gepubliceerd op 25 november 2005
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering wat betreft het landelijk georganiseerd jeugdwerk van het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector
14 OKTOBER 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering wat betreft het landelijk georganiseerd jeugdwerk van het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector, inzonderheid op artikel 12 en artikel 16, derde lid, ingevoegd bij het decreet van 8 juli 2005 houdende wijziging van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid;
Gelet op de consultatie van de sociale partners op 23 en 30 september 2005;
Gelet op het advies nummer 05 / 22 van de Jeugdraad voor de Vlaamse Gemeenschap, gegeven op 6 juli 2005;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 16 september 2005;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector gewijzigd werd bij het decreet van 8 juli 2005 houdende wijziging van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid; dat tengevolge van die wijziging er een extra bepaling opgenomen werd die specifiek voor het landelijk jeugdwerk geldt en die stelt dat een eerste verdeling en toewijzing plaats zal vinden in het kader van de bespreking van de beleidsnota's 2007 - 2009; dat overeenkomstig artikel 54, § 1, van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid, de eerstvolgende uiterste indieningsdatum van de beleidsnota's 1 januari 2006 is; dat het, om tot een eerlijke, logische en juridisch correcte verdeling en toewijzing te komen, absoluut noodzakelijk is dat de regels vervat in dit besluit van kracht zouden zijn voor die uiterste indiendatum; dat de verschillende aanvragende verenigingen bijgevolg over de nodige tijd beschikken om de regels, vervat in dit besluit, te respecteren en aldus een correct en volledig dossier in te dienen; dat iedere onnodige vertraging de rechtzekerheid en de beginselen van behoorlijk bestuur in het gedrang zou brengen en zou betekenen dat de tewerkstelling van personen in DAC-statuut onnodig in het gedrang zou komen;
Gelet op het advies van de Raad van State 39.113/3, gegeven op 26 september 2005, met de toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het jeugdbeleid;2° de administratie : de entiteit bevoegd voor de uitvoering van het jeugdbeleid;3° het decreet : het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector;4° de adviescommissie : de commissie samengesteld volgens artikel 59 van het decreet op het Vlaamse Jeugdbeleid van 29 maart 2002.
Art. 2.De regels met betrekking tot de verdeling van de middelen beschikbaar voor de aanvullende subsidie voor tewerkstelling voor de erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen, vermeld in artikel 16, eerste lid, 4° van het decreet, zijn de volgende : 1° op basis van de subsidies toegekend aan de erkende landelijk georganiseerde jeugdverenigingen voor de beleidsperiode, die voorafgaat aan de beleidsperiode waarin de herverdeling plaats vindt, wordt een lijst met een rangorde voor de herverdeling van de personeelsfuncties opgesteld.Die rangorde wordt bepaald op basis van de reële verdeling van de ex-DAC-plaatsen en de verdeling op basis van de subsidies toegekend aan elke vereniging voor de lopende beleidsperiode, om na verloop van tijd te komen tot een gelijke verdeling van de ex-DAC-plaatsen; 2° het contingent, vermeld in artikel 12 van het decreet, dat wordt vrijgegeven voor herverdeling is voor de eerste beleidsperiode, vermeld in artikel 16, eerste lid, 4°, van het decreet, samengesteld uit de personeelsfuncties waarin werknemers sinds 1 januari 2002 in de erkende organisaties in overeenstemming met artikel 6 tewerkgesteld waren en vervangen werden tussen 1 januari 2002 en 31 maart 2005.Voor de volgende beleidsperiodes worden telkens de personeelsfuncties in aanmerking genomen waarin werknemers vervangen werden in de periode tussen 1 april voorafgaand aan het jaar waarin de verenigingen een beleidsnota indienen en 31 maart voorafgaand aan het jaar waarin de verenigingen een volgende beleidsnota indienen. Voor de vaststelling van het contingent kunnen de personeelsfuncties in bovenlokale geledingen van landelijke georganiseerde verenigingen in aanmerking worden genomen.
Art. 3.De middelen voor aanvullende tewerkstelling worden toegekend aan die verenigingen die het hoogst scoren op de lijst zoals bepaald in art 2,1°. Onder deze verenigingen wordt het contingent, zoals bepaald in art 2 2°, verdeeld a rato van minimaal een halftijds equivalent per vereniging. In juni voorafgaand aan het jaar waarin de verenigingen een beleidsnota indienen, wordt aan de verenigingen die recht hebben op de toekenning van een aanvullende tewerkstelling, meegedeeld dat ze in aanmerking kunnen komen voor die aanvullende tewerkstelling. Die verenigingen kunnen desgewenst die extra arbeidsplaatsen opnemen in hun volgende beleidsplan en de noodzaak hiervoor verantwoorden.
De adviescommissie en de administratie houden bij de beoordeling van de beleidsnota's rekening met de aanvragen tot aanvullende tewerkstelling bij de verenigingen die hiervoor in aanmerking komen.
De adviescommissie en de administratie verwerken hun voorstel hierover in hun advies.
Art. 4.In afwijking van artikel 3 wordt in 2005 aan de verenigingen, die volgens de rangorde recht hebben op de toekenning van een aanvullende tewerkstelling, uiterlijk op 1 november meegedeeld dat ze in aanmerking kunnen komen voor aanvullende tewerkstelling.
Art. 5.Het decreet van 7 mei 2004 houdende aanvullende subsidies voor tewerkstelling in de culturele sector treedt in werking op 1 september 2005.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 14 oktober 2005.
Art. 7.De Vlaamse minister, bevoegd voor de culturele aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 oktober 2005.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX