gepubliceerd op 19 maart 2019
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de regels voor de erkenning en subsidiëring van een partnerorganisatie als Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn
1 MAART 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de regels voor de erkenning en subsidiëring van een partnerorganisatie als Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn
DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het
decreet van 3 maart 2004Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
03/03/2004
pub.
20/04/2004
numac
2004035536
bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
Decreet betreffende de eerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders
sluiten betreffende de eerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders, artikel 14, tweede en vierde lid vervangen bij het decreet van 20 maart 2009, artikel 18, § 1, tweede lid, en § 3, gewijzigd bij het
decreet van 19 januari 2018Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
19/01/2018
pub.
21/02/2018
numac
2018010830
bron
vlaamse overheid
Decreet houdende het overheidstoezicht in het kader van het gezondheids- en welzijnsbeleid
sluiten;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 09/09/2011 pub. 05/10/2011 numac 2011204876 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het Samenwerkingsplatform Eerstelijnsgezondheidszorg sluiten tot oprichting van het Samenwerkingsplatform Eerstelijnsgezondheidszorg;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/10/2011 pub. 10/11/2011 numac 2011205588 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de aanwijzing van de leden van het Samenwerkingsplatform Eerstelijnsgezondheidszorg sluiten houdende de aanwijzing van de leden van het Samenwerkingsplatform Eerstelijnsgezondheidszorg;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor de begroting, gegeven op 17 december 2018;
Gelet op advies nr. 65.095/3 van de Raad van State, gegeven op 8 februari 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad Van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° administrateur-generaal : de leidend ambtenaar van het agentschap;2° agentschap : het Agentschap Zorg en Gezondheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/05/2004 pub. 07/06/2004 numac 2004035841 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap « Zorg en Gezondheid » sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Zorg en Gezondheid";3° aanvrager : een rechtspersoon die een aanvraag van erkenning als VIVEL indient;4° decreet van 3 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/03/2004 pub. 20/04/2004 numac 2004035536 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende de eerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders sluiten : het decreet van 3 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/03/2004 pub. 20/04/2004 numac 2004035536 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende de eerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders sluiten betreffende de eerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders;5° lokale besturen : de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;6° een Vlaams Instituut voor de Eerste Lijn, afgekort VIVEL : een partnerorganisatie als vermeld in artikel 14 van het decreet van 3 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/03/2004 pub. 20/04/2004 numac 2004035536 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende de eerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders sluiten die als doel de ondersteuning van de brede eerstelijnsgezondheidszorg heeft door kennis en expertise samen te brengen en aan te bieden aan alle zorgaanbieders, mantelzorgers, vrijwilligers en patiënten;7° Vlaamse Overheid : Vlaamse gemeenschap en Vlaams gewest, inclusief de instellingen die hieronder vallen. HOOFDSTUK 2. - Opdrachten
Art. 2.Het VIVEL voert de volgende opdrachten uit : 1° informatie en data ontsluiten en samenbrengen en die op een actieve manier ter beschikking stellen aan alle zorgaanbieders;2° empirisch onderbouwde strategieën, methodieken en implementatietools ontwikkelen voor de ondersteuning van de organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg;3° de zorgaanbieders adviseren, coachen, vormen en sensibiliseren;4° innovatie in de eerstelijnsgezondheidszorg stimuleren;5° de toegankelijkheid en de kwaliteit van de eerstelijnsgezondheidszorg in het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad bevorderen en opvolgen;6° de Vlaamse Gemeenschap adviseren. Bij de uitvoering van de opdrachten, vermeld in het eerste lid, wordt rekening gehouden met de specificiteit van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
De minister kan de opdrachten van het VIVEL, vermeld in het eerste lid, nader preciseren.
Art. 3.Voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 2, overlegt het VIVEL periodiek en minstens een keer per jaar met de volgende groepen : 1° een groep die bestaat uit vertegenwoordigers van de samenwerkingsstructuren ter ondersteuning van de eerstelijnsgezondheidszorg;2° een groep die bestaat uit vertegenwoordigers van de zorgaanbieders, de aanbieders van een meer gespecialiseerd zorgaanbod waarvoor de Vlaamse Gemeenschap bevoegd is, de lokale besturen, de personen met een zorg- en ondersteuningsnood, de mantelzorgers en de Vlaamse kennis- en expertisecentra. HOOFDSTUK 3. - Samenstelling
Art. 4.In het VIVEL is er een representatieve vertegenwoordiging van het zorglandschap. Daarbij wordt de volgende verhouding van vertegenwoordigers gerespecteerd : 1° aantal vertegenwoordigers van de welzijnsactoren : 6;2° aantal vertegenwoordigers van de eerstelijnsgezondheidszorgactoren : 6;3° aantal vertegenwoordigers van de lokale besturen : 5;4° aantal vertegenwoordigers van de personen met een zorg- en ondersteuningsnood : 3;5° aantal vertegenwoordigers van de mantelzorgers : 2;6° aantal vertegenwoordigers van de Vlaamse kennis- en expertisecentra : 2;7° aantal vertegenwoordigers van de ziekenhuizen : 1. In het eerste lid wordt verstaan onder : 1° welzijnsactoren : de woonzorgcentra, de diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg, de lokale dienstencentra, de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen, de centra voor algemeen welzijnswerk en de openbare centra voor maatschappelijk werk;2° eerstelijnsgezondheidszorgactoren : de zorgverstrekkers, inclusief de eerstelijnsgezondheidszorgactoren die actief zijn in de geestelijke gezondheid.
Art. 5.Het bestuursorgaan bevat twee onafhankelijke leden. Een van beide leden wordt tot voorzitter van het bestuursorgaan verkozen.
In het eerste lid wordt verstaan onder onafhankelijk lid : het lid is niet afkomstig uit de organisaties, vermeld in artikel 4, of uit de Vlaamse overheid.
Een personeelslid van het agentschap woont de vergaderingen van het bestuursorgaan bij als waarnemer en rapporteert daarover aan de Vlaamse overheid. HOOFDSTUK 4. - Erkenning en weigering van de erkenning
Art. 6.De administrateur-generaal erkent het VIVEL voor een termijn van maximaal twee jaar.
Art. 7.Een aanvrager kan erkend worden als VIVEL, als hij voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° de aanvrager is een privaatrechtelijke vereniging met rechtspersoonlijkheid die rechtstreeks noch onrechtstreeks een vermogensvoordeel uitkeert of bezorgt, behalve voor het belangeloze doel dat in de statuten bepaald is;2° het werkgebied van de aanvrager omvat het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;3° de statuten zijn voor publicatie aangeboden;4° de aanvrager beschikt over expertise in de organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg, heeft expertise in het aanbieden van ondersteuning aan zorgaanbieders, in kwaliteit en toegankelijkheid van zorg en heeft een empirisch onderbouwde expertise om richtlijnen en methodieken op te stellen voor de eerstelijnsgezondheidszorg;5° de aanvrager voldoet qua samenstelling aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4 en 5;6° de aanvrager beschikt over een beleidsplan met strategische invulling van de opdrachten voor de erkenningsperiode en een actieplan met de concretisering van de uitvoering van de opdrachten voor het eerste werkingsjaar.
Art. 8.Als er verschillende aanvragen zijn die voldoen aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 7, wordt de aanvrager erkend die, per vertegenwoordigende categorie van samenstelling, vermeld in artikel 4, het hoogste aantal belangenorganisaties voor eerstelijnsgezondheidszorg binnen het Nederlandse taalgebied en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad vertegenwoordigt.
Art. 9.§ 1. Een aanvraag van erkenning is alleen ontvankelijk als ze al de volgende documenten bevat : 1° de identificatiegegevens van de aanvrager;2° de statuten van de aanvrager, als ze nog niet gepubliceerd zijn;3° het bewijs dat de aanvrager beschikt over de expertise, vermeld in artikel 7, 4° ;4° het beleidsplan voor de erkenningsperiode en het actieplan voor het eerste werkingsjaar;5° een bewijs dat de aanvrager qua samenstelling voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4 en 5. De minister lanceert een oproep voor erkenningsaanvragen, binnen een termijn van één maand na de publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad of minstens twee maanden voorafgaand aan de datum waarop de erkenning van het VIVEL afloopt of, in voorkomend geval, binnen de maand na de intrekking van de erkenning van het VIVEL. De oproep, vermeld in het tweede lid, wordt voldoende kenbaar gemaakt, onder meer door publicatie op de website van het agentschap (www.zorg-en-gezondheid.be).
De termijn voor het indienen van de erkenningsaanvragen in het kader van de oproep, vermeld in het tweede lid, bedraagt minstens dertig kalenderdagen, na de datum van publicatie op de website van het agentschap. De einddatum voor het tijdig indienen van de aanvraag wordt in de oproep opgenomen.
De erkenning wordt aangevraagd met een formulier dat het agentschap op zijn website ter beschikking stelt. § 2. Het agentschap meldt de aanvrager binnen dertig dagen nadat ze de erkenningsaanvraag heeft ontvangen dat de aanvraag ontvankelijk of onontvankelijk is.
Art. 10.§ 1. De beslissing over de erkenning wordt bezorgd aan de aanvrager binnen dertig dagen na de einddatum, vermeld in artikel 9, vierde lid. § 2. Als niet voldaan is aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 7, of als de erkenning niet wordt toegekend aan de aanvrager door de toepassing van artikel 8, deelt de administrateur-generaal het voornemen tot weigering van de erkenning mee.
De aanvrager wordt met een aangetekende zending op de hoogte gebracht van het voornemen tot weigering van de erkenning. Dat voornemen wordt gemotiveerd.
De aangetekende zending bevat naast het voornemen ook de uitleg over de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij het agentschap.
Als de aanvrager geen bezwaarschrift indient binnen vijfenveertig dagen nadat de aangetekende zending is verstuurd, wordt de beslissing van de administrateur-generaal tot weigering van de erkenning met een aangetekende zending aan de aanvrager bezorgd. § 3. Als de erkenning wordt geweigerd, kan de aanvrager geen aanspraak maken op een vergoeding voor de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die hebben plaatsgevonden om de erkenning te verkrijgen. § 4. De beslissing waarbij de erkenning wordt verleend bevat de volgende gegevens : 1° de naam en het adres van de erkende partnerorganisatie;2° de ingangsdatum en de termijn van de erkenning.
Art. 11.Om erkend te blijven, moet het VIVEL : 1° voldoen aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 7;2° elke wijziging van de statuten onmiddellijk aan het agentschap meedelen;3° de opdrachten en de taken, vermeld in artikel 2 en 3, uitvoeren;4° jaarlijks uiterlijk tegen 31 maart aan het agentschap een verslag bezorgen over de uitvoering van de opdrachten;5° jaarlijks uiterlijk tegen 31 maart aan het agentschap het financieel verslag van het voorbije werkingsjaar bezorgen;6° het actieplan voor elk volgend werkingsjaar ter goedkeuring aan het agentschap bezorgen voor 30 september;7° elke wijziging die betrekking heeft op de erkenning onmiddellijk aan het agentschap melden. HOOFDSTUK 5. - Procedure voor de schorsing en de intrekking van een erkenning
Art. 12.§ 1. De administrateur-generaal uit een voornemen tot schorsing of tot intrekking van de erkenning als het VIVEL niet meer voldoet aan de voorwaarden om erkend te blijven, vermeld in artikel 11. § 2. Het VIVEL wordt met een aangetekende zending op de hoogte gebracht van het voornemen tot schorsing of tot intrekking van de erkenning. Dat voornemen wordt gemotiveerd.
De aangetekende zending bevat naast het voornemen ook uitleg over de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij het agentschap.
Als het VIVEL geen bezwaarschift indient binnen vijfenveertig dagen nadat de aangetekende zending verstuurd is, wordt de beslissing van de administrateur-generaal tot schorsing of intrekking van de erkenning met een aangetekende zending aan het agentschap bezorgd. § 3. De beslissing tot schorsing vermeldt de begindatum, de periode van de schorsing en de voorwaarden die vervuld moeten zijn om de schorsing ongedaan te maken.
De administrateur-generaal bepaalt de termijn van de schorsing. Die termijn mag niet meer bedragen dan drie maanden. Op gemotiveerd verzoek van het VIVEL kan die termijn eenmalig maximaal drie maanden verlengd worden. Die aanvraag wordt door het VIVEL minstens dertig dagen voor de afloop van de initiële schorsingstermijn met een aangetekende zending aan het agentschap bezorgd. § 4. Als bij het beëindigen van de schorsingstermijn nog niet aan alle erkenningsnormen is voldaan, wordt de procedure tot intrekking van de erkenning gestart. § 5. De beslissing tot intrekking van de erkenning heeft uitwerking op de datum, vermeld in die beslissing. § 6. Als de erkenning wordt ingetrokken, kan het VIVEL geen aanspraak maken op een vergoeding voor de kosten die verbonden zijn aan activiteiten die hebben plaatsgevonden om de erkenning te behouden. HOOFDSTUK 6. - Procedure voor de intrekking van de erkenning op verzoek van het VIVEL
Art. 13.De administrateur-generaal kan de erkenning ook intrekken als het VIVEL daar aangetekend of tegen ontvangstbewijs rechtsgeldig om verzoekt. De beslissing van de administrateur-generaal wordt binnen drie maanden na de indiening van het verzoek, aangetekend met kennisgeving van ontvangst, aan het VIVEL bezorgd.
Het VIVEL brengt het agentschap binnen drie maanden op de hoogte van haar voornemen om de activiteiten vrijwillig stop te zetten, met de opgave van de datum waarop die beslissing uitwerking heeft. HOOFDSTUK 7. - Subsidiëring
Art. 14.Om in aanmerking te komen voor subsidiëring moet het VIVEL : 1° de voorwaarden, vermeld in artikel 11, naleven;2° een boekhouding voeren overeenkomstig artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het Beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.Het boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.
Art. 15.Binnen de beschikbare begrotingskredieten ontvangt het VIVEL voor de opdrachten, vermeld in artikel 2, een subsidie van 650.000 (zeshonderdvijftigduizend) euro per werkingsjaar.
Een werkingsjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december. Het eerste werkingsjaar kan korter zijn dan een volledig werkingsjaar.
Als het eerste werkingsjaar korter is dan een kalenderjaar, wordt de subsidie berekend in verhouding tot het aantal volledig gewerkte maanden.
Er is een voorafgaande goedkeuring van het agentschap vereist voor de vergoeding van de volgende kosten, als ze meer bedragen dan 2.000 (tweeduizend) euro : 1° de kosten voor reizen naar en verblijven in het buitenland;2° de reis- en verblijfskosten van buitenlandse deskundigen;3° de kosten die verbonden zijn aan leningen.
Art. 16.Het VIVEL ontvangt maximaal 90% van de subsidie als voorschot.
Het voorschot wordt in vier gelijke schijven uitbetaald. De eerste schijf wordt zo snel als mogelijk uitbetaald nadat de subsidie is vastgelegd. De volgende schijven worden respectievelijk in de laatste week van maart, de laatste week van juni en de laatste week van september uitbetaald.
Het saldo van de subsidie wordt uitbetaald nadat het agentschap het financieel verslag heeft goedgekeurd.
Art. 17.De subsidie, vermeld in artikel 15, wordt gekoppeld aan de afgevlakte gezondheidsindex, vermeld in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. Als de spilindex wordt overschreden, wordt de subsidie op 1 januari geïndexeerd conform artikel 2 tot en met 2quater van het voormelde koninklijk besluit.
Art. 18.§ 1. Elk jaar bezorgt het VIVEL aan het agentschap een inhoudelijk en financieel jaarverslag uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.
De documenten worden elektronisch naar het agentschap gestuurd.
Het inhoudelijk verslag bevat een beschrijving van de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 2, om het agentschap in staat te stellen om te evalueren in hoeverre de opdrachten zijn gerealiseerd.
Het agentschap kan de vorm van het inhoudelijk verslag nader bepalen.
Het agentschap kan beslissen om de elektronische versie van het inhoudelijk jaarverslag op zijn website te publiceren.
Het financieel verslag omvat : 1° de staat van ontvangsten en uitgaven, gegroepeerd per kosten- en inkomstensoort, als een enkelvoudige boekhouding of kasboekhouding wordt gevoerd, of de resultatenrekening als een dubbele boekhouding wordt gevoerd, met inbegrip van de oorsprong, de omvang en de besteding van de eventuele middelen die verkregen worden buiten dit subsidiebesluit en die aangewend worden voor activiteiten die verband houden met dit subsidiebesluit;2° per medewerker de naam, de functie, de gemiddelde tewerkstellingstijd over heel het werkingsjaar en het brutojaarloon;3° een genummerde lijst van de kosten en opbrengsten, met een verwijzing naar de begunstigde, het bedrag, een omschrijving en gerangschikt per kosten- of opbrengstensoort.De begunstigde houdt de originele bewijsstukken bij; 4° de opbouw en aanwending van de reserve;5° een afschrijvingstabel met de lopende en de nieuwe afschrijvingen als dat van toepassing is. Het agentschap kan de vorm van het financiële verslag nader bepalen. § 2. Het VIVEL bezorgt elk jaar en uiterlijk op 30 september een actieplan voor elk volgend werkingsjaar ter goedkeuring aan het agentschap.
De documenten worden elektronisch naar het agentschap gestuurd.
Het actieplan bevat een beschrijving van de concretisering en prioritering van de opdrachten die het VIVEL wil uitvoeren in het volgende werkingsjaar.
Art. 19.Het gedeelte van de toegekende subsidie dat de aanvaarde uitgaven overschrijdt, mag worden aangewend voor de aanleg van reserves.
Een reserve kan alleen aangewend worden om uitgaven te financieren die bijdragen tot de realisatie van de opdrachten, vermeld in artikel 2.
De reservevorming mag per werkingsjaar niet meer bedragen dan 10% van het geïndexeerde bedrag van de subsidie, vermeld in artikel 15, van het werkingsjaar in kwestie.
De totale opgebouwde reserve mag op het einde van een bepaald werkingsjaar nooit meer bedragen dan de helft van het geïndexeerde bedrag van de subsidie, vermeld in artikel 15, voor het werkingsjaar in kwestie.
Als er geen nieuwe erkenning wordt verleend, wordt de reserve integraal ingebracht bij de bepaling en vereffening van de subsidie van het laatste erkenningsjaar.
Art. 20.Alleen de kosten die betrekking hebben op de uitvoering van de opdrachten, vermeld in dit besluit, kunnen in rekening worden gebracht.
Het bedrag van de subsidie dat de toegelaten grenzen van de opbouw van de reserve, vermeld in artikel 19, overschrijdt, wordt teruggevorderd of niet uitbetaald. HOOFDSTUK 8. - Toezicht op de naleving van de erkennings- en subsidievoorwaarden
Art. 21.§ 1. Het agentschap controleert de naleving van de erkennings- en subsidievoorwaarden. Het kan daarover alle gegevens opvragen. § 2. De voortgang van de realisatie van de activiteiten wordt gecontroleerd en aangestuurd tijdens overlegmomenten met het agentschap.
Het overleg wordt door de begunstigde voorbereid en gedocumenteerd, zodat een goede voortgangscontrole mogelijk is. § 3. Als uit de voortgangscontrole of evaluatie door het agentschap blijkt dat de financiële verantwoording of de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 2, onvoldoende is, of als het subsidiebedrag te hoog blijkt, betaalt het agentschap een deel van de subsidie niet uit of vordert het een deel van de subsidie terug.
Art. 22.Het toezicht op de naleving van de bepalingen in dit besluit wordt georganiseerd overeenkomstig het decreet van 19 januari 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/01/2018 pub. 21/02/2018 numac 2018010830 bron vlaamse overheid Decreet houdende het overheidstoezicht in het kader van het gezondheids- en welzijnsbeleid sluiten houdende het overheidstoezicht in het kader van het gezondheids- en welzijnsbeleid en de uitvoeringsbesluiten ervan. HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen
Art. 23.De volgende besluiten worden opgeheven : 1° het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 09/09/2011 pub. 05/10/2011 numac 2011204876 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het Samenwerkingsplatform Eerstelijnsgezondheidszorg sluiten tot oprichting van het Samenwerkingsplatform Eerstelijnsgezondheidszorg;2° het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/10/2011 pub. 10/11/2011 numac 2011205588 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de aanwijzing van de leden van het Samenwerkingsplatform Eerstelijnsgezondheidszorg sluiten houdende de aanwijzing van de leden van het Samenwerkingsplatform Eerstelijnsgezondheidszorg, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 december 2011, 16 november 2012, 13 december 2013, 14 februari 2014, 5 december 2014 en 26 juni 2015.
Art. 24.De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 1 maart 2019.
De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN