gepubliceerd op 27 oktober 2011
Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende toepassing van het decreet van 30 april 2009 betreffende de ontwikkeling van leespraktijken ingericht door het Openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening en de openbare bibliotheken
19 JULI 2011. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende toepassing van het decreet van 30 april 2009 betreffende de ontwikkeling van leespraktijken ingericht door het Openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening en de openbare bibliotheken
De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op het decreet van 30 april 2009 betreffende de ontwikkeling van leespraktijken ingericht door het openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening en de openbare bibliotheken, inzonderheid op de artikelen 4, tweede lid, 6, 8, § 1, 12, tweede lid, 1° en 7° en het derde lid, 13, eerste lid, 14, § 3, 15, 16, §§ 2 en 3, 18, 1°, laatste lid, 2°, 19, § 4, 24, 25, 27, § 2, tweede lid, 28, §§ 4, 5 en 6 en 29, § 1;
Gelet op het advies van de Raad voor Openbare bibliotheken, gegeven op 6 juli 2011;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 mei 2011;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 9 juni 2011;
Gelet op het advies 49.830/4 van de Raad van State, gegeven op 6 juli 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister bevoegd voor de bibliotheken;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « Decreet » : het decreet van 30 april 2009 betreffende de ontwikkeling van leespraktijken ingericht door het openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening en de openbare bibliotheken;2° « Minister » : de Minister van de Franse Gemeenschap bevoegd voor de bibliotheken;3° « Inspectie » : de Algemene Inspectiedienst voor Cultuur van de Algemene Directie Cultuur van het Ministerie van de Franse Gemeenschap;4° « Raad » : de Raad voor openbare bibliotheken;5° « Gebruiker » : de individuele of collectieve gebruiker van het openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening. HOOFDSTUK 2. - Openbaar netwerk voor openbare lectuurvoorziening Afdeling I. - Operatoren van het Openbare netwerk voor openbare
lectuurvoorziening
Art. 2.De overeenkomst bedoeld in artikel 4, tweede lid, van het decreet, opgemaakt voor de uitvoering van het vijfjarenplan voor ontwikkeling, moet ten minste de toestemming van de inrichtende machten bevatten op de volgende elementen : 1° het vijfjarenplan voor ontwikkeling bedoeld in de artikelen 9, 10 en 11 van het decreet;2° de verdeling onder de verschillende inrichtende machten van het aantal forfaitaire subsidies als tegemoetkoming in de bezoldiging van de permanente leden;3° de inrichtende macht aangesteld tot coördinator van de plaatselijke bibliotheek die bevoegd is om de forfaitaire subsidie te ontvangen en te bestemmen voor de werking en de activiteiten die toegekend wordt met toepassing van het decreet;4° de voorwaarden voor de toegang tot de diensten voor de gebruikers inzonderheid de inschrijvingsvoorwaarden, de voorgestelde prestaties, de toegang tot de catalogus van de hulpbronnen;5° de wijzen van betrekkingen tussen de verschillende inrichtende machten met ten minste het beheer en het onderhoud van de catalogus, het overlegproces, de uitwisseling van zowel bibliotheconomische gegevens als deze waarbij de actie bestuurd kan worden;6° de nadere regels voor de uitwerking en de werking van het geïntegreerde systeem van informaticabeheer van de bibliotheek en de lokalisatie van de hulpbronnen van het geheel van de bibliotheken van de operator om deze toegankelijk te maken voor de gebruiker in alle vestigingen van de operator;7° de geldigheidsduur van de overeenkomst en de nadere regels voor de wijziging van deze overeenkomst.
Art. 3.Met toepassing van de artikelen 6 en 8, § 2, van het decreet heeft de Algemene Dienst Letteren en Boekwezen die als steunoperator werkt, ten doel : 1° de organisatie van de voortgezette opleiding van bibliothecarissen : a) door een programma te starten die aan de geïdentificeerde behoeften beantwoordt inzonderheid door de jaarlijkse evaluatie van het Openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening, het resultaat van de beroepsontmoetingen, de adviezen van de Raad, de studies, evaluaties en onderzoeken gevoerd op initiatief van de Algemene Dienst Letteren en Boekwezen;b) door een permanent overleg tussen de verschillende steunoperatoren te plegen;c) door de netwerken voor uitwisseling van praktijken te ondersteunen tussen de bibliothecarissen, inzonderheid door de uitwisseling van praktijken tussen alle operatoren te organiseren en dit met de medewerking van de Inspectie;d) door ten minste tweejaarlijkse colloquia of conferenties te organiseren;2° het online zetten van een portaal van de collectieve catalogussen van de Franse Gemeenschap die zorgt voor de toegang via internet van alle burgers tot de bibliografische informatie geopend door de bibliotheken van het Openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening;3° de organisatie van de goede werking van een online antwoorddienst op de vragen van de gebruikers, gebaseerd op de samenwerking van de rechtstreekse operatoren en de steunoperatoren;4° de organisatie van de werking van de Centrale reserve van het Openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening in de Franse Gemeenschap voor de afvoer en de heroriëntering van bepaalde documenten van de operatoren met als doel : a) de ontvangst, de bibliografische verwerking, de selectie met op oog op de bewaring, de heroriëntering of de vernietiging van de afgevoerde werken van de bibliotheken van het Openbare Netwerk voor openbare lectuurvoorziening;b) de fysieke bewaring van exemplaren van werken waarvan de staat dit mogelijk maakt of waarvan het vermogensbelang dit vereist;c) de interbibliotheek- lening van werken die ze bewaart als ze niet te vinden zijn in de collecties van de rechtstreekse operatoren;5° de steun aan operatoren van het Openbare Netwerk voor openbare lectuurvoorziening in hun evaluatie : a) door elk jaar analyses te verschaffen aan de operatoren van het Openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening zodat ze zich kunnen situeren binnen het netwerk;b) door de operatoren hulpbronnen voor de evaluatie van hun actie voor te stellen met de medewerking van de Inspectie;c) door het partnerschap tussen de rechtstreekse operatoren met behulp van de Inspectie aan te moedigen om gemeenschappelijke projecten op een grondgebied te ontwikkelen;6° de organisatie van acties ter bevordering van lectuurvoorziening of acties ter ontwikkeling van leespraktijken. Met toepassing van de artikelen 6 en 8, § 1, 3° en § 2, van het decreet organiseert de Algemene Dienst Letteren en Boekwezen die als steunoperator werkt : 1° de mutualisering van het bibliografische werk en de uitwisseling van de notities tussen de rechtstreekse operatoren en de steunoperatoren via hun deelname aan het portaal van de online collectieve catalogussen bedoeld in artikel 5, 1° ;2° een comité voor de overeenstemming tussen de praktijken van het catalogiseren om de coherentie van het portaal naar de collectieve catalogussen te versterken;dit comité is samengesteld uit ten minste een vertegenwoordiger van elke steunoperator of van een gemeenschap van geconventioneerde bibliotheken voor de organisatie van een collectieve catalogus; 3° de werking van een technische commissie voor de verrijking van bibliografische notities van het portaal van collectieve catalogussen en van de collectieve catalogus van artikelen van periodieken;deze commissie is samengesteld uit ten minste een vertegenwoordiger van elke steunoperator.
Met toepassing van de artikelen 6 en 8, § 1, 4° en § 2, van het decreet bezorgt de Algemene Dienst Letteren en Boekwezen die als steunoperator werkt, het personeel en de operatoren van het Openbare Netwerk voor Openbare lectuurvoorziening : 1° de publicatie van de bemiddelings- en animatiehulpbronnen uitgevoerd door de operatoren;2° de steun aan onderzoeksprogramma's daaromtrent en hun relevantie;3° de verdeling van de informatie over de professionelen : 4° de productie van documentaire hulpbronnen aan operatoren;5° de publicatie van periodieken en referentiewerken. Met toepassing van de artikelen 6 en 8, § 1, 5° en § 2, van het decreet is de Algemene Dienst Letteren en Boekwezen die als steunoperator werkt, ertoe gehouden : 1° de werkelijke synergie te organiseren tussen de verschillende steunoperatoren en, naargelang van de specifieke bekwaamheden, de verdeling van de gezamenlijke opdrachten zoals het opmaken van de collectieve catalogus en het register van de onderzochte periodieken, de coördinatie van de coöperatieve diensten die de vermenigvuldigbare taken onder de steunoperatoren verdelen;2° de ontwikkelingen van de actie van de rondreizende bibliotheken, samen met de betrokken rechtstreekse operatoren, te vergelijken en ze te integreren in de ontwikkeling van de lectuurvoorziening van de bevolkingsgroepen bedoeld bij andere rechtstreekse operatoren;3° de ontwikkelingen van de actie van de bijzondere bibliotheken te vergelijken, de middelen te bundelen, hun actie op te nemen in het beleid voor de integratie van de personen die door een handicap worden getroffen of die om fysieke redenen worden verhinderd zich te begeven naar de diensten die door de rechtstreekse operatoren worden geboden;4° het beleid te coördineren met de steunoperatoren van de interbibliotheek-lening op het grondgebied.
Art. 4.§ 1. Met toepassing van de artikelen 5, § 3, 6, 8, § 1, 3°, 5° en 11, 2°, van het decreet 1° creëren en beheren de steunoperatoren die de rechtstreekse operatoren bedienen voor een provincie of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een collectieve catalogus van de verzamelingen van de rechtstreekse operatoren gevestigd op hun bevoegdheidsgrondgebied;2° zorgen de bovenvermelde steunoperatoren voor de bijwerking van de collectieve catalogus bedoeld in 1°, ten minste twee keer per maand;3° worden de bovenvermelde steunoperatoren belast met : a) de organisatie van de regelmatige onderlinge verhouding tussen alle rechtstreekse operatoren gevestigd op hun grondgebieden van bevoegdheid, hun actie en hun resultaten;b) de organisatie van de onderlinge verhouding tussen de operatoren en de partners bedoeld in artikel 11, 3°, van het decreet, gevestigd op het bevoegdheidsgrondgebied;c) de coördinatie van het beheer van de collecties van de rechtstreekse operatoren op basis van de analyse van de stand van zaken van de collecties uit de collectieve catalogus(sen) en uit het portaal van de collectieve catalogussen van de Franse Gemeenschap en van het werkelijk of aan te moedigen gebruik van de collecties door de gebruikers;d) de verlening van hun hulp aan de rechtstreekse operatoren die de encyclopedische collecties beheren zoals bedoeld in artikel 18, 1°, a), van het decreet om de behoeften te bepalen om deze collecties te ontwikkelen en het beheersbeleid van deze collecties te coördineren met inbegrip van het aanschaf- en afvoerbeleid;e) de verlening van een pedagogische en logistieke hulp aan de rechtstreekse operatoren met het oog op hun conceptie en beheer van hun vijfjarenplan voor ontwikkeling;f) het voorstel van programma's van voortgezette opleiding aan de operatoren van hun bevoegdheidsgrondgebied. § 2. De kosten in verband met de organisatie van de collectieve catalogus van de collecties bedoeld in § 1, 1°, zullen verdeeld kunnen worden tussen de steunoperator en de rechtstreekse operatoren. Ze zullen aangerekend kunnen worden aan de rechtstreekse operatoren ofwel rechtstreeks door de technische dienstverleners waarop de steunoperator een beroep gedaan heeft, ofwel door de steunoperator zelf, ten gevolge van een verdeling van die kosten, gezamenlijk opgemaakt tussen de steunoperator en de rechtstreekse operator. Alle subsidies die verkregen worden in verband met de organisatie van de collectieve catalogus, zullen afgetrokken worden van het globaal bedrag van die kosten, vóór de verdeling.
De kosten die terugbetaald kunnen worden door de rechtstreekse operator kunnen opgemaakt worden op basis van : a) de kosten van de licenties voor het gebruik van de documentaire beheerssoftware zowel voor de centrale diensten als, in voorkomend geval, voor de einderubrieken, met uitzondering van de licenties in verband met het beheer van de bibliotheken die eventueel georganiseerd worden door dezelfde inrichtende macht als deze van de steunoperator;b) de kosten van het materiaal of van het onderhoud van het materiaal bestemd voor het opmaken en de raadpleging van de notities van de catalogus zowel voor de centrale diensten en, in voorkomend geval, voor de eindrubrieken;c) de kosten van het onderhoud, het hosten en de hernieuwing van de servers naar rata van de geheugenruimte van die servers bestemd voor de collectieve catalogus;d) de kosten in verband met de oprichting van mogelijke toepassingen waarbij de uitwisseling van gegevens vergemakkelijkt kan worden;e) de kosten van het beheer en de ontwikkeling van het webinterface met het oog op de publieke toegang tot de catalogus.
Art. 5.Met toepassing van de artikelen 5, § 3, 6 en 8, § 1, van het decreet 1° werken de steunoperatoren die de rechtstreekse operatoren bedienen voor een provincie of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest samen aan het online zetten van het portaal van de collectieve catalogussen : a) door, met de samenwerking van en onder de coördinatie van de Algemene Dienst Letteren en Boekwezen, de overheidsbestanden te beheren van alle collectieve databanken online op initiatief van de Algemene Dienst Letteren en Boekwezen;die samenwerking wordt georganiseerd volgens de nadere regels bepaald door een overeenkomst gesloten tussen de steunoperatoren en de Algemene Dienst Letteren en Boekwezen; b) door de provinciale of gewestelijke collectieve catalogus erin te schrijven, door hun systeem(en) technisch verenigbaar te stellen enerzijds voor de inzameling van hun collectieve catalogus(sen) volgens het OAI-PMH protocol verrijkt met gegevens van exemplaren voorzien in het MarcXchange-formaat en volgens de aanbevelingen voor de uitwisseling van gegevens van exemplaren in het UNIMARC-formaat; anderzijds, om rechtstreeks terug te komen op de notities van hun collectieve catalogus(sen) vanuit het portaal volgens de Open URL-norm (ANSI/NISO Z39.88-2004); c) door gratis toegang te geven aan de erkende bibliotheken die deelnemen aan een collectieve catalogus van hun steunoperator of aan een gesponsorde collectieve catalogus tot alle bibliografische notities rechtsvrij of opgemaakt door hun personeel en het personeel van de bibliotheken aangesloten bij hun collectieve catalogus waarbij het downloaden van deze notities vanuit het portaal toegelaten wordt.2° nemen de steunoperatoren die de rechtstreekse operatoren bedienen voor een provincie of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest deel aan de collectieve catalogus van artikelen van periodieken georganiseerd en online geplaatst door de Franse Gemeenschap door samen te werken aan het collectieve depouilleren, door de lokalisatie van de gedepouilleerde periodieken binnen hun grondgebied van bevoegdheid in te leiden en regelmatig bij te werken en dit ten minste twee keer per jaar;3° ontwikkelen de steunoperatoren die de rechtstreekse operatoren bedienen voor een provincie of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de interfaces die nodig zijn voor de voeding van het portaal alsook de invoer van bibliografische notities ervan zowel voor de steunoperator zelf als voor de rechtstreekse operatoren van zijn bevoegdheidsgrondgebied die deelnemen aan de collectieve catalogus van de steunoperator of een gesponsorde collectieve catalogus;die uitwisseling leeft de UNIMARC standaard na, in de vorm van ISO 2709 of MarcXchange (XML) en is uitgevoerd ofwel bij overdracht van bestanden ofwel via het uitwisselingsprotocol SRU of, bij gebreke hieraan, Z 3950. Afdeling 2. - Criteria voor de inrichting van de operatoren onderling
en voor de werking binnen het Openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening
Art. 6.Met het oog op de toepassing van artikel 8, § 1, 2°, van het decreet moeten de operatoren van de Openbare Dienst : 1° bibliografische notities opmaken met inachtneming van de regels van het ISBD en het voorstel van een eigen formaat dat overeenstemt met het UNIMARC-formaat of waarvan het mogelijk is om, zonder informatieverlies en in de digitale vorm, bibliografische gegevens uit te halen waarbij de structuur en de rijkdom vereist door het UNIMARC-formaat nageleefd worden;2° het UNIMARC-formaat gebruiken voor de uitwisseling van bibliografische notities tussen de openbare bibliotheken die verschillende beheerssystemen van bibliotheken gebruiken en voor de voeding van collectieve catalogussen op basis van gefuseerde gegevens, het UNIMARC-formaat in de recentste Franse versie, in de vorm van ISO 2709 of MarcXchange (XML);de uitwisseling gebeurt ofwel bij overdracht van bestanden, ofwel via het SRU protocol of, bij gebreke hieraan, Z 39.50; voor de behandeling van gegevens van exemplaren in het kader van een uitwisseling van bibliografische gegevens, moeten de operatoren de aanbevelingen 995 naleven in de recentste versie, voor de uitwisseling van gegevens van exemplaar in het UNIMARC-formaat; 3° de indexering maken van boeken, elektronische hulpbronnen, audiovisuele documenten en titels van tijdschriften in de computercatalogus van het Netwerk of van de collectieve catalogus waaruit hij bestaat, op basis van het register RAMEAU enerzijds, op basis ofwel van de UDC, ofwel van de rangschikking Dewey anderzijds. Het depouilleren van tijdschriften wordt, in voorkomend geval, uitgevoerd volgens het register RAMEAU; wanneer de indexering volgens de UDC en een indexering volgens Dewey gezamenlijk bestaan binnen eenzelfde catalogus, worden UDC en Demey verplicht in verschillende velden opgeladen.
Art. 7.Met het oog op de toepassing van artikel 8, § 1, 3° van het decreet beschikken de operatoren over een geïntegreerd computerbeheerssysteem van bibliotheek en maken ze, in al hun vestigingen, de lokalisatie mogelijk van documenten van het geheel van het bevoegdheidsgrondgebied van de operator toegankelijk voor de lezer via een OPAC. HOOFDSTUK 3. - De erkenning van de operatoren van de Openbare Dienst voor openbare lectuurvoorziening Afdeling I. - De erkenningsvoorwaarden
Art. 8.Om als geschoold personeel geacht te worden met toepassing van artikel 12, tweede lid, 3°, van het decreet en om in aanmerking te komen voor een subsidie zoals voorzien in artikel 18, 1°, van het decreet moet het personeel : 1° ofwel houder zijn van één van de volgende graden : a) master of licentiaat in informatie- en communicatietechnologieën en -wetenschappen b) bachelor bibliothecaris-documentalist of gegradueerde bibliothecaris-documentalist;c) gebrevetteerde bibliothecaris, eigen aan het sociaal hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type;d) overeenstemmend met een buitenlands bekwaamheidsbewijs erkend door de Regering van de Franse Gemeenschap als equivalent aan de graden opgenomen in 1°, a), b), c) ;2° ofwel titularis geweest zijn van een ambt van gesubsidieerde animator in het kader van het decreet van 24 oktober 2008 tot bepaling van de voorwaarden voor de subsidiëring van de tewerkstelling in de socio-culturele sectoren van de Franse Gemeenschap;3° ofwel geselecteerd worden door een examencommissie samengesteld uit ten minste de vertegenwoordigers van de inrichtende macht(en) van de operator van de Openbare Dienst voor lectuurvoorziening en een lid van de Inspectie op voordaarde dat hij/zij houder is van ten minste een bekwaamheidsbewijs dat nuttig is voor het hoger onderwijs van het korte type of het bewijs leveren van een nuttige bezoldigde beroepservaring van ten minste vijf jaar;4° ofwel ten minste houder zijn van een graad van bachelor in informatica of gegradueerde van het hoger onderwijs van het korte type in informatica.
Art. 9.§ 1. De rechtstreekse operatoren die minder dan drie permanente leden tewerkstellen, moeten ten minste over een permanent voltijds equivalent beschikken dat ressorteert onder het vormingsniveau bedoeld in artikel 8, 1°.
De rechtstreekse operatoren die drie permanente leden of meer tewerkstellen, moeten ten minste beschikken over : 1° een voltijds equivalent ressorterend onder het vormingsniveau bedoeld in artikel 8, 1° ;2° en twee permanenten leden die ten minste een bekwaamheidsbewijs van het hoger onderwijs van het korte type hebben en die aan één van de voorwaarden bedoeld in artikel 8 beantwoorden. § 2. Elke steunoperator moet ten minste twee permanente voltijdse equivalenten tewerkstellen die over één van de graden bedoeld in artikel 8, 1° beschikken en voor wat betreft de andere permanente equivalenten mensen die ten minste over een graad van het hoger onderwijs van het korte type beschikken en die één van de voorwaarden bedoeld in artikel 8 vervullen. § 3. Om zijn hoedanigheid van geschoold personeel te behouden met toepassing van artikel 12, tweede lid, 3°, van het decreet en om in aanmerking te komen voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 18, 1°, van het decreet, moet elk gesubsidieerd personeelslid ten minste 125 uren per periode van vijf jaar besteden aan beroepsopleidingen.
Art. 10.Met het oog op de toepassing van artikel 12, tweede lid, 4°, van het decreet, beschrijft de operator de verschillende ambten die hij vervult zoals beschreven in de bijlage 1, A of B bij dit besluit en bepaalt hij de infrastructuur nader waarbij hij zijn ambten kan vervullen. Die infrastructuren zijn eigen aan de operator, behoren tot een bepaalde partner of moeten nog opgericht of ingericht worden.
De lopende meters waarvan sprake is in bijlage 4, A of B, bij dit besluit kunnen uitsluitend gewaardeerd worden binnen de bibliotheken waaruit de operator bestaat.
De rechtstreekse operator moet over een winkel beschikken waarvan de oppervlakte voldoende is om aan zijn afvoerverplichtingen te voldoen.
Met uitzondering van de rondreizende bibliotheken moet de rechtstreekse operator over een lectuurzaal beschikken in ten minste één van zijn vestigingen.
Art. 11.Met het oog op de toepassing van artikel 12, tweede lid, 5°, van het decreet beschrijft de operator de verschillende ambten die hij vervult zoals beschreven in bijlage 1, A of B bij dit besluit en bepaalt hij het materieel en meubelen nader waarbij hij zijn ambten kan vervullen.
De lopende meters die beschikbaar zijn voor de verzamelingen, mogen niet lager zijn dan wat voorzien is in bijlage 4, A of B bij dit besluit.
Elke vestiging moet ten minste over een informaticarubriek beschikken die toegankelijk is tot het publiek voor de raadpleging van catalogussen en internet.
Art. 12.Met het oog op de toepassing van artikel 12, tweede lid, 6°, van het decreet beschikt de rechtstreekse operator over de verzamelingen die aangepast worden zoals bedoeld in bijlage 4, A of B, bij dit besluit.
Art. 13.Met toepassing van artikel 12, tweede lid, 7° van het decreet en van artikel 3 van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt, wordt de Ontwikkelingsraad voor openbare lectuurvoorziening samengesteld uit ten minste veertien leden evenwichtig verdeeld onder de verschillende categorieën waarvan : 1° voor een plaatselijke bibliotheek : a) drie vertegenwoordigers van instellingen actief op het culturele gebied;b) drie vertegenwoordigers van instellingen actief op het gebied van de sociale integratie, de alfabetisering of de voortgezette opleiding;c) drie vertegenwoordigers van onderwijsinstellingen gevestigd op het bevoegdheidsgrondgebied;d) drie vertegenwoordigers van individuele gebruikers van de bibliotheek;e) een vertegenwoordiger van de Inspectie van het bevoegdheidsgrondgebied en een permanent lid van de plaatselijke bibliotheek, leden van rechtswege van de Ontwikkelingsraad voor openbare lectuurvoorziening;2° voor een bijzondere bibliotheek : a) drie vertegenwoordigers van instellingen actief op het culturele gebied;b) drie vertegenwoordigers van instellingen actief op het gebied van de sociale integratie, de alfabetisering of de voortgezette opleiding;c) drie vertegenwoordigers van de beroepssector en/of leden van de beroepsinstellingen die in de activiteitensector van de bijzondere bibliotheek werken;d) drie vertegenwoordigers van individuele gebruikers van de bibliotheek;e) een vertegenwoordiger van de Inspectie van het bevoegdheidsgrondgebied en een permanent lid van de bijzondere bibliotheek, lid van rechtswege van de Ontwikkelingsraad voor openbare lectuurvoorziening;3° voor een rondreizende bibliotheek : a) drie vertegenwoordigers van instellingen actief zowel op het culturele gebied als op het bevoegdheidsgrondgebied van de rondreizende bibliotheek;b) drie vertegenwoordigers van instellingen actief zowel op het gebied van de sociale integratie, de alfabetisering of de voortgezette opleiding als op het actiegebied van de rondreizende bibliotheek;c) drie vertegenwoordigers van plaatselijke bibliotheken gevestigd op het actiegebied van de rondreizende bibliotheek;d) drie vertegenwoordigers van individuele gebruikers van de rondreizende bibliotheek;e) een vertegenwoordiger van de Inspectie van het bevoegdheidsgrondgebied en een permanent lid van de rondreizende bibliotheek, leden van rechtswege van de Ontwikkelingsraad voor de openbare lectuurvoorziening;4° voor de steunoperator : a) drie vertegenwoordigers van instellingen actief op het culturele gebied en die op het actiegebied van de steunoperator werken;b) drie vertegenwoordigers van instellingen actief zowel op het gebied van de sociale integratie, de alfabetisering of de voorgezette opleiding als op het actiegebied van de steunoperator;c) drie vertegenwoordigers van onderwijsinrichtingen gevestigd op het gebied van de steunoperator;d) drie vertegenwoordigers van rechtstreekse operatoren gevestigd op het bevoegdheidsgrondgebied van de steunoperator;e) een vertegenwoordiger van de Inspectie van het bevoegdheidsgrondgebied en een permanent lid van de steunoperator, leden van rechtswege van de Ontwikkelingsraad voor de openbare lectuurvoorziening. De Ontwikkelingsraad voor de openbare lectuurvoorziening nodigt een vertegenwoordiger van de provincie of van de Franse Gemeenschapscommissie uit om deel te nemen aan zijn werkzaamheden.
De activiteit van de Ontwikkelingsraad voor de openbare lectuurvoorziening draagt bij tot de doorlopende evaluatie van het vijfjarenplan voor ontwikkeling, die er deel van uitmaakt. Afdeling II. - De Erkenningsprocedure
Onderafdeling I. - De indiening van de aanvraag
Art. 14.De Minister stelt het model van de erkenningsaanvraag vast.
Overeenkomstig artikel 13, eerste lid, 1°, van het decreet wordt de erkenningsaanvraag ingediend bij de Dienst voor Openbare lectuurvoorziening volgens het model bedoeld in het eerste lid, in twee exemplaren en met de volgende documenten : 1° de beschrijving van het juridische statuut van de inrichtende macht(en) van de operator van de Openbare Dienst voor lectuurvoorziening of van de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken;2° voor de operatoren van het Openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening, a) indien de activiteit van de operator georganiseerd wordt door verschillende inrichtende machten, de overeenkomst gesloten tussen hen;b) het vijfjarenplan voor ontwikkeling en de erkenningscategorie bedoeld in artikel 27 aangevraagd op basis van het plan;3° voor de erkende representatieve organisaties van bibliothecarissen en bibliotheken, een plan met de werkings- en programmatiedoelstellingen overeenkomstig artikel 19, § 3, van het decreet. De erkenningsaanvraag moet vóór 31 maart ingediend worden van het jaar voorafgaand aan dat waarin de operator of de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken erkend wenst te worden.
Art. 15.Binnen de dertig dagen na de ontvangst van de erkenningsaanvraag, bevestigt de Dienst voor Openbare lectuurvoorziening ontvangst van de aanvraag en deelt de ontvankelijkheid van het dossier mee aan de operator of aan de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken.
Voor elk dossier dat het bepaalde van artikel 14, eerste lid niet naleeft, zal bijkomende informatie aangevraagd worden binnen de dertig dagen na de ontvangst ervan. De operator heeft een termijn van dertig dagen om de aangevraagde bijkomende informatie te geven.
Bij gebrek aan antwoord van de operator of van de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken binnen de termijnen bepaald in het tweede lid of indien het gegeven antwoord onvolledig of onaangepast is, wordt de aanvraag als onontvankelijk geacht. De Dienst voor openbare lectuurvoorziening zal dit bevestigen binnen de acht dagen in een brief.
De erkenning wordt toegekend op 1 januari van het jaar volgend op dat van de indiening van de aanvraag.
Onderafdeling II. - Het advies van de Diensten van de Regering en van de Raad
Art. 16.§ 1. De Dienst voor openbare lectuurvoorziening bezorgt de erkenningsaanvraag aan de Inspectie voor advies. Dit advies wordt uitgebracht aan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening ten laatste voor 30 juni van het boekjaar waarin het dossier ontvankelijk verklaard werd overeenkomstig artikel 15.
Bij gebrek aan een advies binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, wordt aan de adviesvereiste voorbijgegaan. § 2. De Dienst voor openbare lectuurvoorziening bezorgt het advies van de Inspectie aan de Raad ten laatste op 15 juli van het boekjaar waarin het dossier ontvankelijk werd verklaard overeenkomstig artikel 15.
De Raad brengt zijn advies uit voor 30 september.
Bij gebrek aan een advies binnen de termijn bedoeld in het tweede lid, wordt aan de adviesvereiste voorbijgegaan. § 3. De Dienst voor openbare lectuurvoorziening bezorgt de Minister een voorstel met de adviezen van de Inspectie en van de Raad tegen 31 oktober ten laatste.
Art. 17.Bij ontvangst van de adviezen van de Inspectie en de Raad beschikt de Minister over een termijn van vijfenveertig dagen om een beslissing te nemen.
De Dienst voor openbare lectuurvoorziening deelt de operator of de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken de beslissing mee van de Minister en dit binnen de veertien dagen na de ontvangst van de beslissing van de Minister.
Onderafdeling III. - Het beroep tegen een beslissing betreffende een erkenningsaanvraag.
Art. 18.§ 1. De operator van het Openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening of de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken beschikt, na ontvangst van de mededeling van de beslissing bedoeld in artikel 17, eerste lid, over een termijn van dertig dagen om een beroep in te dienen bij de Minister, met afschrift aan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening.
Dit beroep wordt per aangetekende brief ingediend. De aangetekende brief kan op verschillende manieren elektronisch gestuurd worden door aan de volgende voorwaarden te beantwoorden : het krijgen van het bewijs van de verzending alsook het ogenblik van de verzending en het bewijs van de identiteit van de verzender.
Het beroep bepaalt de elementen nader waarop de operator van het Openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening of de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken zich baseert om de beslissing van de Minister te betwisten en of de operator van het Openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening door de Raad wenst verhoord te worden.
De Dienst voor openbare lectuurvoorziening bezorgt de inrichtende macht(en) van de operator van het Openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening of de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken binnen de acht dagen een ontvangstbewijs. Binnen de acht dagen stuurt hij een dossier voor advies met het beroep aan de Inspectie en de Raad. § 2. De Raad en de Inspectie beschikken over een termijn van vijfenveertig dagen om een advies uit te brengen over het beroep. § 3. De Dienst voor openbare lectuurvoorziening legt de Minister een voorstel voor met de adviezen van de Inspectie en van de Raad binnen de veertien dagen na de termijn bepaald in § 2.
De Minister beschikt over een termijn van dertig dagen na de ontvangst van het voorstel en de adviezen bedoeld in het eerste lid om zijn beslissing te nemen.
De Dienst voor openbare lectuurvoorziening deelt binnen de tien dagen de beslissing mee aan de operator van het Openbare netwerk voor openbare lectuurvoorziening of aan de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken. Afdeling III. - Het behoud van de erkenning
Onderafdeling I. - De Evaluatie van het vijfjarenplan met het oog op het behoud van de erkenning.
Art. 19.Met toepassing van de artikelen 14, § 1, en 15, c) van het decreet worden het algemene uitvoeringsverslag en het nieuwe vijfjarenplan voor ontwikkeling ten laatste op 31 januari van het vijfde jaar van het lopende vijfjarenplan, in twee exemplaren, bij de Dienst voor openbare lectuurvoorziening neergelegd.
De adviezen van de Raad en de Inspectie worden, overeenkomstig artikel 15, d), van het decreet, vóór 1 september van het vijfde jaar uitgebracht.
Overeenkomstig artikel 15, e), van het decreet, bezorgt de Dienst voor Openbare lectuurvoorziening de Minister vóór 15 oktober zijn voorstellen met de adviezen bedoeld in het tweede lid.
Na ontvangst van de voorstellen van de Dienst voor openbare lectuurvoorziening, de adviezen bedoeld in het tweede lid en de evaluatie uitgevoerd na het vijfjarenplan, beschikt de Minister over een termijn van dertig dagen om zijn beslissing te nemen. Bij het niet-behoud van de erkenning is de procedure van intrekking van de erkenning beschreven in hoofdstuk V van het decreet en in artikel 30 van toepassing.
Art. 20.De doorlopende evaluatie voorzien in artikel 14, §§ 1 en 2, van het decreet, wordt uitgevoerd met de steun aan de Inspectie.
Tijdens de verwezenlijking van het ontwikkelingsplan volgen de operatoren het evaluatiesysteem beschreven in het plan en stellen ze alles in het werk om de nodige en voorziene elementen te verenigen : het beheer van de data van de evaluatie, het voorleggen van nuttige gegevens, de deelname van personen aangesteld om de evaluatie uit te voeren.
Onderafdeling 2. - Het toezicht
Art. 21.§ 1. Het dossier ter verantwoording van de subsidies bedoeld bij artikel 16, § 1, van het decreet, bestaat uit een boekhoudkundig verslag en een activiteitenverslag.
Deze stemmen overeen met de modellen opgenomen als bijlage 2 bij het besluit.
Het boekhoudkundig verslag - of, indien het uit meerdere resultatenrekeningen samengesteld wordt, iedere rekening - wordt opgenomen op de internetsite van de openbare bibliotheken van de Franse Gemeenschap. Als er geen elektronische handtekening is, wordt een papieren exemplaar getekend door de betrokken inrichtende macht(en). § 2. Overeenkomstig artikel 16, § 2, 1°, van het decreet moet het boekhoudkundig verslag aan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening toegezonden worden ten laatste tegen 30 juni van het jaar dat volgt op dat waarvoor de subsidies toegekend worden. § 3. De representatieve organisaties van bibliothecarissen en bibliotheken die subsidies genieten overeenkomstig artikel 19, § 1, van het decreet, dienen een dossier in ter verantwoording van de aanwending van deze, dossier bestaande uit een boekhoudkundig verslag en een activiteitenverslag.
Het verantwoordingsdossier bedoeld bij het eerste lid stemt overeen met het model als bijlage 3. Het boekhoudkundig verslag wordt opgenomen op de internetsite van de Franse Gemeenschap en, als er geen elektronische handtekening is, wordt een papieren exemplaar ondertekend door de vertegenwoordigers van de betrokken organisatie.
Het boekhoudkundig verslag moet aan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening ten laatste tegen 30 juni van het jaar dat volgt op dat waarvoor de subsidies toegekend worden, toegezonden worden.
Art. 22.De Dienst voor openbare lectuurvoorziening oefent het toezicht uit op de aanwending van de subsidies toegekend overeenkomstig de artikelen 21 en 23.
Ingeval de voorwaarden bepaald bij de artikelen 16, § 2, 1°, en 19 van het decreet, niet in acht worden genomen, maakt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening de zaak bij de Inspectie en de Raad vóór 31 augustus aanhangig.
De Inspectie en de Raad brengen een advies vóór 15 oktober uit.
De Dienst voor openbare lectuurvoorziening zendt aan de Minister, ten laatste tegen 1 november, zijn voorstellen over samen met het advies van de Raad en dat van de Inspectie.
De Minister beschikt over een termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van deze documenten om een beslissing te nemen over het al dan niet behouden van de subsidies en van de erkenning. Ingeval wordt besloten de subsidies of de erkenning in te trekken, zijn hoofdstuk V van het decreet en artikel 30 van toepassing.
Art. 23.§ 1. De subsidie bedoeld bij artikel 18, 1°, laatste lid, van het decreet wordt verantwoord in het boekhoudkundig verslag door de in aanmerking komende lasten als volgt : 1° de bezoldiging of de jaarlijkse brutowedde bepaald als de gewone bezoldiging, de bezoldiging betreffende afwezigheden waarvoor de bezoldiging behouden wordt, de loontoeslag, de bezoldiging die gewaarborgd wordt in geval van ziekte en ongeval, de toelagen en vergoedingen, de verlofspremie, de eenvoudige vertrekpremie;2° het gewaarborgde loon dat niet onderworpen wordt aan de bijdragen sociale zekerheid;3° de mogelijke eindejaarspremie;4° de bijdragen sociale zekerheid die ten laste zijn van de werkgever, met inbegrip van de jaarlijkse bijdrage bestemd voor het stelsel van het jaarlijkse verlof van de handarbeiders;5° de tegemoetkoming voor vervoerskosten tussen de woon- en de werkplaats;6° de verzekering voor arbeidsongevallen;7° de mogelijke kosten van het maatschappelijk secretariaat;8° de kosten om maatschappelijke abonnementen. Onverminderd artikel 26 van het decreet, in geval van afdanking, kan de afdankingspremie enkel de subsidie verantwoorden als deze een werkelijk gepresteerde arbeid vertegenwoordigt. § 2. Iedere inrichtende macht van een plaatselijke bibliotheek die subsidies geniet bedoeld bij artikel 18, 1°, van het decreet en waarvan de activiteit ingericht wordt door meerdere inrichtende machten, moet het aantal forfaitaire subsidies als tegemoetkoming in de bezoldigingen van permanente personeelsleden verantwoorden die hem toegekend worden krachtens de overeenkomst getekend tussen de inrichtende machten.
Deze subsidies worden rechtstreeks door de Diensten van de Regering aan elke inrichtende macht uitbetaald, volgens de verdeling opgenomen in de overeenkomst bepaald met toepassing van artikel 4, tweede lid, van het decreet en van artikel 2, 2°. § 3. Indien een publiekrechtelijke inrichtende macht, die subsidies bedoeld bij artikel 18, 1° geniet, slechts gedeeltelijk bijdraagt in de loonlast van het personeel dat in aanmerking wordt genomen voor de hem toegekende subsidies, kan de permanente betrekking één of meerdere subsidies niet genieten die, toegevoegd aan de subsidie bedoeld bij artikel 18, 1°, van het decreet, de werkelijke uitgaven van de inrichtende machten waarvoor deze subsidies bestemd worden, overschrijden. § 4. Het aantal betrekkingen bedoeld bij artikel 18, 1°, van het decreet wordt voor een publiekrechtelijke inrichtende macht op een volledig jaar verantwoord. In geval van gedeeltelijke bezetting, wordt de subsidie verschuldigd in functie van de berekening van het bezettingspercentage in referentie tot een voltijds equivalent zoals bepaald in het arbeidsreglement, de arbeidsovereenkomst of het statuut. Het bezettingspercentage wordt op basis van de gepresteerde of de daarmee gelijkgestelde periodes die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de bezoldiging, berekend. § 5. Gedurende de terbeschikkingstelling van de statutaire ambtenaar, zal de subsidie uitbetaald worden tegen zestig procent dat overeenkomt met de wachtwedde van de ambtenaar.
Art. 24.§ 1. Om de subsidies bedoeld bij artikel 18, 1° en 2°, en bij artikel 19, eerste lid, van het decreet, te verantwoorden, dienen de operators en de erkende representatieve organisaties van bibliothecarissen en bibliotheken uitgaven in betreffende hetzelfde jaar als het jaar waarop de subsidies op de begroting van de Franse Gemeenschap worden aangerekend.
Indien een operator of een erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken, gedurende twee opeenvolgende jaren, de aanwending van het geheel van de subsidies niet verantwoordt, is de procedure bedoeld bij de artikelen 24 en volgende van het decreet en van artikel 30 van toepassing. § 2. De operator of een erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken is ertoe gehouden gedurende vijf jaar, vanaf 1 januari van het jaar volgend op het jaar van de toekenning van de subsidies, alle boekhoudkundige stukken tot verantwoording van de aanwending van de toegekende subsidies te behouden en deze ter beschikking te stellen ter nazicht, overeenkomstig de algemene bepalingen die toepasselijk zijn op de begrotingen, het nazicht van de subsidies en de boekhouding van de Gemeenschappen en de Gewesten, alsook de organisatie van het toezicht door het Rekenhof. HOOFDSTUK 4. - Voorwaarden voor de toekenning van de subsidies
Art. 25.Met toepassing van artikel 18, 1°, van het decreet, wordt het bedrag van de subsidies toegekend als forfaitaire tegemoetkoming in de bezoldiging van de permanente personeelsleden van de publiekrechtelijke operatoren of operatoren die publiekrechtelijke inrichtende machten bijeenbrengen, op 20.000 euro bepaald.
Art. 26.§ 1. Met toepassing van artikel 18, 1°, a), van het decreet, dient, ten laatste tegen 31 december van het jaar voorafgaand aan dat gedurende hetwelk ze haar erkenning of het behoud van haar erkenning aanvraagt, de plaatselijke bibliotheek die de circulatie van een encyclopedische collectie beschikbaar wenst te maken voor de rechtstreekse operatoren en de gebruikers van de Dienst voor openbare lectuurvoorziening van een grondgebied dat breder is dan haar bevoegdheidsgrondgebied, een bijkomende aanvraag in bij de steunoperator van haar provincie of van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest samen met een afschrift aan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening.
De steunoperator raadpleegt in overleg het geheel van de aanvragende plaatselijke bibliotheken en stelt aan de Algemene dienst Letteren en Boekwezen een met redenen omklede verdeling voor van al of deel van de subsidies bepaald bij artikel 18, 1°, a), van het decreet, onder andere in functie van de leesbehoeften die geïdentificeerd werden op het grondgebied, van de noodwendigheden inzake aanschaffing in verband met de vijfjarenplannen voor ontwikkeling van de verschillende bibliotheken die de plaatselijke bibliotheken zich voornemen te bedienen en van een uitgebalanceerde verdeling van de subsidies voor het geheel van de betrokken plaatselijke bibliotheken.
Dit voorstel wordt aan de diensten van de Regering vóór 1 maart van het jaar volgend op dat van de indiening van de aanvraag overgezonden. § 2. De plaatselijke bibliotheken die subsidies krijgen als tegemoetkoming in de bezoldiging van permanente personeelsleden overeenkomstig artikel 18, 1°, a), tweede lid, van het decreet kunnen een associatie aangaan met een steunoperator met als doel de terbeschikkingstelling voor het publiek van encyclopedische collecties die tot deze steunoperator behoren. In dit geval bepalen de plaatselijke bibliotheek en de steunoperator de voorwaarden van hun medewerking in een overeenkomst.
Art. 27.§ 1. Voor de plaatselijke bibliotheken wordt het bedrag van de forfaitaire subsidies voor de werking en de activiteiten bedoeld bij artikel 18, 2°, van het decreet berekend volgens de hiernavolgende tabel.
De vermelde bedragen zijn geldig voor elke categorie zoals opgenomen in de bijlage 4 A bij dit besluit.
Aantal inwoners van het bevoegdheidsgrondgebied
Categorie 1
Categorie 2
Categorie 3
Categorie 4
Minder dan 15.000
5.000
15.000
30.000
45.000
Van 15.000 tot minder dan 25.000
5.000
20.000
40.000
60.000
Van 25.000 tot minder dan 35.000
5.000
20.000
40.000
70.000
Van 35.000 tot minder dan 50.000
5.000
25.000
55.000
85.000
Van 50.000 tot minder dan 80.000
10.000
30.000
60.000
90.000
Van 80.000 tot minder dan 110.000
10.000
30.000
60.000
90.000
Van 110.000 tot minder dan 140.000
10.000
30.000
60.000
95.000
Van 140.000 tot minder dan 170.000
10.000
35.000
70.000
110.000
170.000 en meer
10.000
35.000
70.000
110.000
§ 2. Voor de rondreizende bibliotheken wordt het bedrag van de forfaitaire subsidies voor de werking en activiteiten bedoeld bij artikel 18, 2°, van het decreet berekend volgens de hierna opgenomen tabel.
De opgenomen bedragen zijn geldig voor elke categorie zoals bepaald in de bijlage 4 A bij dit besluit.
Categorie 1
Categorie 2
Categorie 3
Categorie 4
15.000
15.000
20.000
25.000
§ 3. Voor de bijzondere bibliotheken wordt het bedrag van de forfaitaire subsidies voor de werking en activiteiten bedoeld bij artikel 18, 2°, van het decreet berekend volgens de hierna opgenomen tabel.
De opgenomen bedragen zijn geldig voor elke categorie zoals bepaald in de bijlage 4 A bij dit besluit.
Categorie 1
Categorie 2
Categorie 3
Categorie 4
5.000
10.000
10.000
15.000
§ 4. Voor de steunoperatoren wordt het bedrag van de forfaitaire subsidies voor de werking en activiteiten bedoeld bij artikel 18, 2°, van het decreet berekend volgens de hierna opgenomen tabel.
De opgenomen bedragen zijn geldig voor elke categorie zoals bepaald in de bijlage 4 B bij dit besluit.
Aantal inwoners van het bevoegdheidsgrondgebied
Categorie 1
Categorie 2
Categorie 3
Categorie 4
Minder dan 750.000
15.000
20.000
30.000
35.000
Van 750.000 tot minder dan 1.000.000
15.000
20.000
30.000
35.000
1.000.000 en meer
20.000
25.000
35.000
40.000
Art. 28.Met toepassing van artikel 18, 4°, van het decreet, worden in de motiveringsnota bedoeld in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 18 december 2003 houdende toepassing van de artikelen 4 en 6 van het decreet van 17 juli 2002 betreffende de toekenning van toelagen aan plaatselijke overheden voor culturele infrastructuurprojecten, de krachtlijnen van de activiteit van de operator voor de twintig komende jaren vermeld.
De motiveringsnota bedoeld in het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 18 december 2003 houdende toepassing van de artikelen 4 en 6 van het decreet van 17 juli 2002 betreffende de toekenning van toelagen aan plaatselijke overheden voor culturele infrastructuurprojecten, vermeldt de functies die het ontwerp van bibliotheek zal moeten verwezenlijken in verband met het vijfjarenplan voor ontwikkeling van de lectuur samen met de categorie zoals bepaald in artikel 27, waarin de operator van het Openbaar netwerk voor lectuurvoorziening erkend wenst te worden. Voor iedere van deze functies bepaalt de operator of ze aanwezig is in het bestaande gebouw, of ze vervuld kan worden via een ander gebouw of of ze zich in het komende gebouw zal moeten bevinden.
Hij dient tevens een organogram in waarin de articulatie van de functies duidelijk wordt gemaakt.
Art. 29.De forfaitaire werking- en activiteitensubsidie bedoeld bij artikel 19, eerste lid, van het decreet bedraagt 40.000 euro.
Met toepassing van artikel 19, vierde lid, van het decreet, en gedurende de vijf jaren van de programmaovereenkomst gesloten met de Franse Gemeenschap moeten de erkende representatieve organisaties van bibliothecarissen en bibliotheken : 1° onder een minimum van 200 aangeslotenen die een jaarlijkse bijdrage betalen minstens 50 personen die personeelsleden zijn, bedragen die een ambt uitoefenen binnen een operator die een subsidie kan verantwoorden als rechtstreekse of steunoperator erkend in het kader van het decreet of van dit besluit;2° activiteiten inrichten en hun leden aanwerven in minstens drie provincies of in twee provincies en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;3° over een informatiebulletin beschikken ter bestemming van hun leden;4° minimum een jaarlijkse meeting inrichten voor al hun leden in de Franse Gemeenschap met als doel hun informatie, opleiding en documentatie;5° minimum een actie met hun leden en de vertegenwoordigers van andere beroepen van de cultuur- of documentairesector inrichten om tot een evaluatie en een dynamiseren te komen van de partnerschappen gesloten om de actieplannen van de sector te verwezenlijken;6° minimum twee projecten organiseren met als doel de concrete integratie van opleidingstrajecten van hun leden in de huidige opdrachten van bibliotheken ter bestemming van een gevarieerd publiek. HOOFDSTUK 5. - Intrekking van de subsidies en van de erkenning
Art. 30.§ 1. De beslissing tot intrekking van de subsidie zoals bedoeld bij artikel 25 van het decreet heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die de op kennisgeving volgt.
Deze beslissing is geldig voor een periode van één jaar gedurende hetwelk de operator een verantwoordingsdossier kan samenstellen dat hij ten laatste op het einde van de periode van intrekking van de subsidie indient. § 2. Indien, op het einde van de periode van één jaar bedoeld bij § 1, de operator geen verantwoordingsdossier heeft ingediend of als dit dossier niet de elementen bevat die noodzakelijk zijn voor de hervatting van de subsidieverlening aan genoemde operator, wordt een procedure tot intrekking ven de erkenning ingesteld overeenkomstig artikel 24 van het decreet.
De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt genomen binnen de drie maanden die volgen op het verstrijken van de termijn van één jaar zoals bepaald bij de eerste paragraaf. § 3. De operator kan een beroep instellen bij de Minister tegen de beslissing tot intrekking van de subsidie of erkenning, binnen de dertig dagen na de kennisgeving van genoemde beslissing.
De Minister beslist over dit beroep binnen de zestig dagen. HOOFDSTUK 6. - Evaluatie van de Dienst voor openbare lectuurvoorziening
Art. 31.Ieder jaar zendt de operator vóór 31 mei aan de Algemene dienst Letteren en Boekwezen een bijdrage tot de evaluatie van het Openbaar netwerk voor lectuurvoorziening over.
Deze bestaat uit : 1° het activiteitenverslag bedoeld bij artikel 16 van het decreet;2° een geheel van kwantitatieve en kwalitatieve gegevens, opgesomd in een formulier gezonden gedurende het laatste kwartaal van het refertejaar. De Minister stelt het modelformulier voor het inzamelen van de gegevens op. HOOFDSTUK 7. - Samenstelling van een gegevensbank
Art. 32.§ 1. In geval van samenstelling van een gegevensbank en met toepassing van artikel 28, § 4, tweede lid, van het decreet, is de directeur-generaal van Cultuur verantwoordelijk voor het bestand.
De rechtstreekse operatoren zenden hem tegen 31 maart van het jaar volgend op het refertekalenderjaar, op zijn uitdrukkelijke aanvraag, de gegevens opgenomen in artikel 28, § 2, van het decreet in elektronische vorm.
De Minister bepaalt het modelformulier. § 2. Het bedrijf voor het beheer van de rechten bedoeld bij artikel 28, § 5, van het decreet kan een aanvraag om raadpleging indienen bij de Dienst voor openbare lectuurvoorziening vóór 30 september van het jaar dat op het refertekalenderjaar volgt. De Dienst voor openbare lectuurvoorziening deelt zijn antwoord ten laatste op 1 november. De raadpleging vindt plaats tussen 15 november en 15 december op een datum waarmee instemming werd betuigd zowel door het bedrijf voor het beheer van de rechten als door de directeur-generaal van Cultuur. Het bedrijf voor het beheer van de rechten wijst in haar midden maximum twee vertegenwoordigers aan om voor de raadpleging te zorgen. HOOFDSTUK 8. - Evaluatie van het decreet
Art. 33.De Algemene dienst Letteren en Boekwezen betrekt bij de procedure voor de evaluatie van het decreet en van de toepassing ervan de rechtstreekse operatoren van het Netwerk voor openbare lectuurvoorziening alsook de steunoperatoren.
Te dien einde organiseert hij minstens één presentatie van de methodologie en, daarna, van de resultaten van de evaluatie bij de Raad.
Overeenkomstig artikel 29 van het decreet, maakt de evaluatie het voorwerp uit van een inzameling van gegevens bij de operatoren. Deze gegevens steunen op indicatoren die tot doel hebben de ontwikkeling, zowel kwantitatief als kwalitatief, te schatten van leespraktijken veroorzaakt door het decreet. Deze indicatoren hebben onder andere betrekking op de evolutie veroorzaakt door de toepassing van het decreet inzake : 1° diversificatie van de bevolking getroffen door de actie van de rechtstreekse operatoren;2° definitie van de strategieën voor de ontwikkeling van leespraktijken;3° verhoging van de bemiddelingspraktijken met de individuele en collectieve gebruikers : 4° evolutie van het mutualiseren van de productie van diensten van de entiteiten van het Netwerk voor openbare lectuurvoorziening;5° variatie van het aantal erkenningen tijdens de in acht genomen periode;6° voortgezette vorming van de permanente personeelsleden. HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen Afdeling 1. - Overgangsbepalingen
Art. 34.Het personeel dat aan de voorwaarden bepaald bij artikel 40 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 14 maart 1995 betreffende de organisatie van de openbare dienst voor lectuurvoorziening voldoet en in dienst genomen wordt door een steun- of rechtstreekse operator die erkend is gedurende de overgangsperiode bedoeld bij artikel 34 van het decreet, wordt geacht de voorwaarden bepaald bij artikel 8, 1° te vervullen.
Art. 35.Bij wijze van overgangsmaatregel en voor de periode gaande van de inwerkingtreding van het besluit tot het einde van de periode van vier jaar bedoeld bij artikel 34, tweede lid, van het decreet, kan de aanvraag tot erkenning bedoeld bij artikel 14 op elk moment van het jaar ingediend worden. Gedurende deze periode worden de termijnen opgenomen in de artikelen 14 tot 17 gewijzigd zoals vermeld in de artikelen 36 tot 42.
Art. 36.Zolang de steunoperator niet erkend is, kan de verdeling van de subsidies bedoeld bij artikel 18, 1°, a), vijfde lid, van het decreet door de bibliotheek erkend als centrale bibliotheek voorgesteld worden met toepassing van het decreet van 28 februari 1978 tot instelling van de Openbare Dienst voor openbare Lectuurvoorziening, voor de betrokken provincie of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Art. 37.In afwijking van artikel 14, tweede lid, moet de aanvraag om erkenning op 1 januari 2011 vóór 16 september 2011 ingediend worden.
In afwijking van artikel 15 bericht de Dienst voor openbare lectuurvoorziening ontvangst van de aanvraag om erkenning en geeft binnen de acht dagen na de ontvangst van het dossier van aanvraag om erkenning aan de operator of aan de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken kennis van de formele ontvankelijkheid van het dossier. Indien het dossier niet ontvankelijk is, kan de aanvraag om erkenning niet behandeld worden en zal een nieuwe aanvraag ingediend worden met inachtneming van de termijnen bepaald bij de artikelen 38 tot 43.
In afwijking van artikel 16 : 1° zendt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening de aanvraag om erkenning aan de Inspectie om advies over binnen de acht dagen van de ontvangst van het dossier;het advies van de Inspectie wordt uitgebracht aan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening ten laatste tegen 15 oktober 2011. Zo niet, dan wordt met dat advies geen rekening gehouden. 2° zendt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening de aanvraag om erkenning aan de Raad over binnen de acht dagen van de verklaring tot formele ontvankelijkheid van het dossier en het advies van de Inspectie binnen de acht dagen na ontvangst ervan;het advies van de Raad wordt uitgebracht ten laatste tegen 25 oktober 2011. Zo niet, dan wordt met dat advies geen rekening gehouden. 3° legt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening aan de Minister een voorstel voor samen met het advies van de Inspectie en het advies van de Raad ten laatste tegen 28 oktober 2011.
Art. 38.In afwijking van artikel 14, tweede lid, moet de aanvraag om erkenning op 1 januari 2012 tussen 19 september en 31 december 2011 ingediend worden.
In afwijking van artikel 15 : 1° bericht de Dienst voor openbare lectuurvoorziening ontvangst van de aanvraag om erkenning en geeft aan de operator of aan de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken kennis van de formele ontvankelijkheid van het dossier binnen de veertien dagen na de ontvangst van het dossier;voor elk dossier dat artikel 14, eerste lid, niet in acht neemt, wordt een aanvraag om aanvullende informatie binnen de veertien dagen vanaf de ontvangst gestuurd; 2° beschikt de operator of de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken over een termijn van veertien dagen om de gevraagde aanvullende informatie te verlenen;indien de aanvullende informatie binnen de termijnen wordt overgezonden, beschikt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening over een termijn van acht dagen vanaf ontvangst ervan om ontvangst en ontvankelijkheid ervan te berichten; 3° als geen antwoord wordt gegeven door de operator of de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken binnen de gestelde termijnen of indien het gegeven antwoord onvolledig of onaangepast wordt geacht, wordt de aanvraag ook als onontvankelijk geacht, waarvan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening binnen de acht dagen per brief bevestiging geeft. In afwijking van artikel 16 : 1° zendt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening de aanvraag om erkenning aan de Inspectie om advies over binnen de veertien dagen van de ontvangst van het dossier;het advies van de Inspectie wordt uitgebracht aan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening ten laatste tegen 15 maart 2012. Zo niet, dan wordt met dat advies geen rekening gehouden. 2° zendt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening aan de Raad het advies van de Inspectie binnen de acht dagen na ontvangst ervan of, indien het gunstig wordt geacht gij gebrek aan een advies, ten laatste binnen de acht dagen na deze vaststelling;het advies van de Raad wordt uitgebracht ten laatste tegen 30 april 2012. Zo niet, dan wordt met dat advies geen rekening gehouden. 3° legt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening aan de Minister een voorstel voor samen met het advies van de Inspectie en het advies van de Raad ten laatste tegen 31 mei 2012.
Art. 39.§ 1. In afwijking van artikel 14, tweede lid, moet de aanvraag om erkenning op 1 juli 2012 tussen 1 januari en 30 april 2012 ingediend worden. § 2. In afwijking van artikel 15 : 1° bericht de Dienst voor openbare lectuurvoorziening ontvangst van de aanvraag om erkenning en geeft aan de operator of aan de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken kennis van de formele ontvankelijkheid van het dossier binnen de veertien dagen na de ontvangst van het dossier;voor elk dossier dat artikel 14, eerste lid, niet in acht neemt, wordt een aanvraag om aanvullende informatie binnen de veertien dagen vanaf de ontvangst gestuurd; 2° beschikt de operator of de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken over een termijn van veertien dagen om de gevraagde aanvullende informatie te verlenen;indien de aanvullende informatie binnen de termijnen wordt overgezonden, beschikt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening over een termijn van acht dagen vanaf ontvangst ervan om ontvangst en ontvankelijkheid ervan te berichten; 3° in afwezigheid van een antwoord van de operator of van de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken binnen de gestelde termijnen of indien het gegeven antwoord onvolledig of onaangepast wordt geacht, wordt de aanvraag ook als onontvankelijk geacht, waarvan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening binnen de acht dagen per brief bevestiging geeft. De erkenningsperiode zal beperkt worden tot vier en een half jaar, om later de operator toe te laten het behoud van zijn erkenning te bekomen op 1 januari overeenkomstig artikel 15, vierde lid. § 3. In afwijking van artikel 16 : 1° wordt het advies van de Inspectie aan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening tegen 15 juli 2012 ten laatste uitgebracht.Zo niet, dan wordt met dat advies geen rekening gehouden; 2° wordt het advies van de Raad ten laatste tegen 31 augustus 2012 uitgebracht;Zo niet, dan wordt met dat advies geen rekening gehouden; 3° legt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening zijn voorstel aan de Minister ten laatste tegen 30 september 2012 voor.
Art. 40.In afwijking van artikel 14, tweede lid, moet een aanvraag om erkenning op 1 januari 2013 tussen 1 mei en 30 september 2012 ingediend worden.
In afwijking van artikel 15 : 1° bericht de Dienst voor openbare lectuurvoorziening ontvangst van de aanvraag om erkenning en geeft aan de operator of aan de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken kennis van de formele ontvankelijkheid van het dossier binnen de veertien dagen na de ontvangst van het dossier;voor elk dossier dat artikel 14, eerste lid, niet in acht neemt, wordt een aanvraag om aanvullende informatie binnen de veertien dagen vanaf de ontvangst gestuurd; 2° beschikt de operator of de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken over een termijn van veertien dagen om de gevraagde aanvullende informatie te verlenen;indien de aanvullende informatie binnen de termijnen wordt overgezonden, beschikt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening over een termijn van acht dagen vanaf ontvangst ervan om ontvangst en ontvankelijkheid ervan te berichten; 3° als geen antwoord wordt gegeven door de operator of door de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken binnen de gestelde termijnen of indien het gegeven antwoord onvolledig of onaangepast wordt geacht, wordt de aanvraag ook als onontvankelijk geacht, waarvan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening binnen de acht dagen per brief bevestiging geeft. In afwijking van artikel 16 : 1° wordt het advies van de Inspectie aan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening tegen 15 december 2012 ten laatste uitgebracht.Zo niet, dan wordt met dat advies geen rekening gehouden; 2° wordt het advies van de Raad ten laatste tegen 31 januari 2013 uitgebracht.Zo niet, dan wordt met dat advies geen rekening gehouden; 3° legt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening zijn voorstel aan de Minister ten laatste tegen 28 februari 2013 voor.
Art. 41.§ 1. In afwijking van artikel 14, tweede lid, moet de aanvraag om erkenning op 1 juli 2013 tussen 1 oktober 2012 en 28 februari 2013 ingediend worden. § 2. In afwijking van artikel 15 : 1° bericht de Dienst voor openbare lectuurvoorziening ontvangst van de aanvraag om erkenning en geeft aan de operator of aan de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken kennis van de formele ontvankelijkheid van het dossier binnen de veertien dagen na de ontvangst van het dossier;voor elk dossier dat artikel 14, eerste lid, niet in acht neemt, wordt een aanvraag om aanvullende informatie binnen de veertien dagen vanaf de ontvangst gestuurd; 2° beschikt de operator of de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken over een termijn van veertien dagen om de gevraagde aanvullende informatie te verlenen;indien de aanvullende informatie binnen de termijnen wordt overgezonden, beschikt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening over een termijn van acht dagen vanaf ontvangst ervan om ontvangst en ontvankelijkheid ervan te berichten; 3° als geen antwoord wordt gegeven door de operator of door de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken binnen de gestelde termijnen of indien het gegeven antwoord onvolledig of onaangepast wordt geacht, wordt de aanvraag ook als onontvankelijk geacht, waarvan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening binnen de acht dagen per brief bevestiging geeft. De erkenningsperiode zal beperkt worden tot vier en een half jaar, om later de operator toe te laten het behoud van zijn erkenning te bekomen op 1 januari overeenkomstig artikel 15, vierde lid.
In afwijking van artikel 16 : 1° wordt het advies van de Inspectie aan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening tegen 15 mei 2013 ten laatste uitgebracht.Zo niet, dan wordt met dat advies geen rekening gehouden; 2° wordt het advies van de Raad ten laatste tegen 30 juni 2013 uitgebracht.Zo niet, dan wordt met dat advies geen rekening gehouden; 3° legt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening zijn voorstel aan de Minister ten laatste tegen 31 juli 2013 voor.
Art. 42.§ 1. In afwijking van artikel 14, tweede lid, moet de aanvraag om erkenning op 1 januari 2014 tussen 1 maart en 31 juli 2013 ingediend worden. § 2. In afwijking van artikel 15 : 1° bericht de Dienst voor openbare lectuurvoorziening ontvangst van de aanvraag om erkenning en geeft aan de operator of aan de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken kennis van de formele ontvankelijkheid van het dossier binnen de veertien dagen na de ontvangst van het dossier;voor elk dossier dat artikel 14, eerste lid, niet in acht neemt, wordt een aanvraag om aanvullende informatie binnen de veertien dagen vanaf de ontvangst gestuurd; 2° beschikt de operator of de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken over een termijn van veertien dagen om de gevraagde aanvullende informatie te verlenen;indien de aanvullende informatie binnen de termijnen wordt overgezonden, beschikt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening over een termijn van acht dagen vanaf ontvangst ervan om ontvangst en ontvankelijkheid ervan te berichten; 3° als geen antwoord wordt gegeven door de operator of door de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken binnen de gestelde termijnen of indien het gegeven antwoord onvolledig of onaangepast wordt geacht, wordt de aanvraag ook als onontvankelijk geacht, waarvan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening binnen de acht dagen per brief bevestiging geeft. In afwijking van artikel 16 : 1° wordt het advies van de Inspectie aan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening tegen 15 oktober 2013 ten laatste uitgebracht.Zo niet, dan wordt met dat advies geen rekening gehouden; 2° wordt het advies van de Raad ten laatste tegen 30 november 2013 uitgebracht.Zo niet, dan wordt met dat advies geen rekening gehouden; 3° legt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening zijn voorstel aan de Minister ten laatste tegen 31 december 2013 voor.
Art. 43.§ 1. In afwijking van artikel 14, tweede lid, moet de aanvraag om erkenning op 1 juli 2014 tussen 1 augustus en 31 december 2013 ingediend worden. § 2. In afwijking van artikel 15 : 1° bericht de Dienst voor openbare lectuurvoorziening ontvangst van de aanvraag om erkenning en geeft aan de operator of aan de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken kennis van de formele ontvankelijkheid van het dossier binnen de veertien dagen na de ontvangst van het dossier;voor elk dossier dat artikel 14, eerste lid, niet in acht neemt, wordt een aanvraag om aanvullende informatie binnen de veertien dagen vanaf de ontvangst gestuurd; 2° beschikt de operator of de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken over een termijn van veertien dagen om de gevraagde aanvullende informatie te verlenen;indien de aanvullende informatie binnen de termijnen wordt overgezonden, beschikt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening over een termijn van acht dagen vanaf ontvangst ervan om ontvangst en ontvankelijkheid ervan te berichten; 3° als geen antwoord wordt gegeven door de operator of door de erkende representatieve organisatie van bibliothecarissen en bibliotheken binnen de gestelde termijnen of indien het gegeven antwoord onvolledig of onaangepast wordt geacht, wordt de aanvraag ook als onontvankelijk geacht, waarvan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening per brief binnen de acht dagen bevestiging geeft. De erkenningsperiode zal beperkt worden tot vier en een half jaar, om later de operator toe te laten het behoud van zijn erkenning te bekomen op 1 januari overeenkomstig artikel 15, vierde lid. § 3. In afwijking van artikel 16 : 1° wordt het advies van de Inspectie aan de Dienst voor openbare lectuurvoorziening tegen 15 mei 2014 ten laatste uitgebracht.Zo niet, dan wordt met dat advies geen rekening gehouden; 2° wordt het advies van de Raad ten laatste tegen 30 april 2014 uitgebracht.Zo niet, dan wordt met dat advies geen rekening gehouden; 3° legt de Dienst voor openbare lectuurvoorziening zijn voorstel aan de Minister ten laatste tegen 31 mei 2014 voor.
Art. 44.Voor de operatoren die erkend zijn gedurende de overgangsperiode bepaald bij artikel 34 van het decreet, worden de subsidies bedoeld bij artikel 27 gestort volgens de hierna volgende progressieve schijven : 1° 60 % van de werkings- en activiteitensubsidie zullen voor het eerste kalenderjaar van twaalf maanden na de beslissing om erkenning toegekend worden;2° 70 % van de werkings- en activiteitensubsidie zullen voor het tweede kalenderjaar van twaalf maanden na de beslissing om erkenning toegekend worden;3° 80 % van de werkings- en activiteitensubsidie zullen voor het derde kalenderjaar van twaalf maanden na de beslissing om erkenning toegekend worden;4° 90 % van de werkings- en activiteitensubsidie zullen voor het vierde kalenderjaar van twaalf maanden na de beslissing om erkenning toegekend worden;5° 100 % van de werkings- en activiteitensubsidie zullen voor het vijfde kalenderjaar van twaalf maanden na de beslissing om erkenning toegekend worden. Afdeling 2. - Slotbepalingen
Art. 45.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2011.
Art. 46.De Minister tot wier bevoegdheid de Bibliotheken behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 19 juli 2011.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. F. LAANAN