Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 maart 2004
gepubliceerd op 26 maart 2004

Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035477
pub.
26/03/2004
prom.
05/03/2004
ELI
eli/besluit/2004/03/05/2004035477/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 MAART 2004. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 6, § 1, VIII, zoals vervangen door de bijzondere wet van 13 juli 2001;

Gelet op artikel 4, tweede lid, en artikel 5bis, derde lid, van de provinciewet;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 december 1970 betreffende de forfaitaire vergoeding voor representatiekosten van de provinciegouverneurs, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 4 december 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende toekenning van een forfaitaire residentievergoeding aan sommige commissarissen van de Vlaamse regering, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 4 december 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 4 december 2001;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 december 2003 tot toekenning van een vakantiegeld en eindejaarstoelage aan de provinciegouverneurs, de arrondissementscommissarissen en de gewestelijk ontvangers;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 6 januari 2004;

Gelet op het advies nr. 36.444/3 van de Raad van State, gegeven op 10 februari 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging, Besluit : DEEL I. - TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op : 1° de provinciegouverneurs, verder genoemd de gouverneur;2° de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, verder genoemd de adjunct van de gouverneur. Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen die van toepassing zijn op de gouverneur ook van toepassing op de adjunct van de gouverneur. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder de minister van Binnenlandse Aangelegenheden : het lid van de Vlaamse regering dat bevoegd is voor de binnenlandse aangelegenheden.

DEEL II. - DEONTOLOGISCHE RECHTEN EN PLICHTEN

Art. 3.§ 1. De gouverneur oefent zijn ambt op een loyale en correcte wijze uit onder het gezag van de Vlaamse regering.

Hij zet zich op een actieve en constructieve wijze in voor de realisatie van de opdracht en de doelstellingen van de Vlaamse regering.

Hij handelt overeenkomstig de algemene of bijzondere richtlijnen van de Vlaamse regering. § 2. In de omgang met de Vlaamse regering, collega's of ondergeschikten en in de contacten met het publiek respecteert de gouverneur de persoonlijke waardigheid.

Art. 4.§ 1. De gouverneur heeft recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan hij kennis heeft uit hoofde van zijn ambt.

Onverminderd de reglementering inzake openbaarheid van bestuur, is het hem enkel verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op : - de veiligheid van de Belgische Staat; - de bescherming van de openbare orde; - de financiële belangen van de overheid; - het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten; - het medisch geheim; - het vertrouwelijke karakter van commerciële, intellectuele en industriële gegevens; - het interne beraad, zolang in de betrokken aangelegenheid geen eindbeslissing is genomen.

Het is hem ook verboden feiten bekend te maken indien de bekendmaking ervan een inbreuk is op de rechten en de vrijheden van de burger, in het bijzonder op het privé-leven, tenzij de betrokkene toestemming heeft verleend om deze gegevens openbaar te maken.

Deze paragraaf geldt ook voor de gouverneur die zijn ambt heeft neergelegd. § 2. De gouverneur die in de uitoefening van zijn ambt nalatigheden, misbruiken of misdrijven vaststelt, brengt de Vlaamse regering hiervan onmiddellijk op de hoogte.

In geval van misdrijven brengt hij ook de procureur des Konings van deze onregelmatigheden op de hoogte.

Art. 5.De gouverneur behandelt de gebruikers van zijn dienst welwillend en zonder enige discriminatie.

Art. 6.Hij mag, zelfs buiten het ambt, rechtstreeks noch via een tussenpersoon, giften, beloningen of enig ander voordeel die verband houden met het ambt, vragen, eisen of aannemen.

Art. 7.De gouverneur heeft het recht zijn persoonlijk dossier te raadplegen.

Het persoonlijk dossier bevat ten minste de administratieve stukken zoals bepaald in bijlage 1.

Aanbevelingen waaruit een levensbeschouwelijke, ideologische of politieke overtuiging blijkt, mogen niet voorkomen in het persoonlijk dossier.

DEEL III. - DE BENOEMING

Art. 8.Voor de toegang tot een ambt van gouverneur gelden de volgende algemene toelatingsvoorwaarden : 1° Belg zijn;2° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van et ambt van gouverneur;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° aan de dienstplichtwetten voldoen. DEEL IV. - HET VERLOF EN DE ADMINISTRATIEVE TOESTAND TIJDENS VERLOF TITEL I. - Algemene bepalingen

Art. 9.De gouverneur bevindt zich in één van de volgende administratieve toestanden : 1° dienstactiviteit;2° non-activiteit.

Art. 10.De gouverneur in dienstactiviteit heeft recht op salaris, tenzij anders bepaald.

Art. 11.De gouverneur wordt voor de vaststelling van zijn administratieve toestand altijd geacht in dienstactiviteit te zijn behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem van rechtswege of bij beslissing van de bevoegde overheid in non-activiteit plaatst.

Art. 12.Voor de toepassing van dit deel betekent : - "werkdag" : de dag waarop de gouverneur verplicht is te werken ingevolge de arbeidsregeling die op hem van toepassing is; - "vakantiedag" : de vrije dag waarop de gouverneur aan geen enkele dienstverplichting is onderworpen; - "verlof" : het recht van de gouverneur om voor een welbepaalde reden de actieve dienst te onderbreken;

Art. 13.De gouverneur mag niet afwezig zijn zonder verlof of vakantie.

De gouverneur die zonder verlof of vakantie afwezig is, is in non-activiteit tenzij bij overmacht.

TITEL II. - Jaarlijkse vakantiedagen en feestdagen

Art. 14.§ 1. De gouverneur heeft jaarlijks recht op 35 werkdagen vakantie. § 2. De gouverneur neemt de vakantiedagen naar eigen keuze en houdt hierbij rekening met de behoeften van de dienst. § 3. De gouverneur neemt de jaarlijkse vakantie op binnen het kalenderjaar.

Art. 15.Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijkse vakantiedagen.

Wanneer een gouverneur in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn ambt definitief neerlegt, wordt zijn vakantieverlof in evenredige mate verminderd tijdens het lopende jaar.

Het aantal vakantiedagen wordt in evenredige mate verminderd met het aantal onbezoldigde verlofdagen tijdens het lopende jaar en, indien niet meer mogelijk, tijdens het daaropvolgende jaar.

Het aantal zo berekende vakantiedagen bedraagt steeds een halve of een volledige dag. De afronding gebeurt naar de hogere halve of hele dag.

Art. 16.De gouverneur deelt zijn verlof vooraf mee aan de minister van Binnenlandse Aangelegenheden.

Art. 17.§ 1. De gouverneur heeft vakantie op de wettelijke en decretale feestdagen en op 2 en 15 november en 26 december. § 2. Ter vervanging van de in § 1 vermelde vakantiedagen die samenvallen met een zaterdag of zondag, heeft de gouverneur vakantie voor de periode tussen Kerstmis en nieuwjaar.

Als hij verplicht wordt om op één van de in § 1 vermelde dagen of in de periode tussen Kerstmis en nieuwjaar te werken ten gevolge van behoeften van de dienst, krijgt hij in evenredige mate vervangende vakantiedagen die hij onder dezelfde voorwaarden als de jaarlijkse vakantiedagen kan nemen.

Art. 18.De vakantiedagen worden met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld. Zij worden niet opgeschort bij ziekte doch wel bij hospitalisatie van de gouverneur.

TITEL III. - Bevallingsverlof, vaderschapsverlof en opvangverlof HOOFDSTUK I. - Bevallingsverlof en vaderschapsverlof

Art. 19.De gouverneur heeft recht op het bevallingsverlof bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

De dagen van afwezigheid wegens ziekte gedurende de periode van zeven weken die de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat, worden beschouwd als bevallingsverlof. Bij een meerling wordt deze periode verlengd tot negen weken.

Deze periode wordt, bij vroeggeboorte, verminderd met de dagen waarop arbeid verricht werd tijdens de periode van zeven dagen die de bevalling voorafgaat.

Indien de bevalling plaats heeft na de door de arts voorziene datum, wordt het verlof tot de werkelijke datum van de bevalling verlengd.

Wanneer het pasgeboren kind gedurende ten minste acht weken, te rekenen vanaf de geboorte, in het ziekenhuis moet blijven, kan de moeder het resterende prenataal bevallingsverlof uitstellen tot op het ogenblik dat het kind naar huis komt. Overlijdt het kind binnen het jaar na de geboorte, dan mag de moeder het resterende gedeelte van het bevallingsverlof waarop zij recht heeft, nog opnemen.

Art. 20.De periode dat het bevallingsverlof bezoldigd wordt, mag niet meer dan vijftien weken bedragen bij een éénling, en niet meer dan zeventien weken in geval van een meerling.

Art. 21.De artikelen 19 en 20 zijn niet van toepassing bij een miskraam voor de 181e dag van de zwangerschap.

Art. 22.§ 1. Als de moeder overlijdt, heeft de vader van het kind recht op vaderschapsverlof; de duur daarvan mag het deel van het bevallingsverlof dat de moeder nog niet opgenomen had bij haar overlijden, niet overschrijden. § 2. Wanneer de moeder in een ziekenhuis opgenomen wordt, heeft de vader van het kind recht op vaderschapsverlof; dit verlof begint ten vroegste vanaf de achtste dag te rekenen vanaf de geboorte van het kind, op voorwaarde dat de opname van de moeder in het ziekenhuis meer dan zeven dagen bedraagt en dat de pasgeborene het ziekenhuis verlaten heeft.

Het vaderschapsverlof verstrijkt op het moment dat de opname van de moeder in het ziekenhuis een einde neemt; het vaderschapsverlof verstrijkt ten laatste wanneer de periode verstrijkt die overeenstemt met het deel van het bevallingsverlof dat de moeder op het ogenblik van haar opname in het ziekenhuis nog niet had opgenomen. § 3. Dit vaderschapsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. HOOFDSTUK II. - Opvangverlof

Art. 23.De gouverneur krijgt op zijn aanvraag een opvangverlof wanneer zijn gezin een kind beneden tien jaar in zijn gezin opneemt met het oog op adoptie of pleegvoogdij.

Het verlof bedraagt ten hoogste zes weken als het kind de leeftijd van drie weken nog niet heeft bereikt. Als het kind deze leeftijd wel al bereikt heeft, bedraagt het verlof ten hoogste vier weken.

De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind mindervalide is en aan de voorwaarden voldoet om kinderbijslag te genieten overeenkomstig artikel 47 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag van de loonarbeiders of artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen.

Indien slechts één van de samenwonende partners adopteert of de pleegvoogdij uitoefent, kan alleen die persoon het verlof genieten.

Art. 24.Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

TITEL IV. - Ziekteverlof

Art. 25.§ 1. De gouverneur die afwezig is wegens ziekte, heeft ziekteverlof. § 2. Het ziekteverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 26.§ 1. Ziekteverlof wordt toegestaan voor de duur van de afwezigheid naar aanleiding van : 1° een arbeidsongeval;2° een ongeval op weg naar en van het werk;3° een beroepsziekte. § 2. Is de afwezigheid te wijten aan de in § 1 vermelde redenen of aan een ongeval, veroorzaakt door de schuld van een derde dan ontvangt de gouverneur zijn salaris alleen als voorschot dat betaald wordt op de door de derde verschuldigde vergoeding en dat op de derde te verhalen is.

Het Vlaamse Gewest treedt in dit geval van rechtswege in alle rechten, vorderingen en rechtsmiddelen die de getroffene mocht kunnen doen gelden tegen de persoon die verantwoordelijk is voor het ongeval tot het bedrag van het salaris. § 3. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden neemt de juridische beslissing over de erkenning van arbeidsongevallen en van ongevallen op weg naar en van het werk.

Hij neemt ook de juridische beslissing over de toekenning van schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector.

TITEL V. - Verlof voor loopbaanonderbreking

Art. 27.De gouverneur heeft recht op de hierna vermelde vormen van loopbaanonderbreking voor palliatief verlof, bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid en ouderschapsverlof. HOOFDSTUK I. - Palliatief verlof

Art. 28.§ 1. De duur van de loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken bedraagt per patiënt één maand, eenmaal verlengbaar met één maand. § 2. Onder "palliatieve zorgen" wordt begrepen : elke vorm van bijstand en inzonderheid medische, sociale, administratieve en psychologische bijstand en verzorging van personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden.

Art. 29.De gouverneur die loopbaanonderbreking neemt om palliatieve zorgen te verstrekken, deelt dit schriftelijk mee aan de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden. Hij voegt bij die mededeling het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen en een attest van de behandelend geneesheer van de persoon die de palliatieve zorgen nodig heeft. Daaruit moet blijken dat de gouverneur zich bereid heeft verklaard deze palliatieve zorgen te verstrekken. Dit attest vermeldt de identiteit van de patiënt niet.

Art. 30.De loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken kan ingaan op een andere dag dan de eerste van de maand. HOOFDSTUK II. - Bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid

Art. 31.§ 1. De maximumduur van de voltijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid bedraagt per patiënt 12 maanden; de maximumduur van de halftijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid per patiënt bedraagt 24 maanden.

De maximumduur van 12 maanden of 24 maanden wordt evenwel verminderd met de duur van de voltijdse respectievelijk halftijdse loopbaanonderbrekingen die de gouverneur al heeft genoten voor de bijstand aan of verzorging van dezelfde patiënt. § 2. De gouverneur kan de loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid nemen met al dan niet opeenvolgende perioden van 1 tot 3 maand. § 3. Onder "zware ziekte" wordt begrepen elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd, en waarbij deze oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel. § 4. Onder "gezinslid" wordt begrepen elke persoon die samenwoont met de gouverneur.

Onder "familielid" wordt begrepen zowel de bloed- als de aanverwant tot de 2de graad.

Art. 32.De gouverneur die loopbaanonderbreking neemt om een zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen, deelt dit schriftelijk mee aan de minister van Binnenlandse Aangelegenheden.

Hierbij voegt hij het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen en een attest van de geneesheer van de persoon die de bijstand of verzorging behoeft. Daaruit moet blijken dat de gouverneur zich bereid heeft verklaard om deze bijstand of verzorging te verstrekken. Dit attest vermeldt ook de identiteit van de patiënt vermeld.

Art. 33.De loopbaanonderbreking om bijstand of verzorging te verstrekken aan een zwaar ziek gezins- of familielid kan op om het even welke dag van de maand ingaan. HOOFDSTUK III. - Ouderschapsverlof

Art. 34.§ 1. De duur van het ouderschapsverlof onder de vorm van voltijdse loopbaanonderbreking bedraagt 3 maanden, die van het ouderschapsverlof onder de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking 6 maanden. § 2. Bij geboorte van een kind moet de gouverneur het ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking opnemen voor het kind 4 jaar is.

Bij adoptie moet de gouverneur ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking opnemen binnen een periode van 4 jaar die loopt vanaf de inschrijving van het kind als lid van het gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de gouverneur zijn verblijfplaats heeft, en dit uiterlijk tot het kind 8 jaar wordt.

Wanneer het kind voor minstens 66 % getroffen is door een vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid in de zin van de kinderbijslagregeling, krijgt de gouverneur het recht op ouderschapsverlof uiterlijk tot het kind 8 jaar wordt. § 3. De gouverneur die voor hetzelfde kind al onder dezelfde of een andere vorm ouderschapsverlof heeft genoten als ambtenaar of contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever, kan voor dit kind geen ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking meer krijgen.

Art. 35.De gouverneur kan ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking nemen onmiddellijk na het bevallings-, het vaderschaps- of het opvangverlof.

Art. 36.De mannelijke gouverneur heeft alleen recht op ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking voorzover de afstamming van het kind in zijnen hoofde vaststaat, of wanneer het gaat om een kind dat hij heeft geadopteerd. HOOFDSTUK IV. - Loopbaanuitkeringen

Art. 37.Indien de gouverneur of adjunct van de gouverneur geen recht heeft op onderbrekingsuitkeringen als gevolg van een beslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau bevoegd voor zijn verblijfplaats, of afziet van deze uitkeringen, wordt de loopbaanonderbreking omgezet in non-activiteit behalve voor de uitzonderingen die de federale overheid bepaalt.

TITEL VI. - Omstandigheidsverlof

Art. 38.§ 1. De gouverneur heeft recht op omstandigheidsverlof naar aanleiding van de gebeurtenissen en binnen de perken zoals hierna vermeld : 1° huwelijk van de gouverneur en het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door de gouverneur : 4 werkdagen;2° bevalling van de echtgenoot of samenwonende partner : 4 werkdagen;3° overlijden van de echtgenoot of samenwonende partner, een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de gouverneur, de echtgenoot of de samenwonende partner : 4 werkdagen;4° huwelijk van een kind van de gouverneur, van de echtgenoot of van de samenwonende partner : 2 werkdagen;5° overlijden van een bloed- of aanverwant van de gouverneur of van de samenwonende partner in om het even welke graad maar onder eenzelfde dak wonend als de gouverneur : 2 werkdagen;6° overlijden van een bloed- of aanverwant van de gouverneur of van de samenwonende partner in de tweede graad, een overgrootouder of een achterkleinkind maar niet onder eenzelfde dak wonend als de gouverneur : 1 werkdag;7° huwelijk van een bloed- of aanverwant in de eerste graad, die geen kind is, of in de tweede graad, van de gouverneur, de echtgenoot of de samenwonende partner : de dag van het huwelijk. § 2. De afwezigheden wegens omstandigheidsverlof worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

DEEL V. - VRIJWILLIG ONTSLAG EN OPRUSTSTELLING VAN DE GOUVERNEUR

Art. 39.De gouverneur kan vrijwillig zijn ontslag indienen.

Hij brengt de minister van Binnenlandse Aangelegenheden hiervan aangetekend op de hoogte.

Art. 40.Het ontslag wordt definitief wanneer de Vlaamse regering dit aanvaardt.

Art. 41.De gouverneur gaat op rust ten laatste wanneer hij de leeftijd van 65 jaar bereikt.

DEEL VI. - GELDELIJK STATUUT TITEL I. - Bezoldigingsregeling HOOFDSTUK I. - Het salaris

Art. 42.Het jaarsalaris, hierna salaris genoemd, van de gouverneur wordt vastgesteld op 72.400 euro. HOOFDSTUK II. - Uitbetaling van het salaris

Art. 43.§ 1. Het maandsalaris is gelijk aan 1/12 van het jaarsalaris. § 2. Wanneer de gouverneur op rust wordt gesteld of overlijdt, wordt het volle maandsalaris betaald aan betrokkene of aan zijn rechthebbenden, naar gelang van het geval. § 3. Het salaris wordt na het verlopen van de termijn betaald, met dien verstande dat het op de rekening van de gouverneur bijgeschreven wordt uiterlijk de laatste werkdag van de maand. Het salaris van de maand december wordt op de rekening van de gouverneur geboekt uiterlijk de eerste werkdag van de maand januari. Het salaris wordt overgemaakt via overschrijving.

Art. 44.Het maandsalaris volgt de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's Lands concurrentievermogen.

