Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 maart 2004
gepubliceerd op 26 maart 2004

Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het statuut van de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissaris

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035465
pub.
26/03/2004
prom.
05/03/2004
ELI
eli/besluit/2004/03/05/2004035465/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 MAART 2004. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het statuut van de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissaris


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 6, § 1, VIII, zoals vervangen door de bijzondere wet van 13 juli 2001;

Gelet op artikel 132 van de provinciewet;

Gelet op artikel 64, derde lid, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juni 1983 betreffende de forfaitaire vergoeding voor representatiekosten van de arrondissementscommissarissen, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 4 december 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1995 betreffende de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen, zoals gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juli 1999 en 29 maart 2000;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 4 december 2001;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 december 2003 tot toekenning van een vakantiegeld en eindejaarstoelage aan de provinciegouverneurs, de arrondissementscommissarissen en de gewestelijk ontvangers;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 6 januari 2004;

Gelet op het advies nr. 36.445/3 van de Raad van State, gegeven op 10 februari 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging, Besluit : DEEL I. - TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op : 1° de arrondissementscommissarissen;2° de adjunct-arrondissementscommissaris. De bepalingen die krachtens dit besluit van toepassing zijn op de arrondissementscommissaris zijn ook van toepassing op de adjunct-arrondissementscommissaris, tenzij anders bepaald. HOOFDSTUK 2. - Algemene bepalingen

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister van Binnenlandse Aangelegenheden : het lid van de Vlaamse regering dat bevoegd is voor de binnenlandse aangelegenheden;2° de gouverneur : de gouverneur van de provincie waar de arrondissementscommissaris of adjunct-arrondissementscommissaris benoemd is. DEEL II. - DEONTOLOGISCHE RECHTEN EN PLICHTEN

Art. 3.§ 1. De arrondissementscommissaris oefent zijn ambt op een loyale en correcte wijze uit onder het gezag van de Vlaamse regering en de gouverneur.

Hij zet zich op een actieve en constructieve wijze in voor de realisatie van de opdracht en de doelstellingen van de Vlaamse regering.

Hij handelt overeenkomstig de algemene of bijzondere richtlijnen van de Vlaamse regering en de provinciegouverneur. § 2. In de omgang met meerderen of collega's en in de contacten met het publiek respecteert de arrondissementscommissaris de persoonlijke waardigheid.

Art. 4.§ 1. De arrondissementscommissaris heeft recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan hij kennis heeft uit hoofde van zijn ambt.

Onverminderd de reglementering inzake openbaarheid van bestuur, is het hem enkel verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op : - de veiligheid van de Belgische Staat; - de bescherming van de openbare orde; - de financiële belangen van de overheid; - het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten; - het medisch geheim; - het vertrouwelijke karakter van commerciële, intellectuele en industriële gegevens; - het interne beraad, zolang in de betrokken aangelegenheid geen eindbeslissing is genomen.

Het is hem ook verboden feiten bekend te maken indien de bekendmaking ervan een inbreuk is op de rechten en de vrijheden van de burger, in het bijzonder op het privé-leven, tenzij de betrokkene toestemming heeft verleend om deze gegevens openbaar te maken.

Deze paragraaf geldt ook voor de arrondissementscommissaris die zijn ambt heeft neergelegd. § 2. De arrondissementscommissaris die in de uitoefening van zijn ambt nalatigheden, misbruiken of misdrijven vaststelt, brengt de provinciegouverneur hiervan onmiddellijk op de hoogte.

Indien de gouverneur bij deze nalatigheden, misbruiken of misdrijven betrokken is, brengt hij de minister van Binnenlandse Aangelegenheden op de hoogte.

In geval van misdrijven brengt hij ook de procureur des Konings van deze onregelmatigheden op de hoogte.

Art. 5.De arrondissementscommissaris behandelt de gebruikers van de dienst welwillend en zonder enige discriminatie.

Art. 6.Hij mag, zelfs buiten het ambt, rechtstreeks noch via een tussenpersoon, giften, beloningen of enig ander voordeel die verband houden met het ambt, vragen, eisen of aannemen.

Art. 7.De arrondissementscommissaris heeft het recht zijn persoonlijk dossier te raadplegen.

Het persoonlijk dossier bevat ten minste de administratieve stukken zoals bepaald in bijlage 1.

Aanbevelingen waaruit een levensbeschouwelijke, ideologische of politieke overtuiging blijkt, mogen niet voorkomen in het persoonlijk dossier.

DEEL III. - DE BENOEMING EN DE INDIENSTTREDING TITEL 1. - Vacantverklaring en mobiliteit

Art. 8.De Vlaamse regering verklaart de betrekking van arrondissementscommissaris of adjunct-arrondissementscommissaris vacant.

Art. 9.Bij de vacantverklaring kan de Vlaamse regering beslissen de mobiliteit toe te laten. In dit geval moeten arrondissementscommissarissen die in een andere provincie benoemd zijn niet meer slagen in de selectieprocedure. Deze bepaling geldt niet voor de adjunct-arrondissementscommissaris en het ambt van adjunct-arrondissementscommissaris.

TITEL 2. - De toelatingsvoorwaarden

Art. 10.Voor de toegang tot een ambt van arrondissementscommissaris gelden de volgende algemene toelatingsvoorwaarden : 1° Belg zijn;2° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van het ambt van arrondissementscommissaris of adjunct-arrondissementscommissaris;3° de burgerlijke en politieke rechten genieten;4° aan de dienstplichtwetten voldoen;5° een diploma hebben dat toegang geeft tot niveau A bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;6° tien jaar relevante ervaring kunnen aantonen. TITEL 3. - De selectieprocedure HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Art. 11.§ 1. De Vlaamse regering kan personen enkel tot arrondissementscommissaris benoemen als zij geselecteerd worden in een selectieprocedure die de minister van Binnenlandse Aangelegenheden organiseert. § 2. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden stelt bij de organisatie van de selectieprocedure de datum vast waarop de gegadigden moeten voldoen aan de algemene toelatingsvoorwaarden en de benoemingsvoorwaarden. Hij controleert of de kandidaten voldoen aan deze vereisten en voorwaarden.

Art. 12.De minister van Binnenlandse Aangelegenheden kondigt elke selectieprocedure ten minste aan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 13.De minister van Binnenlandse Aangelegenheden bepaalt de modaliteiten van de selectieprocedure.

Onder modaliteiten wordt verstaan : 1° de vaststelling van het reglement betreffende de organisatie van de selectieprocedure en de bekendmaking ervan;dit reglement a) bepaalt de termijn waarbinnen de inschrijvingen kunnen worden aanvaard;b) vermeldt het programma en de deelnemingsvoorwaarden en stelt de datum waarop de kandidaten aan deze voorwaarden moeten voldoen vast;c) bepaalt de eventuele puntenverdeling en het minimumaantal punten dat de kandidaten moeten behalen;2° de bepaling van datum en plaats van de proeven;3° de vaststelling van de lijst van de kandidaten;4° de oproeping van de kandidaten;5° het opmaken van het proces-verbaal dat de rangschikking van de geslaagden vaststelt;6° de kennisgeving van het resultaat aan de kandidaten.

Art. 14.Iedere kandidaat die voor de selectieprocedure inschrijft, ontvangt op aanvraag het reglement. HOOFDSTUK 2. - De selectiecommissie

Art. 15.De minister van Binnenlandse Aangelegenheden stelt de selectiecommissie samen. De gouverneur zetelt in de commissie.

Art. 16.De commissie draagt een lijst van ten hoogste vijf geschikte kandidaten voor aan de minister van Binnenlandse Aangelegenheden.

DEEL IV. - TUCHTREGELING TITEL 1. - Tuchtstraffen

Art. 17.De arrondissementscommissaris kan onderworpen worden aan een tuchtprocedure : 1. bij tekortkoming aan zijn plichten;2. na strafrechtelijke veroordeling.

Art. 18.De overheden kunnen volgende tuchtstraffen uitspreken : 1. blaam;2. tuchtschorsing;3. ontslag van ambtswege;4. afzetting.

Art. 19.§ 1. De tuchtoverheid spreekt de schorsing uit ten hoogste voor drie maanden; deze schorsing kan aanleiding geven tot een inhouding van salaris die niet hoger mag liggen dan één vijfde van de nettobezoldiging zoals bedoeld is bij artikel 23, tweede lid van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers. § 2. Tijdens de tuchtschorsing bevindt de arrondissementscommissaris zich in de administratieve toestand non-activiteit; hij heeft geen recht op verhoging in salaris en salarisschaal.

TITEL 2. - De tuchtprocedure HOOFDSTUK 1. - De bevoegde overheid

Art. 20.De overheden die de tuchtstraf uitspreken kunnen deze bevoegdheid niet delegeren.

Art. 21.De gouverneur spreekt de tuchtstraffen van de blaam en de tuchtschorsing in eerste aanleg uit.

Art. 22.De Vlaamse regering spreekt de tuchtstraffen van de blaam en de tuchtschorsing in beroep uit.

Art. 23.De Vlaamse regering spreekt de tuchtstraf van het ontslag van ambtswege en de afzetting uit. HOOFDSTUK 2. - Het voorstel en de uitspraak

Art. 24.De gouverneur formuleert schriftelijk het gemotiveerd voorstel om een tuchtstraf op te leggen. Hij deelt dit voorstel mee aan de arrondissementscommissaris, die hiervan een afschrift ontvangt.

Het voorstel vermeldt uitdrukkelijk welke tuchtstraf hij voorstelt.

Art. 25.De gouverneur roept, binnen vijftien kalenderdagen die volgen op de datum van het voorstel, de arrondissementscommissaris op om hem te horen in zijn verdediging.

Als de gouverneur de afzetting of het ontslag van ambtswege voorstelt, roept de minister van Binnenlandse Aangelegenheden de arrondissementscommissaris op.

Art. 26.§ 1. De bevoegde overheid roept de arrondissementscommissaris met een aangetekende brief op om hem in zijn verdediging te horen.

De oproeping moet de volgende elementen vermelden : 1. de ten laste gelegde feiten;2. de tuchtstraf die de overheid voorstelt;3. de plaats, de dag en het uur van het verhoor;4. het recht van de betrokkene om zich te laten bijstaan door een raadgever of zich te laten vertegenwoordigen door een raadgever bij gewettigde verhindering;5. de plaats waar en de termijn waarbinnen de arrondissementscommissaris het tuchtdossier kan inzien en het recht om gratis fotokopieën te maken. § 2. De arrondissementscommissaris en zijn raadgever mogen het tuchtdossier op hun verzoek raadplegen voor de hoorzitting. Zij beschikken voor de inzage van het dossier over een termijn van ten minste vijftien kalenderdagen nadat zij de oproepingsbrief ontvangen hebben.

Art. 27.De tuchtoverheid maakt dadelijk na de zitting een proces-verbaal op, waarvan de arrondissementscommissaris of de raadgever een kopie krijgt. De betrokkene of de raadgever kunnen op straf van nietigheid binnen twee werkdagen na de mondelinge verdediging schriftelijk de middelen ter verdediging uiteenzetten. Het verweerschrift wordt bij het dossier gevoegd.

Art. 28.De overheid spreekt de tuchtstraf uit binnen vijftien kalenderdagen nadat zij de arrondissementscommissaris in zijn verdediging gehoord heeft.

De overheid motiveert deze beslissing.

Art. 29.Indien de minister van Binnenlandse Aangelegenheden de tuchtstraf van de afzetting of het ontslag van ambtswege wenst voor te stellen, deelt hij dit voornemen binnen vijftien dagen mee aan de ministerraad. Hij deelt dit ook mee aan de arrondissementscommissaris.

De Vlaamse regering doet uitspraak binnen dertig dagen nadat zij het advies van de ministerraad ontvangen heeft.

Art. 30.De overheid zegt de tuchtstraf aan met een aangetekende brief binnen twee werkdagen na de uitspraak. De straf gaat in op de derde werkdag die volgt op de datum van de aangetekende brief behalve bij afzetting of ontslag van ambtswege.

In het geval van afzetting en ontslag van ambtswege schort het beroep, ingesteld door de arrondissementscommissaris tegen deze tuchtstraffen, de uitwerking ervan op. De arrondissementscommissaris wordt in deze gevallen wel van rechtswege geschorst in het belang van de dienst vanaf de derde werkdag volgend op de datum van het aangetekend schrijven waarmee hem de tuchtstraf wordt meegedeeld, tot op de dag dat de tuchtstraf definitief is geworden in toepassing van artikel 31.

Art. 31.De tuchtstraf is definitief de dag nadat de termijn om beroep in te stellen verstreken is of de dag nadat de Vlaamse regering de definitieve uitspraak in beroep betekent. HOOFDSTUK 3. - Het beroep en de definitieve uitspraak

Art. 32.De arrondissementscommissaris tegen wie de gouverneur een tuchtstraf uitspreekt, kan hiertegen gemotiveerd beroep instellen bij de Vlaamse regering binnen vijftien kalenderdagen. Deze termijn gaat in op de dag nadat de overheid de uitspraak met een aangetekende brief heeft meegedeeld.

Art. 33.De Vlaamse regering beraadslaagt binnen de dertig kalenderdagen nadat zij het beroepschrift ontvangen heeft.

Zij stuurt binnen twee werkdagen de beslissing aangetekend aan de betrokken arrondissementscommissaris. HOOFDSTUK 4. - Algemene kenmerken van de tuchtprocedure

Art. 34.Wanneer meer dan één feit ten laste van de arrondissementscommissaris gelegd wordt, kan dit niettemin slechts aanleiding geven tot één procedure en tot één tuchtstraf.

Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste van de arrondissementscommissaris wordt gelegd, kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure onderbroken wordt.

Art. 35.De overheid kan geen nieuwe tuchtvordering instellen voor feiten waarvoor zij de arrondissementscommissaris reeds beoordeeld heeft, behalve als er nieuwe elementen de heropening van het dossier rechtvaardigen.

Art. 36.De Vlaamse regering kan in beroep geen zwaardere tuchtstraf uitspreken dan de straf die de gouverneur vóór beroep uitgesproken heeft.

Zij mag slechts de feiten in aanmerking nemen die de tuchtprocedure gerechtvaardigd hebben.

Een tuchtstraf kan geen uitwerking hebben over een periode vóór de uitspraak.

Art. 37.De strafvordering schorst de tuchtprocedure en de tuchtuitspraak.

Ongeacht het resultaat van de strafvordering oordelen alleen de gouverneur en de Vlaamse regering over de gepastheid om een tuchtstraf uit te spreken.

Art. 38.De tuchtvordering mag alleen handelen over feiten die werden vastgesteld binnen een termijn van zes maanden die voorafgaan aan de datum waarop de overheid de vordering instelt.

Art. 39.Bij de beoordeling van de strafmaat mag de overheid echter evenwel relevante vermeldingen die in het persoonlijk dossier opgetekend werden, in aanmerking nemen.

Art. 40.In geval van strafrechtelijke vervolging voor dezelfde feiten, begint deze termijn van zes maanden te lopen de dag dat de gerechtelijke overheid de tuchtoverheid ervan op de hoogte brengt dat er een onherroepelijke beslissing uitgesproken is of dat de strafrechtelijke procedure niet wordt voortgezet.

Art. 41.Elke tuchtstraf wordt in het personeelsdossier opgenomen.

TITEL 3. - De doorhaling van de tuchtstraffen

Art. 42.§ 1. Elke tuchtstraf behalve de afzetting en het ontslag van ambtswege wordt in het persoonlijk dossier van de arrondissementscommissaris doorgehaald onder de in § 2 bepaalde voorwaarden en uit het personeelsdossier verwijderd.

Onverminderd de uitvoering van de straf heeft de doorhaling tot gevolg dat met de doorgehaalde tuchtstraf op geen enkele wijze meer rekening mag worden gehouden. § 2. De doorhaling van de tuchtstraffen gebeurt van rechtswege na een termijn waarvan de duur is vastgesteld op : - één jaar voor de blaam; - zes jaar voor de tuchtschorsing.

De termijn loopt vanaf de datum van de eindbeslissing in de tuchtprocedure.

DEEL V. - HET VERLOF EN DE ADMINISTRATIEVE TOESTAND TIJDENS VERLOF TITEL 1. - Algemene bepalingen

Art. 43.De arrondissementscommissaris bevindt zich geheel of gedeeltelijk in een van de volgende administratieve toestanden : 1° dienstactiviteit;2° non-activiteit.

Art. 44.De arrondissementscommissaris in dienstactiviteit heeft recht op salaris en op bevordering in salarisschaal en in salaris, tenzij anders bepaald.

Art. 45.§ 1. De arrondissementscommissaris in non-activiteit heeft geen recht op salaris.

Hij heeft evenmin recht op bevordering in salarisschaal en salaris tenzij anders bepaald. § 2. De arrondissementscommissaris kan niet in non-activiteit gesteld of gehouden worden als hij aan de voorwaarden voldoet om gepensioneerd te worden.

Art. 46.De arrondissementscommissaris wordt voor de vaststelling van zijn administratieve toestand altijd geacht in dienstactiviteit te zijn behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem van rechtswege of bij beslissing van de bevoegde overheid in non-activiteit plaatst.

Art. 47.Voor de toepassing van dit deel betekent : - "werkdag" : de dag waarop de arrondissementscommissaris verplicht is te werken ingevolge de arbeidsregeling die op hem van toepassing is; - "vakantiedag" : de vrije dag waarop de arrondissementscommissaris aan geen enkele dienstverplichting is onderworpen; - "verlof" : het recht van de arrondissementscommissaris voor een welbepaalde reden de actieve dienst te onderbreken; - "dienstvrijstelling" : de toestemming van de bevoegde overheid aan de arrondissementscommissaris om tijdens de diensturen afwezig te zijn gedurende een vooraf bepaalde tijd, met behoud van alle rechten.

Art. 48.De arrondissementscommissaris mag niet afwezig zijn zonder verlof, vakantie of dienstvrijstelling te hebben gekregen.

Onverminderd de eventuele toepassing van een tuchtstraf of van een administratieve maatregel, is de arrondissementscommissaris die zonder toestemming afwezig is, in non-activiteit tenzij bij overmacht.

TITEL 2. - Jaarlijkse vakantiedagen en feestdagen

Art. 49.§ 1. De arrondissementscommissaris heeft jaarlijks recht op 35 werkdagen vakantie. § 2. De arrondissementscommissaris neemt de vakantiedagen naar eigen keuze. Hij houdt rekening met de behoeften van de dienst onder verantwoordelijkheid van de provinciegouverneur.

In afwijking van het vorig lid heeft de arrondissementscommissaris evenwel het recht om binnen het aantal van 35 werkdagen, 4 werkdagen vakantieverlof te nemen zonder dat de provinciegouverneur het dienstbelang daar tegenover kan stellen. § 3. De arrondissementscommissaris neemt de jaarlijkse vakantie op binnen het kalenderjaar.

Art. 50.Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op jaarlijkse vakantiedagen.

Wanneer een arrondissementscommissaris in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn ambt definitief neerlegt, wordt zijn vakantieverlof in evenredige mate verminderd tijdens het lopende jaar.

Het aantal zo berekende vakantiedagen bedraagt steeds een halve of een volledige dag. De afronding gebeurt naar de hogere halve of hele dag.

Art. 51.§ 1. De arrondissementscommissaris heeft vakantie op de wettelijke en decretale feestdagen en op 2 en 15 november en 26 december. § 2. Ter vervanging van de in § 1 vermelde vakantiedagen die samenvallen met een zaterdag of zondag, heeft de arrondissementscommissaris, vakantie voor de periode tussen Kerstmis en nieuwjaar.

Als hij verplicht wordt om op één van de in § 1 vermelde dagen of in de periode tussen Kerstmis en nieuwjaar te werken ten gevolge van behoeften van de dienst, krijgt hij in evenredige mate vervangende vakantiedagen die hij onder dezelfde voorwaarden als de jaarlijkse vakantiedagen kan nemen.

Art. 52.De vakantiedagen worden met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld. Zij worden niet opgeschort bij ziekte maar wel bij hospitalisatie van de arrondissementscommissaris.

TITEL 3. - Bevallingsverlof, vaderschapsverlof en opvangverlof HOOFDSTUK 1. - Bevallingsverlof en vaderschapsverlof

Art. 53.De arrondissementscommissaris heeft recht op het bevallingsverlof bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971. Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. De dagen van afwezigheid wegens ziekte gedurende de periode van zeven weken die de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat, worden beschouwd als bevallingsverlof. Bij een meerling wordt deze periode verlengd tot negen weken.

Deze periode wordt, bij vroeggeboorte, verminderd met de dagen waarop arbeid verricht werd tijdens de periode van zeven dagen die de bevalling voorafgaat.

Indien de bevalling plaats heeft na de door de arts voorziene datum, wordt het verlof tot de werkelijke datum van de bevalling verlengd.

Wanneer het pasgeboren kind gedurende ten minste acht werken, te rekenen vanaf de geboorte, in het ziekenhuis moet blijven, kan de moeder het resterende prenataal bevallingsverlof uitstellen tot op het ogenblik dat het kind naar huis komt.

Overlijdt het kind binnen het jaar na de geboorte, dan mag de moeder het resterende gedeelte van het bevallingsverlof waarop zij recht heeft, nog opnemen.

Art. 54.De periode dat het bevallingsverlof bezoldigd wordt, mag niet meer dan vijftien weken bedragen bij een éénling, en niet meer dan zeventien weken in geval van een meerling.

Art. 55.De artikelen 54 en 55 zijn niet van toepassing bij een miskraam voor de 181e dag van de zwangerschap.

Art. 56.§ 1. Als de moeder overlijdt, heeft de vader van het kind recht op vaderschapsverlof; de duur daarvan mag het deel van het bevallingsverlof dat de moeder nog niet opgenomen had bij haar overlijden, niet overschrijden. § 2. Wanneer de moeder in een ziekenhuis opgenomen wordt, heeft de vader van het kind recht op vaderschapsverlof; dit verlof begint ten vroegste vanaf de achtste dag te rekenen vanaf de geboorte van het kind, op voorwaarde dat de opname van de moeder in het ziekenhuis meer dan zeven dagen bedraagt en dat de pasgeborene het ziekenhuis verlaten heeft.

Het vaderschapsverlof verstrijkt op het moment dat de opname van de moeder in het ziekenhuis een einde neemt; het vaderschapsverlof verstrijkt ten laatste wanneer de periode verstrijkt die overeenstemt met het deel van het bevallingsverlof dat de moeder op het ogenblik van haar opname in het ziekenhuis nog niet had opgenomen. § 3. Dit vaderschapsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. HOOFDSTUK 2. - Opvangverlof

Art. 57.De arrondissementscommissaris krijgt op zijn aanvraag een opvangverlof wanneer zijn gezin een kind beneden tien jaar in zijn gezin opneemt met het oog op adoptie of pleegvoogdij.

Het verlof bedraagt ten hoogste zes weken als het kind de leeftijd van drie weken nog niet heeft bereikt. Als het kind deze leeftijd wel al bereikt heeft, bedraagt het verlof ten hoogste vier weken.

De maximumduur van het opvangverlof wordt verdubbeld wanneer het opgenomen kind mindervalide is en aan de voorwaarden voldoet om kinderbijslag te genieten overeenkomstig artikel 47 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag van de loonarbeiders of artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen.

Indien slechts één van de samenwonende partners adopteert of de pleegvoogdij uitoefent, kan alleen die persoon het verlof genieten.

Art. 58.Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

TITEL 4. - Ziekteverlof

Art. 59.§ 1. De arrondissementscommissaris die afwezig is wegens ziekte, heeft ziekteverlof. § 2. Het ziekteverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 60.§ 1. Ziekteverlof wordt toegestaan voor de duur van de afwezigheid naar aanleiding van : 1° een arbeidsongeval;2° een ongeval op weg naar en van het werk;3° een beroepsziekte. § 2. Is de afwezigheid te wijten aan de in § 1 vermelde redenen of aan een ongeval, veroorzaakt door de schuld van een derde dan ontvangt de arrondissementscommissaris zijn salaris alleen als voorschot dat betaald wordt op de door de derde verschuldigde vergoeding en dat op de derde te verhalen is.

Het Vlaamse Gewest treedt in dit geval van rechtswege in alle rechten, vorderingen en rechtsmiddelen die de getroffene mocht kunnen doen gelden tegen de persoon die verantwoordelijk is voor het ongeval tot het bedrag van het salaris. § 3. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden neemt de juridische beslissing over de erkenning van arbeidsongevallen en van ongevallen op weg naar en van het werk.

Hij neemt ook de juridische beslissing over de toekenning van schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector.

TITEL 5. - Verlof voor loopbaanonderbreking

Art. 61.De arrondissementscommissaris heeft recht op de hierna vermelde vormen van loopbaanonderbreking voor palliatief verlof, bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid en ouderschapsverlof. HOOFDSTUK 1. - Palliatief verlof

Art. 62.§ 1. De duur van de loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken bedraagt per patiënt één maand, eenmaal verlengbaar met één maand. § 2. Onder "palliatieve zorgen" wordt begrepen : elke vorm van bijstand en inzonderheid medische, sociale, administratieve en psychologische bijstand en verzorging van personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden.

Art. 63.De arrondissementscommissaris die loopbaanonderbreking neemt om palliatieve zorgen te verstrekken, deelt dit schriftelijk mee aan de gouverneur. Hij voegt bij die mededeling het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen en een attest van de behandelend geneesheer van de persoon die de palliatieve zorgen nodig heeft. Daaruit moet blijken dat de arrondissementscommissaris zich bereid heeft verklaard deze palliatieve zorgen te verstrekken. Dit attest vermeldt de identiteit van de patiënt niet.

Art. 64.De loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken kan ingaan op een andere dag dan de eerste van de maand. HOOFDSTUK 2. - Bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid

Art. 65.§ 1. De maximumduur van de voltijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid bedraagt per patiënt 12 maanden; de maximumduur van de halftijdse loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid per patiënt bedraagt 24 maanden.

De maximumduur van 12 maanden of 24 maanden wordt evenwel verminderd met de duur van de voltijdse respectievelijk halftijdse loopbaanonderbrekingen die de arrondissementscommissaris als personeelslid van dezelfde of een andere werkgever heeft genoten voor de bijstand aan of verzorging van dezelfde patiënt. § 2. De arrondissementscommissaris kan de loopbaanonderbreking voor bijstand aan of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid nemen met al dan niet opeenvolgende perioden van 1 tot 3 maand. § 3. Onder "zware ziekte" wordt begrepen elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd, en waarbij deze oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel. § 4. Onder "gezinslid" wordt begrepen elke persoon die samenwoont met de arrondissementscommissaris.

Onder "familielid" wordt begrepen zowel de bloed- als de aanverwant tot de 2e graad.

Art. 66.De arrondissementscommissaris die loopbaanonderbreking neemt om een zwaar ziek gezins- of familielid bij te staan of te verzorgen, deelt dit schriftelijk mee aan de provinciegouverneur. Hierbij voegt hij het aanvraagformulier voor onderbrekingsuitkeringen en een attest van de geneesheer van de persoon die de bijstand of verzorging behoeft. Daaruit moet blijken dat de arrondissementscommissaris zich bereid heeft verklaard om deze bijstand of verzorging te verstrekken.

Dit attest vermeldt ook de identiteit van de patiënt.

Art. 67.De loopbaanonderbreking om bijstand of verzorging te verstrekken aan een zwaar ziek gezins- of familielid kan op om het even welke dag van de maand ingaan. HOOFDSTUK 3. - Ouderschapsverlof

Art. 68.§ 1. De duur van het ouderschapsverlof onder de vorm van voltijdse loopbaanonderbreking bedraagt 3 maanden, die van het ouderschapsverlof onder de vorm van halftijdse loopbaanonderbreking 6 maanden. § 2. Bij geboorte van een kind moet de arrondissementscommissaris het ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking opnemen voor het kind 4 jaar is.

Bij adoptie moet de arrondissementscommissaris het ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking opnemen binnen een periode van 4 jaar die loopt vanaf de inschrijving van het kind als lid van het gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de arrondissementscommissaris zijn verblijfplaats heeft, en dit uiterlijk tot het kind 8 jaar wordt.

Wanneer het kind voor minstens 66 % getroffen is door een vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid in de zin van de kinderbijslagregeling, krijgt de arrondissementscommissaris het recht op ouderschapsverlof uiterlijk tot het kind 8 jaar wordt. § 3. De arrondissementscommissaris die voor hetzelfde kind al onder dezelfde of een andere vorm ouderschapsverlof heeft genoten als ambtenaar of contractueel personeelslid van dezelfde of een andere werkgever, kan voor dit kind geen ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking meer krijgen.

Art. 69.De arrondissementscommissaris kan ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking nemen onmiddellijk na het bevallings-, het vaderschaps- of het opvangverlof.

Art. 70.De mannelijke arrondissementscommissaris heeft alleen recht op ouderschapsverlof onder de vorm van loopbaanonderbreking voor zover de afstamming van het kind in zijnen hoofde vaststaat, of wanneer het gaat om een kind dat hij heeft geadopteerd. HOOFDSTUK 4. - Onderbrekingsuitkeringen

Art. 71.Indien de arrondissementscommissaris geen recht heeft op onderbrekingsuitkeringen als gevolg van een beslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau bevoegd voor zijn verblijfplaats, of afziet van deze uitkeringen, wordt de loopbaanonderbreking omgezet in non-activiteit behalve voor de uitzonderingen die de federale overheid bepaalt.

TITEL 6. - Verlof voor opdracht HOOFDSTUK 1. - Verlof om een ambt uit te oefenen bij een kabinet

Art. 72.De arrondissementscommissaris krijgt verlof wanneer een minister, staatssecretaris, regeringscommissaris of een lid van de regering van een gemeenschap of gewest of een gouverneur of adjunct van de gouverneur van een Vlaamse provincie of de gouverneur of vice-gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-hoofdstad of een Europees commissaris hem aanwijst om een ambt uit te oefenen op zijn kabinet.

De minister van Binnenlandse Aangelegenheden moet zijn akkoord betuigen.

Art. 73.Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. HOOFDSTUK 2. - Verlof voor opdracht van algemeen belang

Art. 74.De arrondissementscommissaris krijgt verlof voor de uitoefening van een opdracht waarvan het algemeen belang erkend wordt.

Art. 75.Het verlof is onbezoldigd en wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.

De minister van Binnenlandse Aangelegenheden kan beslissen het salaris van de arrondissementscommissaris voor de duur van de opdracht door te betalen en terug te vorderen of geheel of gedeeltelijk door te betalen zonder terugvordering.

Art. 76.Onder opdracht wordt verstaan : 1. de uitoefening van de nationale en internationale opdrachten aangeboden door een binnenlandse of buitenlandse regering of openbaar bestuur of een internationale instelling;2. de internationale opdrachten in het raam van ontwikkelingssamenwerking, wetenschappelijk onderzoek of humanitaire hulp.

Art. 77.§ 1. Het karakter van algemeen belang wordt van rechtswege erkend voor de opdrachten in een ontwikkelingsland en voor de opdrachten die de als nationale deskundige aangewezen arrondissementscommissaris uitvoert ingevolge het besluit van de Europese Commissie van 7 januari 1998 houdende regeling van toepassing op de nationale deskundigen die bij de diensten van de Commissie zijn gedetacheerd. § 2. De minister van Binnenlandse Aangelegenheden erkent het karakter van algemeen belang voor de overige opdrachten.

De minister geeft zijn toestemming voor de opdracht indien hij de opdracht van overwegend belang acht voor het land, de Vlaamse regering of de Vlaamse administratie. § 3. In afwijking van de §§ 1 en 2 van dit artikel, verliest iedere opdracht van rechtswege haar karakter van algemeen belang vanaf de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de arrondissementscommissaris een dienstanciënniteit heeft bereikt die volstaat om aanspraak te kunnen maken op het bekomen van een onmiddellijk ingaand of uitgesteld pensioen ten laste van de buitenlandse regering, het buitenlands openbaar bestuur of de internationale instelling voor wie hij de opdracht vervulde.

Art. 78.De minister van Binnenlandse Aangelegenheden kan, met instemming van de betrokkene, een arrondissementscommissaris, met de uitvoering van een opdracht belasten.

Eveneens kan iedere arrondissementscommissaris met akkoord van de minister van Binnenlandse Aangelegenheden, de uitvoering van een opdracht aanvaarden.

In beide gevallen wint de minister het advies van de provinciegouverneur in.

Art. 79.De minister van Binnenlandse Aangelegenheden kan op ieder ogenblik een einde maken aan deze opdracht. Hij moet hiervoor een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden en ten hoogste zes maanden in acht nemen.

Art. 80.Bij het einde van zijn opdracht stelt de arrondissementscommissaris zich opnieuw ter beschikking van de Vlaamse regering. Als hij dit zonder geldige reden weigert of nalaat, wordt hij, na tien dagen afwezigheid, als ontslagnemend beschouwd.

TITEL 7. - Omstandigheidsverlof

Art. 81.§ 1. Aan de arrondissementscommissaris wordt omstandigheidsverlof toegekend naar aanleiding van de gebeurtenissen en binnen de perken zoals hierna vermeld : 1. huwelijk van de arrondissementscommissaris en verklaring van wettelijke samenwoning door de arrondissementscommissaris : 4 werkdagen;2. bevalling van de echtgenote of samenwonende partner : 4 werkdagen;3. overlijden van de echtgenoot of samenwonende partner, een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de arrondissementscommissaris, de echtgenoot of de samenwonende partner : 4 werkdagen;4. huwelijk van een kind van de arrondissementscommissaris, van de echtgenoot of van de samenwonende partner : 2 werkdagen;5. overlijden van een bloed- of aanverwant van de arrondissementscommissaris of van de samenwonende partner in om het even welke graad maar onder eenzelfde dak wonend als de arrondissementscommissaris : 2 werkdagen;6. overlijden van een bloed- of aanverwant van de arrondissementscommissaris of van de samenwonende partner in de tweede graad, een overgrootouder of een achterkleinkind maar niet onder eenzelfde dak wonend als de arrondissementscommissaris : 1 werkdag;7. huwelijk van een bloed- of aanverwant in de eerste graad, die geen kind is, of in de tweede graad, van de arrondissementscommissaris, de echtgenoot of de samenwonende partner : de dag van het huwelijk. § 2. De afwezigheden wegens omstandigheidsverlof worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

TITEL 8. - Vervanging bij langdurige afwezigheid

Art. 82.Bij langdurige afwezigheid kan de gouverneur de arrondissementscommissaris vervangen door een ambtenaar van niveau A van de diensten van de Vlaamse regering, van een Vlaamse openbare instelling of van een lokaal bestuur. De vervanger geniet de prerogatieven en het geldelijk statuut van de arrondissementscommissaris.

DEEL VI. - VRIJWILLIG ONTSLAG VAN ARRONDISSEMENTSCOMMISSARIS OF ADJUNCT-ARRONDISSEMENTSCOMMISSARIS EN DEFINITIEVE AMBTSNEERLEGGING

Art. 83.De arrondissementscommissaris kan vrijwillig zijn ontslag indienen.

Hij brengt de minister van Binnenlandse Aangelegenheden hiervan aangetekend op de hoogte, en zendt de provinciegouverneur een kopie van deze brief.

Het ontslag wordt definitief wanneer de Vlaamse regering dit aanvaardt.

Art. 84.De arrondissementscommissaris gaat op rust ten laatste wanneer hij vijfenzestig jaar wordt.

DEEL VII. - GELDELIJK STATUUT TITEL 1. - Bezoldigingsregeling HOOFDSTUK 1. - De salarisschalen

Art. 85.Het jaarsalaris, hierna salaris genoemd, van de arrondissementscommissaris of adjunct-arrondissementscommissaris wordt vastgesteld in de salarisschalen bestaande uit : - een minimumsalaris; - salaristrappen die het resultaat zijn van de periodieke salarisverhogingen; - een maximumsalaris.

Het salaris en de periodieke salarisverhogingen worden uitgedrukt in euro, dat met hun jaarbedrag overeenstemt.

Art. 86.Aan de graad van arrondissementscommissaris worden drie salarisschalen verbonden.

Art. 87.§ 1. De salarisschalen voor de arrondissementscommissaris zijn : 13 A : 27.647,32 euro - 42.216.60 euro 11 tweejaarlijkse verhogingen van 1.324,48 euro na negen jaar graadanciënniteit 13B 30.410,98 euro - 48.953,70 euro 14 tweejaarlijkse verhogingen van 1324,48 euro na achttien jaar graadanciënniteit : 15A 38.735,08 euro - 53.450,22 euro 11 tweejaarlijkse verhogingen van 1337,74 euro. § 2. Vanaf 1 januari 2005 wordt aan de in § 1 vermelde arrondissementscommissarissen de als bijlage 2 bij dit besluit toegevoegde salarisschaal A285 toegekend.

Art. 88.§ 1. In afwijking van het artikel 86 blijft het salaris van de arrondissementscommissaris die dat ambt uitoefende op 12 december 1987 en op dat ogenblik een anciënniteit gelijk aan of hoger dan acht jaar had, vastgesteld in de salarisschaal : 33.422,45 - 52.920,85 euro 5 tweejaarlijkse verhogingen van 1.103,68 euro 10 tweejaarlijkse verhogingen van 1.398,00 euro. § 2. De arrondissementscommissaris die dat ambt uitoefende op 12 december 1987 en op het ogenblik van zijn benoeming in deze graad, minder dan acht jaar anciënniteit had in de onder het tweede lid vermelde schaal, geniet, zonder dat er met zijn reële anciënniteit rekening gehouden wordt, de schaal : 37.837,13 - 52.920,81 euro 1 tweejaarlijkse verhoging van 1.103,68 euro 10 tweejaarlijkse verhogingen van 1.398,00 euro. § 3. Vanaf 1 januari 2005 wordt aan de in § 1 en § 2 vermelde arrondissementscommissarissen de als bijlage 2 bij dit besluit toegevoegde salarisschaal A286 toegekend.

Art. 89.De graadanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de arrondissementscommissaris in zijn graad heeft gepresteerd. HOOFDSTUK 2. - Vaststelling van het salaris

Art. 90.De gerechtigde in een schaal ontvangt te allen tijde het salaris dat overeenstemt met zijn anciënniteit die het totaal van de in aanmerking komende diensten uitmaakt. HOOFDSTUK 3. - In aanmerking komende diensten voor de vaststelling van het salaris Afdeling 1. - Aanrekening van voltijdse diensten

Art. 91.De arrondissementscommissaris valoriseert alle voltijdse diensten die hij heeft verricht als personeelslid in de publieke sector in één van de lid-Staten van de Europese Economische Ruimte of bij een internationale openbare instelling.

De minister van Binnenlandse Aangelegenheden beslist welke diensten worden in aanmerking genomen. Afdeling 2. - Aanrekening van deeltijdse diensten

Art. 92.Voorzover zij ten minste de helft van een normale beroepsbezigheid in beslag nemen, worden door een arrondissementscommissaris deeltijds verrichte diensten in aanmerking genomen a rato van het prestatieregime. Afdeling 3. - Nadere algemene bepalingen voor de aanrekening van

vorige diensten en de berekening van het salaris

Art. 93.De duur van de in aanmerking komende diensten die de arrondissementscommissaris heeft mag nooit de werkelijke duur van de door deze diensten gedekte periodes overschrijden.

Art. 94.Voor de vaststelling van het salaris en het bepalen van het tijdstip van de periodieke salarisverhoging wordt er alleen rekening gehouden met de nuttige anciënniteit.

De nuttige anciënniteit is het kleinste aantal jaren van de totale geldelijke anciënniteit van een arrondissementscommissaris, dat hem recht geeft op een periodieke salarisverhoging. HOOFDSTUK 4. - Uitbetaling van het salaris

Art. 95.§ 1. Het maandsalaris is gelijk aan 1/12 van het jaarsalaris. § 2. Wanneer de arrondissementscommissaris op rust wordt gesteld of overlijdt, wordt het volle maandsalaris betaald aan betrokkene of aan zijn rechthebbenden, naargelang van het geval. § 3. Het salaris wordt na het verlopen van de termijn betaald, met dien verstande dat het op de rekening van de arrondissementscommissaris bijgeschreven wordt uiterlijk de laatste werkdag van de maand. Het salaris van de maand december wordt op de rekening van de arrondissementscommissaris geboekt uiterlijk de eerste werkdag van de maand januari. Het salaris wordt overgemaakt via overschrijving. § 4. Aan de arrondissementscommissaris die in dienst is getreden wordt, in zoverre niet onmiddellijk het juiste salaris kan worden uitbetaald, vanaf de eerste maand een maandelijks voorschot uitgekeerd dat gelijk is aan het beginsalaris van zijn graad.

De uitbetaling van dit voorschot is niet onderworpen aan het visum van de Inspectie van Financiën. Wanneer de arrondissementscommissaris op het einde van de tweede maand na de datum van indiensttreding nog steeds geen salaris heeft ontvangen door een fout van de overheid die hem heeft aangeworven ontvangt hij ambtshalve nalatigheidsintresten berekend op het beginsalaris. Deze nalatigheidsintresten worden aangerekend vanaf de maand die volgt op de datum van indiensttreding.

Het maandsalaris volgt de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen voorgeschreven door de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.

Het maandsalaris tegen 100 % wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 (102,02). HOOFDSTUK 5. - Berekening van het salaris in geval van deeltijdse prestaties

Art. 96.Wanneer het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het bedrag van het maandloon berekend volgens de volgende formule : M = VW/PW x n % x NM waarbij : M = het te betalen maandloon (100 %) VW = het aantal werkdagen waarvoor betaling is verschuldigd PW = het aantal te presteren werkdagen n % = het percentage waaraan de arrondissementscommissaris of adjunct-arrondissementscommissaris prestaties verricht NM = het normaal maandsalaris (100 %) = het jaarsalaris/12 (100 % en voor voltijdse prestaties) TITEL 2. - Toelagen HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities

Art. 97.Behoudens andersluidende bepalingen is de toelage niet verschuldigd - als er geen salaris wordt betaald; - bij een afwezigheid die langer dan 35 werkdagen duurt.

Art. 98.Als een arrondissementscommissaris zitting heeft in examencommissies, comités, raden of commissies die ressorteren onder het ministerie geeft dit geen aanleiding tot toekenning van een bijzondere toelage.

Art. 99.De als toelagen verschuldigde bedragen worden uitgekeerd afgerond op de hogere cent. HOOFDSTUK 2. - Vakantiegeld en eindejaarstoelage

Art. 100.§ 1. De arrondissementscommissaris geniet een vakantiegeld en eindejaarstoelage toegekend zoals hierna bepaald. § 2. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage zijn een percentage van het brutosalaris. § 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° brutosalaris : het geïndexeerd jaarsalaris;2° brutomaandsalaris : het brutosalaris gedeeld door 12. § 4. Als de arrondissementscommissaris niet tijdens de hele referteperiode volledige prestaties verricht hebben, wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage herleid pro rata van het verdiende brutosalaris tegenover het brutosalaris bij volledige prestaties voor de volledige referteperiode. § 5. Bij vervroegde beëindiging van de tewerkstelling wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage berekend op het brutosalaris voor volledige prestaties van de laatste maand van tewerkstelling, en wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage betaald tijdens de maand volgende op de beëindiging van de tewerkstelling.

Art. 101.§ 1. Voor de berekening van het vakantiegeld wordt onder « referteperiode » verstaan het kalenderjaar dat voorafgaat aan het vakantiejaar. § 2. Het vakantiegeld bedraagt 92 % van het brutomaandsalaris van de maand april van het vakantiejaar. Het vakantiegeld wordt betaald tijdens de maand mei van het vakantiejaar. § 3. Er wordt een inhouding verricht van 13,07 % op het vakantiegeld ten belope van 85 % van het brutomaandsalaris. Indien het vakantiegeld maximum 85 % van het brutomaandsalaris bedraagt, gebeurt de inhouding van 13,07 % op het volledig bedrag.

Art. 102.§ 1. Voor de berekening van de eindejaarstoelage wordt onder « referteperiode » verstaan de periode van 1 januari tot en met 30 september. § 2. De eindejaarstoelage bedraagt 50 % van het brutomaandsalaris van november. § 3. De eindejaarstoelage wordt uitbetaald tijdens de maand december van het desbetreffende jaar.

TITEL 3. - Vergoedingen HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen en definities

Art. 103.Een vergoeding wordt verleend aan de arrondissementscommissaris die verplicht wordt werkelijke lasten te dragen die niet normaal zijn en niet onafscheidelijk met het ambt verbonden zijn.

Art. 104.De onderbreking van de ambtsuitoefening waaraan een forfaitaire vergoeding is verbonden brengt voor de arrondissementscommissaris de schorsing mee van de betaling van bedoelde vergoeding voorzover hij de lasten niet meer draagt.

Art. 105.De vergoedingen worden vastgesteld onverminderd de bepalingen betreffende de administratieve en begrotingscontrole.

Art. 106.De voor vergoedingen verschuldigde sommen worden uitgekeerd afgerond op de hogere cent. HOOFDSTUK 2. - Vergoeding voor begrafeniskosten

Art. 107.Wanneer de arrondissementscommissaris overlijdt, ontvangt zijn niet uit de echt gescheiden noch van tafel en bed gescheiden echtgenoot of zijn erfgenamen in rechte lijn als er geen echtgenoot is, als compensatie voor de begrafeniskosten een vergoeding. Die stemt overeen met het maandelijks bedrag van de laatste bruto-activiteitsbezoldiging van de arrondissementscommissaris.

Deze bezoldiging omvat, in voorkomend geval, de salariscomplementen en de toelagen die bij het salaris behoren.

De vergoeding mag het twaalfde niet overschrijden van het bedrag vastgesteld bij toepassing van artikel 39, eerste, derde en vierde lid van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.

Art. 108.Bij ontstentenis van de in artikel 107 bedoelde rechthebbenden, mag de vergoeding worden uitgekeerd ten bate van elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die bewijst dat hij de begrafeniskosten heeft betaald. In dit geval is de vergoeding gelijk aan de werkelijke gemaakte kosten zonder dat zij evenwel meer mag belopen dan het hierboven vermelde bedrag ten gunste van de echtgenoot of de erfgenamen in rechte lijn bepaald.

Art. 109.Deze vergoeding mag met soortgelijke krachtens andere bepalingen toegekende vergoedingen, slechts voor het bij artikel 107 bedoelde bedrag worden samengevoegd. HOOFDSTUK 3. - Reis- en maaltijdvergoeding

Art. 110.Reiskosten en maaltijdvergoeding worden slechts vergoed voor dienstreizen, gemaakt op kosten van de arrondissementscommissaris of adjunct-arrondissementscommissaris. De kosten die de arrondissementscommissaris of adjunct-arrondissementscommissaris heeft gehad worden terugbetaald.

Art. 111.De provinciegouverneur beslist welk vervoermiddel functioneel en financieel het meest verantwoord is.

Art. 112.De arrondissementscommissaris en de adjunct-arrondissementscommissaris genieten reis- en verblijfsvergoedingen zoals het personeel van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. HOOFDSTUK 4. - Representatiekosten

Art. 113.De arrondissementscommissaris en de adjunct-arrondissementscommissaris genieten een forfaitaire vergoeding voor representatiekosten tijdens de periodes van activiteit.

Art. 114.Deze vergoeding is een forfaitaire tegemoetkoming voor het dekken van alle kosten die voortvloeien uit het representatieve karakter van de functie.

Art. 115.Deze vergoeding bedraagt 1.189,89 euro per jaar voor de arrondissementscommissaris Zij bedraagt 594,95 euro per jaar voor de adjunct-arrondissementscommissaris.

Art. 116.Deze vergoeding wordt geïndexeerd zoals het salaris.

Art. 117.Deze vergoeding wordt maandelijks, in twaalfden en na vervallen termijn betaald, als de arrondissementscommissaris of adjunct-arrondissementscommissaris in actieve dienst is.

DEEL VIII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 118.Opgeheven worden voor het Vlaamse Gewest : - het koninklijk besluit van 20 juni 1983 betreffende de forfaitaire vergoeding voor representatiekosten van de arrondissementscommissarissen, zoals gewijzigd door het Koninklijk besluit van 4 december 2001; - het koninklijk besluit van 7 augustus 1995 betreffende de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissarissen, zoals gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 juli 1999 en 29 maart 2000; - het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van de weddeschalen van de bijzondere graden en de specifieke functies van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 4 december 2001, wat de bepalingen over de arrondissementscommissaris en adjunct-arrondissementscommissaris betreft; - het besluit van de Vlaamse regering van 12 december 2003 tot toekenning van een vakantiegeld en eindejaarstoelage aan de provinciegouverneurs, de arrondissementscommissarissen en de gewestelijk ontvangers, wat de bepalingen over de arrondissementscommissaris en adjunct-arrondissementscommissaris betreft.

Art. 119.Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2004, met uitzondering van de artikelen 87, § 2, en 88, § 3, die in werking treden op 1 januari 2005.

Art. 120.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Binnenlandse Aangelegenheden, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 maart 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN

Bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het statuut van de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissaris Persoonlijk dossier Het persoonlijk dossier van de arrondissementscommissaris en de adjunct-arrondissementscommissaris omvat volgende administratieve stukken.

Deze administratieve stukken hebben betrekking op : a) de werving : - nationaliteitsverklaring - geboorteakte - diploma's - getuigschrift van goed gedrag en zeden - militiegetuigschrift - de bewijsstukken over de relevante ervaring b) de selectie - het voordrachtsdossier van de selectiecommissie c) de benoeming - het benoemingsbesluit - proces-verbaal van de eedaflegging d) tuchtregeling - tuchtstraffen e) verloven - verlofbesluiten - ziekte-attesten - formulieren inzake arbeidsongevallen - briefwisseling over verloven. f) geldelijke loopbaan - salarisfiches - voorgaande diensten - besluiten over salarisvaststelling

Bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het statuut van de arrondissementscommissarissen en de adjunct-arrondissementscommissaris Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^