Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 09 maart 2001
gepubliceerd op 25 april 2001

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001035413
pub.
25/04/2001
prom.
09/03/2001
ELI
eli/besluit/2001/03/09/2001035413/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 MAART 2001. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, inzonderheid op artikel 3, § 3, gewijzigd bij het decreet van 8 juli 1996;

Gelet op het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-II, inzonderheid op artikel 64bis en 84quater, 1°, b);

Gelet op het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs, inzonderheid op artikel 55;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 7 januari 1992, 9 juni 1993, 16 mei 1995 en 27 mei 1997;

Gelet op het protocol nr. 345 van 6 juli 1999 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling « Vlaamse Gemeenschap » van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 120 van 6 juli 1999 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor de begroting, gegeven op 8 november 2000;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op advies 31.022/1 van de Raad van State, gegeven op 25 januari 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Hoofdstuk II van het besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 houdende inrichting van het deeltijds beroepssecundair onderwijs, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 9 juni 1993 en 27 mei 1997, wordt als volgt gewijzigd : 1° het opschrift van het hoofdstuk wordt vervangen door de woorden "Gewettigde afwezigheden";2° artikel 3 wordt vervangen door wat volgt : « Art.3. § 1. In volgende gevallen worden de redenen van afwezigheid van leerlingen als geldig beschouwd, zoals bedoeld in artikel 3, § 3, van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, en wordt binnen het raam van de definiëring van het begrip « regelmatige leerling » voldaan aan de voorwaarde « behoudens in geval van gewettigde afwezigheid », zoals bepaald in artikel 64bis, 2°, van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II. 1° De afwezigheid om één van onderstaande redenen mits voorlegging van, naargelang van het geval, een verklaring van de betrokken personen of een document met officieel karakter tot staving van de afwezigheid.a) Het bijwonen van een familieraad.b) De oproeping of dagvaarding voor een rechtbank.c) De onbereikbaarheid of ontoegankelijkheid van het centrum door overmacht of de onmogelijkheid van het centrum om in leerlingenopvang te voorzien.d) Het onderworpen zijn aan de naleving van bijzondere maatregelen opgelegd in het kader van de jeugdbescherming of de bijzondere jeugdzorg.e) Het beleven van de feestdagen die inherent zijn aan de door de grondwet erkende levensbeschouwelijke overtuiging van de leerling.f) Het afleggen van proeven voor de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap voor het voltijds secundair onderwijs.g) Het deelnemen aan activiteiten in toepassing van het decreet van 30 maart 1999 houdende de leerlingenraden in het secundair onderwijs. Betrokken personen zijn de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige leerplichtigen onder hun bewaring hebben of de meerderjarige leerling zelf. 2° De afwezigheid mits de voorlegging van : a) hetzij een attest uitgereikt door een arts voor zover het een afwezigheid betreft : - van meer dan drie opeenvolgende dagen, of - nadat de leerling in datzelfde schooljaar reeds vier maal afwezig is geweest op grond van het in b) gestelde, of - bij toetsen of examens;b) hetzij een verklaring van de betrokken personen tot staving van alle afwezigheden om medische reden waarvan de periode of de duur niet onder a) valt. 3° De als problematisch geregistreerde afwezigheid van maximum twaalf al dan niet gespreide halve lesdagen per schooljaar mits het centrum, via een gestructureerde en regelmatige samenwerking met het P.M.S.-centrum of centrum voor leerlingenbegeleiding, in begeleidende maatregelen ten aanzien van de betrokken leerling voorziet.

Ongeacht de duur van een als problematisch geregistreerde afwezigheid zal elk centrum zich engageren om, via samenwerking met het P.M.S.-centrum of centrum voor leerlingenbegeleiding, ten aanzien van desbetreffende leerlingen voor de rest van het schooljaar in begeleidende maatregelen te voorzien. 4° De afwezigheid om één van onderstaande redenen mits akkoord van de directeur of coördinator van het centrum en mits voorlegging van, naargelang van het geval, een verklaring van de betrokken personen of een document met officieel karakter tot staving van de afwezigheid : a) het bijwonen van een begrafenis- of huwelijksplechtigheid van - een familielid, of - een persoon die onder hetzelfde dak woont;b) het overlijden van - een familielid tot en met de tweede graad, of - een persoon die onder hetzelfde dak woont;c) het onderworpen zijn aan maatregelen opgelegd in het kader van welzijnsprojecten gesubsidieerd door de overheid;d) het actief deelnemen in het kader van een individuele selectie of lidmaatschap van een vereniging aan culturele en/of sportieve manifestaties voor maximum vier al dan niet gespreide halve lesdagen;e) het deelnemen van niet-leerplichtigen aan sollicitatiegesprekken.5° De afwezigheid van maximum vier al dan niet gespreide halve lesdagen per schooljaar om persoonlijke reden en mits voorafgaand akkoord van de directeur of coördinator van het centrum.6° De afwezigheid in het kader van een maatregel of een sanctie met toepassing van het eventuele orde- of tuchtreglement.7° Elke al dan niet als problematisch geregistreerde afwezigheid waarvan de aard of de duur verschillend is van die bedoeld in 1° tot en met 6°, voor zover aanvaard door de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn gemachtigde, na gemotiveerde aanvraag van de directeur of coördinator van het centrum. § 2. Vanuit het centrum wordt een systematische en gestructureerde samenwerking georganiseerd met het P.M.S.-centrum of centrum voor leerlingenbegeleiding aangaande de afwezigheden van leerlingen, hetzij bedoeld in § 1, 1°, 2°, 4°, 5°, 6° of 7°, hetzij ingevolge inschrijving in het deeltijds beroepssecundair onderwijs na 1 september, en dit met het oog op de detectie en preventie van schoolse achterstand die zou kunnen ontstaan ten gevolge van deze afwezigheden. »; 3° de artikelen 4, 5 en 6 worden opgeheven.

Art. 2.Artikel 9, § 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse regering van 27 mei 1997, wordt vervangen door wat volgt : « § 2. Een getuigschrift over de basiskennis van het bedrijfsbeheer wordt aan de leerling toegekend onder de volgende gecumuleerde voorwaarden : 1° voldaan hebben aan de voorwaarden inzake de basiskennis van het bedrijfsbeheer, opgenomen in de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap en in het koninklijk besluit van 21 oktober 1998 tot uitvoering van hoofdstuk I van titel II van de programmawet van 10 februari 1998 tot bevordering van het zelfstandig ondernemerschap;2° ten minste twee schooljaren secundair onderwijs in de derde graad hebben gevolgd.»

Art. 3.In artikel 12, § 1, van hetzelfde besluit : 1° worden in het tweede lid de woorden "en van de ondernemingsraad opgericht krachtens de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven" vervangen door de woorden "en van het lokaal onderhandelingscomité opgericht krachtens het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs";2° wordt het derde lid opgeheven.

Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1999, met uitzondering van artikel 2 dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 1998.

Art. 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 9 maart 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN

^