Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 17 juni 1997
gepubliceerd op 12 september 1997

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de personeelsformatie in het gewoon basisonderwijs

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997035969
pub.
12/09/1997
prom.
17/06/1997
ELI
eli/besluit/1997/06/17/1997035969/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JUNI 1997. Besluit van de Vlaamse regering betreffende de personeelsformatie in het gewoon basisonderwijs


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet betreffende het basisonderwijs van 25 februari 1997 inzonderheid op de artikelen 128, 130, § 2, 131, 132, 135, 136, 137, 138, 139, 141 § 2, 145, 146 § 2, 156, 180, 183, 6°, 194 en 195, 6°;

Gelet op het protocol nr. 260 van 27 mei 1997 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van het sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 44 van 27 mei 1997 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in het overkoepelend onderhandelingscomité;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 2 mei 1997;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 in werking treedt op 1 september 1997.

Hetzelfde geldt voor de eerste reeks bijhorende uitvoeringsbesluiten.

Het is voor de organisatie van het schooljaar 1997-1998 en voor de rechtszekerheid van schoolbesturen, directies en personeelsleden essentieel dat zij zo snel mogelijk uitsluitsel krijgen over de nieuw toe te passen regelgeving;

Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 2 juni 1997 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op het gewoon basisonderwijs, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° actieplan : plan opgesteld door het schoolbestuur van een school of vestigingsplaats, gelegen in een gemeente waarin een overeenkomst voor toelatingsbeleid is gesloten.Het beschrijft alle middelen waarvan de school beschikt en alle acties die voor de duur van de overeenkomst worden ondernomen om andere leerlingen dan doelgroepleerlingen aan te trekken. De acties zijn erop gericht het aandeel van deze leerlingen op meer dan 50% te brengen; 2° anderstalige nieuwkomer : leerling in het lager onderwijs die op de datum van de inschrijving gelijktijdig aan volgende voorwaarden voldoet : - niet in het bezit is van de Belgische of Nederlandse nationaliteit; - niet in België of in Nederland geboren is; - niet het Nederlands als moedertaal heeft; - geen volledig schooljaar onderwijs heeft gevolgd in een onderwijsinstelling met het Nederlands als onderwijstaal; - onvoldoende de onderwijstaal Nederlands beheerst om met goed gevolg de lessen te kunnen volgen.

De kennis van het Nederlands en het gevolgde onderwijs wordt vastgesteld op grond van een schriftelijke verklaring op erewoord, gedateerd en ondertekend door een persoon die het ouderlijk gezag uitoefent of de minderjarige leerplichtige leerling in rechte dan wel in feite onder zijn bewaring heeft; 3° concentratieschool of -vestigingsplaats : school of vestigingsplaats waar méér dan de helft van de kinderen, op de teldag voor de vaststelling van het lestijdenpakket, doelgroepleerlingen zijn;4° cursus : minimum twee tot maximum drie lestijden bestemd voor één van de erkende godsdiensten, niet-confessionele zedenleer of cultuurbeschouwing;5° decreet : het decreet betreffende het basisonderwijs van 25 februari 1997.6° doelgroepleerling : leerling in het kleuteronderwijs of leerling in het lager onderwijs van wie : - de grootmoeder van moederszijde niet in België geboren is en niet in het bezit is van de Belgische of Nederlandse nationaliteit door geboorte, en - de moeder ten hoogste tot het einde van het schooljaar waarin zij de leeftijd van 18 jaar bereikte, onderwijs heeft gevolgd;7° leerling : leerling die voldoet aan de bepalingen van de artikelen 20 en 21 van het decreet of daar op grond van artikel 23 of 24 van afwijkt;8° minister : de Vlaamse minister bevoegd voor Onderwijs;9° overeenkomst inzake toelatingsbeleid : netoverschrijdende overeenkomst tussen de schoolbesturen van alle kleuter-, lagere en basisscholen met vestigingsplaatsen in eenzelfde gemeente of in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Alle schoolbesturen van het gemeenschapsonderwijs, het gesubsidieerd officieel onderwijs en het gesubsidieerd katholiek onderwijs dienen aan de overeenkomst deel te nemen. Andere schoolbesturen van het gesubsidieerd onderwijs kunnen daarbij aansluiten. Daarbij gaan ze de verbintenis aan de toegang van de doelgroepleerlingen tot alle scholen en vestigingsplaatsen in de gemeente te maximaliseren zodat er een evenredige aanwezigheid tot stand komt. De overeenkomst gaat in bij het begin van het schooljaar dat volgt op het sluiten van de overeenkomst en geldt voor de duur van vijf opeenvolgende schooljaren; 10° teldag : dag waarop de leerlingen, met toepassing van het decreet moeten worden geteld;11° telperiode : periode gedurende dewelke leerlingen, met toepassing van het decreet moeten worden geteld;12° vrijwillige fusie : - fusie tussen twee of meerdere scholen waarbij in geen van de betrokken scholen wijzigingen aangebracht worden in het onderwijsaanbod, noch op het vlak van vestigingsplaatsen, noch op het vlak van de onderwijsniveaus; - fusie tussen twee of meerdere scholen waarbij tegelijk in één of meerdere van de betrokken scholen het onderwijsaanbod wijzigt op het vlak van het aantal vestigingsplaatsen en/of op het vlak van de onderwijsniveaus zonder dat vestigingsplaatsen en/of onderwijsniveaus afgesplitst worden. HOOFDSTUK II. - Directie Afdeling A. - Beleidsondersteuning

