gepubliceerd op 30 januari 2002
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de vergoeding van installatiekosten aan opvanggezinnen
14 DECEMBER 2001. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de vergoeding van installatiekosten aan opvanggezinnen
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van de instelling Kind en Gezin, gewijzigd bij de decreten van 3 mei 1989, 23 februari 1994, 24 juni 1997, 7 juli 1998 en 9 maart 2001;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van Kind en Gezin, gegeven op 2 mei 2001;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 14 december 2001;
Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het noodzakelijk is om de werkingssituatie van de opvanggezinnen structureel en onmiddellijk te verbeteren, zodat het aanbod van de diensten voor opvanggezinnen kan worden geconsolideerd en bestendigd;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1.§ 1. In dit besluit wordt verstaan onder : 1° K&G : de instelling Kind en Gezin, opgericht bij het decreet van 29 mei 1984 houdende de oprichting van de instelling Kind en Gezin;2° opvanggezin : aangesloten opvanggezin als bedoeld in artikel 15, § 1 en § 2, van het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen, of particulier opvanggezin, als bedoeld in artikel 1, 6°, van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende de regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendige wijze van kinderen;3° dienst : dienst voor opvanggezinnen, erkend door Kind en Gezin;4° de minister : de minister, bevoegd voor de bijstand aan personen. § 2. Een opvanggezin komt in aanmerking voor het ontvangen van de vergoeding van installatiekosten bij het opstarten van een opvangactiviteit conform de bepalingen van dit besluit en onverminderd de bepalingen met betrekking tot de vergoeding van de opvangkosten bepaald in artikel 21, § 2 en § 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen. HOOFDSTUK II. - Voorwaarden tot toekenning van de vergoeding van installatiekosten
Art. 2.§ 1. Het aangesloten opvanggezin beschikt over een bewijs van aansluiting bij een dienst. § 2. Het particuliere opvanggezin beschikt over een attest van toezicht als bedoeld in artikel 17, § 1, van het voornoemd besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997.
Art. 3.Het opvanggezin biedt minstens dagopvang aan. Daarnaast biedt het eventueel ook buitenschoolse opvang, flexibele opvang, opvang van zieke kinderen of opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte aan.
Art. 4.Het opvanggezin heeft nog geen vergoeding als bedoeld in dit besluit gekregen.
Art. 5.Het opvanggezin is niet al aangesloten geweest bij een dienst of heeft nog niet particulier gewerkt in de 12 maanden die voorafgaan aan de maand van aanvraag, bedoeld in artikel 6 van dit besluit. HOOFDSTUK III. - Aanvraag en uitkering van de vergoeding van installatiekosten
Art. 6.§. 1. De vergoeding moet worden aangevraagd bij K&G, volgens de richtlijnen van K&G. § 2. De vergoeding bedraagt 371 euro per opvanggezin.
Art. 7.Uiterlijk binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvraag beslist K&G over de toekenning van de vergoeding van installatiekosten en brengt ze de aanvrager op de hoogte van de genomen beslissing.
Art. 8.K&G betaalt de vergoeding, vastgesteld in artikel 6, § 1, via de dienst uit aan het aangesloten opvanggezin, en rechtstreeks aan het particuliere opvanggezin. Ze betaalt de vergoeding ten vroegste drie en uiterlijk 5 maanden na de aanvraag, op voorwaarde dat het opvanggezin op het moment van de uitbetaling effectief een opvangactiviteit uitoefent.
Art. 9.§ 1. De dienst of het particuliere opvanggezin kan binnen 30 dagen na de kennisgeving van de beslissing via een aangetekende brief bezwaar aantekenen bij K&G. De datum van de poststempel geldt als bewijs. § 2. Het ingediende bezwaar schorst de beslissing niet. §. 3. K&G beschikt over een termijn van 30 kalenderdagen vanaf het indienen van het bezwaar om een beslissing te nemen. § 4. K&G brengt de dienst of het particuliere opvanggezin uiterlijk 30 dagen na de beslissing schriftelijk op de hoogte van de genomen beslissing. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 10.Het bedrag, vermeld in dit besluit, wordt elk jaar op 1 januari verhoogd met de procentuele stijging van de index van de consumptieprijzen tussen 1 november van het vorige kalenderjaar en 1 november van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.
Art. 11.Het opvanggezin dat zijn activiteiten in 2001 heeft opgestart, heeft eveneens recht op de vergoeding van installatiekosten conform de bepalingen van dit besluit, en op voorwaarde dat het op het moment van de aanvraag nog feitelijk opvangactiviteiten realiseert.
Art. 12.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.
Art. 13.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 14 december 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS