gepubliceerd op 23 augustus 2005
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten
8 JULI 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten
De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1988 en de bijzondere wetten van 12 januari 1989, 16 januari 1989 en 5 mei 1993;
Gelet op het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende doorstromingsprogramma's, zoals gewijzigd op 15 mei 1998;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 maart 1998, 27 oktober 1998, 8 juni 1999 en 14 mei 2004;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 7 juli 2005;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de noodzaak van een curatieve aanpak speciaal voor de moeilijke doelgroep dringend een specifieke aanpassing van het werkervaringsprogramma vereist;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004, worden punt 14° en 15° vervangen door wat volgt : « 14° werkgever-gebruiker : de werkgever aan wie de doelgroepwerknemer ter beschikking wordt gesteld als vermeld in artikel 11bis en 11ter ; 15° begeleidingsorganisatie : de VDAB of de instantie aan wie de begeleiding van de doelgroepwerknemers toegewezen werd.»
Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Als doelgroepwerknemers kunnen enkel personen tewerkgesteld worden die aan één van de volgende voorwaarden voldoen : 1° op de dag voor hun indiensttreding zonder onderbreking minstens 24 maanden volledig vergoede werklozen zijn.Voor de toepassing van die bepaling wordt alleen rekening gehouden met uitkeringen die verleend zijn overeenkomstig artikel 100 of 103 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; 2° op de dag voor hun indiensttreding zonder onderbreking minstens 12 maanden een leefloon genieten en ingeschreven zijn als werkzoekende, of zonder onderbreking minstens 12 maanden gerechtigde op financiële maatschappelijke hulp zijn en ingeschreven zijn als werkzoekende.»
Art. 3.Artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 oktober 1998 en 8 juni 1999, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 4.Binnen de perken van een daartoe bestemd begrotingskrediet wordt, voor de aanwerving van doelgroepwerknemers onder de voorwaarden van dit besluit, het jaarbedrag van de loonpremie per doelgroepwerknemer als volgt vastgesteld : 1° maximaal 7015 euro bij een tewerkstelling waarvan de uurregeling minstens halftijds is, evenwel verminderd met het bedrag van de integratie-uitkering of het verlaagde bestaansminimum; 2° maximaal 11.230 euro bij een tewerkstelling die minstens vier vijfde bedraagt van de voltijdse uurregeling, evenwel verminderd met het bedrag van de integratie-uitkering of het verlaagde bestaansminimum; 3° maximaal 14.030 euro bij een voltijdse tewerkstelling op basis van één arbeidsovereenkomst, evenwel verminderd met het bedrag van de integratie-uitkering of het verlaagde bestaansminimum. »
Art. 4.Artikel 4bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 1998 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999, wordt opgeheven.
Art. 5.In artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 8 juni 1999 en 14 mei 2004, wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1.De minister kent per toegekende doelgroepwerknemer een omkaderingspremie toe aan de werkgevers, vermeld in artikel 2, § 1, 3°, ten bedrage van maximaal 25 % van 7015 euro op jaarbasis als de uurregeling minstens halftijds is, ten bedrage van maximaal 25 % van 11.230 euro op jaarbasis als de tewerkstelling minstens vier vijfden bedraagt van de voltijdse uurregeling, en ten bedrage van van maximaal 25 % van 14.030 euro op jaarbasis bij een voltijdse tewerkstelling op basis van één arbeidsovereenkomst.
De minister kent per toegekende doelgroepwerknemer een omkaderingspremie toe aan de werkgevers, vermeld in artikel 2, § 1, 1°, ten bedrage van maximaal 15 % van 7015 euro op jaarbasis als de uurregeling minstens halftijds is, ten bedrage van van maximaal 15 % van 11.230 euro op jaarbasis als de tewerkstelling minstens vier vijfde bedraagt van de voltijdse uurregeling, en ten bedrage van maximaal 15 % van 14.030 euro op jaarbasis bij een voltijdse tewerkstelling op basis van één arbeidsovereenkomst.
In geval het een doelgroepwerknemer betreft die minstens 36 maanden volledig vergoed werkloos is, kent de minister een omkaderingspremie toe ten belope van maximaal 35 % van 7015,00 euro op jaarbasis indien de uurregeling minstens halftijds is, ten belope van maximaal 35 % van 11230,00 euro op jaarbasis indien de tewerkstelling minstens vier vijfden bedraagt van de voltijdse uurregeling en ten belope van maximaal 35 % van 14030,00 euro op jaarbasis bij een voltijdse tewerkstelling op basis van één arbeidsovereenkomst. »
Art. 6.Artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 1999, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 7.De minister kan een premiebedrag dat lager is dan bepaald in artikel 4 toekennen als de werkgever door middel van tewerkstelling van doelgroepwerknemers inkomsten kan verwerven. »
Art. 7.In artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004, worden § 4 en § 5 vervangen door wat volgt : « § 4. Als de trajecttoewijzer in overleg met de begeleidingsorganisatie evenwel oordeelt dat de doelgroepwerknemer nog niet voldoende arbeidsmarktrijp is, kan in afwijking van § 3 de totale tewerkstellingsduur, zowel voltijds als deeltijds, verlengd worden tot maximaal achttien maanden. § 5. Als de trajecttoewijzer in overleg met de begeleidingsorganisatie evenwel oordeelt dat de doelgroepwerknemer al voldoende arbeidsmarktrijp is, kan de doelgroepwerknemer vanaf de zevende maand van tewerkstelling, zowel voltijds als deeltijds, doorstromen naar het reguliere arbeidscircuit. Als tijdens de eerste zes maanden na de doorstroming blijkt dat de doelgroepwerknemer onvoldoende arbeidsmarktrijp is en dus niet beantwoordt aan de vereisten van de betrekking, wordt die doelgroepwerknemer door de trajecttoewijzer opgenomen in een wervingslijst en wordt hij bij voorrang doorverwezen naar een vacature voor doelgroepwerknemers. »
Art. 8.Artikel 11bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004, wordt vervangen door wat volgt : «
Art. 11bis.§ 1. In overleg tussen de werkgever, de doelgroepwerknemer, de werkgever-gebruiker en de begeleidingsorganisatie en mits goedkeuring van de trajecttoewijzer kan de doelgroepwerknemer tijdens zijn tewerkstelling ter beschikking gesteld worden bij een werkgever-gebruiker onder de voorwaarden van het koninklijk besluit van 19 februari 2003 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder werknemers ter beschikking kunnen worden gesteld van gebruikers in het kader van doorstromingsprogramma's. § 2. De maximale duur van de periodes van terbeschikkingstelling bedraagt in totaal drie maanden. § 3. De werkgever, de doelgroepwerknemer en de werkgever-gebruiker sluiten voorafgaand aan de terbeschikkingstelling een overeenkomst, die minstens de volgende elementen omvat : 1° de voorwaarden van de terbeschikkingstelling;2° de duur van de terbeschikkingstelling;3° het takenpakket van de doelgroepwerknemer;4° de contactpersoon in geval van vragen of problemen;5° de voorwaarden voor een eventuele voortijdige beëindiging van de terbeschikkingstelling. § 4. Al de ondertekenende partijen ontvangen een origineel ondertekend exemplaar van de overeenkomst. § 5. De werkgever verbindt zich ertoe tijdens de terbeschikkingstelling aan de doelgroepwerknemer minstens het loon, de vergoedingen en de voordelen toe te kennen die werknemers ontvangen die dezelfde functie bij de werkgever-gebruiker uitoefenen.
De werkgever verbindt zich er eveneens toe tijdens de terbeschikkingstelling aan de doelgroepwerknemer minstens hetzelfde loon uit te betalen dat die zou genieten mocht hij bij hem tewerkgesteld zijn. § 6. De werkgever-gebruiker verbindt zich ertoe : 1° de doelgroepwerknemer een werkervaring te bieden die beantwoordt aan zijn bekwaamheden en verwachtingen;2° in de nodige begeleiding op de werkvloer van de doelgroepwerknemer te voorzien;3° de doelgroepwerknemer niet in te schakelen ter vervanging van eigen personeel;4° tijdens de periode van de terbeschikkingstelling de prestatiestaten van de doelgroepwerknemer in te vullen;5° de werkgever te verwittigen bij afwezigheid van de doelgroepwerknemer.»
Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel 11ter ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Art. 11ter.Ter uitvoering van artikel 11, § 4, van het decreet van 17 maart 1998 houdende diverse beleidsbepalingen kan een door de minister hiertoe erkende organisatie, die werkgever is van de doelgroepwerknemers, hen voor een maximale duurtijd van negen maanden ter beschikking stellen van een werkgever-gebruiker, onder de voorwaarden van het koninklijk besluit van 19 februari 2003 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder werknemers ter beschikking kunnen worden gesteld van gebruikers in het kader van doorstromingsprogramma's. De doelgroepwerknemers moeten ter beschikking worden gesteld overeenkomstig de bepalingen vermeld in artikel 11bis, § 3 tot en met § 6. Naast de interne begeleiding door de werkgever-gebruiker zal de organisatie zelf blijven zorgen voor een aangepaste externe begeleiding van de doelgroepwerknemers. Hiertoe sluit de organisatie met de werkgever-gebruiker een overeenkomst. »
Art. 10.Aan artikel 14, § 1, van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Die toeleiding moet zowel rekening houden met het uit te voeren takenpakket en het functionele profiel zoals gevraagd door de werkgever als met de karakteristieken van de regionale arbeidsmarkt in functie van de doelgroep. »
Art. 11.De omkaderingspremie, vermeld in artikel 5, § 1, derde lid, is alleen van toepassing op doelgroepwerknemers die aangeworven zijn vanaf 1 april 2005. De omkaderingspremie van 35% die al van toepassing was voor de inwerkingtreding van dit besluit blijft evenwel onverminderd gelden.
Art. 12.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005.
Art. 13.De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, is belast met de uitvoering van het besluit.
Brussel, 8 juli 2005.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE