gepubliceerd op 31 augustus 2007
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het onderwijs aan huis voor zieke kinderen en jongeren
13 JULI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het onderwijs aan huis voor zieke kinderen en jongeren
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II, inzonderheid op artikel 74ter en 74quinquies, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2005, en op artikel 74quinquies2, ingevoegd bij het decreet van 22 juni 2007;
Gelet op het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997, inzonderheid op artikel 34, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, op artikel 35, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, op artikel 36, op artikel 138, § 1, 4°, op artikel 139, vervangen bij het decreet van 7 juli 2006, op artikel 177, § 1, 5°, en op artikel 180;
Gelet op het decreet van 15 juli 2005 betreffende het onderwijs XV, inzonderheid op artikel II.13 en III.17;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende het lager onderwijs aan huis voor zieke kinderen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 juli 1999 en 13 januari 2006;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende het secundair onderwijs aan huis voor zieke jongeren en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende het onderwijs aan huis;
Gelet op het overleg met de afgevaardigden van de inrichtende machten op 22 september 2006;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 7 december 2006;
Gelet op protocol nr. 618 van 22 december 2006 houdende de conclusies van de onderhandelingen, gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op protocol nr. 383 van 22 december 2006 houdende de conclusies van de onderhandelingen, gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op het advies 42.288/1 van de Raad van State, gegeven op 1 maart 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op : 1° de regelmatige leerplichtige leerlingen van het gewoon en buitengewoon lager onderwijs, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap;2° de regelmatige al dan niet leerplichtige leerlingen van het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, vermeld in artikel 74bis van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° afstand : de kortst mogelijke afstand, gemeten langs de rijbaan, vermeld in het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, zonder rekening te houden met wegomleggingen, verkeersvrije straten, eenrichtingsverkeer en autosnelwegen;2° betrokken personen : de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige leerling onder hun bewaring hebben of de meerderjarige leerling zelf;3° chronische ziekte : een ziekte waarvoor een continue of repetitieve behandeling van minstens zes maanden noodzakelijk is;4° lestijden : lestijden in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs, uren-leraar in het gewoon secundair onderwijs en lesuren in het buitengewoon secundair onderwijs;5° schoolbestuur : het schoolbestuur van het lager onderwijs, vermeld in artikel 3, 50°, van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997, en de inrichtende macht van het secundair onderwijs, vermeld in artikel 2 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, vervangen bij het decreet van 14 februari 2003;6° schooljaar : de periode van 1 september tot en met 31 augustus van het daaropvolgend kalenderjaar;7° verblijfplaats : de eigen woonplaats, de woonplaats van een verwante of derde persoon, of een medische instelling waar de leerling tijdens zijn ziekte of na zijn ongeval effectief verblijft. HOOFDSTUK II. - Tijdelijk onderwijs aan huis
Art. 3.Een leerling heeft recht op tijdelijk onderwijs aan huis door de school waar de leerling is ingeschreven als aan al de volgende voorwaarden voldaan is : 1° de leerling is wegens ziekte of ongeval al een ononderbroken periode van 21 kalenderdagen afwezig op school.Die periode kan ook in het voorafgaande schooljaar geheel of gedeeltelijk doorlopen zijn.
In de volgende gevallen geldt die voorwaarde evenwel niet en is er een onmiddellijk recht op onderwijs aan huis : a) als de leerling na een periode van onderwijs aan huis de lesbijwoning op school hervat, maar binnen een termijn van drie maanden, schoolvakanties niet inbegrepen, opnieuw afwezig is wegens ziekte of ongeval;b) als de leerling lijdt aan een chronische ziekte;deze bepaling geeft uitvoering aan de uitzondering opgenomen in artikel 74ter, § 3, tweede lid, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II, ingevoegd bij de artikelen III.15 en III.17 van het decreet van 15 juli 2005 betreffende het onderwijs XV, voor wat het secundair onderwijs betreft, en aan de uitzondering opgenomen in artikel 34, § 3, tweede lid, van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997, ingevoegd bij de artikelen II.3 en II.13 van hetzelfde decreet van 15 juli 2005, voor wat het basisonderwijs betreft; 2° de afstand tussen de school enerzijds en de verblijfplaats van de leerling anderzijds bedraagt maximaal 10 km in het gewoon onderwijs en maximaal 20 km in het buitengewoon onderwijs.Hierbij wordt de voor de leerling, qua afstand, meest gunstige vestigingsplaats van de school in beschouwing genomen, ongeacht of dat de vestigingsplaats is waar de leerling normaliter de lessen volgt; 3° de betrokken personen dienen een schriftelijke aanvraag in bij de schooldirectie. Voor niet-chronisch zieke leerlingen moet bij de aanvraag een medisch attest worden gevoegd waaruit blijkt dat de leerling onmogelijk naar school kan gaan, maar wel onderwijs mag krijgen. Als de afwezigheid wegens ziekte of ongeval wordt verlengd, moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.
Chronisch zieke leerlingen moeten bij de eerste aanvraag tijdens het schooljaar in kwestie een medisch attest voegen, uitgereikt door een geneesheer-specialist, dat het chronische ziektebeeld bevestigt en waaruit blijkt dat de leerling onderwijs mag krijgen. Bij een nieuwe afwezigheid ten gevolge van desbetreffende chronische ziekte tijdens hetzelfde schooljaar is geen nieuw medisch attest vereist.
Art. 4.Een leerling die wegens niet-chronische ziekte of ongeval op weekbasis minder dan halftijds aanwezig is op school, heeft recht op tijdelijk onderwijs aan huis, op voorwaarde dat uit het medisch attest blijkt dat de leerling onmogelijk halftijds of meer naar school kan gaan. Alle overige bepalingen van dit besluit blijven van toepassing.
Art. 5.Voor een leerling die voldoet aan alle bepalingen van artikel 3, met uitzondering van het afstandscriterium, en eventueel artikel 4, kan de school door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd tijdelijk onderwijs aan huis vrijwillig organiseren. In voorkomend geval moet de school in een afstandsregeling voorzien die een gelijke behandeling waarborgt.
Art. 6.Tijdelijk onderwijs aan huis kan niet worden georganiseerd in een preventorium, in een ziekenhuis waar onderwijs van type 5 wordt georganiseerd of in een dienst neuropsychiatrie voor kinderen.
Art. 7.§ 1. De directie van de school waar de leerling is ingeschreven, organiseert op de verblijfplaats het tijdelijke onderwijs aan huis zo spoedig mogelijk en uiterlijk vanaf de schoolweek die volgt op de week waarin de aanvraag ontvankelijk werd bevonden.
Als de leerling, voorafgaand aan het tijdelijke onderwijs aan huis, onderwijs heeft gekregen in een preventorium, een ziekenhuis waar onderwijs van type 5 wordt georganiseerd of een dienst neuropsychiatrie voor kinderen, dan moet de directie van de school die het onderwijs aan huis organiseert overleg plegen met de directie van die voorafgaande instelling. § 2. Het tijdelijke onderwijs aan huis vindt plaats naar rata van vier wekelijkse lestijden.
Voor chronisch zieke leerlingen gelden die vier wekelijkse lestijden per schijf van 9 halve lesdagen afwezigheid. § 3. In het secundair onderwijs beslist de directeur of de klassenraad, naar keuze van het schoolbestuur, na overleg met de betrokken personen welke vakken aan huis worden onderwezen. Die vakken mogen tijdens de duurtijd van het onderwijs aan huis wisselen. HOOFDSTUK III. - Permanent onderwijs aan huis
Art. 8.§ 1. De directie van de school voor buitengewoon onderwijs die de inschrijving ontvangt van een leerling die, met toepassing van hetzij artikel 35 van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997, hetzij artikel 74quater van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II, recht heeft op permanent onderwijs aan huis, organiseert op de verblijfplaats het permanente onderwijs aan huis zo spoedig mogelijk en uiterlijk vanaf de eerste schoolweek die volgt op de week waarin de inschrijving werd ontvangen. § 2. Permanent onderwijs aan huis kan niet worden georganiseerd in een preventorium, in een ziekenhuis waar onderwijs van type 5 wordt georganiseerd, in een dienst neuropsychiatrie voor kinderen of in een voorziening voor niet-schoolgaanden. § 3. Het permanente onderwijs aan huis vindt plaats naar rata van vier wekelijkse lestijden.
In het secundair onderwijs beslist de klassenraad, na overleg met de betrokken personen, welke vakken aan huis worden onderwezen. Die vakken mogen tijdens de duurtijd van het onderwijs aan huis wisselen. HOOFDSTUK IV. - Financiering en subsidiëring
Art. 9.In het lager onderwijs zijn de lestijden waarin tijdelijk onderwijs aan huis verplicht of vrijwillig wordt verstrekt, door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde bijkomende lestijden. Die lestijden komen voor het betrokken personeelslid in aanmerking voor de invulling van de door de Vlaamse Regering vastgelegde maximum wekelijkse schoolopdracht.
In het buitengewoon lager onderwijs zijn de lestijden waarin permanent onderwijs aan huis wordt verstrekt, door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde aanvullende lestijden.
In het secundair onderwijs zijn de lestijden waarin tijdelijk onderwijs aan huis verplicht of vrijwillig wordt verstrekt, door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde extra lestijden.
In het buitengewoon secundair onderwijs zijn de lestijden waarin permanent onderwijs aan huis wordt verstrekt, door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde of gesubsidieerde extra lestijden.
Art. 10.Scholen die tijdelijk of permanent onderwijs aan huis verplicht of vrijwillig organiseren, krijgen nadat ze een schuldvordering hebben overgelegd voor de betaalde reiskosten van het personeel, die kosten terugbetaald door het Agentschap voor Onderwijsdiensten van het Vlaams ministerie van Onderwijs en Vorming.
De reiskosten worden terugbetaald onder de voorwaarden die gelden voor het personeel van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 11.Met het oog op de financiering of subsidiëring zijn de scholen ertoe gehouden om : 1° het Agentschap voor Onderwijsdiensten onmiddellijk op de hoogte te brengen van het tijdelijke onderwijs aan huis, ook in geval van verlenging of herhaling, of permanent onderwijs aan huis;2° alle documenten die betrekking hebben op het tijdelijke of permanente onderwijs aan huis in de school ter beschikking te houden van de verificatie- en inspectiediensten; 3° bij de organisatie van tijdelijk of permanent onderwijs aan huis de beginselen te respecteren van zorgvuldig bestuur, respectievelijk vermeld in artikel 27 en 51 van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997 voor het lager onderwijs, en in artikel V.9 tot en met V.13 van het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs XIII voor het secundair onderwijs. HOOFDSTUK V. - Sancties
Art. 12.Het niet-naleven van het recht op tijdelijk of permanent onderwijs aan huis, vermeld in artikelen 3, 4 en 8, wordt vastgesteld door het Agentschap voor Onderwijsdiensten, nadat de betrokken personen klacht hebben ingediend.
Art. 13.§ 1. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten deelt de vaststelling per aangetekende brief mee aan het schoolbestuur in kwestie. De aangetekende brief verwijst naar de mogelijke sancties. § 2. Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na de betekening van de aangetekende brief kan het schoolbestuur bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten een verweerschrift indienen en, eventueel, een hoorrecht doen gelden.
De betekening wordt geacht plaats te vinden de derde werkdag nadat de aangetekende brief verstuurd is.
De schoolvakanties schorten de termijn van dertig kalenderdagen op.
Art. 14.Na kennisname van de rechtvaardiging en uiterlijk zestig kalenderdagen na de betekening van de aangetekende brief, legt het Agentschap voor Onderwijsdiensten eventueel een dossier met een voorstel tot sanctie voor aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs.
De sanctie kan een gedeeltelijke terugbetaling van het werkingsbudget zijn, zonder dat de terugvordering of inhouding meer kan bedragen dan tien procent van het werkingsbudget van de school waar de overtreding is vastgesteld.
De terugvordering of inhouding kan er niet toe leiden dat het aandeel in de werkingsmiddelen dat bestemd is voor personeelsaangelegenheden, in absolute cijfers kleiner wordt dan als de maatregel niet zou zijn getroffen.
Art. 15.Binnen een termijn van drie maanden na de betekening van de aangetekende brief neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, een beslissing over een sanctie. Die beslissing wordt per aangetekende brief meegedeeld aan het schoolbestuur in kwestie. Na de termijn van drie maanden kan er geen sanctie meer worden opgelegd. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 16.De volgende regelingen worden opgeheven : 1° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende het lager onderwijs aan huis voor zieke kinderen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 juli 1999 en 13 januari 2006;2° het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende het secundair onderwijs aan huis voor zieke jongeren en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende het onderwijs aan huis.
Art. 17.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007, met uitzondering van artikel 12 tot en met 15 die voor wat het secundair onderwijs betreft in werking treden op 1 september 2007.
Art. 18.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 13 juli 2007.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE