gepubliceerd op 02 augustus 1997
Besluit van de Vlaamse regering betreffende het onderwijs aan huis
17 JUNI 1997. Besluit van de Vlaamse regering betreffende het onderwijs aan huis
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet betreffende het basisonderwijs van 25 februari 1997 inzonderheid op de artikelen 34, 36, 180 en 183, 2°;
Gelet op het protocol nr. 263 van 27 mei 1997 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van het sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op het protocol nr. 47 van 27 mei 1997 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in het overkoepelend onderhandelingscomité;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 2 mei 1997;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 in werking treedt op 1 september 1997.
Hetzelfde geldt voor de eerste reeks bijhorende uitvoeringsbesluiten.
Het is voor de organisatie van het schooljaar 1997-1998 en voor de rechtszekerheid van schoolbesturen, directies en personeelsleden essentieel dat zij zo snel mogelijk uitsluitsel krijgen over de nieuw toe te passen regelgeving;
Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 2 juni 1997 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;
Na beraadslaging, Besluit HOOFDSTUK I. Algemeen
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op het gewoon en buitengewoon lager onderwijs, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° bijkomende lestijden : lestijden gefinancierd of gesubsidieerd om onderwijs aan huis te verstrekken aan leerplichtige leerlingen die voldoen aan de voorwaarden van dit besluit;2° het decreet : het decreet betreffende het basisonderwijs van 25 februari 1997;3° minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs. HOOFDSTUK II. Tijdelijk onderwijs aan huis
Art. 3.De directeur kan voor elke leerplichtige leerling die afwezig is wegens ziekte of ongeval tijdelijk onderwijs aan huis organiseren.
Art. 4.Een leerplichtig kind dat al een ononderbroken periode van 28 kalenderdagen afwezig is wegens ziekte of ongeval heeft, op basis van artikel 34 van het decreet, recht op tijdelijk onderwijs aan huis vanwege de school waar het is ingeschreven als : 1° het lager onderwijs volgt;2° de afstand tussen de school en de verblijfsplaats van het kind niet meer dan 10 km bedraagt wanneer de leerling gewoon onderwijs volgt en niet meer dan 20 km bedraagt wanneer de leerling buitengewoon onderwijs volgt;3° de ouders een schriftelijke aanvraag hebben ingediend bij de directie, samen met een medisch attest waaruit blijkt : dat het kind onmogelijk naar de school kan gaan; dat het kind onderwijs mag krijgen.
Art. 5.De directie van de school waar de leerplichtige leerling is ingeschreven organiseert dit onderwijs aan huis, de dag na het ontvangen van de aanvraag met dien verstande dat : 1° het onderwijs aan huis twee lestijden per week omvat;2° het verstrekken van onderwijs aan huis voor het betrokken personeelslid in aanmerking komt voor de invulling van de door de regering vastgelegde maximum wekelijkse schoolopdracht;3° er, indien de betrokken leerling voorafgaandelijk onderwijs gekregen heeft in een ziekenhuisschool of preventorium, overleg gepleegd wordt met de directie van die school. Ziekenhuisscholen en preventoria verstrekken geen tijdelijk onderwijs aan huis.
Art. 6.De twee lestijden bedoeld in artikel 5, 1° zijn bijkomende lestijden.
De minister legt de aanvraagprocedure vast.
Art. 7.Bij het verlengen van de afwezigheid wegens ziekte of ongeval moet aan de voorwaarden van artikel 4, 3° opnieuw voldaan zijn om verder recht op tijdelijk onderwijs aan huis te hebben. HOOFDSTUK III. Permanent onderwijs aan huis
Art. 8.De directie van de school voor buitengewoon onderwijs die de inschrijving ontvangt van een leerplichtige leerling die op basis van artikel 35 van het decreet recht heeft op permanent onderwijs aan huis, moet voor de betrokken leerling het type organiseren waarnaar hij georiënteerd is met dien verstande dat het permanent onderwijs aan huis vier lestijden per week omvat.
Art. 9.De vier lestijden bedoeld in artikel 8 zijn aanvullende lestijden zoals bedoeld in artikel 138, 4° van het decreet. HOOFDSTUK IV. Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 10.Scholen die onderwijs aan huis verstrekken op basis van de artikelen 5 of 8 krijgen na het overleggen van de in artikel 4, 3° bedoelde schriftelijke aanvraag en medisch attest of de in artikel 8 bedoelde inschrijving de reiskosten van het personeel terugbetaald door het departement Onderwijs. Deze terugbetaling gebeurt onder de voorwaarden die gelden voor het personeel van de Vlaamse Gemeenschap.
De personeelsleden worden gelijkgesteld met de personeelsleden die behoren tot rang A1.
Art. 11.Onderwijs aan huis is kosteloos voor de ouders. HOOFDSTUK V. Sancties
Art. 12.Het niet naleven van het recht op onderwijs aan huis zoals bedoeld in artikel 177, 1, 5° van het decreet wordt vastgesteld door het departement, na klacht van de betrokken ouders.
Art. 13.1. Het departement deelt de vaststelling bij aangetekend schrijven mee aan het betrokken schoolbestuur. Het aangetekend schrijven verwijst naar de mogelijke sancties. 2. Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de betekening van het aangetekend schrijven kan het schoolbestuur bij het departement een verweerschrift indienen. De betekening wordt geacht plaats te vinden de derde werkdag na het versturen van de aangetekende brief.
De herfstvakantie, kerstvakantie, krokusvakantie, paasvakantie en zomervakantie schorten de termijn van dertig kalenderdagen op.
Art. 14.Na de ontvangst van de rechtvaardiging en uiterlijk zestig kalenderdagen na de betekening van de in artikel 13 bedoelde aangetekende brief, legt het departement desgevallend een dossier met een voorstel tot sanctie voor aan de minister.
Art. 15.Binnen een termijn van drie maanden na de betekening van de in artikel 13 bedoelde aangetekende brief, neemt de minister, conform artikel 178 van het decreet een beslissing omtrent een sanctie. Die beslissing wordt bij aangetekend schrijven meegedeeld aan het betrokken schoolbestuur. Na de termijn van drie maanden kan er geen sanctie meer worden opgelegd. HOOFDSTUK VI. Slotbepalingen
Art. 16.De opheffingsbepaling van artikel 183, 2° van het decreet treedt in werking op 1 september 1997 wat betreft de artikelen 10, 17, 18, 19 en 20 van het koninklijk besluit nr. 65 van 20 juli 1982.
Art. 17.Dit besluit treedt in werking op 1 september 1997.
Art. 18.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 17 juni 1997.
De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, L. VAN DEN BOSSCHE