
Art. 105.De minister kan bepalen over welke verantwoordingsstukken en informatie de landbouwer moet beschikken.
Art. 106.De landbouwer houdt alle verantwoordingsstukken die bij dit besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgelegd, op zijn bedrijf ter beschikking voor controle tot minimaal tien jaar na de laatste betaling voor de verbintenis.
De bevoegde entiteit kan op elk ogenblik de documenten en de stukken, vermeld in het eerste lid, en bijkomende informatie opvragen. In dat geval bezorgt de landbouwer de gevraagde stukken of informatie onmiddellijk aan de bevoegde entiteit.
Als de landbouwer de gevraagde stukken of informatie niet of niet onmiddellijk bezorgt, of als de stukken of informatie onvolledig of foutief zijn, kan de bevoegde entiteit de verbintenis-, steun- of betalingsaanvraag volledig of gedeeltelijk weigeren. HOOFDSTUK 3. - Controles ter plaatse
Art. 107.De controles ter plaatse mogen worden aangekondigd op voorwaarde dat het doel of de doeltreffendheid ervan daardoor niet in het gedrang komt. De periode tussen de aankondiging en de controle wordt strikt beperkt tot het noodzakelijke minimum en bedraagt niet meer dan veertien dagen.
Voor controles ter plaatse met betrekking tot steunaanvragen voor dieren bedraagt de periode tussen de aankondiging en de controle evenwel, behalve in gemotiveerde gevallen, niet meer dan 48 uur. Als de regelgeving voor eisen en normen die relevant zijn voor de conditionaliteit, voorschrijft dat controles ter plaatse onaangekondigd moeten worden uitgevoerd, gelden die voorschriften ook als voor de controles ter plaatse van een verbintenis de eisen en normen in kwestie relevant zijn.
Art. 108.De controles ter plaatse worden uitgevoerd op basis van een steekproef.
De steekproef van de te controleren landbouwers wordt genomen per maatregel of per groep van maatregelen, met inbegrip van de maatregel het onderhoud van boslandbouwsystemen als vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 april 2023 tot het verlenen van subsidies voor de aanplant en het onderhoud van boslandbouwsystemen.
Art. 109.Als een verbintenisvoorwaarde, een subsidiabiliteitsvoorwaarde of een conditionaliteitsverplichting opgevolgd wordt via monitoringstechnieken, met inbegrip van het areaalmonitoringsysteem, vermeld in artikel 65, lid 4, b), van verordening (EU) 2021/2116, verricht de bevoegde entiteit, als dat nodig is en om te concluderen of voldaan is aan de voorwaarde, passende follow-upactiviteiten. HOOFDSTUK 4. - Administratieve sancties als vermeld in verordening (EU) 2021/2115 en verordening (EU) 2021/2116 Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 110.§ 1. De bevoegde entiteit staat in voor het bepalen en opleggen van de administratieve sancties, vermeld in verordening (EU) 2021/2115, verordening (EU) 2021/2116 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ervan. § 2. In de volgende gevallen kan de bevoegde entiteit een of meer van de administratieve sancties, vermeld in paragraaf 1, opleggen: 1° de voorwaarden, waaronder de subsidie is verleend, worden niet nageleefd;2° de landbouwer beschikt niet over de vereiste bewijsstukken, die correct en volledig moeten zijn, of bezorgt de gevraagde bewijsstukken of informatie niet of niet onmiddellijk aan de bevoegde entiteit;3° de controle wordt verhinderd;4° de landbouwer heeft valse informatie verstrekt of kunstmatig voorwaarden gecreëerd om steun te ontvangen;5° de steun- of betalingsaanvraag is onvolledig of niet tijdig ingediend;6° de aangegeven oppervlakte is groter dan de geconstateerde oppervlakte, waardoor er sprake is van overaangifte;7° de aangegeven oppervlakte is kleiner dan de geconstateerde oppervlakte;8° de landbouwer heeft niet alle percelen die hij in eigen gebruik heeft in dat jaar, aangegeven in de verzamelaanvraag, waardoor er sprake is van onderaangifte;9° de verzamelaanvraag is niet tijdig ingediend;10° het aangegeven aantal dieren is groter dan het geconstateerde aantal dieren;11° het aangevraagde subsidiebedrag is hoger dan het bedrag waarop de landbouwer recht heeft. § 3. De administratieve sancties, vermeld in paragraaf 1, kunnen een van de volgende vormen aannemen: 1° een vermindering van het aan steun uit te keren bedrag, al dan niet beperkt tot de steun- of betalingsaanvraag waarop de niet-naleving van toepassing is, dan wel op volgende aanvragen, van zowel de subsidie waarop de niet-naleving betrekking heeft als van andere subsidies die de betrokken landbouwer van de bevoegde entiteit ontvangt;2° de schorsing of intrekking van een goedkeuring, erkenning of toelating;3° de uitsluiting van het recht om aan de steunregeling of steunmaatregel in kwestie of aan een andere maatregel deel te nemen of die te genieten, zowel in het jaar van de vaststelling als in het jaar nadien. § 4. Als de landbouwer geen recht heeft op de steun en die al is uitbetaald, vordert de bevoegde entiteit de reeds uitbetaalde steun geheel of gedeeltelijk terug.
De ingevorderde bedragen worden binnen maximaal zestig dagen betaald.
De betalingstermijn wordt opgenomen in de invorderingsbrief.
De rente over de bedragen, vermeld in het eerste lid, wordt berekend voor de periode tussen de datum waarop de betalingstermijn in de invorderingsbrief, vermeld in het tweede lid, verstrijkt, en de datum van de terugbetaling.
Voor de berekening van de rente, vermeld in het derde lid, wordt de wettelijke rentevoet, vermeld in artikel 2 van de wet van 5 mei 1865Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/05/1865 pub. 06/09/2011 numac 2011000565 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de lening tegen intrest sluiten betreffende de lening tegen interest, toegepast. § 5. De administratieve sancties, vermeld in paragraaf 1, zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend en staan in verhouding tot de ernst, de omvang, het permanente karakter en de herhaling van de geconstateerde niet-naleving, overeenkomstig artikel 59 van verordening (EU) 2021/2116, binnen de volgende grenzen: 1° het bedrag van de sanctie, vermeld in paragraaf 3, 1°, is niet hoger dan 200 % van het bedrag van de steun- of betalingsaanvraag.Als het bedrag van de sanctie meer dan 100% is, kan dat worden verrekend in het kalenderjaar van de vaststelling en in de drie kalenderjaren die daarop volgen. Als dat niet volledig verrekend kan worden, vervalt het saldo dat nog uitstaat; 2° de schorsing en intrekking, vermeld in paragraaf 3, 2°, beslaat ten hoogste een periode van drie opeenvolgende jaren die in geval van een nieuwe niet-naleving kan worden verlengd. Afdeling 2. - Berekening van steun en administratieve sancties
bij te hoge en te lage aangifte voor areaalgebonden maatregelen
Art. 111.§ 1 Voor steun- en betalingsaanvragen in het kader van areaalgebonden steunregelingen geldt, onverminderd de mogelijkheid om bijkomende administratieve sancties als vermeld in artikel 110 op te leggen, het volgende: 1° als het geconstateerde areaal van een gewasgroep groter blijkt dan het areaal dat in de steunaanvraag aangegeven is, wordt de steun berekend op basis van het aangegeven areaal;2° als het geconstateerde areaal van een gewasgroep kleiner blijkt dan het areaal dat in de steunaanvraag aangegeven is, wordt de steun berekend op basis van het areaal dat voor die gewasgroep geconstateerd is. § 2. Als voor een gewasgroep het areaal dat in het kader van een areaalgebonden steunregeling is aangegeven zoals vermeld in artikel 110, § 2, 6°, groter dan het geconstateerde areaal is, wordt, onverminderd de mogelijkheid om bijkomende administratieve sancties als vermeld in artikel 110 op te leggen, het steunbedrag als volgt berekend: 1° als het verschil tussen het geconstateerde areaal en het aangegeven areaal meer dan 3% of twee hectare is, maar niet meer dan 20 % van het geconstateerde areaal is, wordt het steunbedrag berekend op basis van het geconstateerde areaal, dat verlaagd wordt met twee keer het verschil;2° als het verschil tussen het geconstateerde areaal en het aangegeven areaal meer dan 20 % van het geconstateerde areaal bedraagt, wordt voor de gewasgroep geen areaalgebonden steun verleend. Als het verschil tussen het geconstateerde areaal en het aangegeven areaal meer dan 50 % van het geconstateerde areaal bedraagt, wordt bijkomend een sanctie opgelegd, die gelijk is aan het bedrag aan steun dat overeenstemt met het verschil tussen het aangegeven areaal en het geconstateerde areaal.
De extra sanctie, vermeld in het tweede lid, wordt verrekend met alle betalingen waarop de landbouwer recht heeft in de drie kalenderjaren die volgen op het kalenderjaar van de vaststelling. Als het bedrag niet verrekend kan worden, vervalt het.
Art. 112.In geval van niet-aangifte van alle arealen in de verzamelaanvraag zoals vermeld in artikel 110, § 2, 8°, en als het verschil tussen het totale aangegeven areaal enerzijds, en de som van het aangegeven areaal en het totale areaal van niet-aangegeven percelen anderzijds, groter dan 3% van het aangegeven areaal is, wordt de betaling voor alle areaalgebonden maatregelen, vermeld in dit besluit, die in dat jaar aan de landbouwer moeten worden betaald, verlaagd afhankelijk van de ernst van het verzuim: 1° met 3% als het verschil groter dan 20% is;2° met 2% als het verschil groter dan 10% is, maar kleiner is dan of gelijk is aan 20%;3° met 1% als het verschil groter dan 3% is, maar kleiner is dan of gelijk is aan 10%.
Art. 113.In dit artikel wordt verstaan onder werkdag: een dag die geen zaterdag, zondag, of wettelijke of decretale feestdag is.
Behalve in geval van overmacht en in uitzonderlijke omstandigheden wordt, indien de verzamelaanvraag waarin een steun- of betalingsaanvraag in is opgenomen, is ingediend na de uiterste indieningsdatum als vermeld in artikel 7 van het ministerieel besluit van 23 juni 2015Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/06/2015 pub. 24/07/2015 numac 2015035918 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit houdende vaststelling van de verzamelaanvraag en de nadere regels voor de gemeenschappelijke identificatie van percelen, exploitaties en landbouwgrond in het kader van het meststoffenbeleid en van het landbouwbeleid sluiten, een verlaging met 1% per werkdag toegepast op de bedragen waarop de landbouwer recht zou hebben gehad als de aanvraag tijdig was ingediend.
Het eerste lid geldt ook voor documenten, contracten of andere verklaringen die bij de bevoegde entiteit moeten worden ingediend, als die documenten, contracten of verklaringen onmisbaar zijn om voor de betrokken steun in aanmerking te komen. In dat geval wordt de verlaging toegepast op het bedrag dat betaald zou zijn voor de steun in kwestie.
Als de uiterste indieningsdatum met meer dan 25 dagen overschreden wordt, wordt de aanvraag niet ontvankelijk geacht en wordt er geen steun aan de landbouwer verleend. Afdeling 3. - Berekening van steun en administratieve sancties bij te
hoge aangifte voor diergebonden maatregelen of niet-naleving van de voorwaarden
Art. 114.Als het aantal dieren dat in een steun- of een betalingsaanvraag in het kader van een diergebonden maatregel aangegeven is, groter is dan het aantal dat geconstateerd is bij administratieve controles of controles ter plaatse, wordt, onverminderd de mogelijkheid om bijkomende administratieve sancties als vermeld in artikel 110, op te leggen, de steun berekend op basis van het geconstateerde aantal dieren.
De dieren die gedurende het verbintenisjaar zijn overgebracht naar een andere plaats dan de plaats die is aangegeven in de laatste verzamelaanvraag van de landbouwer, worden toch als geconstateerd beschouwd als zij bij de controle ter plaatse onmiddellijk zijn gelokaliseerd op het bedrijf.
Art. 115.§ 1. Als een niet-naleving met betrekking tot de identificatie- en registratieregeling voor runderen, schapen of geiten wordt vastgesteld, geldt het volgende: 1° een dier dat op het bedrijf aanwezig is en waarvan een van de twee identificatiemiddelen kwijtgeraakt of onleesbaar is, wordt als geconstateerd beschouwd als het nog duidelijk en individueel is geïdentificeerd door het tweede identificatiemiddel en alle andere middelen van de identificatie- en registratieregeling, vermeld in het koninklijk besluit van 20 mei 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 23/06/2022 numac 2022032282 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 08/07/2022 numac 2022032313 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot bepaling van de modaliteiten van de vereenvoudigde administratieve procedure van betaling van geldboetes ingesteld door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 30/06/2022 numac 2022032326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten;2° een enkel dier dat op het bedrijf aanwezig is en waarvan beide identificatiemiddelen kwijtgeraakt of onleesbaar zijn, wordt als geconstateerd beschouwd als het nog duidelijk en individueel kan worden geïdentificeerd door alle andere middelen van de identificatie- en registratieregeling, vermeld in het koninklijk besluit van 20 mei 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041385 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van bepaalde hoefdieren, pluimvee, konijnen en bepaalde vogels type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 23/06/2022 numac 2022032282 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 08/07/2022 numac 2022032313 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van bijlage 1 van het koninklijk besluit van 20 december 2007 tot bepaling van de modaliteiten van de vereenvoudigde administratieve procedure van betaling van geldboetes ingesteld door de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 30/06/2022 numac 2022032326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende regeling van bepaalde methodes bij het toezicht op en de bescherming bij het vervoer van waarden en betreffende de technische kenmerken van de voertuigen voor waardevervoer sluiten, en de landbouwer kan aantonen dat hij al vóór de aankondiging van de controle ter plaatse actie heeft ondernomen om de situatie te corrigeren;3° als het bij de vastgestelde niet-naleving om onjuiste vermeldingen in het register of Sanitel gaat, die evenwel niet van belang zijn voor de naleving van de andere subsidiabiliteitsvoorwaarden in het kader van de maatregel in kwestie, wordt het dier in kwestie alleen als niet geconstateerd beschouwd als die onjuiste vermeldingen bij ten minste twee controles binnen een periode van 24 maanden worden vastgesteld. In alle overige gevallen worden de dieren in kwestie na de eerste vaststelling als niet geconstateerd beschouwd. § 2. Een niet-naleving met betrekking tot de identificatie- en registratieregeling voor runderen, schapen of geiten heeft geen gevolg voor de landbouwer, als het gaat om een kennelijke fout die de bevoegde entiteit heeft erkend op basis van een algemene beoordeling van het specifieke geval en als de landbouwer te goeder trouw heeft gehandeld.
Art. 116.§ 1. Het totale bedrag aan steun waarop de landbouwer in het kader van een diergebonden maatregel voor het verbintenisjaar in kwestie recht heeft, wordt bepaald op basis van het geconstateerde aantal dieren, op voorwaarde dat bij administratieve controles of controles ter plaatse voldaan is aan al de volgende voorwaarden: 1° er zijn niet meer dan drie dieren niet geconstateerd;2° de niet-geconstateerde runderen, schapen of geiten kunnen individueel worden geïdentificeerd aan de hand van middelen die in de identificatie- en registratieregeling voor die dieren vastgesteld zijn. § 2. Als er meer dan drie niet-geconstateerde dieren zijn of als de niet-geconstateerde runderen, schapen of geiten niet individueel geïdentificeerd kunnen worden aan de hand van middelen die in de identificatie- en registratieregeling voor die dieren vastgesteld zijn, wordt het totale bedrag aan steun waarop de landbouwer voor het verbintenisjaar in kwestie recht heeft, bepaald op basis van het geconstateerde aantal dieren en verlaagd met: 1° het percentage, berekend overeenkomstig het tweede lid, als dat niet hoger is dan 20%;2° twee keer het percentage, berekend overeenkomstig het tweede lid, als dat hoger dan 20% is, maar niet hoger dan 30% is. Het percentage van de verlaging, vermeld in het eerste lid, wordt berekend als volgt: het aantal dieren dat als niet geconstateerd wordt beschouwd, gedeeld door het aantal dieren dat is geconstateerd.
Als het overeenkomstig het tweede lid bepaalde percentage hoger dan 30% is, wordt de steun niet verleend waarop de landbouwer voor het verbintenisjaar in kwestie recht zou hebben gehad op grond van de maatregel in kwestie.
Als het overeenkomstig het tweede lid bepaalde percentage hoger dan 50% is, wordt de steun niet verleend waarop de landbouwer voor het verbintenisjaar in kwestie recht zou hebben gehad op grond van de maatregel in kwestie. Bovendien wordt aan de landbouwer een extra sanctie opgelegd die gelijk is aan het bedrag dat overeenkomt met het verschil tussen het aantal aangegeven dieren en het geconstateerde aantal dieren. Als dat bedrag niet volledig kan worden verrekend gedurende de drie kalenderjaren die volgen op het kalenderjaar van de bevinding, vervalt het saldo dat nog uitstaat. § 3. Als de berekening van het totale steunbedrag waarop de landbouwer voor het verbintenisjaar in kwestie recht heeft, gebaseerd is op het aantal dagen dat de dieren aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden voldoen, wordt dat aantal dagen mee in aanmerking genomen in de berekening van het aantal dieren dat als niet geconstateerd wordt beschouwd als vermeld in paragraaf 2. Afdeling 4. - Sancties in het kader van de conditionaliteit
Art. 117.De sancties in het kader van de conditionaliteit, vermeld in hoofdstuk IV van verordening (EU) 2021/2116 worden opgelegd als op enig moment in het kalenderjaar de voorwaarden in het kader van conditionaliteit niet worden nageleefd en de niet-naleving in kwestie rechtstreeks kan worden toegeschreven aan de landbouwer die de betalingsaanvraag in het betrokken kalenderjaar heeft ingediend.
Indien het perceel waarop de niet-naleving werd vastgesteld tijdens dat kalenderjaar is overgedragen, zijn de administratieve sancties, vermeld in het eerste lid, ook van toepassing wanneer de betrokken niet-naleving het gevolg is van een handelen of nalaten dat rechtstreeks kan worden toegeschreven aan de persoon aan wie of door wie het perceel is overgedragen. In afwijking van de eerste zin, worden de sancties opgelegd aan de persoon aan wie het handelen of nalaten rechtstreeks kan worden toegeschreven, indien deze een steunaanvraag of betalingsaanvraag in het betrokken kalenderjaar heeft ingediend, op basis van de aan die persoon toegekende of toe te kennen totale bedragen voor dat kalenderjaar, op basis van hoofdstuk II van verordening (EU) 2021/2115 en artikel 70 van diezelfde verordening. Afdeling 5. - Volgorde van sancties
Art. 118.§ 1 Er worden geen rechtstreekse betalingen uitgekeerd als vermeld in artikel 16, lid 2, van verordening (EU) 2021/2115, aan de actieve landbouwers voor wie het totaal van de rechtstreekse betalingen die zijn aangevraagd of zijn toe te kennen in een bepaald kalenderjaar vóór de toepassing van verlagingen of uitsluitingen als vermeld in artikel 85, lid 1, van verordening (EU) 2021/2116, minder dan 400 euro bedraagt. § 2 Als bij een landbouwer verschillende administratieve sancties als vermeld in artikel 110 worden toegepast, wordt de volgende volgorde nageleefd; 1° de verlagingen en sancties, vermeld in artikel 111 en in artikel 114 tot en met 116, worden toegepast in geval van niet naleving;2° het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van punt 1°, dient als basis voor de berekening van sancties, vermeld in art 110, § 3, 1° ;3° het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van punt 2°, dient als basis voor de berekening van verlagingen die overeenkomstig artikel 113 moeten worden toegepast in geval van te late indiening;4° het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van punt 3°, dient als basis voor de berekening van verlagingen die overeenkomstig artikel 112 moeten worden toegepast in geval van niet-aangifte van landbouwpercelen;5° het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van punt 4°, dient als basis voor de berekening van de intrekkingen, vermeld artikel 110, § 3 2°. § 3. Het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van paragraaf 1, 5°, dient als basis voor de toepassing van: 1° het percentage van de lineaire verlaging, vastgesteld overeenkomstig artikel 87, § 1, van Verordening (EU) nr.2021/2115; 2° het aanpassingspercentage, vermeld in artikel 17 van Verordening (EU) nr.2021/2116. § 4. Het bedrag van de betaling dat voortvloeit uit de toepassing van paragraaf 2 dient als basis voor de berekening van de verlagingen die overeenkomstig artikel 85 van verordening (EU) 2021/2116 en hoofdstuk III van gedelegeerde verordening (EU) 2022/1172 wegens niet-naleving van de conditionaliteitsverplichtingen moeten worden toegepast. HOOFDSTUK 5. - Administratieve sancties als vermeld in het landbouwdecreet
Art. 119.De bevoegde entiteit kan, boven op de administratieve sancties, vermeld in artikel 110, administratieve sancties opleggen conform artikel 56 van het decreet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/06/2013 pub. 12/09/2013 numac 2013204905 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het landbouw- en visserijbeleid sluiten betreffende het landbouw- en visserijbeleid, als ze vaststelt dat een of meer verplichtingen, vermeld in dit besluit, niet of niet volledig worden nageleefd.
TITEL 6. - Wijze van uitwisseling van berichten
Art. 120.Berichten ter uitvoering van dit besluit worden op elektronische wijze uitgewisseld. De bevoegde entiteit bepaalt de te volgen elektronische procedure en maakt die bekend. De bevoegde entiteit kan daarbij beperkingen en technische eisen opleggen.
De minister kan bepalen wanneer analoge uitwisseling mogelijk blijft.
Het tijdstip van verzending en ontvangst van berichten die op elektronische wijze worden uitgewisseld, wordt bepaald conform artikel II. 23 van het Bestuurs decreet van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/12/2018 pub. 19/12/2018 numac 2018032457 bron vlaamse overheid Bestuursdecreet sluiten. Voor de verzendingen die uitgaan van de bevoegde entiteit, geldt de dag na de dag van de verzending als begin van de termijnen die worden opgelegd in het kader van de procedures ter uitvoering van dit besluit. Als voor bepaalde berichten bepaald is dat ze voor een bepaalde datum meegedeeld of ingediend moeten worden bij de bevoegde entiteit, moeten de berichten die elektronisch uitgewisseld worden uiterlijk op die datum ontvangen zijn door de bevoegde entiteit. Berichten die via analoge weg uitgewisseld worden, moeten op die datum verzonden zijn aan de bevoegde entiteit. De datum van de poststempel geldt daarbij als tijdstip waarop een bericht verzonden is.
TITEL 7. - Bezwaarprocedure
Art. 121.§ 1. De bevoegde entiteit is belast met de behandeling van bezwaren tegen beslissingen die rechtsgevolgen tot stand brengen bij de uitvoering van dit besluit, de uitvoeringsbesluiten ervan, de verordeningen (EU) 2021/2115 en (EU) 2021/2116 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen ervan. § 2. Het bezwaar wordt binnen dertig dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing ingediend bij de bevoegde entiteit, die over het bezwaar beslist. Het bezwaarschrift voldoet aan al de volgende ontvankelijkheidsvoorwaarden: 1° het wordt op schriftelijke wijze ingediend;2° het vermeldt de naam en de woonplaats van de indiener van het bezwaar.Als de woonplaatskeuze bij een raadsman wordt gedaan, wordt dat in het bezwaarschrift aangegeven; 3° het is ondertekend door de indiener van het bezwaar of zijn raadsman.Een schriftelijke machtiging wordt bijgevoegd, tenzij de raadsman ingeschreven is als advocaat of advocaat-stagiair; 4° het vermeldt het voorwerp van het bezwaar, met een omschrijving van de ingeroepen argumenten. § 3. Als niet voldaan is aan de vereisten, vermeld in paragraaf 2, wordt het bezwaar onontvankelijk verklaard. § 4. De beslissing van de bevoegde entiteit wordt binnen de honderdtwintig dagen ter kennis gebracht aan de bezwaarindiener of zijn vertegenwoordiger. Die termijn wordt gerekend vanaf de dag na de dag waarop de termijn voor de indiening van het bezwaar verstreken is.
Tegen die beslissing staat geen nieuwe bezwaarmogelijkheid open.
De termijn, vermeld in het eerste lid, kan eenmalig verlengd worden met een nieuwe termijn van honderdtwintig dagen, die begint de dag nadat de eerste termijn, vermeld in het eerste lid, verstreken is. De bevoegde entiteit brengt de bezwaarindiener of zijn vertegenwoordiger daarvan op de hoogte voor de eerste termijn van honderdtwintig dagen verstreken is, en vermeldt de reden of de redenen van de verlenging.
Als de bevoegde entiteit bij de bezwaarindiener of via derden informatie of bewijzen opvraagt, wordt de termijn van honderdtwintig dagen geschorst tot op de datum dat de informatie of het bewijs ontvangen is. De bevoegde entiteit meldt de schorsing, die het gevolg is van het inwinnen van informatie of het opvragen van bewijzen bij derden, aan de bezwaarindiener of zijn vertegenwoordiger en vermeldt deze reden van de schorsing. Voor de behandeling van het bezwaar kan rekening gehouden worden met informatie die van derden verkregen is.
TITEL 8. - Verwerking en bescherming van de gegevens
Art. 122.De bevoegde entiteit is verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, punt 7, van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, hierna "algemene verordening gegevensbescherming" te noemen.
De categorieën betrokkenen van wie persoonsgegevens verwerkt kunnen worden zijn de volgende: 1° de landbouwers in kwestie;2° de personen die de landbouwers in kwestie kunnen vertegenwoordigen op het e-loket van de bevoegde entiteit. Voor de uitvoering van dit besluit en haar uitvoeringsbesluiten kunnen de volgende categorieën van gegevens, die direct of indirect gekoppeld zijn aan persoonsgegevens, verwerkt worden: 1° identificatiegegevens;2° diergegevens;3° perceelsgegevens;4° betalingsgegevens;5° bemestingsgegevens;6° bodemgegevens;7° voedermanagementgegevens;8° antibioticagegevens;9° gegevens over de biologische toepassing;10° ondernemingsgegevens. De persoonsgegevens worden verwerkt op basis van de rechtvaardigingsgrond, vermeld in artikel 6, lid 1, e), van de algemene verordening gegevensbescherming, namelijk `de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen'.
Het doel van de gegevensverwerking is het verlenen van subsidies.
TITEL 9. - Opheffings- en overgangsbepalingen
Art. 123.Het besluit van 5 september 2014, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 december 2014, 26 juni 2015, 8 december 2017, 14 september 2018 en 22 januari 2021, wordt opgeheven.
