gepubliceerd op 24 januari 2002
Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1996 betreffende de erkenning en subsidiëring van thuisbegeleidingsdiensten voor personen met een handicap
13 JULI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1996 betreffende de erkenning en subsidiëring van thuisbegeleidingsdiensten voor personen met een handicap
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, inzonderheid op het hoofdstuk VI en op de artikel 52, 2° en op artikel 53;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1996 betreffende de erkenning en subsidiëring van thuisbegeleidingsdiensten voor personen met een handicap;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 24 april 2001;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 13 juli 2001;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de regeling betreffende erkenning, werking en subsidiëring van thuisbegeleidingsdiensten voor personen met een handicap onmiddellijk moet worden aangepast aan de nieuwe inzichten en structuren inzake sociale integratie van die personen om de normen voor personeelsbezetting en werkingsmiddelen in overeenstemming te brengen met de werkelijke behoeften van die diensten;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.§ 1. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1996 betreffende de erkenning en subsidiëring van thuisbegeleidingsdiensten voor personen met een handicap wordt 1° vervangen door wat volgt : « 1° de dienst : de thuisbegeleidingsdiensten voor personen met een handicap, die : a) opvoedingsbijstand verstrekken aan gezinnen met een gehandicapt kind of met een gehandicapte volwassene;b) begeleiding verstrekken aan zelfstandig wonende meerderjarige personen met een handicap die door de aard van hun handicap een beroep moeten doen op de handicap-specifieke kennis van de dienst en waarbij een dienst voor begeleid wonen niet aan de zorgvraag kan beantwoorden »; § 2. In datzelfde artikel wordt 2° vervangen door wat volgt : « 2° de personen met een handicap : de personen met een handicap, bedoeld in artikel 2, § 2, 1°, van het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap die verblijven bij natuurlijke personen die over hen het ouderlijk gezag uitoefenen of hen in rechte of in feite onder hun hoede hebben, ofwel die zelfstandig wonen en meerderjarig zijn en die door de aard van hun handicap een beroep moeten doen op de handicapspecifieke kennis van de dienst en waarbij een dienst voor begeleid wonen niet aan de zorgvraag kan beantwoorden »; § 3. In datzelfde artikel wordt 6° vervangen door wat volgt : « 6° het handelingsplan : de uitgeschreven explicitering van de zorgvraag, van de aard van de begeleiding en van de perspectieven van de begeleiding. Dit document wordt jaarlijks geactualiseerd. »
Art. 2.Aan artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende woorden toegevoegd : « en opvoedingsondersteuning ».
Art. 3.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden in § 2, 1°, de woorden « matig, ernstig of diep » geschrapt.
Art. 4.In artikel 7 van hetzelfde besluit wordt 3° vervangen door wat volgt : « 3° voor de diensten voor gezinnen met personen met een visuele handicap en voor de diensten voor gezinnen met personen met autisme : een afsprakennota tussen de diensten over hun territoriaal werkgebied. »
Art. 5.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 8.Het aantal begeleidingen, vermeld in de erkenningsbeslissing kan ambtshalve door het Fonds aangepast worden als blijkt dat de dienst gedurende twee opeenvolgende jaren ten minste 10 procent minder begeleidingen heeft verricht dan bepaald in de erkenning. »
Art. 6.In artikel 13 van hetzelfde besluit wordt § 3 vervangen door wat volgt : « § 3. Ten minste 75 procent van de begeleidingen moet thuis of in het secundaire opvoedingsmilieu plaatsvinden. Onder het secundaire opvoedingsmilieu wordt begrepen elke setting, onderscheiden van het thuismilieu en van de school, die zich al dan niet beroepshalve richt op de begeleiding bij de totale ontwikkeling van de persoon met een handicap. »
Art. 7.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 15.§ 1. Aan een dienst die erkend is voor hoogstens 1150 begeleidingen kan de volgende subsidie worden verleend : 1° Een dienst die voor minstens 350 begeleidingen per jaar is erkend, kan een subsidie ontvangen voor één voltijdse licentiaat.De eerste licentiaat heeft een diploma behorende tot de psychologische en pedagogische wetenschappen. De dienst kiest de volgende licentiaat in een discipline die het best aangepast is aan de behoeften van de personen met een handicap die hij behandelt; 2° Een dienst kan pro rata van 400 extra erkende begeleidingen een subsidie ontvangen voor één voltijds personeelslid met een diploma van een richting sociaal of paramedisch hoger onderwijs buiten de universiteit of een diploma dat voldoet voor de kwalificatievereisten van opvoedend personeel of begeleidend en verzorgend personeel; verhoudingsgewijs kunnen deeltijdse personeelsleden worden gesubsidieerd; 3° Voor een dienst voor gezinnen met personen met autisme worden de in 1° en 2° bedoelde cijfers van 350 en 400 teruggebracht tot 200 in 1° en tot 300 in 2°; § 2. Aan een dienst die erkend is voor meer dan 1150 begeleidingen kan de volgende subsidie worden verleend : 1° Een dienst die voor minstens 350 begeleidingen per jaar is erkend, kan een subsidie ontvangen voor één voltijdse licentiaat.De eerste licentiaat heeft een diploma dat behoort tot de psychologische en pedagogische wetenschappen. De dienst kiest de volgende licentiaat in een discipline die het best aangepast is aan de behoeften van de personen met een handicap die hij behandelt; 2° Een dienst kan pro rata van 400 extra erkende begeleidingen een subsidie ontvangen voor één voltijds personeelslid met een diploma van een richting sociaal of paramedisch hoger onderwijs buiten de universiteit of een diploma dat voldoet aan de kwalificatievereisten van opvoedend personeel of begeleidend en verzorgend personeel. Verhoudingsgewijs kunnen deeltijdse personeelsleden worden gesubsidieerd; 3° Voor een dienst voor gezinnen met personen met autisme worden de in 1° en 2° bedoelde cijfers van 350 en 400 teruggebracht tot 200 in 1° en tot 300 in 2°;4° Het extra begeleidend personeel, omschreven in artikel 15, § 2, 2°, mag voor een derde bestaan uit licentiaten;5° Voor een dienst die erkend is voor meer dan 1150 begeleidingen wordt de personeelsformatie uitgebreid met een coördinator onder de volgende voorwaarden : a) voor diensten, erkend voor 1150 begeleidingen tot 2300 begeleidingen : + 0,25 voltijds equivalent coördinator;b) voor diensten, erkend voor 2301 begeleidingen tot 3450 begeleidingen : + 0,5 voltijds equivalent coördinator;c) voor diensten, erkend voor 3451 begeleidingen tot 4600 begeleidingen : + 0,75 voltijds equivalent coördinator;d) voor diensten, erkend voor meer dan 4600 begeleidingen : + 1 voltijds equivalent coördinator. De coördinator wordt betaald volgens, loonschaal K 5. § 3. Aan een dienst die erkend is voor meer dan 1000 begeleidingen kan volgende subsidie worden verleend : 1° Een dienst die voor minimaal 1000 en maximaal 1999 begeleidingen per jaar is erkend, kan een subsidie ontvangen voor één extra vierdetijds personeelslid met een diploma van hoger onderwijs buiten universiteit en voor één extra vierdetijds personeelslid met de functie administratief personeel klasse 2. Een dienst die erkend is voor minstens 2000 begeleidingen per jaar kan een subsidie ontvangen voor één extra halftijds personeelslid met een diploma van hoger onderwijs buiten de universiteit en voor één extra halftijds personeelslid met de functie administratief personeel klasse 2. 2° Voor verenigingen die voor meer dan een dienst erkend zijn, mogen de erkenningscijfers voor het bepalen van het extra administratief personeel worden samengeteld.»
Art. 8.In artikel 17 van hetzelfde besluit wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Voor de werkingskosten wordt een subsidie verleend van : 1° 400.000 frank per jaar voor een dienst die voor 350 begeleidingen is erkend; 2° 242.140 frank per jaar per extra schijf van 400 begeleidingen waarvoor de dienst is erkend. Het bedrag wordt verhoudingsgewijs verminderd voor het resterend aantal begeleidingen nadat alle schijven van 400 begeleidingen zijn uitgeput. Voor een dienst voor gezinnen met personen met autisme worden de in deze paragraaf 2° genoemde aantal begeleidingen teruggebracht tot 200 en 300. »
Art. 9.Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 18.Per kwartaal wordt aan de erkende dienst 24 procent uitgekeerd van de jaarlijkse subsidie in de salaris- en werkingskosten, bepaald in artikel 15, 16 en 17.
De betaling vindt plaats in de loop van de eerste maand van het kwartaal in kwestie.
Het saldo van de eindafrekening wordt betaald na goedkeuring van de overgelegde stukken zoals bepaald in artikel 10. »
Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2001.
Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 13 juli 2001.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, M. VOGELS