gepubliceerd op 24 oktober 2011
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004 tot vaststelling van het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant wat betreft de loopbaanonderbreking en andere bepalingen
9 SEPTEMBER 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/03/2004 pub. 26/03/2004 numac 2004035477 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant sluiten tot vaststelling van het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant wat betreft de loopbaanonderbreking en andere bepalingen
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;
Gelet op de Provincie wet van 30 april 1836Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/04/1836 pub. 07/12/2000 numac 2000000913 bron ministerie van binnenlandse zaken Provinciewet. - Duitse vertaling sluiten, artikel 5bis, derde lid;
Gelet op het Provincie decreet van 9 december 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 09/12/2005 pub. 29/12/2005 numac 2005036605 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Provinciedecreet sluiten, artikel 59, tweede lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 7 mei 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/05/1999 pub. 29/05/1999 numac 1999012413 bron ministerie van ambtenarenzaken en ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen sluiten betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen, artikelen 2 en 3;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/03/2004 pub. 26/03/2004 numac 2004035477 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant sluiten tot vaststelling van het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant;
Gelet op het akkoord van de federale ministerraad, gegeven op . . . . . ;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 7 juni 2011;
Gelet op advies 49.907/3 van de Raad van State, gegeven op 11 juli 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Aan artikel 17 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/03/2004 pub. 26/03/2004 numac 2004035477 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant sluiten tot vaststelling van het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant wordt een paragraaf 3 toegevoegd, die luidt als volgt : "§ 3. De gouverneur die voor Kerstmis zijn ambt neerlegt ingevolge pensionering, krijgt vervangende vakantiedagen, gelijk aan het aantal feestdagen dat samenvalt met een zaterdag of zondag tijdens het gedeelte van het jaar dat voorafgaat aan zijn pensionering."
Art. 2.Aan artikel 18 van hetzelfde besluit worden de woorden "en de eventueel daarop aansluitende herstelperiode" toegevoegd.
Art. 3.In deel IV van hetzelfde besluit wordt het opschrift van titel III vervangen door wat volgt : "Titel III. Moederschapsrust en opvangverlof".
Art. 4.In deel IV, titel III, van hetzelfde besluit wordt het opschrift van hoofdstuk I vervangen door wat volgt : "Hoofdstuk I. Moederschapsrust".
Art. 5.In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "het bevallingsverlof" vervangen door de woorden "de moederschapsrust";2° het tweede tot en met het vijfde lid worden opgeheven.
Art. 6.Artikel 20 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : "
Art. 20.De periode van bezoldiging van de moederschapsrust mag niet meer dan vijftien weken bedragen bij één kind, en niet meer dan negentien weken bij een meerling, tenzij : 1° de bevalling plaatsvindt na de vermoedelijke bevallingsdatum;2° de verlenging van de moederschapsrust met één week, ingevolge zes of acht weken ononderbroken arbeidsongeschiktheid voor de werkelijke bevallingsdatum, tot gevolg heeft dat de periode van 15 of 19 weken wordt overschreden. Bij verlenging van de postnatale rustperiode overeenkomstig artikel 39, vijfde lid, van de Arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten, wordt de bezoldiging doorbetaald tijdens de duur van die verlenging en maximaal gedurende 24 weken."
Art. 7.Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 8.Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : "
Art. 22.§ 1. Als de moeder overlijdt, heeft de vader of meemoeder van het kind recht op vaderschaps- of meemoederschapsverlof. De duur daarvan mag het deel van de moederschapsrust dat de moeder nog niet opgenomen had bij haar overlijden, niet overschrijden. § 2. Als de moeder in een ziekenhuis opgenomen wordt, heeft de vader of meemoeder van het kind recht op vaderschaps- of meemoederschapsverlof. Dat verlof begint op zijn vroegst vanaf de achtste dag na de geboorte van het kind, op voorwaarde dat de moeder langer dan zeven kalenderdagen opgenomen wordt in het ziekenhuis en dat de pasgeborene het ziekenhuis verlaten heeft.
Het vaderschaps- of meemoederschapsverlof verstrijkt op het moment dat de opname van de moeder in het ziekenhuis een einde neemt. Het vaderschaps- of meemoederschapsverlof stopt uiterlijk als de periode verstreken is die overeenstemt met het deel van de moederschapsrust dat de moeder op het ogenblik van haar opname in het ziekenhuis nog niet had opgenomen. § 3. Het vaderschaps- of meemoederschapsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit."
