Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 16 juli 2021
gepubliceerd op 04 augustus 2021

Besluit van de Vlaamse Regering over de financiering van vernieuwende projecten die inzetten op een doorgaande lijn tussen kinderopvang van baby's en peuters, kleuteronderwijs en kleuteropvang

bron
vlaamse overheid
numac
2021032120
pub.
04/08/2021
prom.
16/07/2021
ELI
eli/besluit/2021/07/16/2021032120/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JULI 2021. - Besluit van de Vlaamse Regering over de financiering van vernieuwende projecten die inzetten op een doorgaande lijn tussen kinderopvang van baby's en peuters, kleuteronderwijs en kleuteropvang


Rechtsgronden Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 30 april 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/04/2004 pub. 07/06/2004 numac 2004035799 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie, artikel 5, § 2, 2°, a), ingevoegd bij het decreet van 1 maart 2019, artikel 12, gewijzigd bij het decreet van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/05/2019 pub. 27/06/2019 numac 2019013072 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten sluiten en gelezen in samenhang met artikel 5, § 1, eerste lid, 1°, a) en i) en § 2, 2°, a), van hetzelfde decreet, en artikel 13, gewijzigd bij de decreten van 2 juni 2006, 21 juni 2013 en 19 januari 2018; - het decreet van 20 april 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/04/2012 pub. 15/06/2012 numac 2012035637 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters sluiten houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 14.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 4 maart 2021; - Het begrotingsakkoord werd gegeven op 1 april 2021; - De Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin heeft advies gegeven op 23 maart 2021; - De Vlaamse Onderwijsraad heeft advies gegeven op 31 maart 2021; - De gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X, van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van het overkoepelend onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs, heeft protocol nr. 180 gesloten op 8 juni 2021; - De Raad van State heeft advies 69.588/1 gegeven op 12 juli 2021.

Motivering Dit besluit is gebaseerd op de volgende motieven: - De subsidie die in dit besluit wordt geregeld geeft uitvoering aan de beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding 2019-2024, aan de beleids- en begrotingstoelichting Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding voor het begrotingsjaar 2021 onder OD 2.2.2. `We faciliteren een positieve leefomgeving voor kinderen en hun gezinnen met basisvoorzieningen en specifieke buurtgerichte initiatieven', aan de beleids- en begrotingstoelichting Onderwijs en Vorming voor het begrotingsjaar 2021 onder OD 1.7 `de kwaliteit van het basisonderwijs versterken', en sluit aan bij het Relanceplan Vlaamse Veerkracht van de Vlaamse regering, en bij de aanbeveling van het Maatschappelijke Relancecomité om proeftuinen op te zetten rond geïntegreerde projecten kinderopvang en (kleuter)onderwijs waarbij ook buitenschoolse activiteiten worden betrokken.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding en de Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: Hoofdstuk 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° Agentschap voor Onderwijsdiensten: het agentschap opgericht bij het besluit van de Vlaamse regering van 2 september 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 02/09/2005 pub. 30/12/2005 numac 2005036614 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Onderwijsdienstencentrum Hoger Onderwijs en Volwassenenonderwijs" type besluit van de vlaamse regering prom. 02/09/2005 pub. 30/12/2005 numac 2005036613 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Onderwijsdienstencentrum Leerplichtonderwijs" sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap `Agentschap voor Onderwijsdiensten';2° beleidsvoerend vermogen: de mate waarin de partner in staat is om een zelfstandig beleid te voeren, rekening houdend met de beschikbare beleidsruimte, met de eigen doelstellingen en met de specifieke context, en de mate waarin de activiteiten van de verantwoordelijke en van de medewerkers op elkaar zijn afgestemd in functie van de doelstellingen, vermeld in dit besluit;decreet van 20 april 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/04/2012 pub. 15/06/2012 numac 2012035637 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters sluiten: het decreet van 20 april 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/04/2012 pub. 15/06/2012 numac 2012035637 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters sluiten houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters;decreet van 29 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 29/11/2013 pub. 29/01/2014 numac 2014200198 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning sluiten: het decreet van 29 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 29/11/2013 pub. 29/01/2014 numac 2014200198 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning sluiten houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning;decreet van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/05/2019 pub. 27/06/2019 numac 2019013072 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten sluiten: het decreet van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/05/2019 pub. 27/06/2019 numac 2019013072 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten sluiten over de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten;6° integriteit: de geldende normen en waarden naleven, minstens in de omgang met gezinnen, kinderen en medewerkers, met specifieke aandacht voor de positieve omgang met diversiteit en het voorkomen van en gepast reageren op discriminatie en grensoverschrijdend gedrag;7° kleuteropvang: de opvang, vermeld in artikel 2, 3°, van het decreet van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/05/2019 pub. 27/06/2019 numac 2019013072 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten sluiten;8° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien;9° onderwijspartner: het personeel en het schoolbestuur van de basisschool zoals bepaald in artikel 3, punt 6, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 of de kleuterschool zoals bepaald in artikel 3, punt 26, van hetzelfde decreet;10° Opgroeien regie: het intern verzelfstandigd agentschap Opgroeien regie, opgericht bij het decreet van 30 april 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/04/2004 pub. 07/06/2004 numac 2004035799 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Opgroeien regie;11° organisator buitenschoolse activiteiten: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die een aanbod van buitenschoolse activiteiten organiseert in de zin van artikel 2, 1° van het decreet van 3 mei 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/05/2019 pub. 27/06/2019 numac 2019013072 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten sluiten houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten;12° organisator kinderopvang: de organisator met een vergunning voor de kinderopvang van baby's en peuters, vermeld in artikel 4, eerste lid, 1° en 2°, van het decreet van 20 april 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/04/2012 pub. 15/06/2012 numac 2012035637 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters sluiten;13° stuurgroep: een groep, samengesteld uit medewerkers van Opgroeien regie en het Agentschap voor onderwijsdiensten, de afgevaardigden van het Gemeenschapsonderwijs en van de representatieve verenigingen van de schoolbesturen of inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs, en afgevaardigden van de representatieve vakorganisaties voor onderwijs, belangenbehartigende vertegenwoordigers van organisatoren kinderopvang, Onderwijsinspectie, Zorginspectie en eventuele externe experten. Hoofdstuk 2. - Subsidie

