Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 17 maart 2006
gepubliceerd op 16 juni 2006

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de regie van de zorg en bijstand tot sociale integratie van personen met een handicap en betreffende de erkenning en subsidiëring van een Vlaams Platform van verenigingen van personen met een handicap

bron
vlaamse overheid
numac
2006035891
pub.
16/06/2006
prom.
17/03/2006
ELI
eli/besluit/2006/03/17/2006035891/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 MAART 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de regie van de zorg en bijstand tot sociale integratie van personen met een handicap en betreffende de erkenning en subsidiëring van een Vlaams Platform van verenigingen van personen met een handicap


De Vlaamse Regering, Gelet op het provinciedecreet van 9 december 2005, inzonderheid op artikel 2, 3°;

Gelet op het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, inzonderheid op artikel 4, 3°, op artikel 5, op artikel 40, § 4, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1994, op artikel 47, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1994, op artikel 49, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1994, op artikel 52, gewijzigd bij het decreet van 22 december 1993 en bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1994 en op artikel 53, eerste lid, gewijzigd bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 1994;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1997 tot ondersteuning van regionaal overleg en regionale samenwerking in de welzijnssector, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de registratie van de zorgvragen, de zorgbemiddeling, de zorgafstemming en de planning van de zorg en de bijstand tot sociale integratie van personen met een handicap, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2004;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de erkenning en subsidiëring van het Vlaams Platform van verenigingen van personen met een handicap in het Regionaal Overlegnetwerk Gehandicaptenzorg en het organiseren van trajectbegeleiding, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2004;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 22 februari 2005;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 29 september 2005;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 24 november 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Fonds : het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap;2° decreet van 27 juni 1990 : het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap;3° verwijzende instanties : de instanties, vermeld in artikel 40, § 4, van het decreet van 27 juni 1990, die door het Fonds zijn erkend om een multidisciplinair verslag op te maken;4° voorziening : een organisatie, die door het Fonds is erkend voor het verlenen van opvang, behandeling en begeleiding aan personen met een handicap;5° personen met een handicap : de personen, vermeld in artikel 2 van het decreet van 27 juni 1990, die het Fonds om tenlasteneming vragen van de kosten van opvang, behandeling en begeleiding, verleend door een voorziening, of van een persoonlijke-assistentiebudget, of die een beslissing van het Fonds inzake de tenlasteneming van de kosten van opvang, behandeling en begeleiding willen omzetten in daadwerkelijke opvang, behandeling en begeleiding;6° Vlaams Platform : het Vlaams Platform van verenigingen van personen met een handicap, vermeld in titel III;7° verenigingen van personen met een handicap : de verenigingen van personen met een handicap, die deel uitmaken van het Vlaams Platform;8° provincies : de provincies die behoren tot het Vlaamse Gewest;9° ROG : het Regionaal Overlegnetwerk Gehandicaptenzorg, vermeld in titel II, hoofdstuk II;10° zorgvraag : de vraag van een persoon met een handicap inzake : a) opvang, behandeling en begeleiding, verleend door een voorziening;b) een persoonlijke-assistentiebudget als vermeld in hoofdstuk VIIbis van het decreet van 27 juni 1990;11° centrale gegevensbank : de centrale gegevensbank, vermeld in titel II, hoofdstuk III;12° zorgvraagregistratie : het opnemen, het beheren en het verwerken van de basisgegevens over zorgvragen in één centrale gegevensbank als vermeld in titel II, hoofdstuk V;13° urgentiecode : de code die de verwijzende instantie toekent en die de termijn aangeeft waarbinnen een zorgvraag beantwoord moet worden;14° registratie- en coördinatiepunt : het registratie- en coördinatiepunt, vermeld in artikelen 7 en 8;15° permanente cel : het adviesorgaan, vermeld in titel II, hoofdstuk IV;16° zorgbemiddeling : het zoeken naar een begeleidings-, behandelings- of opvangaanbod, uitgaande van de zorgvraag, de urgentiecode en het beschikbare aanbod vermeld in titel II, hoofdstuk VI, afdeling II;17° zorgafstemming : het in de provincie bestaande aanbod inzake behandeling, begeleiding en opvang maximaal in overeenstemming brengen met de aldaar vastgestelde behoeften, vermeld in titel II, hoofdstuk VII;18° zorgplanning : het beschrijven van de noodzakelijke ontwikkeling, over meerdere jaren, van het aanbod inzake opvang, behandeling en begeleiding, om alle toekomstige zorgvragen te kunnen beantwoorden als vermeld in titel II, hoofdstuk VIII;19° basisgegevens : de gegevens over zorgvragen en over de opvang, behandeling en begeleiding, verleend door voorzieningen, die worden vastgesteld door het Fonds, op advies van de permanente cel, rekening houdend met hun nut en noodzaak in het kader van de zorgvraagregistratie, zorgbemiddeling, zorgafstemming en zorgplanning. TITEL II. - Zorgregie HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Art. 2.§ 1. Zorgregie heeft tot doel : 1° een transparant en rechtvaardig opname- en bemiddelingsbeleid te realiseren;2° het bestaande aanbod af te stemmen op de vraag;3° een gefundeerde planning van het nieuwe aanbod te realiseren. § 2. Met het oog op het bereiken van de doelstellingen, vermeld in § 1, worden alle noodzakelijke gegevens verzameld en geïntegreerd in een centrale gegevensbank. Die gegevens worden verwerkt en ze worden samen met de informatie die eruit voortvloeit ter beschikking gesteld van de betrokken actoren. HOOFDSTUK II. - Regionaal Overlegnetwerk Gehandicaptenzorg

Art. 3.§ 1. Het provinciebestuur sluit met het Fonds een overeenkomst met het oog op de organisatie van een Regionaal Overlegnetwerk Gehandicaptenzorg met als leden : 1° de verenigingen van personen met een handicap;2° de voorzieningen die in de provincie opvang, behandeling en begeleiding aanbieden;3° de verwijzende instanties;4° het Fonds;5° de provincie en, in voorkomend geval, de Vlaamse Gemeenschapscommissie. § 2. De provinciebesturen of de door hen aangestelde instanties stimuleren, activeren en begeleiden de werking van de ROG's, in het bijzonder bij de uitvoering van hun opdrachten inzake zorgvraagregistratie en zorgbemiddeling. Ze coördineren de werking van de ROG's bij de uitvoering van hun opdrachten inzake zorgafstemming en zorgplanning.

De provinciebesturen zorgen voor de logistieke, financiële en personele ondersteuning van de werking van de ROG's en voor de huisvesting van het registratie- en coördinatiepunt. § 3. Het ROG moet structureel ingepast worden in het provinciale beleid inzake regionaal overleg en regionale samenwerking in de welzijnssector, overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1997 tot ondersteuning van regionaal overleg en regionale samenwerking in de welzijnssector.

Art. 4.§ 1. De provincie maakt het territoriale werkingsgebied uit van het ROG. Het ROG richt zich tot de personen met een handicap die in de provincie wonen, evenals tot de personen met een handicap, die niet in de provincie wonen doch die vanwege het specifieke karakter van hun integratieproblematiek aangewezen zijn op opvang, behandeling en begeleiding die door een voorziening in de provincie aangeboden wordt. § 2. Het ROG in de provincie Vlaams-Brabant richt zich tevens tot de personen met een handicap, die hun woonplaats hebben in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en die opvang, behandeling en begeleiding vragen in een door het Fonds erkende voorziening.

Ter uitvoering van het eerste lid wordt de overeenkomst betreffende de provincie Vlaams-Brabant, vermeld in artikel 3, § 1, gesloten tussen het Fonds, de provincie Vlaams-Brabant en de Vlaamse Gemeenschapscommissie, en worden de voorzieningen die in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest opvang, behandeling en begeleiding aanbieden, evenals de Vlaamse Gemeenschapscommissie als leden betrokken bij het ROG in de provincie Vlaams-Brabant.

Art. 5.De leden van het ROG, vermeld in artikel 3, § 1, 1°, 2° en 3°, verkiezen een bestuursorgaan, waarin elk van die leden evenredig vertegenwoordigd is en elk lid minstens twee en maximaal vijf vertegenwoordigers heeft.

Per ROG worden twee ambtenaren, aangewezen door de leidend ambtenaar van het Fonds, als leden toegevoegd aan het bestuursorgaan.

Twee afgevaardigden, aangewezen door de provinciebesturen, worden als waarnemers uitgenodigd voor de vergaderingen van dat bestuursorgaan.

In afwijking van het vorige lid worden twee afgevaardigden, aangewezen door het provinciebestuur, en één afgevaardigde, aangewezen door de Vlaamse Gemeenschapscommissie, als waarnemers uitgenodigd voor de vergaderingen van het bestuursorgaan van het ROG in de provincie Vlaams-Brabant.

Het bestuursorgaan kiest een voorzitter en een ondervoorzitter. Een van beide is een vertegenwoordiger van de verenigingen van personen met een handicap.

Het bestuursorgaan stelt zijn huishoudelijk reglement op.

Art. 6.Het ROG kan subregionale of thematische werkgroepen oprichten.

Art. 7.Het ROG heeft de volgende opdrachten : 1° de opvolging van de gegevens die in het kader van de zorgvraagregistratie worden geregistreerd;2° de organisatie en de procesbewaking van de zorgbemiddeling;3° de volgen van en het rapporteren over het opnamebeleid door de voorzieningen;4° de sturing, de evaluatie en de bijsturing van het proces van zorgafstemming;5° het uitbrengen van een advies over zorgplanning;6° de oprichting van een registratie- en coördinatiepunt;7° het informeren van personen met een handicap over het bestaan en de werking van het ROG en het registratie- en coördinatiepunt. Het ROG respecteert bij de uitvoering van zijn opdrachten de kwaliteitseisen betreffende de processen en de resultaten van zorgvraagregistratie, zorgbemiddeling en zorgafstemming, die door het Fonds worden vastgesteld.

Art. 8.Het registratie- en coördinatiepunt heeft de volgende taken : 1° het vervolledigt de gegevens uit de centrale gegevensbank en verwerkt ze tot rapporten ter ondersteuning van het ROG bij de uitvoering van zijn opdrachten inzake zorgvraagregistratie, zorgbemiddeling, zorgafstemming en zorgplanning.Het registratie- en coördinatiepunt respecteert hierbij de kwaliteitseisen, vastgesteld door het Fonds; 2° het stelt rapporten op over de opnames in voorzieningen en over de resultaten van de zorgbemiddeling en de zorgafstemming;3° het treedt op als aanmeldingspunt voor zorgvragen in een noodsituatie, zoals gedefinieerd in het protocol Noodsituatie, vermeld in artikel 20. HOOFDSTUK III. - De centrale gegevensbank

Art. 9.Het Fonds ontwikkelt een centrale gegevensbank waarin de basisgegevens over de zorgvragen en over het aanbod betreffende opvang, behandeling en begeleiding van de voorzieningen opgenomen worden.

Het Fonds ontwikkelt en beheert de softwaretoepassingen voor het verzamelen, beheren, kruisen en synchroniseren van gegevens en het opstellen van rapporten op basis van de gegevens uit de centrale databank.

Het Fonds verleent, met behoud van de toepassing van de bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, toegang tot de centrale gegevensbank aan het ROG en het registratie- en coördinatiepunt, met het oog op de uitvoering van hun opdrachten, en aan de instanties, aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen.

Art. 10.De centrale gegevensbank is tegen 1 juli 2007 operationeel.

Het Fonds stelt een stappenplan op betreffende de ontwikkeling van de centrale gegevensbank en de softwaretoepassingen, vermeld in artikel 9, eerste en tweede lid. HOOFDSTUK IV. - Permanente cel

Art. 11.§ 1. Bij het Fonds wordt een permanente cel Zorgregie opgericht die als volgt is samengesteld : 1° vijf vertegenwoordigers van de ROG's, namelijk één vertegenwoordiger per ROG, die is voorgedragen door het bestuursorgaan van het ROG;2° één vertegenwoordiger per vereniging van voorzieningen, die is voorgedragen door de verenigingen van voorzieningen;3° vier ambtenaren, aangewezen door de leidend ambtenaar van het Fonds;4° twee vertegenwoordigers van verwijzende instanties, die worden voorgedragen door de verwijzende instanties;5° twee vertegenwoordigers van verenigingen van personen met een handicap, die worden voorgedragen door het Vlaams Platform;6° twee ambtenaren, aangewezen door de provinciebesturen. § 2. Het Fonds benoemt de leden van de permanente cel.

Art. 12.§ 1. De permanente cel heeft de opdracht het Fonds te adviseren over de maatregelen die genomen moeten worden om uitvoering te geven aan de bepalingen van titel II. § 2. De permanente cel adviseert het Fonds onder meer over : 1° de opbouw en het beheer van de centrale gegevensbank, inclusief de opmaak van het stappenplan, vermeld in artikel 10;2° de organisatie en inhoud van de zorgvraagregistratie en de bijsturing ervan;3° de kwaliteitseisen betreffende de processen en de resultaten van zorgvraagregistratie, zorgbemiddeling en zorgafstemming en inzake de bijsturing ervan;4° de klachtenprocedure inzake zorgvraagregistratie en zorgbemiddeling;5° de opmaak van een protocol Urgentiecodering als vermeld in artikel 14, en de bijsturing ervan;6° de opmaak van een protocol Noodsituatie als vermeld in artikel 20, en de bijsturing ervan. HOOFDSTUK V. - Zorgvraagregistratie

Art. 13.De zorgvraagregistratie heeft tot doel de door het Fonds vastgestelde basisgegevens over alle door de verwijzende instanties verduidelijkte, actuele zorgvragen te registreren in de centrale gegevensbank.

Art. 14.§ 1. De urgentiecode is een van de basisgegevens die in het kader van de zorgvraagregistratie geregistreerd moeten worden. De urgentiecode wordt toegekend door de verwijzende instanties overeenkomstig het protocol Urgentiecodering, dat door het Fonds wordt vastgesteld op advies van de permanente cel.

Het protocol Urgentiecodering beschrijft de urgentiecodes die kunnen worden toegekend, evenals de criteria en de werkwijze voor het vaststellen van de urgentiecodes. § 2. De ambtenaren van het Fonds, gemachtigd om toezichtsopdrachten uit te voeren overeenkomstig hoofdstuk X van het decreet van 27 juni 1990, controleren de toepassing van het protocol Urgentiecodering, vermeld in § 1. Het verslag van die controle wordt bezorgd aan het bestuursorgaan van het ROG, vermeld in artikel 5, eerste lid.

Art. 15.De basisgegevens, vermeld in artikel 13, waarover het Fonds beschikt als gevolg van de behandeling van de aanvraag om inschrijving en het verkrijgen van bijstand tot sociale integratie, zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de inschrijving bij het Vlaams Fonds voor de Sociale integratie van Personen met een Handicap, worden automatisch door het Fonds ingebracht in de centrale gegevensbank.

Art. 16.Het Fonds bepaalt, op advies van de permanente cel, door wie, hoe en wanneer de basisgegevens, vermeld in artikel 13, waarover het Fonds niet beschikt conform artikel 15, worden ingebracht in de centrale gegevensbank.

Art. 17.Het ROG heeft inzake de zorgvraagregistratie de volgende opdrachten : 1° het opvolgen van de gegevens die in het kader van de zorgvraagregistratie worden geregistreerd;2° het toepassen van de klachtenprocedure zorgvraagregistratie;3° de evaluatie van de zorgvraagregistratie met het oog op van de eventuele bijsturing ervan;4° de evaluatie van de toepassing van het protocol Urgentiecodering met het oog op de eventuele bijsturing ervan. HOOFDSTUK VI. - Opnamebeleid van de voorzieningen en Zorgbemiddeling Afdeling I. - Opnamebeleid van de voorzieningen

Art. 18.De voorzieningen geven bij opname voorrang aan de personen met een handicap met de hoogste urgentiecode, en binnen die urgentiecode aan de personen die al het langst aan het wachten zijn met die urgentiecode.

Art. 19.Als een voorziening overgaat tot een opname, in afwijking van artikel 18, bezorgt de voorziening hierover een motivatieverslag aan het registratie- en coördinatiepunt. Het registratie- en coördinatiepunt inventariseert de motivatieverslagen en verwerkt ze in rapporten.

Art. 20.In afwijking van artikel 18 en 19 moet een opname bij een noodsituatie verlopen overeenkomstig het protocol Noodsituatie, dat op advies van de permanente cel, wordt vastgesteld door het Fonds. Het protocol heeft tot doel om aan personen met een handicap in een noodsituatie een onmiddellijke, eventueel tijdelijke oplossing inzake opvang, behandeling en begeleiding te bezorgen. Het protocol definieert het begrip noodsituatie, bepaalt de inzet van het onmiddellijke of in de nabije toekomst beschikbare aanbod en stelt de procedure vast.

Art. 21.De ambtenaren van het Fonds, gemachtigd om toezichtsopdrachten uit te voeren overeenkomstig hoofdstuk X van het decreet van 27 juni 1990, controleren de toepassing door de voorzieningen van de bepalingen van artikel 18 en artikel 19 en de toepassing van het protocol Noodsituatie, vermeld in artikel 20. Het verslag van die controle wordt bezorgd aan het bestuursorgaan van het ROG, vermeld in artikel 5, eerste lid.

Art. 22.De voorzieningen melden elke opname of elk ontslag van een persoon met een handicap aan het Fonds. Die melding moet gebeuren op de dag van de opname of het ontslag op de wijze die door het Fonds bepaald is.

Art. 23.Het ROG evalueert en brengt verslag uit over : 1° de toepassing door de voorzieningen van de bepalingen van artikel 18 en artikel 19;2° de toepassing van het protocol Noodsituatie, vermeld in artikel 20. Afdeling II. - Zorgbemiddeling

Art. 24.§ 1. Zorgbemiddeling heeft tot doel een behandelings-, begeleidings- of opvangaanbod te vinden als antwoord op individuele zorgvragen, rekening houdend met de zorgvraag, de urgentiecode en het beschikbare aanbod. § 2. Zorgbemiddeling wordt georganiseerd voor geregistreerde zorgvragen die binnen de termijn van de toegekende urgentiecode geen oplossing hebben gekregen.

In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan zorgbemiddeling voor het verstrijken van de termijn van de urgentiecode worden georganiseerd als de verhouding tussen het volume van soortgelijke zorgvragen en het volume van het aanbod inzake opvang, behandeling en begeleiding dat een antwoord kan bieden op die zorgvragen, door een structureel tekort ernstig wordt verstoord. § 3. De zorgbemiddeling wordt verleend in overeenstemming met de kwaliteitseisen betreffende het proces en de resultaten van zorgbemiddeling, die het Fonds vaststelt op advies van de permanente cel.

Art. 25.Het ROG heeft de volgende opdrachten : 1° de organisatie en de procesbewaking van de zorgbemiddeling;2° het stimuleren van de actieve inzet van de leden van het ROG, vermeld in artikel 3, § 1, 1° tot en met 3°, in het zorgbemiddelingsproces;3° het bewaken van de naleving van de bepalingen van artikel 18 en 19 in het kader van de zorgbemiddeling;4° het stimuleren van de collectieve verantwoordelijkheid van de voorzieningen bij het vinden, in het kader van de zorgbemiddeling, van een antwoord op individuele zorgvragen;5° het toepassen van de klachtenprocedure zorgbemiddeling;6° de evaluatie en de bijsturing van de zorgbemiddeling.

Art. 26.Het registratie- en coördinatiepunt verwerkt de gegevens van de centrale gegevensbank ter ondersteuning van de zorgbemiddeling en stelt periodiek rapporten op aangaande de realisaties en de knelpunten van de zorgbemiddeling.

Het Fonds bepaalt, op advies van de permanente cel, de inhoud van de rapporten, vermeld in het eerste lid.

Het registratie- en coördinatiepunt stelt de rapporten ter beschikking van het bestuursorgaan van het ROG, vermeld in artikel 5, eerste lid.

Art. 27.De ambtenaren van het Fonds, gemachtigd om toezichtsopdrachten uit te voeren overeenkomstig hoofdstuk X van het decreet van 27 juni 1990, controleren : 1° de naleving van de bepalingen van artikel 18 en artikel 19 in het kader van de zorgbemiddeling;2° de participatie van de voorzieningen in de zorgbemiddeling. Het verslag van die controle wordt bezorgd aan het bestuursorgaan van het ROG, vermeld in artikel 5, eerste lid. HOOFDSTUK VII. - Zorgafstemming

Art. 28.Zorgafstemming heeft tot doel om het in de provincie bestaande aanbod op het gebied van opvang, behandeling en begeleiding zo veel mogelijk in overeenstemming te brengen met de aldaar vastgestelde behoeften inzake opvang, behandeling en begeleiding.

Art. 29.Het ROG is verantwoordelijk voor de sturing, de evaluatie en de bijsturing van het proces van zorgafstemming.

Zorgafstemming houdt in dat wordt onderzocht op welke wijze het beschikbare aanbod inzake opvang, behandeling en begeleiding beter in overeenstemming gebracht kan worden met de, na zorgbemiddeling, niet-beantwoorde zorgvragen. Hierbij worden voorstellen geformuleerd aan voorzieningen en aan het Fonds inzake flexibilisering, heroriëntatie en reconversie van het bestaande aanbod.

Art. 30.Het registratie- en coördinatiepunt stelt rapporten op over de realisaties en knelpunten van zorgafstemming en stelt die rapporten ter beschikking van het bestuursorgaan van het ROG, vermeld in artikel 5, eerste lid. HOOFDSTUK VIII. - Zorgplanning

Art. 31.Zorgplanning heeft tot doel de ontwikkeling van het zorgaanbod over meerdere jaren op kwalitatieve en kwantitatieve wijze te beschrijven, met inbegrip van de budgettaire implicaties, met het oog op de toekomstige zorgvragen.

De zorgplanning dient als basis voor het vaststellen van de programmatie betreffende voorzieningen, vermeld in artikel 50 van het decreet van 27 juni 1990, evenals voor het vaststellen van de programmatie op het gebied van het persoonlijke-assistentiebudget, vermeld in artikel 58ter, zesde lid, van het decreet van 27 juni 1990.

Art. 32.Het Fonds is verantwoordelijk voor het beleidsvoorbereidende proces op het gebied van zorgplanning en de programmatie, de evaluatie en de bijsturing ervan.

Art. 33.Het Fonds stelt in overleg met de permanente cel een meerjarenzorgplan evenals een geactualiseerd jaarlijks zorgplan op, waarbij met de volgende gegevens rekening gehouden wordt : 1° het wetenschappelijke onderzoek over de te verwachten ontwikkelingen betreffende de kwantiteit en kwaliteit van de zorgvragen, dat wordt uitgevoerd door of in opdracht van het Fonds;2° de door het registratie- en coördinatiepunt opgestelde rapporten betreffende zorgbemiddeling en de zorgafstemming;3° de adviezen van de ROG's betreffende zorgplanning;4° de adviezen van de provinciebesturen en van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, gebaseerd op de bij de provinciebesturen beschikbare sectoroverschrijdende cijfers en onderzoeksgegevens betreffende de zorgbehoeften van personen met een handicap. HOOFDSTUK IX. - Subsidiëring

Art. 34.§ 1. Het Fonds verleent aan de provinciebesturen subsidies voor de oprichting en werking van het ROG en het registratie- en coördinatiepunt ten bedrage van 94.312 euro per jaar en per provincie.

Minstens 80 % van de toegekende subsidies wordt aangewend voor personeelskosten waaronder de kosten van het personeel van het registratie- en coördinatiepunt. Maximaal 20 % mag worden aangewend voor werkingskosten. § 2. Het subsidiebedrag, vermeld in § 1, eerste lid, is gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen. De basisindex is de spilindex die van toepassing is op 1 januari 2005. De subsidiebedragen worden telkens op 1 januari van het kalenderjaar aangepast volgens de formule : subsidiebedrag x index 1 januari kanderjaar/basisindex 1 januari 2006

Art. 35.§ 1. Van het subsidiebedrag, vermeld in artikel 34, § 1, eerste lid, wordt 40 % in de loop van het eerste kwartaal van het kalenderjaar en 35 % in de loop van het derde kwartaal van het kalenderjaar uitbetaald.

Het saldo van het subsidiebedrag wordt uitbetaald voor 31 maart van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarop het subsidiebedrag betrekking heeft, na voorlegging aan het Fonds van een verslag over de werking van het ROG en het registratie- en coördinatiepunt, evenals van een financieel verslag over het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Het Fonds bepaalt de inhoud en de vorm van die verslagen. § 2. Het provinciebestuur bouwt met het niet- uitgegeven deel van de verleende subsidies reserves op.

De opgebouwde reserves worden besteed aan de realisatie van de doelstellingen waarvoor de subsidies werden verleend.

Het Fonds kan het bedrag van de toegestane reserves beperken.

TITEL III. - Het Vlaams Platform van verenigingen van personen met een handicap HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Art. 36.Binnen de perken van de hiervoor op zijn begroting ingeschreven kredieten kan het Fonds, overeenkomstig de bepalingen van deze titel, een Vlaams Platform van verenigingen van personen met een handicap erkennen en subsidiëren. HOOFDSTUK II. - Taken van het Platform

Art. 37.Het Platform heeft de volgende taken : 1° het versterken van de positie van personen met een handicap met het oog op de opdrachten van het ROG door vertegenwoordigers van de verenigingen van personen met een handicap in de werking van het ROG aan te wijzen en te ondersteunen;2° het informeren van de personen met een handicap over de zorgvraagregistratie en de zorgbemiddeling;3° het begeleiden van personen met een handicap bij : a) het inleiden van klachten over de zorgvraagregistratie;b) het inleiden van klachten over de zorgbemiddeling. HOOFDSTUK III. - Erkenning en werking

Art. 38.Om erkend te worden als Platform moet een organisatie aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° ze is opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, waarvan de raad van bestuur is samengesteld uit vertegenwoordigers van de verenigingen van personen met een handicap, die beantwoorden aan de volgende criteria : a) de kerndoelstellingen en kerntaken van de verenigingen zijn gericht op hun leden, namelijk personen met een handicap en hun wettelijke vertegenwoordigers;b) de verenigingen vertegenwoordigen een voldoende representatieve doelgroep ten aanzien van de doelpopulatie van het Fonds of overkoepelen een aantal kleinere verenigingen of regionaal georiënteerde organisaties die zich richten tot de doelpopulatie van het Fonds;c) de verenigingen hebben regionale werkingen in minstens drie provincies van het Vlaamse Gewest;2° haar raad van bestuur stelt een huishoudelijk reglement op;3° ze gaat de verbintenis aan om de taken, vermeld in artikel 37, uit te voeren. Het Fonds kan de criteria, vermeld in het eerste lid, 1°, aanvullen.

Art. 39.§ 1. Het Platform stelt jaarlijks een activiteitenverslag op, met inbegrip van een financieel verslag.

Het Fonds bepaalt de inhoud en de vorm van dat verslag. § 2. Het Platform bezorgt het activiteitenverslag aan het Fonds voor 31 maart van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarop het betrekking heeft.

Art. 40.Het Platform vermeldt het Fonds bij alle mededelingen en publicaties over zijn activiteiten en resultaten.

Art. 41.De erkenning als Platform wordt verleend voor een periode van vijf jaar.

De algemene erkenningsvoorwaarden, vastgesteld ter uitvoering van artikel 47 van het decreet van 27 juni 1990, zijn niet van toepassing. HOOFDSTUK IV. - Subsidiëring

Art. 42.§ 1. Het Fonds verleent het Platform jaarlijks subsidies. Het subsidiebedrag bedraagt maximaal 600.000 euro per jaar. § 2. Maximaal 25 % van het subsidiebedrag, vermeld in § 1, kan aangewend worden voor werkingskosten, uitrustingskosten en centrale beheerskosten in verband met de coördinatie van de werking van het Platform en de logistieke ondersteuning. Minstens 75 % wordt aangewend voor personeelskosten.

De loonschalen alsmede de verplaatsings- en onkostenvergoedingen voor ambtenaren, die van toepassing zijn bij de Vlaamse Gemeenschap, gelden als maximum voor de uitgaven inzake personeelskosten van het Platform. § 3. Het maximumsubsidiebedrag, vermeld in § 1, is gekoppeld aan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van het concurrentievermogen. De basisindex is de spilindex die van toepassing is op 1 januari 2005. De subsidiebedragen worden telkens op 1 januari van het jaar aangepast volgens de formule : subsidiebedrag x index 1 januari kalenderjaar/ basisindex 1 januari 2006

Art. 43.§ 1. Het jaarlijkse subsidiebedrag, vermeld in artikel 42, § 1, wordt uitbetaald in drie schijven : 1° een eerste schijf van 45 % wordt uitbetaald in het eerste kwartaal van het kalenderjaar, waarop het subsidiebedrag betrekking heeft;2° een tweede schijf van 40 % wordt uitbetaald voor 30 september van het kalenderjaar waarop het subsidiebedrag betrekking heeft, na goedkeuring van het activiteitenverslag, vermeld in artikel 39, over het voorgaande kalenderjaar;3° het saldo van de subsidie wordt betaald na indiening van het activiteitenverslag, vermeld in artikel 39 over het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft. § 2. Het Platform bouwt met het niet-uitgegeven deel van de verleende subsidies reserves op.

De opgebouwde reserves worden besteed aan de realisatie van de doelstellingen waarvoor de subsidies werden verleend.

Het Fonds kan het bedrag van de toegestane reserves beperken. HOOFDSTUK V. - Toezicht

Art. 44.De ambtenaren van het Fonds, gemachtigd om toezichtsopdrachten uit te voeren overeenkomstig hoofdstuk X van het decreet van 27 juni 1990, controleren ter plaatse of op stukken of de erkenningsvoorwaarden, vermeld in titel III, hoofdstuk III, en de subsidiëringsvoorwaarden, vermeld in titel III, hoofdstuk IV, worden nageleefd. Het Platform verleent zijn medewerking bij dat toezicht.

Het bezorgt aan de ambtenaren van het Fonds, als ze erom verzoeken, al de stukken die met de erkenning of subsidiëring verband houden.

Art. 45.Als het Platform één of meer van de in titel III, hoofdstuk III, vermelde erkenningsvoorwaarden niet naleeft, manifest in gebreke blijft bij de realisatie van zijn taken of in geval van fraude kan het Fonds beslissen tot de intrekking van de erkenning, de gehele of gedeeltelijke opschorting van de uitbetaling van de subsidies of tot gehele of gedeeltelijke terugvordering van de reeds verleende subsidies, na het Platform te hebben gehoord.

Als het Platform de in titel III, hoofdstuk IV, vermelde subsidievoorwaarden niet naleeft of in geval van afwending van de verleende subsidies kan het Fonds beslissen tot gehele of gedeeltelijke opschorting van de uitbetaling van de subsidies of tot gehele of gedeeltelijke terugvordering van de reeds verleende subsidies.

TITEL IV. - De vereniging van verwijzende instanties

Art. 46.§ 1. Binnen de perken van de hiervoor op zijn begroting ingeschreven kredieten kan het Fonds, overeenkomstig de bepalingen van deze titel, een vereniging van verwijzende instanties erkennen en subsidiëren.

De opdracht van de vereniging bestaat erin de vertegenwoordiging van de verwijzende instanties in het ROG en in de permanente cel te organiseren. § 2. Het Fonds bepaalt de voorwaarden waaraan de vereniging van verwijzende instanties moet voldoen met het oog op erkenning en subsidiëring. Het Fonds bepaalt tevens de voorwaarden van uitbetaling van de subsidies.

Art. 47.Het Fonds verleent de vereniging van verwijzende instanties jaarlijks subsidies. Het subsidiebedrag bedraagt maximaal 300.000 euro per jaar.

TITEL V. - Slotbepalingen

Art. 48.Artikel 36 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de registratie van de zorgvragen, de zorgbemiddeling, de zorgafstemming en de planning van de zorg en de bijstand tot sociale integratie van personen met een handicap wordt opgeheven.

Art. 49.Het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 tot vaststelling van de voorwaarden voor het toekennen van een subsidie voor de realisatie van de wachtlijstwerking inzake opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap, wordt opgeheven.

Art. 50.Het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de registratie van de zorgvragen, de zorgbemiddeling, de zorgafstemming en de planning van de zorg en de bijstand tot sociale integratie van personen met een handicap, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2004, wordt opgeheven.

Art. 51.Het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de erkenning en subsidiëring van het Vlaams Platform van verenigingen van personen met een handicap in het Regionaal Overlegnetwerk Gehandicaptenzorg en het organiseren van trajectbegeleiding, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 2004, wordt opgeheven.

Art. 52.Tot de Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, het anders bepaalt, worden de zorgvragen inzake een persoonlijke-assistentiebudget uitsluitend geregistreerd en geïntegreerd in de centrale gegevensbank.

Art. 53.In afwijking van artikel 14, § 1, en tot de Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, het anders bepaalt, kunnen de voorzieningen aan hun cliënten urgentiecodes toekennen overeenkomstig het protocol Urgentiecodering.

Art. 54.Tot op de datum, vermeld in artikel 10, eerste lid, omschrijft het Fonds de opdrachten, vermeld in titel II, van de bij de zorgregie betrokken actoren op basis van het stappenplan, vermeld in artikel 10, tweede lid.

Art. 55.Tot op de datum, vermeld in artikel 10, eerste lid, stelt het Fonds minstens geaggregeerde gegevens uit de gegevensbanken ter beschikking van de ROG's.

Art. 56.Tot op de datum, vastgesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, registreren de ROG's de door de verwijzende instanties niet-verduidelijkte, actuele zorgvragen als die zorgvragen door de voorzieningen zijn verduidelijkt.

Art. 57.In afwijking van artikel 34, § 1, eerste lid, wordt het subsidiebedrag voor het jaar 2006 aan de provinciebesturen toegekend pro rato van de resterende maanden van het jaar 2006 met ingang van de datum van de ondertekening van de overeenkomst vermeld in artikel 3, § 1.

In afwijking van artikel 35, § 1, wordt 40 % van het subsidiebedrag uitbetaald na ondertekening van de overeenkomst.

Art. 58.In afwijking van artikel 42, § 1, wordt het subsidiebedrag voor het jaar 2006 aan het Platform toegekend pro rato van de resterende maanden van het jaar 2006 met ingang van de maand die volgt op de erkenning als Platform. In afwijking van artikel 43, § 1, wordt een eerste schijf van 45 % van het subsidiebedrag uitbetaald in de maand die volgt op de erkenning als Platform.

Art. 59.In afwijking van artikel 47 kan het Fonds het subsidiebedrag voor het jaar 2006 aan een vereniging van verwijzende instanties toekennen pro rato van de resterende maanden van het jaar 2006 met ingang van de maand die volgt op de erkenning als vereniging van verwijzende instanties.

Art. 60.Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2006, met uitzondering van artikel 48 dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 2005.

Art. 61.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 maart 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE

^