Art. 9.In artikel 23, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "drie weken" vervangen door de woorden "drie jaar".
Art. 10.In artikel 26, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° er wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt : "4° een ongeval van gemeen recht, veroorzaakt door de schuld van een derde;"; 2° er wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt : "5° de dagen afwezigheid wegens ziekte die zich voordoen binnen zes weken voor de werkelijke bevallingsdatum.Bij geboorte van een meerling wordt die periode verlengd tot acht weken."
Art. 11.In deel IV van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° titel V, dat bestaat uit artikelen 27 tot en met 37, wordt vervangen door wat volgt : "Titel V.Verlof voor loopbaanonderbreking HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 27.De gouverneur met verlof voor loopbaanonderbreking bevindt zich in dienstactiviteit, maar heeft geen recht op salaris.
Ziekteverlof of moederschapsrust maakt geen einde aan de loopbaanonderbreking.
De nadere regelen voor de opname van de deeltijdse loopbaanonderbreking worden bepaald in overleg met de minister van Binnenlandse Aangelegenheden en de gouverneur.
Art. 28.De gouverneur kan voor een kind geen ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking meer krijgen als hij voor hetzelfde kind al in een andere vorm ouderschapsverlof heeft genoten bij dezelfde of een andere werkgever, of als hij die vorm van loopbaanonderbreking al bij een andere werkgever heeft genomen. HOOFDSTUK II. - Palliatief verlof
Art. 29.De gouverneur heeft recht op voltijdse of halftijdse loopbaanonderbreking om palliatieve verzorging te verstrekken. De duur van de voltijdse en halftijdse loopbaanonderbreking om palliatieve verzorging te verstrekken bedraagt één maand, eenmaal verlengbaar met één maand. Bij verlenging met een maand kan de gouverneur de opnamevorm wijzigen. HOOFDSTUK III. - Bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid
Art. 30.§ 1. De gouverneur heeft recht op voltijdse of halftijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid.
De maximumduur per patiënt bedraagt voor de voltijdse loopbaanonderbreking 12 maanden en voor de halftijdse loopbaanonderbreking 24 maanden.
Als de gouverneur uitsluitend en effectief samenwoont met minstens één kind en het verlof opneemt om bijstand te verlenen aan een zwaar ziek kind van hoogstens 16 jaar, bedraagt de maximumduur van de voltijdse loopbaanonderbreking evenwel 24 maanden, en van de halftijdse loopbaanonderbreking 48 maanden. § 2. De gouverneur kan de voltijdse en halftijdse loopbaanonderbreking voor de bijstand aan of de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid nemen in al dan niet opeenvolgende perioden van minimaal één en maximaal drie maanden. De gouverneur kan bij elke nieuwe periode van loopbaanonderbreking voor de bijstand aan of de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid veranderen van opnamevorm, overeenkomstig het principe dat één maand voltijdse loopbaanonderbreking gelijkstaat met twee maanden halftijdse loopbaanonderbreking. Daarbij mag de gouverneur het equivalent van, naargelang van het geval, 12 of 24 maanden voltijdse loopbaanonderbreking niet overschrijden. § 3. Het equivalent van 12 of 24 maanden voltijdse loopbaanonderbreking wordt verminderd met de duur van de voltijdse of halftijdse loopbaanonderbrekingen die de gouverneur in om het even welke hoedanigheid bij dezelfde of een andere werkgever voor dezelfde patiënt heeft genoten. HOOFDSTUK IV. - Ouderschapsverlof
Art. 31.Elke gouverneur heeft recht op loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, waarvan de duur : 1° in geval van voltijdse loopbaanonderbreking, drie maanden per kind bedraagt, op te nemen in periodes van één maand of een veelvoud daarvan;2° in geval van halftijdse loopbaanonderbreking, zes maanden per kind bedraagt, op te nemen in periodes van twee maanden, of een veelvoud daarvan;3° in geval van loopbaanonderbreking met een vijfde, vijftien maanden per kind bedraagt, op te nemen in periodes van vijf maanden of een veelvoud daarvan. De gouverneur heeft de mogelijkheid om bij ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking te veranderen van opnamevorm. Het reeds opgenomen ouderschapsverlof wordt in dat geval aangerekend overeenkomstig het principe dat één maand voltijdse loopbaanonderbreking gelijkstaat aan twee maanden halftijdse loopbaanonderbreking en aan vijf maanden loopbaanonderbreking met een vijfde.
De mannelijke gouverneur heeft alleen recht op ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking als vaststaat dat het kind van hem afstamt, of als het gaat om een kind dat hij heeft geadopteerd.
Art. 32.Bij geboorte moet het ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking een aanvang hebben genomen voor het kind zes jaar is.
Bij adoptie moet de gouverneur het ouderschapsverlof in de vorm van loopbaanonderbreking opnemen binnen een periode van vier jaar, die loopt vanaf de inschrijving van het kind als lid van het gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de gouverneur zijn verblijfplaats heeft, uiterlijk tot het kind de leeftijd van acht jaar bereikt.
Als het kind voor minstens 66 % getroffen is door een vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid in de zin van de kinderbijslagregeling, is er een recht op ouderschapsverlof uiterlijk tot het kind de leeftijd van acht jaar bereikt. HOOFDSTUK V. - Onderbrekingsuitkeringen
Art. 33.De gouverneur die zijn loopbaan onderbreekt, krijgt onderbrekingsuitkeringen overeenkomstig de federale bepalingen.
Als aan de gouverneur onderbrekingsuitkeringen worden geweigerd als gevolg van een beslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau, dat bevoegd is voor zijn verblijfplaats, of als hij afziet van die uitkeringen, wordt de loopbaanonderbreking omgezet in non-activiteit, behalve voor de uitzonderingen die bepaald zijn door de federale overheid."; 2° artikel 34 tot en met 37 worden opgeheven.
Art. 12.In artikel 38, § 1, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 2° worden de woorden "4 werkdagen" vervangen door de woorden "tien werkdagen";2° punt 5° wordt vervangen door wat volgt : "5.overlijden van een bloed- of aanverwant van de gouverneur, de echtgenoot of de samenwonende partner, van om het even welke graad, die onder hetzelfde dak woont als de gouverneur, de echtgenoot of de samenwonende partner : twee werkdagen;"; 3° punt 6° wordt vervangen door wat volgt : "6.overlijden van een bloed- of aanverwant van de gouverneur, de echtgenoot of de samenwonende partner in de tweede graad, van een overgrootouder of een achterkleinkind, die niet onder hetzelfde dak wonen als de gouverneur, de echtgenoot of de samenwonende partner : één werkdag."
Art. 13.Aan deel IV van hetzelfde besluit wordt een titel VII, dat bestaat uit artikel 38/1, toegevoegd, die luidt als volgt : "Titel VII. Vervanging bij langdurige afwezigheid
Art. 38/1.Bij langdurige afwezigheid kan de Vlaamse Regering de gouverneur vervangen. De vervanger geniet de prerogatieven en het geldelijk statuut van de gouverneur."
Art. 14.Aan deel V van hetzelfde besluit wordt een artikel 41/1 toegevoegd, dat luidt als volgt : "
Art. 41/1.De pensioengerechtigde gouverneur kan door de minister van Binnenlandse Aangelegenheden gemachtigd worden de eretitel van zijn ambt te dragen."
Art. 15.In artikel 51 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt : "§ 2. Het bedrag van de eindejaarstoelage is gelijk aan een percentage van het brutosalaris van de maand november. Dat percentage is gelijk aan het percentage dat bepaald is voor de personeelsleden met rang A2 en hoger van de diensten van de Vlaamse overheid."
Art. 16.Aan deel VI, titel III, van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk V, bestaande uit een artikel 61/1, toegevoegd, dat luidt als volgt : "Hoofdstuk V. Rechtsbijstand
Art. 61/1.De gouverneurs die door derden gerechtelijk vervolgd worden, krijgen daarvoor rechtsbijstand onder de voorwaarden, bepaald door de minister van Binnenlandse Aangelegenheden."
Art. 17.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 5, 2°, artikel 6, wat betreft artikel 20, eerste lid, 1°, en tweede lid, artikel 7 en artikel 10, 2°, hebben uitwerking met ingang van 1 juli 2004.
Artikel 6, wat betreft artikel 20, eerste lid, 2°, heeft uitwerking met ingang van 1 september 2006 voor bevallingen vanaf 1 september 2006.
Artikel 9 heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2004.
Artikel 11 heeft uitwerking met ingang van de datum van inwerkingtreding van het akkoord van de federale overheid met de daarin opgenomen regelingen.
Artikel 12,1°, heeft uitwerking met ingang van 1 juni 2004.
Artikel 15 heeft uitwerking met ingang van 1 december 2004.
Art. 18.De Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 9 september 2011.
De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, G. BOURGEOIS