Art. 2.Opgroeien regie kan een subsidie van 45.000 (vijfenveertigduizend) euro op jaarbasis toekennen aan twaalf lokale samenwerkingsverbanden, als vermeld in artikel 6, voor de realisatie van een vernieuwend project Doorgaande Lijn dat voldoet aan de bepalingen, vermeld in dit besluit.

De subsidie, vermeld in artikel 2, wordt besteed aan personeels- of werkingsmiddelen.

Art. 3.De beslissing over de toekenning van de subsidies wordt genomen op basis van een oproep.

Art. 4.Opgroeien regie kent de jaarlijkse subsidie, vermeld in artikel 2, toe voor een projectperiode van drie jaar.

De projectperiode loopt van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2024.

Hoofdstuk 3. - Doelstelling en opdrachten

Art. 5.De doelstelling van het vernieuwend project Doorgaande Lijn, vermeld in artikel 2, bestaat erin om te komen tot een concept voor het verwezenlijken van een doorgaande lijn tussen kinderopvang, kleuteronderwijs en kleuteropvang.

Om de doelstelling, vermeld in het eerste lid, lokaal te realiseren, wordt onderzocht hoe een breed aanbod van onderwijs en opvang kan worden vormgegeven: 1° dat kinderen de kans biedt op rijke en gevarieerde ontplooiingskansen en speelmogelijkheden;2° dat een continuïteit in tijd en ruimte biedt, wat betekent dat: a) de dagindeling in een goede balans van inspanning en ontspanning voorziet en verzekerd is doorheen de hele dag en doorheen het hele jaar, met inbegrip van de schoolvakanties;b) de werking plaatsvindt in de fysieke nabijheid van elkaar;3° dat kwaliteitsvol en toegankelijk is. Het realiseren van de doelstelling, vermeld in het eerste lid, houdt ook in dat er aandacht is voor continuïteit met thuis en de buurt, meer bepaald door: 1° het ontwikkelen van een gedeelde visie en praktijk met betrekking tot ouderparticipatie en ouderbeleid met aandacht voor samenwerking en communicatie met alle ouders over hun kinderen;2° de verbinding met preventieve gezinsondersteuning, waaronder het Huis van het Kind, en met cultuur en vrije tijd, de lokale besturen en met de CLB's. Het realiseren van de doelstelling, vermeld in het eerste lid, doet geen afbreuk aan de vrije keuze voor kinderopvang of aan de vrije schoolkeuze van ouders en ook niet aan de bepalingen betreffende het opnamebeleid in het decreet van 20 april 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/04/2012 pub. 15/06/2012 numac 2012035637 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters sluiten of aan het decreet van 25 november 2011 betreffende het inschrijvingsrecht.

Art. 6.Het vernieuwend project, vermeld in artikel 2, bestaat uit twee fases: 1° een eerste fase die loopt van 1 januari 2022 tot en met 31 augustus 2023;2° een tweede fase die loopt van 1 september 2023 tot en met 31 december 2024.

Art. 7.De eerste fase, vermeld in artikel 6, 1°, is een exploratieve fase, waarin niet wordt afgeweken van de bestaande sectorale regelgeving. In deze fase voert het lokale samenwerkingsverband onderstaande opdrachten uit: 1° het goedgekeurde project verder uitwerken in een ondernemingsplan en er uitvoering aan geven;2° het draagvlak versterken voor de uitvoering van het vernieuwend project bij partners en andere relevante actoren;3° het detecteren en analyseren van de drempels en essentiële voorwaarden om de doelstelling, vermeld in artikel 5, de opdrachten vermeld in artikel 10, en de beoogde resultaten, vermeld in het ondernemingsplan, ten volle te kunnen realiseren.Daarbij gaat bijzondere aandacht naar drempels in de sectorale regelgeving op het vlak van kinderopvang, onderwijs, preventieve gezinsondersteuning en buitenschoolse activiteiten.

Art. 8.Met het oog op de tweede fase, vermeld in artikel 6, 2°, maakt de stuurgroep op basis van de bevindingen die voortkomen uit de eerste fase van het project, vermeld in artikel 6, 1°, een tussentijdse evaluatie en kan voorstellen tot afwijking van de bestaande sectorale regelgeving doen op het vlak van kinderopvang, onderwijs, preventieve gezinsondersteuning en buitenschoolse activiteiten met het oog op de realisatie van de conceptuele doelstelling, vermeld in artikel 5, en de opdrachten, vermeld in artikel 10.

Op basis van de voorstellen van de stuurgroep, vermeld in het eerste lid, kan de Vlaamse Regering een regelluw kader uitwerken met het oog op het ten volle realiseren van de doelstelling, vermeld in artikel 5.

Op basis van het regelluw kader, vermeld in het tweede lid, geeft de stuurgroep een advies over het verder uitgewerkte projectvoorstel, vermeld in artikel 7, 1°, van het lokale samenwerkingsverband en over de voorwaarden waaronder de vernieuwende projecten uitgevoerd kunnen worden in de tweede fase vanaf 1 september 2023.

Art. 9.Het lokale samenwerkingsverband waaraan een subsidie voor een vernieuwend project, vermeld in artikel 2, wordt toegekend, bestaat uit minimaal de volgende partners: 1° een organisator kinderopvang van baby's en peuters;2° een organisator buitenschoolse activiteiten die kleuteropvang organiseert;3° een onderwijspartner. Het lokale samenwerkingsverband betrekt ook andere partners die relevant zijn in functie van de doelstelling, vermeld in artikel 5.

De partner, vermeld in het eerste lid, die door het lokale samenwerkingsverband wordt aangeduid als promotor van het vernieuwend project, treedt op als eindverantwoordelijke van het vernieuwend project en treedt op als ontvanger van de subsidie, vermeld in artikel 2. De promotor is voor Opgroeien regie, voor het Agentschap voor Onderwijsdiensten ook het aanspreekpunt van het lokale samenwerkingsverband. De partners die deel uitmaken van het lokale samenwerkingsverband, vermeld in het eerste lid, maken afspraken over de besteding van de subsidie, met respect voor de interne besluitvorming die geldt voor elke partner die deel uitmaakt van het lokale samenwerkingsverband, en zorgen ervoor dat ze het vertegenwoordigingsmandaat hebben.

Zowel in de eerste als in de tweede fase, vermeld in artikel 6, eerste lid, zorgt het lokale samenwerkingsverband voor een protocol van akkoord van de lokale comités binnen onderwijs, vermeld in artikel 3, 35°, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997.

Art. 10.Met het oog op het verwezenlijken van de doelstelling, vermeld in artikel 5, ontwikkelt het samenwerkingsverband een geïntegreerde werking op het vlak van kinderopvang, kleuteronderwijs en kleuteropvang, en voert daarbij de volgende opdrachten uit: 1° het uitwerken en uitoefenen van een gedeelde pedagogische visie en praktijk, waarbij wordt ingezet op: a) pedagogische en zorgcontinuïteit vanuit het perspectief en de noden van het kind;b) de verbinding en balans tussen zorg, leren, spelen en opvoeden, met aandacht voor het welbevinden en de betrokkenheid van elk kind;c) kwaliteitsvolle interacties met en tussen kinderen met het oog op de ontwikkeling van een positief zelfbeeld en een brede ontwikkeling van motorische, cognitieve en psychosociale competenties van het kind. Daarbij gaat bijzondere aandacht naar de taalontwikkeling en het verwerven van de Nederlandse taal; d) gelijke kansen voor alle kinderen.Het lokale samenwerkingsverband richt zich tot alle gezinnen met kinderen, kinderen en aanstaande ouders. Daarbij gaat bijzondere aandacht naar kwetsbare gezinnen en kinderen met een specifieke zorgbehoefte; 2° het vormen van een professionele leergemeenschap, waarbij wordt ingezet op professionele continuïteit.Dit betekent dat medewerkers, waaronder kinderbegeleiders en leerkrachten, leren van elkaar en een gezamenlijke visie en praktijk ontwikkelen met betrekking tot professionalisering.

Art. 11.Het samenwerkingsverband neemt actief deel aan het begeleidingstraject, dat bestaat uit: 1° individuele ondersteuning;2° het lerend netwerk. Het lerend netwerk heeft volgende doelstellingen: 1° het detecteren en analyseren van de drempels en essentiële voorwaarden om de doelstelling, vermeld in artikel 5, en de opdrachten, vermeld in artikel 10, te kunnen realiseren;2° de uitwisseling van praktijken tussen de lokale samenwerkingsverbanden die de subsidie, vermeld in artikel 2, ontvangen;3° de uitwisseling van de geleerde lessen uit de zelfevaluatie, vermeld in artikel 12.

Art. 12.Het lokale samenwerkingsverband maakt tussentijds en op het einde van de projectperiode, vermeld in artikel 4, een zelfevaluatie.

De zelfevaluatie heeft betrekking op de volgende aspecten: 1° de mate waarin de doelstelling, vermeld in artikel 5, de opdrachten, vermeld in artikel 10, en de beoogde resultaten, vermeld in het ondernemingsplan, worden gerealiseerd;2° de analyse van de drempels en essentiële voorwaarden om de doelstelling, vermeld in artikel 5, de opdrachten, vermeld in artikel 10, en de beoogde resultaten, vermeld in het ondernemingsplan, te kunnen realiseren;3° de reflectie op de samenwerking tussen de verschillende partners van het lokale samenwerkingsverband en andere betrokken relevante partners;4° de mate waarin er werd bijgestuurd op punten 1°, 2° en 3°. De wijze van zelfevaluatie wordt eenvormig ontwikkeld binnen het begeleidingstraject, vermeld in artikel 11, met betrokkenheid van de stuurgroep.

Hoofdstuk 4. - Subsidievoorwaarden

Art. 13.Om de subsidie, vermeld in artikel 2, te kunnen ontvangen, voldoet het lokale samenwerkingsverband aan al de volgende voorwaarden: 1° het lokale samenwerkingsverband bestaat uit de partners, vermeld in artikel 9;2° het lokale samenwerkingsverband dient een ontvankelijke aanvraag in conform artikel 14;3° het lokale samenwerkingsverband maakt een ondernemingsplan op en voegt dat ondernemingsplan bij de aanvraag.Het ondernemingsplan bevat: a) een omgevingsanalyse, waarin de behoeften, het bestaande aanbod en de mogelijkheden in kaart worden gebracht;b) een overzicht van de doelstellingen, de acties en de beoogde resultaten met het bijbehorende tijdpad;c) een overzicht van de partners binnen het samenwerkingsverband, de concrete rol die ze opnemen, hun competenties en hun eigen inbreng om het vernieuwend project mee vorm en inhoud te geven.4° Het samenwerkingsverband heeft het beleidsvoerend vermogen en de integriteit om een kwaliteitsvol en duurzaam vernieuwend project te verwezenlijken. Hoofdstuk 5. - Procedurele bepalingen

Art. 14.Een subsidieaanvraag is ontvankelijk als ze wordt ingediend door een lokale samenwerkingsverband, vermeld in artikel 9, en als het voldoet aan de volgende voorwaarden; 1° ze is ingediend met het aanvraagformulier dat Opgroeien regie ter beschikking stelt;2° ze is tijdig verstuurd;3° ze is volledig ingevuld en bevat de volgende gegevens: a) het aanduiden van de promotor van het vernieuwend project, zijnde een van de partners van het lokale samenwerkingsverband;b) de identificatie- en contactgegevens van de partners van het lokale samenwerkingsverband dat de aanvraag indient;c) de locatiegegevens van de werking van de partners van het lokale samenwerkingsverband dat de aanvraag indient;d) het ondernemingsplan dat aantoonbaar in samenwerking met alle partners van het samenwerkingsverband is opgemaakt;e) een verklaring op eer waarin volgende aspecten zijn opgenomen: - het engagement van alle partners van het lokale samenwerkingsverband om de doelstelling, vermeld in artikel 5, en de opdrachten, vermeld in artikel 10, te realiseren; - het engagement van alle partners van het lokale samenwerkingsverband om actief deel te nemen aan het begeleidingstraject, vermeld in artikel 11; 4° ze is rechtsgeldig ondertekend door alle partners van het lokale samenwerkingsverband met inbegrip van een protocol van akkoord van het bevoegd lokaal comité van de betrokken school;5° ze is, in het geval dat eenzelfde partner in meerdere lokale samenwerkingsverbanden betrokken is, voldoende onderscheiden van de aanvraag van het andere lokale samenwerkingsverband dat een aanvraag indient.

Art. 15.Opgroeien regie beoordeelt of de subsidieaanvraag ontvankelijk is conform artikel 14.

Als de aanvraag onontvankelijk is, brengt Opgroeien regie het lokale samenwerkingsverband daarvan elektronisch en aangetekend op de hoogte binnen dertig dagen na de dag waarop Opgroeien regie de subsidieaanvraag heeft ontvangen.

Opgroeien regie kan aanvullende informatie vragen. Het lokale samenwerkingsverband bezorgt de gevraagde aanvullende informatie zo snel mogelijk aan Opgroeien regie.

Art. 16.Als de subsidieaanvraag ontvankelijk is, beoordeelt een jury, evenwichtig samengesteld uit medewerkers van Opgroeien regie, van het Agentschap voor Onderwijsdiensten, de aanvraag conform artikel 17, en neemt Opgroeien regie een beslissing over de toekenning van de subsidie conform artikelen 17 tot en met 20.

Opgroeien regie brengt het lokale samenwerkingsverband elektronisch op de hoogte van zijn beslissing. Bij een weigering van de subsidie brengt Opgroeien regie het lokale samenwerkingsverband ook aangetekend op de hoogte. Die kennisgeving gebeurt binnen drie maanden na de laatste dag van de indieningstermijn.

Art. 17.De jury beoordeelt elke ontvankelijke subsidieaanvraag op inhoudelijk vlak aan de hand van het ondernemingsplan dat bij de aanvraag is gevoegd. De jury kent aan elke ontvankelijke subsidieaanvraag een score toe volgens de volgende scorecriteria: 1° de omgevingsanalyse;2° de omschrijving van de doelstellingen, acties en beoogde resultaten, vermeld in het ondernemingsplan, met betrekking tot het realiseren van: a) het breed geïntegreerd aanbod, wat betreft het aanbod, de geïntegreerde werking, en de fysieke nabijheid;b) de gedeelde pedagogische visie en praktijk;c) het ouderbeleid en ouderparticipatie;d) toegankelijkheidsbeleid;3° de organisatie van het vernieuwend project, met betrekking tot het opzetten van: a) de projectstructuur, met inbegrip van de mate waarin en de wijze waarop de partners van het lokale samenwerkingsverband samenwerken;b) de professionele leergemeenschap;c) de monitoring en zelfevaluatie;d) het bijbehorende tijdspad. Per onderdeel, vermeld in het eerste lid, wordt een score toegekend met volgende maximumscores: 1° een maximum van 20 punten wat betreft de scorecriteria in artikel 17, 1° ;2° een maximum van 40 punten wat betreft de scorecriteria in artikel 17, 2° ;3° een maximum van 40 punten wat betreft de scorecriteria in artikel 17, 3°.

Art. 18.Alle ontvankelijke subsidieaanvragen waaraan een score werd toegekend door de jury, conform artikel 17, worden vervolgens door Opgroeien regie gerangschikt volgens hun score in aflopende volgorde.

Art. 19.Een subsidieaanvraag wordt uitgesloten en komt niet in aanmerking voor een subsidietoekenning in de volgende gevallen: 1° de jury kende aan de subsidieaanvraag een lagere score toe dan zestig procent;2° de jury kende een score van minder dan 50 procent toe op een van volgende onderdelen: a) de gezamenlijke criteria vermeld in artikel 17, 1° ;b) de gezamenlijk criteria vermeld in artikel 17, 2° ;c) de gezamenlijke criteria vermeld in artikel 17, 3° ;3° er bestaan dossiermatige tegenindicaties met betrekking tot de organisator kinderopvang baby's peuters die deel uitmaakt van het samenwerkingsverband, of met betrekking tot de organisator buitenschoolse activiteiten, van die aard dat er gerede twijfel bestaat dat de organisator kwalitatief of financieel een rol kan opnemen binnen het vernieuwend project;4° de onderwijspartner die deel uitmaakt van het samenwerkingsverband ontving bij de laatste doorlichting voor zover deze plaatsvond tijdens of na het schooljaar 2018-2019, een ongunstig advies of een gunstig advies met de verplichting om tekorten weg te werken van de onderwijsinspectie.

Art. 20.Opgroeien regie neemt een beslissing over de subsidietoekenning op basis van volgende principes: 1° er wordt minstens één subsidie per provincie en één subsidie voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad toegekend, op voorwaarde dat er in de desbetreffende provincie en in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad een subsidieaanvraag werd ingediend die niet werd uitgesloten conform artikel 19;2° er worden een subsidie toegekend aan minstens drie samenwerkingsverbanden met een onderwijspartner uit het gesubsidieerd vrij onderwijs, aan minstens één samenwerkingsverband met een onderwijspartner uit het gesubsidieerd officieel onderwijs en aan minstens één samenwerkingsverband met een onderwijspartner uit het gemeenschapsonderwijs, op voorwaarde dat er voor de betreffende categorie voldoende subsidieaanvragen werden ingediend die niet werden uitgesloten conform artikel 19;3° een subsidie wordt toegekend aan de subsidieaanvraag die het hoogst gerangschikt staat, rekening houdend met het criterium vermeld in artikel 17, 3°.

Art. 21.Als het vernieuwend project waarvoor het samenwerkingsverband de subsidie, vermeld in artikel 2, ontvangt, wordt stopgezet of een van de partners van het samenwerkingsverband, juridisch ophoudt te bestaan, dan wordt dat schriftelijk gemeld aan Opgroeien regie. De subsidie wordt stopgezet vanaf de datum waarop het vernieuwend project werd stopgezet of vanaf de datum waarop een van de partners juridisch ophoudt te bestaan.

In de gevallen, vermeld in het eerste lid, kan Opgroeien regie de subsidie overdragen aan een ander samenwerkingsverband binnen dezelfde provincie, als dat samenwerkingsverband kan aantonen dat het aan de voorwaarden voor de subsidie voldoet. Het samenwerkingsverband dient daarvoor een aanvraag tot overname van de subsidie in.

Voor het overnameproces, vermeld in het tweede lid, doet Opgroeien regie beroep op de lijst van projecten die bij de initiële selectie werd opgemaakt op grond van de selectieprocedure vermeld in dit besluit.

Art. 22.Opgroeien regie betaalt de jaarlijkse subsidie, vermeld in artikel 2, uit op kwartaalbasis aan de hand van een voorschot van 80% van het geraamde subsidiebedrag van dat jaar.

Voor het jaar waarin de subsidie wordt opgestart, wordt het voorschot uitbetaald na de beslissing tot toekenning van de subsidie.

Na de verwerking van de rapportering, vermeld in artikel 26, wordt het saldo al dan niet volledig uitbetaald.

De subsidie is uitgedrukt tegen 100% van de spilindex die van toepassing is op 1 januari 2021. De bedragen worden geïndexeerd conform de wet van 1 maart 1977Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/03/1977 pub. 05/03/2009 numac 2009000107 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. De aanpassing gebeurt telkens vanaf de tweede maand die volgt op de maand waarin een spilindex wordt bereikt of erop wordt teruggebracht.

Art. 23.Overeenkomstig artikel 13 van de wet van 16 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/05/2003 pub. 25/06/2003 numac 2003003343 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof type wet prom. 16/05/2003 pub. 30/07/2015 numac 2015000394 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, is de begunstigde, zijnde het samenwerkingsverband dat de subsidie ontvangt, gehouden tot onmiddellijke terugbetaling van de subsidie, vermeld in artikel 2 van dit besluit, in een van de volgende gevallen: 1° als hij de voorwaarden niet naleeft, waaronder de subsidie werd verleend;2° als hij de subsidie niet aanwendt voor de doeleinden, waarvoor zij werd verleend;3° als hij de in artikel 13, van dezelfde wet, bedoelde controle verhindert. Blijft de begunstigde van de subsidie in gebreke de in artikel 12, van dezelfde wet, bedoelde verantwoording te verstrekken, dan is hij gehouden tot terugbetaling ten belope van het deel dat niet werd verantwoord.

Hoofdstuk 6. - Opvolging, toezicht en evaluatie van het besluit

Art. 24.Opgroeien regie oefent toezicht uit op de naleving van de bepalingen van dit besluit.

Art. 25.Het samenwerkingsverband dat de subsidie, vermeld in artikel 2, ontvangt, kan op eenvoudig verzoek van Opgroeien regie jaarlijks rapporteren over de aanwending van de subsidie en de voortgang van het vernieuwend project.

Art. 26.De stuurgroep evalueert dit besluit drie jaar na de inwerkingtreding ervan.

De evaluatie heeft betrekking op: 1° de mate waarin de doelstelling, vermeld in artikel 5, en de opdrachten, vermeld in artikel 10, gerealiseerd worden;2° de drempels en essentiële voorwaarden om de doelstelling, vermeld in artikel 5, en de opdrachten, vermeld in artikel 10, te kunnen realiseren.Daarbij gaat bijzondere aandacht naar drempels in de sectorale regelgeving op het vlak van kinderopvang, onderwijs, preventieve gezinsondersteuning en buitenschoolse opvang.

Op basis van de evaluatie, vermeld in het tweede lid, doet de stuurgroep beleidsaanbevelingen met het oog op de eventuele verlenging van de tweede fase van de projectperiode, vermeld in artikel 4, tweede lid, of met het oog op de eventuele reguliere verankering.

Hoofdstuk 7. - Slotbepalingen

Art. 27.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 28.De Vlaamse minister, bevoegd voor opgroeien, en de Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 juli 2021.

De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding, W. BEKE De Vlaamse minister van Onderwijs, Sport, Dierenwelzijn en Vlaamse Rand, B. WEYTS

^