Het maandsalaris tegen 100 % wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 (102,02). HOOFDSTUK I. - Berekening van het salaris in geval van deeltijdse prestaties

Art. 45.Wanneer het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het bedrag van het maandloon berekend volgens de volgende formule : M = VW/PW x n % x NM waarbij : M = het te betalen maandloon (100 %) VW = het aantal werkdagen waarvoor betaling is verschuldigd PW = het aantal te presteren werkdagen n % = het percentage waaraan de gouverneur prestaties verricht NM = het normaal maandsalaris (100 %) = het jaarsalaris/12 (100 % en voor voltijdse prestaties).

TITEL II. - TOELAGEN HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities

Art. 46.Behoudens andersluidende bepalingen is de toelage niet verschuldigd - als er geen salaris wordt betaald; - bij een afwezigheid die langer dan 35 werkdagen duurt.

Art. 47.Als een gouverneur zitting heeft in examencommissies, comités, raden of commissies die ressorteren onder het ministerie geeft dit geen aanleiding tot toekenning van een bijzondere toelage.

Art. 48.De als toelagen verschuldigde bedragen worden uitgekeerd afgerond op de hogere cent. HOOFDSTUK II. - Vakantiegeld en eindejaarstoelage

Art. 49.§ 1. De gouverneur geniet een vakantiegeld en eindejaarstoelage toegekend zoals hierna bepaald. § 2. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage zijn een percentage van het brutosalaris. § 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° brutosalaris : het geïndexeerd jaarsalaris;2° brutomaandsalaris : het brutosalaris gedeeld door 12. § 4. Als de gouverneur niet tijdens de hele referteperiode volledige prestaties verricht heeft, wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage herleid pro rata van het verdiende brutosalaris tegenover het brutosalaris bij volledige prestaties voor de volledige referteperiode. § 5. Bij vervroegde beëindiging van de tewerkstelling wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage berekend op het brutosalaris voor volledige prestaties van de laatste maand van tewerkstelling, en wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage betaald tijdens de maand volgende op de beëindiging van de tewerkstelling.

Art. 50.§ 1. Voor de berekening van het vakantiegeld wordt onder « referteperiode » verstaan het kalenderjaar dat voorafgaat aan het vakantiejaar. § 2. Het vakantiegeld bedraagt 92 % van het brutomaandsalaris van de maand april van het vakantiejaar. Het vakantiegeld wordt betaald tijdens de maand mei van het vakantiejaar. § 3. Er wordt een inhouding verricht van 13,07 % op het vakantiegeld ten belope van 85 % van het brutomaandsalaris. Indien het vakantiegeld maximum 85 % van het brutomaandsalaris bedraagt, gebeurt de inhouding van 13,07 % op het volledig bedrag.

Art. 51.§ 1. Voor de berekening van de eindejaarstoelage wordt onder « referteperiode » verstaan de periode van 1 januari tot en met 30 september. § 2. De eindejaarstoelage bedraagt 50 % van het brutomaandsalaris van november. § 3. De eindejaarstoelage wordt uitbetaald tijdens de maand december van het desbetreffende jaar.

TITEL III. - VERGOEDINGEN HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities

Art. 52.Een vergoeding wordt verleend aan de gouverneur die verplicht wordt werkelijke lasten te dragen die niet normaal zijn en niet onafscheidelijk met het ambt verbonden zijn.

Art. 53.Wanneer de toestand die aanleiding geeft tot de toekenning van een vergoeding zich herhaaldelijk kan voordoen, kan het bedrag van deze vergoeding forfaitair vastgesteld worden.

Art. 54.De onderbreking van de ambtsuitoefening waaraan een forfaitaire vergoeding is verbonden brengt voor de gouverneur de schorsing mee van de betaling van bedoelde vergoeding voor zover hij de lasten niet meer draagt.

Art. 55.De vergoedingen worden vastgesteld onverminderd de bepalingen betreffende de administratieve en begrotingscontrole.

Art. 56.De voor vergoedingen verschuldigde sommen worden uitgekeerd afgerond op de hogere cent. HOOFDSTUK II. - Vergoeding voor begrafeniskosten

Art. 57.Wanneer de gouverneur overlijdt ontvangt zijn niet uit de echt gescheiden noch van tafel en bed gescheiden echtgenoot of zijn erfgenamen in rechte lijn als er geen echtgenoot is, als compensatie voor de begrafeniskosten een vergoeding. Die stemt overeen met het maandelijks bedrag van de laatste bruto-activiteitsbezoldiging van de gouverneur.

De vergoeding mag het twaalfde niet overschrijden van het bedrag vastgesteld bij toepassing van artikel 39, eerste, derde en vierde lid van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.

Art. 58.Bij ontstentenis van de in artikel 57 bedoelde rechthebbenden, mag de vergoeding worden uitgekeerd ten bate van elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die bewijst dat hij de begrafeniskosten heeft betaald. In dit geval is de vergoeding gelijk aan de werkelijke gemaakte kosten zonder dat zij evenwel meer mag belopen dan het hierboven vermelde bedrag ten gunste van de echtgenoot of de erfgenamen in rechte lijn bepaald.

Art. 59.Deze vergoeding mag met soortgelijke krachtens andere bepalingen toegekende vergoedingen, slechts voor het bij artikel 57 bedoelde bedrag worden samengevoegd. HOOFDSTUK III. - Representatievergoeding

Art. 60.De gouverneur geniet een forfaitaire vergoeding voor representatiekosten tijdens de periodes van activiteit ten belope van 3.718,41 euro per jaar.

Deze vergoeding is een forfaitaire tegemoetkoming voor het dekken van alle kosten die voortvloeien uit het representatieve karakter van de functie.

De vergoeding wordt maandelijks, in twaalfden en na vervallen termijn betaald, als de gouverneur in actieve dienst is. HOOFDSTUK 4. - Residentievergoeding

Art. 61.De gouverneur beschikt voor de uitoefening van zijn taak over een ambtswoning.

De bepalingen van het koninklijk besluit van 10 april 1995 houdende de toekenning van een forfaitaire residentievergoeding aan sommige commissarissen van de federale regering, zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 december 2001, blijven van toepassing voor de gouverneurs.

Deze vergoeding wordt op dezelfde wijze geïndexeerd als het salaris.

DEEL VII. - OPHEFFINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Art. 62.Opgeheven wordt voor het Vlaamse Gewest : - het koninklijk besluit van 10 december 1970 betreffende de forfaitaire vergoeding voor representatiekosten van de provinciegouverneurs, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 4 december 2001; - het besluit van de Vlaamse regering van 12 december 2003 tot toekenning van een vakantiegeld en eindejaarstoelage aan de provinciegouverneurs, de arrondissementscommissarissen en de gewestelijk ontvangers, wat de bepalingen over de provinciegouverneurs en de adjunct van de gouverneur betreft.

Art. 63.Tot 31 december 2004 blijven de provinciegouverneurs de weddeschaal genieten die zij hadden overeenkomstig het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, zoals gewijzigd door het Koninklijk besluit van 4 december 2001, wat de bepalingen over de gouverneur en adjunct van de gouverneur betreft.

Art. 64.De gouverneur die op 31 december 2003 enige andere woonstregeling genoot dan bedoeld in artikel 61 van dit besluit kan daarvan verder blijven genieten.

Art. 65.Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2004 met uitzondering van de artikelen 41 en 42 die in werking treden op 1 januari 2005.

Art. 66.De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 maart 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN

Bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het statuut van de provinciegouverneurs en de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant Persoonlijk dossier Het persoonlijk dossier van de gouverneur omvat volgende administratieve stukken.

Deze administratieve stukken hebben betrekking op : a) de werving : - nationaliteitsverklaring - geboorteakte - getuigschrift van goed gedrag en zeden - militiegetuigschrift b) de benoeming - het benoemingsbesluit - proces-verbaal van de eedaflegging c) verloven - formulieren inzake arbeidsongevallen - briefwisseling over verloven

^