Art. 3.§ 1. Artikel 128 van het decreet treedt in werking op 1 september 1997. § 2. Met toepassing van artikel 128 van het decreet worden aan de scholen vanaf 500 tot en met 599 leerlingen zes aanvullende lestijden beleidsondersteuning toegekend en worden aan de scholen vanaf 600 leerlingen tien aanvullende lestijden beleidsondersteuning toegekend. § 3. Voor de toepassing van § 2 wordt rekening gehouden met de leerlingen uit het kleuteronderwijs en uit het lager onderwijs die in aanmerking komen voor de berekening van de lestijden volgens de schalen van het lopende schooljaar. § 4. De lestijden beleidsondersteuning worden opgenomen door een lid van het onderwijzend personeel. Afdeling B. - Directie met onderwijsopdracht

Art. 4.§ 1. Met toepassing van artikel 130 § 2 van het decreet wordt de directeur in de volgende gevallen belast met een onderwijsopdracht van : - 18 lestijden in scholen met minder dan 20 leerlingen; - 14 lestijden in scholen met 20 tot en met 129 leerlingen; - 8 lestijden in scholen met 130 tot en met 179 leerlingen. § 2. In afwijking van § 1 wordt voor de scholen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad de directeur belast met een onderwijsopdracht van : - 18 lestijden in scholen met minder dan 20 leerlingen; - 14 lestijden in scholen met 20 tot en met 69 leerlingen; - 8 lestijden in scholen met 70 tot en met 99 leerlingen. § 3. Voor de toepassing van § 1 en § 2 wordt rekening gehouden met de leerlingen uit het kleuteronderwijs en uit het lager onderwijs die in aanmerking komen voor de berekening van de lestijden volgens de schalen van het lopende schooljaar. Afdeling C. - Bijzondere bepalingen inzake vrijwillige fusies

Art. 5.§ 1. De adjunct-directeur van een school die ontstaan is uit vrijwillige fusie behoudt gedurende de periode van vier schooljaren, de onderwijsopdracht waarmee hij belast was tijdens het schooljaar voorafgaand aan de fusie.

Vanaf het vierde schooljaar na de fusie is de adjunct-directeur niet langer belast met een onderwijsopdracht op voorwaarde dat de school ten minste 180 leerlingen telt. § 2. In afwijking van § 1 is de adjunct-directeur van een school ontstaan uit vrijwillige fusie in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad vanaf het vierde schooljaar na de fusie niet langer belast met een onderwijsopdracht, op voorwaarde dat de school ten minste 100 leerlingen telt. § 3. Voor de toepassing van § 1, tweede lid en § 2 wordt rekening gehouden met de leerlingen uit het kleuteronderwijs en uit het lager onderwijs die in aanmerking komen voor de berekening van de lestijden volgens de schalen van het lopende schooljaar. HOOFDSTUK III. - Onderwijzend personeel Afdeling A. - Lestijden volgens de schalen

Onderafdeling 1. - Kleuteronderwijs

Art. 6.Met toepassing van de artikelen 131, 132 en 135 van het decreet worden de lestijden volgens de schalen voor het kleuteronderwijs jaarlijks vastgesteld volgens tabel 1 als bijlage bij dit besluit indien er in toepassing van het decreet op de eerste schooldag van februari moet geteld worden en volgens tabel 2 als bijlage bij dit besluit indien er in toepassing van het decreet op de laatste schooldag van september moet geteld worden.

Voor het kleuteronderwijs in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad worden de lestijden volgens de schalen vastgesteld volgens tabel 3 als bijlage bij dit besluit indien er in toepassing van het decreet op de eerste schooldag van februari moet geteld worden en volgens tabel 4 als bijlage bij dit besluit indien er volgens het decreet op de laatste schooldag van september moet geteld worden.

Art. 7.In toepassing van artikel 141 § 2 van het decreet kan het lestijdenpakket worden herberekend als op één van de instapdata, bepaald in artikel 194 van het decreet, het aantal regelmatig ingeschreven kleuters zodanig gestegen is in vergelijking met de teldag, dat het aantal leerlingen recht geeft op ten minste elf lestijden meer dan het aantal dat op het ogenblik van de herberekening wordt aangewend in toepassing van de tabellen 1 of 3 als bijlagen bij dit besluit.

De lestijden verkregen als gevolg van deze herberekening worden slechts gefinancierd of gesubsidieerd tot 30 juni van het lopende schooljaar.

Art. 8.Op de lestijden volgens de schalen voor het kleuteronderwijs van de tabellen 1 tot 4 als bijlagen bij dit besluit wordt het aanwendingspercentage 99,375 % toegepast.

Hetzelfde geldt voor de lestijden verkregen als gevolg van de herberekening zoals bedoeld in artikel 7.

Art. 9.Uit de lestijden volgens de schalen verkregen volgens de artikelen 6 en 8 worden de volgende betrekkingen en opdrachten geput : - de eventuele onderwijsopdracht van de directeur en de adjunct-directeur van een kleuterschool; - de eventuele onderwijsopdracht van de directeur en de adjunct-directeur van een basisschool voor het aantal lestijden die hij in het kleuterniveau presteert; - de ambten van kleuteronderwijzer.

Art. 10.De omrekening van de lestijden volgens de schalen naar de gefinancierde of gesubsidieerde voltijdse of deeltijdse betrekkingen van kleuteronderwijzer gebeurt als volgt : 1° op de lestijden volgens de schalen wordt het aanwendingspercentage toegepast, het resultaat wordt afgerond naar de hogere eenheid als het eerste cijfer achter de komma groter is dan vier;2° van het resultaat worden de eventuele lestijden onderwijsopdracht afgetrokken die de directeur en de adjunct-directeur presteren in het kleuteronderwijs;3° de overblijvende lestijden worden gedeeld door 24 tot op de eenheid;het quotiënt is gelijk aan het mogelijk aantal volledige betrekkingen.

Onderafdeling 2. - Lager onderwijs

Art. 11.Met toepassing van de artikelen 131, 132 en 135 van het decreet worden de lestijden volgens de schalen van het lager onderwijs jaarlijks vastgesteld volgens de tabel 5 als bijlage bij dit besluit.

Voor het lager onderwijs in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad worden de lestijden volgens de schalen vastgesteld volgens de tabel 6 als bijlage bij dit besluit.

Art. 12.§ 1. Op de lestijden volgens de schalen van het lager onderwijs wordt het aanwendingspercentage 98,425% toegepast. § 2. In afwijking van § 1 wordt op de lestijden volgens de schalen van scholen die in toepassing van het decreet tellen op de laatste schooldag van september, het aanwendingspercentage 99,375% toegepast.

Art. 13.Uit de lestijden volgens de schalen verkregen conform de artikelen 11 en 12 worden de volgende betrekkingen en opdrachten geput : - de eventuele onderwijsopdracht van de directeur en de adjunct-directeur van een lagere school; - de eventuele onderwijsopdracht van de directeur en de adjunct-directeur van een basisschool voor het aantal lestijden dat hij in het lager niveau presteert; - de betrekkingen van onderwijzer, onderwijzer belast met de functie van taakleraar, leermeester lichamelijke opvoeding en leermeester bijzondere vakken andere dan lichamelijke opvoeding; - de eventuele halve lestijd boven de twee lestijden of de eventueel derde lestijd van de meest gevolgde cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer of eventueel de derde lestijd van de cursus cultuurbeschouwing.

