gepubliceerd op 10 november 2003
Besluit van de Vlaamse regering tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor investeringen in het Vlaamse Gewest
10 OKTOBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor investeringen in het Vlaamse Gewest
De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;
Gelet op het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, inzonderheid op hoofdstuk I, II, XII tot en met XIV, XVI en XVII;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 3 april en 12 juni 2003;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 13 juni 2003, betreffende de aanvraag om advies binnen een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 23 juli 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1o, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1o decreet : het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid; 2o minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Economisch Beleid; 3o administratie : de administratie Economie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; 4o onderneming : de onderneming, bedoeld in artikel 3, 1o, van het decreet; 5o kleine en middelgrote ondernemingen : ondernemingen zoals bedoeld in artikel 3, 2o en 3o, van het decreet; 6o startende onderneming : een nieuw opgerichte onderneming die maximaal 5 jaar oud is op de indieningsdatum van de steunaanvraag. De voormelde termijn van 5 jaar begint te lopen vanaf de inschrijving in het handelsregister of bij de Kruispuntbank voor Ondernemingen. Als er geen inschrijving in het handelsregister of bij de Kruispuntbank voor Ondernemingen is, begint de termijn te lopen vanaf de eerste aansluiting bij het Rijksinstituut voor Sociale Verzekering van Zelfstandigen of bij een Sociale Verzekeringskas voor Zelfstandigen; 7o steun : de steun, bedoeld in artikel 3, 5o, van het decreet; 8o steunintensiteit : de intensiteit, bedoeld in artikel 3, 6o, van het decreet; 9o regionale steungebieden : de gebieden, bedoeld in artikel 3, 7o, van het decreet; 10o start van de investeringen : de datum van de eerste factuur; 11o beëindiging van de investeringen : de datum van de laatste factuur; 12o indieningsdatum van de steunaanvraag : de datum waarop de administratie de steunaanvraag ontvangt. Afdeling II. - Definitie van kleine en middelgrote ondernemingen
Onderafdeling I. - Zelfstandigheidscriterium
Art. 2.§ 1. Om aan het zelfstandigheidscriterium, bepaald in artikel 3, 2oen 3o, van het decreet, te voldoen, mag de onderneming niet voor 25 % of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen zijn van een grote onderneming of van verscheidene grote ondernemingen samen.
Onder een grote onderneming wordt voor de toepassing van het zelfstandigheidscriterium een onderneming verstaan die 250 of meer werknemers telt of die een jaaromzet heeft van meer dan 40 miljoen euro en een balanstotaal van meer dan 27 miljoen euro. § 2. Aan de definitie wordt niet voldaan door ondernemingen die formeel aan het zelfstandigheidscriterium beantwoorden, maar waarin in werkelijkheid de zeggenschap door een grote onderneming of door verscheidene grote ondernemingen samen wordt uitgeoefend.
Onderafdeling II. - Omzet en balanstotaal
Art. 3.§ 1. De jaaromzet en het balanstotaal van de onderneming, zoals bepaald in artikel 3, 2o en 3o, van het decreet, worden samengeteld, zonder te consolideren, met de jaaromzet en het balanstotaal van beide volgende 2 categorieën van ondernemingen : 1o alle ondernemingen waarvan de aanvragende onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten in handen heeft; 2o alle ondernemingen die rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming in handen hebben. § 2. Voor de berekening van de jaaromzet en het balanstotaal van een onderneming is de referentieperiode het boekjaar waarop de laatst bij de Nationale Bank van België neergelegde jaarrekening voor de datum van de steunaanvraag betrekking heeft en die beschikbaar is via een centrale databank. Om de omzet te berekenen, wordt een boekjaar van meer of minder dan 12 maanden herberekend tot een periode van 12 maanden. Bij recent opgerichte ondernemingen, waarvan de jaarrekening nog niet is afgesloten, steunt men op een financieel plan van het eerste productiejaar. Voor ondernemingen die geen jaarrekening moeten opmaken, is de referentieperiode de laatste aangifte bij de directe belastingen voor de datum van de steunaanvraag. § 3. Als wegens de spreiding van het kapitaal de samenstelling van het aandeelhouderschap niet precies bekend is, mag worden voortgegaan op een verklaring op eer van de onderneming over het bezit van kapitaal en de stemrechten.
Onderafdeling III. - Tewerkstelling
Art. 4.§ 1. De tewerkstelling van het aantal werknemers, bepaald in artikel 3, 2o en 3o, van het decreet, wordt vastgesteld aan de hand van het aantal werknemers dat in de onderneming was tewerkgesteld in de referentieperiode. § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder referentieperiode verstaan de periode van tewerkstelling gedurende de laatste 4 kwartalen die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan attesteren, voor de datum van de steunaanvraag, en die beschikbaar zijn via een centrale databank. § 3. Het bewijs van de tewerkstelling van havenarbeiders in ondernemingen die ressorteren onder de verschillende paritaire comités van de havens wordt geleverd door attesten van de bevoegde werkgeversorganisaties in de verschillende havens.
Voor de berekening van het aantal havenarbeiders wordt het aantal gepresteerde taken gedurende de referentieperiode gedeeld door het gemiddelde aantal gepresteerde taken tijdens deze periode. Afdeling III. - Algemene voorwaarden
Art. 5.Er is geen cumulering mogelijk van steun, verleend in het kader van dit besluit, met andere steun ongeacht de bron, de vorm en het doel van de steun met betrekking tot de investeringen van de steunaanvraag.
Art. 6.Er wordt geen steun verleend aan ondernemingen die niet voldoen aan de regelgeving van toepassing in het Vlaamse Gewest.
Art. 7.De termijn van 5 jaar, bedoeld in artikel 7 van het decreet, gaat in vanaf de beëindiging van de investeringen.
Art. 8.De investeringen moeten overeenkomstig artikel 5 van het decreet starten na de indieningsdatum van de steunaanvraag en moeten binnen 3 jaar na de beslissing tot toekenning van de steun worden beëindigd.
Art. 9.Er kan geen steun verleend worden aan ondernemingen waarvan 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten rechtstreeks of onrechtstreeks in handen is van een administratieve overheid zoals bepaald in artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 10.Er wordt steun verleend aan kleine en middelgrote ondernemingen voor investeringen in het Vlaamse Gewest onder de voorwaarden, vermeld in het decreet en in dit besluit.
Art. 11.Enkel ondernemingen die behoren tot de sectoren, vermeld in de bijlage bij dit besluit, komen voor steunverlening in aanmerking.
De minister kan deze bijlage aanpassen op basis van de beleidsprioriteiten en de Europese regelgeving. HOOFDSTUK III. - Steunintensiteit
Art. 12.De steun wordt toegekend in de vorm van een subsidie.
Art. 13.§ 1. De subsidie wordt berekend als een percentage van de subsidiabele investeringen. Dat zijn de investeringen die in aanmerking komen, verminderd met de afschrijvingsaftrek en de BTW. § 2. De afschrijvingsaftrek is gelijk aan 10 % van de som van de afschrijvingen van de laatste 3 bij de Nationale Bank neergelegde jaarrekeningen en die beschikbaar zijn via een centrale databank of van de laatste 3 afgesloten boekjaren voor de datum van de subsidieaanvraag als de onderneming geen jaarrekening moet opmaken.
Voor ondernemingen die minder dan 3 boekjaren actief zijn, worden de afschrijvingen voor de jaren waarin de onderneming nog niet actief was, als 0 beschouwd. § 3. De materiële investeringen en de immateriële investeringen, bepaald in artikel 10, § 2, van het decreet, komen in aanmerking. Deze investeringen moeten geboekt worden op de volgende rubrieken van de jaarrekening : 1o 21 immateriële vaste activa; 2o 22 terreinen en gebouwen; 3o 23 installaties, machines en uitrusting; 4o 24 rollend materieel; 5o 25 vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht; 6o 26 andere materiële vaste activa; 7o 27 vaste activa in aanbouw en vooruitbetalingen. § 4. Deze investeringen kunnen ook uitgevoerd worden door een patrimoniumvennootschap, die behoort tot dezelfde groep als de aanvragende onderneming. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder patrimoniumvennootschap verstaan een onderneming die onder meer, maar niet uitsluitend tot doel heeft de activa te beheren die gebruikt worden door de aanvragende onderneming. Beide vennootschappen behoren tot dezelfde groep in één van volgende gevallen : a) de patrimoniumvennootschap participeert voor ten minste 25 % in de aanvragende vennootschap;b) de aanvragende vennootschap participeert voor ten minste 25 % in de patrimoniumvennootschap;c) in beide vennootschappen participeren voor ten minste 25 % dezelfde natuurlijke of rechtspersonen. § 5. Deze investeringen komen in aanmerking, onverminderd de bijzondere Europese regelgeving betreffende de verlening van staatssteun in specifieke sectoren.
Voor de rubriek rollend materieel komt voor het goederenvervoer over de weg voor derden enkel getrokken materieel dat bestemd is voor gecombineerd vervoer in aanmerking.
Art. 14.§ 1. De subsidiabele investeringen bedragen minstens 25.000 euro en minstens 12.500 euro voor startende ondernemingen.
Art. 15.De subsidie bedraagt voor kleine ondernemingen maximaal 15 % en voor middelgrote ondernemingen maximaal 7,5 % .
Voor investeringen in de regionale steungebieden bedraagt de subsidie maximaal 24 % in zone A en maximaal 31 % in zone B. Deze steunpercentages gelden onder voorbehoud van de toepassing van de bijzondere Europese regelgeving betreffende de verlening van staatssteun in specifieke sectoren. HOOFDSTUK IV. - Procedure Afdeling I. - Subsidieaanvragen met een subsidiabel investeringsbedrag
tot en met 8.000.000 euro
Art. 16.Voor subsidieaanvragen met een subsidiabel investeringsbedrag tot en met 8.000.000 euro wordt de subsidie toegekend volgens een wedstrijdformule, waarbij de minister na een oproep een vooraf bepaalde subsidie-enveloppe verdeelt over de best gerangschikte subsidieaanvragen, tot uitputting van het budget.
Art. 17 . § 1. De minister kan beslissen om maximaal twee oproepen per jaar te organiseren. § 2. De minister bepaalt de regeling van de procedure.
Hij bepaalt per oproep de termijn voor de indiening en de behandeling van de subsidieaanvragen. § 3. De oproep dient voorafgaandelijk voor advies aan de Inspectie van Financiën voorgelegd te worden en het akkoord te verwerven van de Vlaamse minister bevoegd voor de begroting.
Art. 18.§ 1. De subsidieaanvragen worden individueel getoetst aan een aantal criteria. § 2. De criteria worden genormaliseerd door middel van een gemiddelde en een standaardafwijking.
De gehanteerde formule is : ln = (li - M)/D waarbij : 1o ln = genormaliseerde waarde van een criterium; 2o li = te normaliseren waarde van een criterium;
Voor de raadpleging van de formule, zie beeld 4o N = aantal waarden van de groep;
Voor de raadpleging van de formule, zie beeld Aan het verkregen resultaat per criterium wordt een gewicht gekoppeld door middel van een wegingscoëfficiënt. De samentelling van de genormaliseerde en gewogen criteria levert de totaalscore op.
Art. 19.§ 1. De volgende criteria komen in aanmerking bij de beoordeling van de subsidieaanvraag : 1o beleidscriteria : a) verhouding van het gevraagde subsidiepercentage ten opzichte van het maximaal toegelaten subsidiepercentage;b) duurzaam ondernemen;c) innovatie;d) gebruik van de informatie- en communicatie-technologie;e) leeftijd van de onderneming;f) tewerkstelling; 2o bedrijfseconomische criteria : a) percentage van de autofinanciering ten opzichte van het bedrag van de in aanmerking komende investeringen;b) economische leefbaarheid van de onderneming. § 2. De minister bepaalt bij elke oproep welke inhoud en welk gewicht aan deze criteria wordt gegeven.
Art. 20.§ 1. Op basis van de door de minister vastgestelde criteria, de normalisatie overeenkomstig artikel 18, § 2, en het resultaat van de toegepaste wegingscoëfficiënt maakt de minister een rangschikking op van alle subsidieaanvragen. § 2. De subsidie wordt toegekend volgens de plaats in de rangschikking, in afnemende volgorde te beginnen bij de eerste tot uitputting van het budget dat beschikbaar is.
Als het saldo niet voldoende is om de eerstvolgende gelijkgerangschikte subsidieaanvragen volledig te subsidiëren, wordt met dit saldo geen subsidie meer toegekend. § 3. De onderneming die gunstig gerangschikt is en bijgevolg in aanmerking komt voor subsidiëring, krijgt de door haar gevraagde subsidie, beperkt tot de in artikel 15 vastgestelde maxima. Afdeling II. - Subsidieaanvragen met een subsidiabel
investeringsbedrag van meer dan 8.000.000 euro
Art. 21.§ 1. De subsidieaanvragen met een subsidiabel investeringsbedrag van meer dan 8.000.000 euro worden, op voorstel van de minister, beslist door de Vlaamse regering rekening houdend met de beleidsprioriteiten, de Europese regelgeving en dit besluit, met uitzondering van artikellen 16 tot en met 20. § 2. Deze subsidieaanvragen worden minstens 1 maand vóór de agendering van het subsidievoorstel meegedeeld aan de Vlaamse regering. HOOFDSTUK V. - Uitbetaling en verjaring
Art. 22.De subsidie wordt aan de onderneming uitbetaald in 3 schijven : 1o 30 % op zijn vroegst 30 dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie en op voorwaarde dat de onderneming de volgende 2 voorwaarden vervult : a) de uitbetaling van de schijf aanvraagt;b) verklaart dat de investeringen zijn gestart; 2o 30 % op zijn vroegst 30 dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie en op voorwaarde dat de onderneming de volgende 2 voorwaarden vervult : a) de uitbetaling van de schijf aanvraagt;b) verklaart dat de investeringen voor 50 % zijn uitgevoerd; 3o 40 % op zijn vroegst 30 dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie en na de beëindiging van de investeringen op voorwaarde dat volgende 2 voorwaarden vervuld zijn : a) de onderneming de uitbetaling van de schijf aanvraagt;b) de administratie volgende 3 punten vaststelt : 1) de investeringen zijn volledig uitgevoerd en worden in de onderneming geëxploiteerd;2) er zijn geen achterstallige schulden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, de Belastingsdienst Vlaanderen inzake onroerende voorheffing of in het kader van steunmaatregelen in toepassing van het decreet;3) aan alle voorwaarden, bepaald in het decreet en in dit besluit, is voldaan. Ingeval van voormelde achterstallige schulden wordt de uitbetaling opgeschort tot de onderneming het bewijs levert dat deze schulden werden aangezuiverd.
Art. 23.De aanvragen tot uitbetaling moeten ingediend worden binnen 6 maanden na het beëindigen van de investeringen. Als de investeringen reeds voor de beslissing tot toekenning van de subsidie beëindigd werden, moeten de aanvragen tot uitbetaling ingediend worden binnen 6 maanden na de beslissing tot toekenning van de subsidie. HOOFDSTUK VI. - Terugvordering Art. 24 . De volledige subsidie wordt teruggevorderd binnen 10 jaar na het beëindigen van de investeringen, onder voorbehoud van de toepassing van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991 en de wet van 7 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste zijn van de Staat, in geval van : 1o faillissement, vereffening, gerechtelijk akkoord, boedelafstand, ontbinding, vrijwillige of gerechtelijke verkoop, sluiting in het kader van een sociaal-economische herstructureringsoperatie met tewerkstellingsafbouw tot gevolg binnen 5 jaar na het beëindigen van de investeringen; 2o vervreemding of wijziging van de oorspronkelijke bestemming of het gebruik van de gesubsidieerde investeringen binnen 5 jaar na het beëindigen van de investeringen; 3o niet-naleving van de milieuwetgeving en de wetgeving op de ruimtelijke ordening binnen 5 jaar na het beëindigen van de investeringen; 4o niet-naleving van de bij het decreet, dit besluit, de oproep en de rangschikking opgelegde voorwaarden; 5o vermindering van de li-waarde van een criterium met meer dan 20 % en 30 % voor startende ondernemingen; 6o niet-naleving van de wettelijke informatie- en raadplegingsprocedures bij collectief ontslag binnen 5 jaar na het beëindigen van de investeringen.
Art. 25 . In geval van terugvordering wordt de Europese referentierentevoet voor terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun toegepast vanaf de datum van ingebrekestelling.
HOODSTUK VII. - Beroep
Art. 26.Onverminderd de jurisdictionele bevoegdheden van de Raad van State bepaalt de minister de vorm waarin en de termijnen waarbinnen willig en oneigenlijk en hiërarchisch beroep tegen een beslissing kan worden ingesteld. HOOFDSTUK VIII. - De Europese regelgeving
Art. 27.Deze regelgeving valt onder de toepassing van verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 010 van 13 januari 2001, blz. 33-42). HOOFDSTUK IX. - Opheffingsbepaling
Art. 28.In artikel 16 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 juni 2003 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, wordt 3o opgeheven voor de toepassing van dit besluit. HOOFDSTUK X. - Overgangsmaatregelen
Art. 29.Dit besluit is van toepassing op de subsidieaanvragen, ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.
De bepalingen van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, en van het decreet van 15 december 1993 tot bevordering van de economische expansie in het Vlaamse Gewest, blijven van toepassing op de steunaanvragen, ingediend voor deze datum. HOOFDSTUK XI. - Inwerkingtreding
Art. 30.Dit besluit en hoofdstukken I, II, XII tot en met XIV, XVI en XVII van het decreet treden voor de toepassing van dit besluit in werking op de datum van de eerste oproep tot indiening van de subsidieaanvragen na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad .
Art. 31 . De Vlaamse minister, bevoegd voor het Economisch Beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 10 oktober 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government, P. CEYSENS
Bijlage De ondernemingen die behoren tot onderstaande sectoren komen in aanmerking voor investeringssteun voorzover de activiteiten niet worden uitgeoefend door ondernemingen als bedoeld in artikel 9 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 2003 tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor investeringen in het Vlaamse Gewest.
De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government, P. CEYSENS