In afwijking van het eerste lid blijft het besluit van 5 september 2014 van toepassing op verbintenissen voor de maatregel de teelt van vezelvlas en vezelhennep met verminderde bemesting en de maatregel de verwarringstechniek in de fruitteelt, die nog lopen op 1 januari 2023 en die gesloten zijn overeenkomstig artikel 2, eerste lid, 2°, respectievelijk artikel 2, eerste lid, 4°, van het besluit van 5 september 2014.
Art. 124.Het besluit van 4 juli 2014, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 december 2014, 27 maart 2015, 14 september 2018, 22 januari 2021 en 28 januari 2022, wordt opgeheven.
In afwijking van het eerste lid blijft het besluit van 4 juli 2014 van toepassing op verbintenissen voor de maatregel de voortzetting van de biologische productiemethode, die nog lopen op 1 januari 2023 en die gesloten zijn overeenkomstig artikel 2, eerste lid, 2°, van het besluit van 4 juli 2014.
Art. 125.Dit besluit is van toepassing op de verbintenissen die worden aangegaan vanaf 1 januari 2023.
Art. 126.In afwijking van artikel 125 is dit besluit ook van toepassing op de verbintenissen tot omschakeling naar de biologische productiemethode die nog lopen op 1 januari 2023 en die gesloten zijn overeenkomstig artikel 2, eerste lid, 1° van het besluit van 4 juli 2014.
De voorwaarden van de verbintenissen, vermeld in het eerste lid worden aangepast aan de bepalingen van dit besluit. Als de landbouwer die aanpassing niet aanvaardt, of als hij niet voldoet aan de voorwaarden van dit besluit, eindigt de verbintenis zonder dat terugbetaling wordt verlangd voor de periode waarin de verbintenis al is nagekomen.
Art. 127.in afwijking van artikel 125, is dit besluit ook van toepassing op de verbintenissen voor de maatregel de teelt van vlinderbloemigen, de maatregel mechanische onkruidbestrijding, de maatregel het behoud van lokale schapenrassen en lokale rundveerassen, die nog lopen op 1 januari 2023 en die gesloten zijn overeenkomstig artikel 2, eerste lid, 1°, respectievelijk artikel 2, eerste lid, 3° en 5°, van het besluit van 5 september 2014.
De voorwaarden van de verbintenissen, vermeld in het eerste lid, worden aangepast aan de bepalingen van dit besluit voor de resterende looptijd van de verbintenis.
In afwijking van het tweede lid, is de voorwaarde, vermeld in artikel 45, 2°, niet van toepassing op de verbintenissen, vermeld in het eerste lid.
Als de landbouwer de aanpassing, vermeld in het tweede lid, niet aanvaardt, of als hij niet voldoet aan de voorwaarden van dit besluit, eindigt de verbintenis zonder dat de terugbetaling wordt verlangd voor de periode waarin de verbintenis al is nagekomen.
Art. 128.De landbouwer die een verbintenis voor de maatregel de inzaai van productief kruidenrijk grasland, vermeld in artikel 2, eerste lid, 1°, van het besluit van 10 september 2021 heeft afgesloten voor het jaar 2022, kan een verbintenis sluiten voor de maatregel de inzaai van graskruiden, vermeld in artikel 3, eerste lid, 7°, a), 2), en kan daarbij onmiddellijk instappen in het tweede verbintenisjaar.
Art. 129.Als wijzigingen van de bepalingen voor de agromilieuverbintenissen, opgenomen in dit besluit, die het gevolg zijn van wijzigingen van de verplichte normen, vereisten of verplichtingen, vermeld in artikel 70, lid 7, van verordening (EU) 2021/2115, een invloed hebben op de verbintenissen die zijn aangegaan voor die maatregelen, kan de landbouwer ervoor kiezen om de verbintenis stop te zetten.
In dat geval behoudt hij het recht op steun voor de periode waarin de verbintenis werd toegepast.
TITEL 10. - Slotbepalingen
Art. 130.Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2023.
Art. 131.De minister, bevoegd voor de landbouw, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 21 april 2023.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Economie, Innovatie, Werk, Sociale Economie en Landbouw, J. BROUNS