Art. 14.De omrekening van de lestijden volgens de schalen naar de gefinancierde of gesubsidieerde voltijdse of deeltijdse betrekkingen van onderwijzer, onderwijzer belast met de functie van taakleraar, leermeester lichamelijke opvoeding en leermeester bijzondere vakken andere dan lichamelijke opvoeding gebeurt als volgt : 1° op de lestijden volgens de schalen wordt het aanwendingspercentage toegepast, het resultaat wordt afgerond naar de hogere eenheid als het eerste cijfer achter de komma groter is dan vier;2° van het resultaat worden de eventuele lestijden onderwijsopdracht afgetrokken die de directeur en de adjunct-directeur presteren in het lager onderwijs;3° de overblijvende lestijden worden gedeeld door 24 tot op de eenheid;het quotiënt is gelijk aan het mogelijk aantal volledige betrekkingen. Afdeling B. - Aanvullende lestijden

Onderafdeling 1. - Aanvullende lestijden voor godsdienst, niet-confessionele zedenleer en cultuurbeschouwing voor het lager onderwijs

Art. 15.§ 1. Met toepassing van artikel 138 § 1, 1° van het decreet worden wekelijks, aanvullend bij de lestijden volgens de schaal, twee lestijden gefinancierd of gesubsidieerd voor de cursussen in de erkende godsdiensten en voor de niet-confessionele zedenleer.

De teldag voor deze cursussen is de eerste schooldag van februari behalve voor de scholen die op basis van het decreet als teldag de laatste schooldag van september hebben. § 2. Voor de minder gevolgde cursussen godsdienst en niet-confessionele zedenleer wordt wekelijks de halve lestijd boven de twee lestijden of de derde lestijd als aanvullende lestijd gefinancierd of gesubsidieerd.

Art. 16.In scholen die geen cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer organiseren worden wekelijks twee aanvullende lestijden cultuurbeschouwing gesubsidieerd.

Art. 17.Voor de meest gevolgde cursus wordt het aantal cursussen godsdienst, niet-confessionele zedenleer of cultuurbeschouwing per vestigingsplaats als volgt berekend : Aantal leerlingen op de teldag Aantal cursussen tot en met 24 leerlingen 1 cursus vanaf 25 leerlingen 2 cursussen vanaf 40 leerlingen 3 cursussen vanaf 55 leerlingen 4 cursussen vanaf 70 leerlingen 5 cursussen vanaf 90 leerlingen 6 cursussen vanaf 115 leerlingen 7 cursussen vanaf 140 leerlingen 8 cursussen vanaf 165 leerlingen 9 cursussen vanaf 190 leerlingen 10 cursussen vanaf 215 leerlingen 11 cursussen vanaf 240 leerlingen 12 cursussen vanaf 265 leerlingen 13 cursussen vanaf 290 leerlingen 14 cursussen vervolgens per groep van 30 leerlingen 1 cursus meer.

Art. 18.Elke cursus godsdienst, niet-confessionele zedenleer of cultuurbeschouwing omvat ten minste 2 en ten hoogste 3 lestijden.

Een minder gevolgde cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer bedraagt evenveel lestijden als de meest gevolgde cursus godsdienst of niet-confessionele zedenleer. De meest gevolgde en de minder gevolgde cursussen worden gelijktijdig georganiseerd.

Art. 19.De minder gevolgde cursussen worden op dezelfde wijze georganiseerd als de meest gevolgde cursus. Per leerlingengroep, zoals georganiseerd voor de meest gevolgde cursus, mag de minder gevolgde cursus worden gesplitst indien deze cursus ten minste door een veelvoud van 5 leerlingen wordt gevolgd.

Art. 20.§ 1. Zodra een leerling wordt ingeschreven voor een minder gevolgde cursus die nog niet wordt gefinancierd of gesubsidieerd op basis van de schoolbevolking op de teldag bedoeld in artikel 15, mag deze cursus onmiddellijk worden gefinancierd of gesubsidieerd op dezelfde wijze als bepaald in artikel 18. § 2. Minder gevolgde cursussen die gefinancierd of gesubsidieerd kunnen worden op basis van het aantal leerlingen op de teldag bedoeld in artikel 15, maar waarvoor geen leerlingen meer zijn ingeschreven, worden niet langer gefinancierd of gesubsidieerd.

Onderafdeling 2. - Aanvullende lestijden voor de opvang van anderstalige nieuwkomers

Art. 21.§ 1. Met toepassing van artikel 138, § 1, 3° van het decreet kunnen in het lager onderwijs per vestigingsplaats aanvullende lestijden voor de opvang van anderstalige nieuwkomers worden gefinancierd of gesubsidieerd.

Deze lestijden kunnen worden gefinancierd of gesubsidieerd in scholen waar minder dan de helft van de leerlingen doelgroepleerlingen zijn. § 2. Afwijkingen op de bepaling van in § 1 kunnen worden toegestaan voor : 1° de steden Gent en Antwerpen;2° lestijden voor kinderen die wel in België of in Nederland geboren zijn of die een volledig schooljaar of langer onderwijs hebben gevolgd in een school met het Nederlands als onderwijstaal maar die voldoen aan de andere voorwaarden vermeld in de definitie van anderstalige nieuwkomer.

Art. 22.§ 1. Het aantal aanvullende lestijden voor de opvang van anderstalige nieuwkomers wordt per vestigingsplaats als volgt bepaald : 1° bij het begin van het schooljaar, als op de eerste schooldag van september ten minste zes anderstalige nieuwkomers regelmatig ingeschreven zijn;2° in de loop van het schooljaar, zodra het aantal anderstalige nieuwkomers zes bedraagt, of zodra het aantal anderstalige nieuwkomers het aantal dat als basis heeft gediend voor de vorige vaststelling met ten minste vier overschrijdt.3° - 12 lestijden voor de eerste zes anderstalige nieuwkomers; - 1,5 lestijd voor de zevende tot de tiende anderstalige nieuwkomer; - 1 lestijd voor de elfde en voor elke volgende anderstalige nieuwkomer. § 2. De in § 1 bedoelde aanvullende lestijden worden uitsluitend aangewend voor de opvang van anderstalige nieuwkomers.

Art. 23.§ 1. In afwijking van artikel 22 duidt de Minister, in sommige gemeenten vóór zestien september een beperkt aantal onthaalscholen aan waar lestijden voor de opvang van anderstalige nieuwkomers kunnen worden gefinancierd of gesubsidieerd. De betrokken schoolbesturen kunnen na gemeenschappelijk overleg daarover een advies uitbrengen.

In deze gemeenten blijven de leerlingen geteld in de school waar zij zijn ingeschreven. De lestijden voor de opvang van anderstalige nieuwkomers worden uitsluitend toegekend aan de school waar zij worden opgevangen. § 2. Overeenkomstig § 1 worden aangeduid : - 16 onthaalscholen voor Antwerpen, Gent en Mechelen samen; - 3 onthaalscholen voor Brugge en 3 voor Leuven; - 1 onthaalschool voor Lint, Turnhout, Lanaken, Overpelt, Deinze, Oostende, Avelgem en Menen. Afdeling C. - Bijzondere bepalingen voor kleuter- en lager onderwijs

Onderafdeling 1. Fusies

Art. 24.Op basis van artikel 132 § 3 van het decreet wordt het lestijdenpakket van de school die ontstaan is door een fusie, gelijktijdig met een herstructurering, berekend op basis van het aantal regelmatige leerlingen ingeschreven op de laatste schooldag van september van het lopende schooljaar en op basis van de lestijden volgens de tabellen in bijlage.

Art. 25.§ 1. Op basis van artikel 146 van het decreet krijgt de school die ontstaan is uit vrijwillige fusie bijkomende lestijden.

Deze lestijden worden als volgt berekend : X : het lestijdenpakket op basis van de reglementering in de veronderstelling dat de structuur van vóór de fusie behouden blijft.

Y : het lestijdenpakket op basis van de reglementering vertrekkende van de nieuwe structuur na de fusie.

Z : het verschil tussen X en Y X -Y = Z § 2. Het pakket bijkomende lestijden wordt éénmaal berekend en gespreid in de tijd en afnemend van jaar tot jaar toegekend : - het schooljaar van de fusie : 100 % van Z - het eerste schooljaar na de fusie :75 % van Z - het tweede schooljaar na de fusie :50 % van Z - het derde schooljaar na de fusie :25 % van Z - vanaf het vierde schooljaar na de fusie :0 % van Z. § 3. De bijkomende lestijden worden niet langer gefinancierd of gesubsidieerd zodra de school opsplitst.

Onderafdeling 2. - Scholen verbonden aan een Centrum voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning

Art. 26.Met toepassing van artikel 132 § 4, tweede alinea van het decreet kunnen de lestijden volgens de schalen slechts volledig aangewend worden als een gemiddelde van tien onderwijsdagen per kind bereikt wordt gedurende de telperiode bedoeld in artikel 132 § 4, eerste alinea.

Onderafdeling 3. - Overeenkomsten inzake toelatingsbeleid

Art. 27.§ 1. Met toepassing van artikel 156 van het decreet kan de Vlaamse regering voor concentratiescholen of -vestigingsplaatsen, waarvoor een overeenkomst inzake toelatingsbeleid is afgesloten, in afwijking van artikel 6 of 11, tijdens het tweede schooljaar van de overeenkomst een lestijdenpakket financieren of subsidiëren dat gelijk is aan dat van het schooljaar voordien. § 2. In concentratiescholen of -vestigingsplaatsen met lager onderwijs waarvan het schoolbestuur deelneemt aan een lokale overeenkomst zoals bedoeld in artikel 3, 9° inzake toelatingsbeleid heeft gesloten, mogen jaarlijks tenminste evenveel lestijden worden gefinancierd of gesubsidieerd als nodig zijn voor de organisatie van hetzelfde aantal afzonderlijke leerlingengroepen als in het eerste schooljaar van de overeenkomst. Deze bepaling geldt voor de duur van de overeenkomst. § 3. Voor de toepassing van § 1 en § 2 dient het schoolbestuur bij het departement een aanvraag in samen met een actieplan. De aanvraag en het actieplan worden geadviseerd door de Vlaamse Onderwijsraad en door de onderwijsinspectie. De minister motiveert zijn beslissing als deze afwijkt van het advies van de onderwijsinspectie. HOOFDSTUK 4. - Sancties

Art. 28.Onverminderd de toepassing van artikel 174 van het decreet worden de misbruiken bij het tellen van de regelmatige leerlingen voor het lestijdenpakket en de misbruiken bij het berekenen en aanwenden van het lestijdenpakket die vastgesteld worden door het departement met toepassing van artikel 177, 9° en 10° van het decreet bij aangetekend schrijven meegedeeld aan het betrokken schoolbestuur. De mededeling verwijst naar de mogelijke sancties.

Art. 29.§ 1. Binnen een termijn van 30 kalenderdagen na de betekening van het aangetekend schrijven kan het schoolbestuur bij het departement een verweerschrift indienen.

De betekening wordt geacht te gebeuren de derde werkdag na het versturen van het aangetekend schrijven. De herfstvakantie, kerstvakantie, krokusvakantie, paasvakantie en zomervakantie schorten de termijn van 30 kalenderdagen op. § 2. Na ontvangst van het verweerschrift en uiterlijk 60 kalenderdagen na de betekening van het aangetekend schrijven legt het departement Onderwijs desgevallend een dossier met een voorstel tot sanctie voor aan de minister.

Art. 30.Binnen een termijn van drie maanden na de betekening van de in artikel 28 bedoelde aangetekende brief, neemt de minister een beslissing omtrent een sanctie. Die beslissing wordt bij aangetekend schrijven meegedeeld aan het betrokken schoolbestuur.

Na de termijn van 3 maanden kan er geen sanctie meer worden opgelegd. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Art. 31.De opheffingsbepaling van artikel 183, 6° van het decreet treedt in werking op 1 september 1997 met uitzondering van de artikelen 18 en 18bis van het besluit van de Vlaamse regering van 1 april 1993 betreffende de organisatie van het gewoon kleuter- en lager onderwijs op basis van het lestijdenpakket.

Art. 32.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1997, met uitzondering van de artikelen 5 en 25 die uitwerking hebben met ingang van 1 september 1995.

Art. 33.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 17 juni 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE BIJLAGE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^