gepubliceerd op 14 maart 2006
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het secundair onderwijs aan huis voor zieke jongeren en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende het onderwijs aan huis
13 JANUARI 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het secundair onderwijs aan huis voor zieke jongeren en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende het onderwijs aan huis
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II, inzonderheid op artikel 74bis tot en met 74quinquies, ingevoegd bij het decreet van 15 juli 2005 betreffende het onderwijs XV;
Gelet op het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997, inzonderheid op de artikelen 34, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003, 35, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, en 36;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende het onderwijs aan huis, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 1999;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 5 juli 2005;
Gelet op het overleg met de afgevaardigden van de inrichtende machten op 15 juni 2005 in toepassing van artikel 5 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;
Gelet op het protocol nr. 577 van 14 oktober 2005 houdende de conclusies van de onderhandelingen, gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling « Vlaamse Gemeenschap » van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;
Gelet op protocol nr. 342 van 14 oktober 2005 houdende de conclusies van de onderhandelingen, gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité, bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;
Gelet op advies 39.379/1 van de Raad van State, gegeven op 24 november 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Secundair Onderwijs
Artikel 1.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op het door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierd of gesubsidieerd secundair onderwijs, vermeld in artikel 74bis van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II.
Art. 2.Met toepassing van artikel 74ter van het decreet, vermeld in artikel 1, heeft een leerling recht op tijdelijk onderwijs aan huis door de school waar de leerling is ingeschreven als aan de volgende drie voorwaarden is voldaan : 1° de leerling is wegens ziekte of ongeval al een ononderbroken periode van 21 kalenderdagen afwezig op school.Als de leerling na een periode van onderwijs aan huis de lesbijwoning op school hervat, maar binnen een termijn van drie maanden opnieuw afwezig is wegens ziekte of ongeval, heeft hij evenwel onmiddellijk recht op onderwijs aan huis; 2° de afstand tussen de hoofd- of een andere vestigingsplaats van de school en de verblijfplaats van de leerling bedraagt niet meer dan 10 km in het gewoon secundair onderwijs, en niet meer dan 20 km in het buitengewoon secundair onderwijs;3° de ouders of de personen die de minderjarige leerling in rechte of in feite onder hun bewaring hebben of de meerderjarige leerling zelf, dient een schriftelijke aanvraag in bij de schooldirectie.Bij die aanvraag is een medisch attest gevoegd waaruit blijkt dat de leerling onmogelijk naar school kan gaan maar wel onderwijs mag krijgen. Bij het verlengen van de afwezigheid wegens ziekte of ongeval, moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.
Art. 3.Ook een leerling die wegens ziekte of ongeval, op weekbasis minder dan halftijds aanwezig is op school, heeft recht op tijdelijk onderwijs aan huis. In voorkomend geval moet uit het medisch attest, bedoeld in artikel 2, 3°, blijken dat de leerling onmogelijk halftijds of meer naar school kan gaan. Alle overige bepalingen van dit besluit blijven onverminderd van toepassing.
Art. 4.De directie van de school waar de leerling is ingeschreven, organiseert het tijdelijk onderwijs aan huis uiterlijk vanaf de eerste schoolweek die volgt op de week waarin de aanvraag werd ontvangen.
Het tijdelijk onderwijs aan huis vindt plaats naar rata van vier wekelijkse lesuren, die door de Vlaamse Gemeenschap als extra lesuren worden gefinancierd of gesubsidieerd.
Art. 5.De directie van de school die de inschrijving ontvangt van een leerling die met toepassing van artikel 74quater en 74quinquies van het decreet, vermeld in artikel 1, recht heeft op permanent onderwijs aan huis, organiseert het permanent onderwijs aan huis uiterlijk vanaf de eerste schoolweek die volgt op de week waarin de inschrijving werd ontvangen.
Het permanent onderwijs aan huis vindt plaats naar rata van vier wekelijkse lesuren, die door de Vlaamse Gemeenschap als extra lesuren worden gefinancierd of gesubsidieerd.
Art. 6.Na overleg met hetzij de ouders of de personen die de minderjarige leerling in rechte of in feite onder hun bewaring hebben, hetzij de meerderjarige leerling zelf, beslist de klassenraad welke vakken aan huis worden onderwezen. Die vakken mogen tijdens de duurtijd van het onderwijs aan huis wisselen.
Art. 7.De bepalingen inzake zorgvuldig bestuur in het secundair onderwijs, opgenomen in de artikelen V.9 tot en met V.13 van het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs XIII, blijven onverminderd van toepassing bij de organisatie van tijdelijk of permanent onderwijs aan huis.
Art. 8.Alle documenten die betrekking hebben op het tijdelijk of permanent onderwijs aan huis worden in de school ter beschikking gehouden van de verificatie- en inspectiediensten.
Art. 9.Scholen die tijdelijk of permanent onderwijs aan huis organiseren, krijgen na het overleggen van een schuldvordering voor de betaalde reiskosten van het personeel, die kosten terugbetaald door het departement Onderwijs van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De reiskosten worden terugbetaald onder de voorwaarden die gelden voor het personeel van de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 10.Een personeelslid dat wordt aangesteld in een betrekking met lesuren voor tijdelijk of permanent onderwijs aan huis, wordt steeds als tijdelijk personeelslid aangesteld. De bepalingen van het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gemeenschapsonderwijs en het decreet Rechtspositie Personeelsleden Gesubsidieerd Onderwijs, blijven verder van toepassing, met uitzondering van de volgende bepalingen : 1° de betrekking is niet onderworpen aan de reglementering inzake terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling.De inrichtende macht van de instelling die de betrekking organiseert, kan evenwel op vrijwillige basis een personeelslid aanstellen dat ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking. Die aanstelling wordt beschouwd als een reaffectatie of een wedertewerkstelling. Voor die reaffectatie of wedertewerkstelling is steeds de instemming van het terbeschikkinggestelde personeelslid vereist; 2° de betrekking kan niet vacant worden verklaard.De inrichtende macht kan in geen geval een personeelslid vast benoemen, affecteren of muteren in die betrekking. HOOFDSTUK II. - Lager Onderwijs
Art. 11.In het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 betreffende het onderwijs aan huis, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 juli 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het opschrift wordt vervangen door wat volgt : « Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het lager onderwijs aan huis voor zieke kinderen »;2° een artikel 4bis wordt ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art.4bis. Ook een leerling die wegens ziekte of ongeval, op weekbasis minder dan halftijds aanwezig is op school, heeft recht op tijdelijk onderwijs aan huis. In voorkomend geval moet uit het medisch attest, bedoeld in artikel 4, 3°, blijken dat het kind onmogelijk halftijds of meer naar school kan gaan. Alle overige bepalingen van dit besluit blijven onverminderd van toepassing. »; 3° in artikel 10 wordt de laatste zin geschrapt. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 12.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2005.
Art. 13.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 13 januari 2006.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE