Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 12 december 2003
gepubliceerd op 13 februari 2004

Besluit van de Vlaamse regering tot toekenning van steun aan grote ondernemingen voor investeringen in de regionale steungebieden

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035202
pub.
13/02/2004
prom.
12/12/2003
ELI
eli/besluit/2003/12/12/2004035202/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 DECEMBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot toekenning van steun aan grote ondernemingen voor investeringen in de regionale steungebieden


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, inzonderheid op hoofdstuk I, II, XII tot en met XIV, XVI en XVII;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 3 april 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de Europese Commissie besliste in haar beschikking van 20 juni 2001 (SG(2001) D/289305) dat uiterlijk op 31 december 2003 de horizontale steunmaatregelen van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie dienen ingetrokken te worden en dat de geldigheidsduur van de gewone expansierichtlijnen MGB3 verstrijkt op 31 december 2003. Dit betekent dat de juridische grondslag wegvalt voor het verlenen van gewone expansiesteun voor grote ondernemingen en er dringend nood is aan een nieuwe expansiesteunreglementering;

Overwegende dat de zwakke economische situatie in de regionale steunzones, in het bijzonder in de Limburgse regio ten gevolge van de Ford-crisis, een dringend ingrijpen vergen;

Overwegende dat de nieuwe steunregeling een essentiële component is in het aantrekkingsbeleid van de Vlaamse regering ten aanzien van buitenlandse investeringsprojecten;

Overwegende dat de Raad van State reeds advies gaf op het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 2003 tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor investeringen in het Vlaamse Gewest; dat, aangezien het besluit van de Vlaamse regering tot toekenning van steun aan grote ondernemingen voor investeringen in de regionale steungebieden identiek is aan dit besluit met dien verstande dat het gaat om steun aan grote ondernemingen in regionale steunzones; dat voorliggend besluit van de Vlaamse regering werd aangepast rekening houdend met het advies van de Raad van State, gegeven naar aanleiding van het besluit van de Vlaamse regering van 10 oktober 2003 tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor investeringen in het Vlaamse Gewest;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid;2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid;3° administratie : de administratie Economie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;4° onderneming : de onderneming, bedoeld in artikel 3, 1°, van het decreet;5° kleine, middelgrote en grote ondernemingen : ondernemingen zoals bedoeld in artikel 3, 2°, 3° en 4°, van het decreet;6° startende onderneming : een nieuw opgerichte onderneming die maximaal 5 jaar oud is op de indieningsdatum van de steunaanvraag.De voormelde termijn van 5 jaar begint te lopen vanaf de inschrijving in het handelsregister of bij de Kruispuntbank voor Ondernemingen. Als er geen inschrijving in het handelsregister of bij de Kruispuntbank voor Ondernemingen is, begint de termijn te lopen vanaf de eerste aansluiting bij het Rijksinstituut voor Sociale Verzekering van Zelfstandigen of bij een Sociale Verzekeringskas voor Zelfstandigen; 7° steun : de steun, bedoeld in artikel 3, 5°, van het decreet;8° steunintensiteit : de intensiteit, bedoeld in artikel 3, 6°, van het decreet;9° regionale steungebieden : de gebieden, bedoeld in artikel 3, 7°, van het decreet;10° start van de investeringen : de datum van de eerste factuur;11° beëindiging van de investeringen : de datum van de laatste factuur;12° indieningsdatum van de steunaanvraag : de datum waarop de administratie de steunaanvraag ontvangt. Afdeling II. - Definitie van kleine, middelgrote en grote

ondernemingen Onderafdeling I. - Zelfstandigheidscriterium

Art. 2.§ 1. Om aan het zelfstandigheidscriterium, bepaald in artikel 3, 2°, 3° en 4°, van het decreet, te voldoen, mag de onderneming niet voor 25 % of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen zijn van een grote onderneming of van verscheidene grote ondernemingen samen.

Onder een grote onderneming wordt voor de toepassing van het zelfstandigheidscriterium een onderneming verstaan die 250 of meer werknemers telt of die een jaaromzet heeft van meer dan 40 miljoen euro en een balanstotaal van meer dan 27 miljoen euro. § 2. Aan de definitie wordt niet voldaan door ondernemingen die formeel aan het zelfstandigheidscriterium beantwoorden, maar waarin in werkelijkheid de zeggenschap door een grote onderneming of door verscheidene grote ondernemingen samen wordt uitgeoefend.

Onderafdeling II. - Omzet en balanstotaal

Art. 3.§ 1. De jaaromzet en het balanstotaal van de onderneming, bepaald in artikel 3, 2°, 3° en 4°, van het decreet, worden samengeteld, zonder te consolideren, met de jaaromzet en het balanstotaal van beide volgende 2 categorieën van ondernemingen : 1° alle ondernemingen waarvan de aanvragende onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten in handen heeft;2° alle ondernemingen die rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming in handen hebben. § 2. Voor de berekening van de jaaromzet en het balanstotaal van een onderneming is de referentieperiode het boekjaar waarop de laatst bij de Nationale Bank van België neergelegde jaarrekening voor de datum van de steunaanvraag betrekking heeft en die beschikbaar is via een centrale databank. Om de omzet te berekenen, wordt een boekjaar van meer of minder dan 12 maanden herberekend tot een periode van 12 maanden. Bij recent opgerichte ondernemingen, waarvan de jaarrekening nog niet is afgesloten, steunt men op een financieel plan van het eerste productiejaar. Voor ondernemingen die geen jaarrekening moeten opmaken, is de referentieperiode de laatste aangifte bij de directe belastingen voor de datum van de steunaanvraag. § 3. Als wegens de spreiding van het kapitaal de samenstelling van het aandeelhouderschap niet precies bekend is, mag worden voortgegaan op een verklaring op eer van de onderneming over het bezit van kapitaal en de stemrechten.

Onderafdeling III. - Tewerkstelling

Art. 4.§ 1. De tewerkstelling van het aantal werknemers, zoals bepaald in artikel 3, 2°, 3° en 4°, van het decreet, wordt vastgesteld aan de hand van het aantal werknemers dat in de onderneming was tewerkgesteld in de referentieperiode. § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder referentieperiode verstaan de periode van tewerkstelling gedurende de laatste 4 kwartalen die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan attesteren, voor de datum van de steunaanvraag, en die beschikbaar zijn via een centrale databank. § 3. Het bewijs van de tewerkstelling van havenarbeiders in ondernemingen die ressorteren onder de verschillende paritaire comités van de havens wordt geleverd door attesten van de bevoegde werkgeversorganisaties in de verschillende havens.

Voor de berekening van het aantal havenarbeiders wordt het aantal gepresteerde taken gedurende de referentieperiode gedeeld door het gemiddelde aantal gepresteerde taken tijdens deze periode. Afdeling III. - Algemene voorwaarden

Art. 5.Er is geen cumulering mogelijk van steun, verleend in het kader van dit besluit, met andere steun ongeacht de bron, de vorm en het doel van de steun met betrekking tot de investeringen van de steunaanvraag.

Art. 6.Er wordt geen steun verleend aan ondernemingen die niet voldoen aan de regelgeving van toepassing in het Vlaamse Gewest.

Art. 7.De termijn van 5 jaar, bedoeld in artikel 7 van het decreet, gaat in vanaf de beëindiging van de investeringen.

Art. 8.De investeringen moeten overeenkomstig artikel 5 van het decreet starten na de indieningsdatum van de steunaanvraag en moeten binnen 3 jaar na de beslissing tot toekenning van de steun worden beëindigd.

Art. 9.Er kan geen steun verleend worden aan ondernemingen waarvan 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten rechtstreeks of onrechtstreeks in handen is van een administratieve overheid zoals bepaald in artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 10.Er wordt steun verleend aan grote ondernemingen voor investeringen in de regionale steungebieden onder de voorwaarden, vermeld in het decreet en in dit besluit.

Art. 11.Enkel ondernemingen die behoren tot de sectoren, vermeld in de bijlage bij dit besluit, komen voor steunverlening in aanmerking.

De minister kan deze bijlage aanpassen op basis van de beleidsprioriteiten en de Europese regelgeving. HOOFDSTUK III. - Steunintensiteit

Art. 12.De steun wordt toegekend in de vorm van een subsidie.

Art. 13.§ 1. De subsidie wordt berekend als een percentage van de subsidiabele investeringen. Dat zijn de investeringen die in aanmerking komen, verminderd met de afschrijvingsaftrek en de BTW. § 2. De afschrijvingsaftrek is gelijk aan 10 % van de som van de afschrijvingen van de laatste 3 bij de Nationale Bank neergelegde jaarrekeningen en die beschikbaar zijn via een centrale databank.

Voor ondernemingen die minder dan 3 boekjaren actief zijn, worden de afschrijvingen voor de jaren waarin de onderneming nog niet actief was, als 0 beschouwd. § 3. De materiële investeringen en de immateriële investeringen, bepaald in artikel 10, § 2, van het decreet, komen in aanmerking. Deze investeringen moeten geboekt worden op de volgende rubrieken van de jaarrekening : 1° 21 immateriële vaste activa;2° 22 terreinen en gebouwen;3° 23 installaties, machines en uitrusting;4° 24 rollend materieel;5° 25 vaste activa in leasing of op grond van een soortgelijk recht;6° 26 andere materiële vaste activa;7° 27 vaste activa in aanbouw en vooruitbetalingen. § 4. Deze investeringen kunnen ook uitgevoerd worden door een patrimoniumvennootschap, die behoort tot dezelfde groep als de aanvragende onderneming. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder patrimoniumvennootschap verstaan een onderneming die onder meer, maar niet uitsluitend tot doel heeft de activa te beheren die gebruikt worden door de aanvragende onderneming. Beide vennootschappen behoren tot dezelfde groep in één van volgende gevallen : a) de patrimoniumvennootschap participeert voor ten minste 25 % in de aanvragende vennootschap;b) de aanvragende vennootschap participeert voor ten minste 25 % in de patrimoniumvennootschap;c) in beide vennootschappen participeren voor ten minste 25 % dezelfde natuurlijke of rechtspersonen. § 5. Deze investeringen komen in aanmerking, onverminderd de bijzondere Europese regelgeving betreffende de verlening van staatssteun in specifieke sectoren.

Voor de rubriek rollend materieel komt voor het goederenvervoer over de weg voor derden enkel getrokken materieel dat bestemd is voor gecombineerd vervoer in aanmerking.

Art. 14.§ 1. De subsidiabele investeringen bedragen minstens 250.000 euro.

Art. 15.De subsidie bedraagt voor grote ondernemingen maximaal 14 % in zone A en maximaal 21 % in zone B, onder voorbehoud van de toepassing van de bijzondere Europese regelgeving betreffende de verlening van staatssteun in specifieke sectoren. HOOFDSTUK IV. - Procedure Afdeling I. - Subsidieaanvragen met een subsidiabel investeringsbedrag

tot en met 8.000.000 euro

Art. 16.Voor subsidieaanvragen met een subsidiabel investeringsbedrag tot en met 8.000.000 euro wordt de subsidie toegekend volgens een wedstrijdformule, waarbij de minister na een oproep een vooraf bepaalde subsidie-enveloppe verdeelt over de best gerangschikte subsidieaanvragen, tot uitputting van het budget.

Art. 17.§ 1. De minister kan beslissen om maximaal twee oproepen per jaar te organiseren. § 2 De minister bepaalt de regeling van de procedure.

Hij bepaalt per oproep de termijn voor de indiening en de behandeling van de subsidieaanvragen. § 3. De oproep dient voorafgaandelijk voor advies aan de Inspectie van Financiën voorgelegd te worden en het akkoord te verwerven van de Vlaamse minister bevoegd voor de begroting.

Art. 18.§ 1. De subsidieaanvragen worden individueel getoetst aan een aantal criteria. § 2. De criteria worden genormaliseerd door middel van een gemiddelde en een standaardafwijking.

De gehanteerde formule is : ln = (li - M)/D waarbij : 1° ln = genormaliseerde waarde van een criterium;2° li = te normaliseren waarde van een criterium; Voor de raadpleging van de formule, zie beeld 4° N = aantal waarden van de groep; Voor de raadpleging van de formule, zie beeld Aan het verkregen resultaat per criterium wordt een gewicht gekoppeld door middel van een wegingscoëfficiënt. De samentelling van de genormaliseerde en gewogen criteria levert de totaalscore op.

Art. 19.§ 1. De volgende criteria komen in aanmerking bij de beoordeling van de subsidieaanvraag : 1° beleidscriteria : a) verhouding van het gevraagde subsidiepercentage ten opzichte van het maximaal toegelaten subsidiepercentage;b) duurzaam ondernemen;c) innovatie;d) gebruik van de informatie- en communicatie-technologie;e) leeftijd van de onderneming;f) tewerkstelling;2° bedrijfseconomische criteria : a) percentage van de autofinanciering ten opzichte van het bedrag van de in aanmerking komende investeringen;b) economische leefbaarheid van de onderneming. § 2. De minister bepaalt bij elke oproep welke inhoud en welk gewicht aan deze criteria wordt gegeven.

Art. 20.§ 1. Op basis van de door de minister vastgestelde criteria, de normalisatie overeenkomstig artikel 18, § 2, en het resultaat van de toegepaste wegingscoëfficiënt maakt de minister een rangschikking op van alle subsidieaanvragen. § 2. De subsidie wordt toegekend volgens de plaats in de rangschikking, in afnemende volgorde te beginnen bij de eerste tot uitputting van het budget dat beschikbaar is.

Als het saldo niet voldoende is om de eerstvolgende gelijkgerangschikte subsidieaanvragen volledig te subsidiëren, wordt met dit saldo geen subsidie meer toegekend. § 3. De onderneming die gunstig gerangschikt is en bijgevolg in aanmerking komt voor subsidiëring, krijgt de door haar gevraagde subsidie, beperkt tot de in artikel 15 vastgestelde maxima. Afdeling II. - Subsidieaanvragen met een subsidiabel

investeringsbedrag van meer dan 8.000.000 euro

Art. 21.§ 1. De subsidieaanvragen met een subsidiabel investeringsbedrag van meer dan 8.000.000 euro worden, op voorstel van de minister, beslist door de Vlaamse regering rekening houdend met de beleidsprioriteiten, de Europese regelgeving en dit besluit, met uitzondering van artikel 16 tot en met 20. § 2. Deze subsidieaanvragen worden minstens 1 maand voor de agendering van het subsidievoorstel meegedeeld aan de Vlaamse regering. HOOFDSTUK V. - Uitbetaling en verjaring

Art. 22.De subsidie wordt aan de onderneming uitbetaald in 3 schijven : 1° 30 % op zijn vroegst 30 dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie en op voorwaarde dat de onderneming de volgende 2 voorwaarden vervult : a) de uitbetaling van de schijf aanvraagt;b) verklaart dat de investeringen zijn gestart;2° 30 % op zijn vroegst 30 dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie en op voorwaarde dat de onderneming de volgende 2 voorwaarden vervult : a) de uitbetaling van de schijf aanvraagt;b) verklaart dat de investeringen voor 50 % zijn uitgevoerd;3° 40 % op zijn vroegst 30 dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie en na de beëindiging van de investeringen op voorwaarde dat de volgende 2 voorwaarden vervuld zijn : a) de onderneming de uitbetaling van de schijf aanvraagt;b) de administratie volgende 3 punten vaststelt : 1) de investeringen zijn volledig uitgevoerd en worden in de onderneming geëxploiteerd;2) er zijn geen achterstallige schulden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, de Belastingsdienst Vlaanderen inzake onroerende voorheffing of in het kader van steunmaatregelen in toepassing van het decreet;3) aan alle voorwaarden, bepaald in het decreet en in dit besluit, is voldaan. Ingeval van voormelde achterstallige schulden wordt de uitbetaling opgeschort tot de onderneming het bewijs levert dat deze schulden werden aangezuiverd.

Art. 23.De aanvragen tot uitbetaling moeten ingediend worden binnen 6 maanden na het beëindigen van de investeringen. Als de investeringen voor de beslissing tot toekenning van de subsidie beëindigd werden, moeten de aanvragen tot uitbetaling ingediend worden binnen 6 maanden na de beslissing tot toekenning van de subsidie. HOOFDSTUK VI. - Terugvordering

Art. 24.De volledige subsidie wordt teruggevorderd binnen 10 jaar na het beëindigen van de investeringen, onder voorbehoud van de toepassing van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991 en de wet van 7 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste zijn van de Staat, in geval van : 1° faillissement, vereffening, gerechtelijk akkoord, boedelafstand, ontbinding, vrijwillige of gerechtelijke verkoop, sluiting in het kader van een sociaal-economische herstructureringsoperatie met tewerkstellingsafbouw tot gevolg binnen 5 jaar na het beëindigen van de investeringen;2° vervreemding of wijziging van de oorspronkelijke bestemming of het gebruik van de gesubsidieerde investeringen binnen 5 jaar na het beëindigen van de investeringen;3° niet-naleving van de milieuwetgeving en de wetgeving op de ruimtelijke ordening binnen 5 jaar na het beëindigen van de investeringen;4° niet-naleving van de bij het decreet, dit besluit, de oproep en de rangschikking opgelegde voorwaarden;5° vermindering van de li-waarde van een criterium met meer dan 20 % en 30 % voor startende ondernemingen;6° niet-naleving van de wettelijke informatie- en raadplegingsprocedures bij collectief ontslag binnen 5 jaar na het beëindigen van de investeringen.

Art. 25.In geval van terugvordering wordt de Europese referentierentevoet voor terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun toegepast vanaf de datum van ingebrekestelling. HOOFDSTUK VII. - Beroep

Art. 26.Onverminderd de jurisdictionele bevoegdheden van de Raad van State bepaalt de minister de vorm waarin en de termijnen waarbinnen willig en oneigenlijk en hiërarchisch beroep tegen een beslissing kan worden ingesteld. HOOFDSTUK VIII. - Opheffingsbepaling

Art. 27.In artikel 16 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 juni 2003 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, wordt 3° opgeheven voor de toepassing van dit besluit. HOOFDSTUK IX. - Overgangsmaatregelen

Art. 28.Dit besluit is van toepassing op de subsidieaanvragen, ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

De bepalingen van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, en van het decreet van 15 december 1993 tot bevordering van de economische expansie in het Vlaamse Gewest, blijven van toepassing op de steunaanvragen, ingediend voor deze datum. HOOFDSTUK X. - Inwerkingtreding

Art. 29.Dit besluit en hoofdstuk I, II, XII tot en met XIV, XVI en XVII van het decreet hebben voor de toepassing van dit besluit uitwerking met ingang van 1 januari 2004.

Art. 30.De Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 12 december 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government, Mevr. P. CEYSENS

Bijlage De ondernemingen die behoren tot onderstaande sectoren komen in aanmerking voor investeringssteun voor zover de activiteiten niet worden uitgeoefend door ondernemingen als bedoeld in artikel 9 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 12 december 2003 tot toekenning van steun aan grote ondernemingen voor investeringen in de regionale steungebieden.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government, Mevr. P. CEYSENS

^