Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Regering Van De Franse Gemeenschap van 26 juli 2000
gepubliceerd op 30 augustus 2000

Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap ter bescherming van de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en van sommige instellingen van openbaar nut tegen ongewenst seksueel gedrag op het werk

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2000029298
pub.
30/08/2000
prom.
26/07/2000
ELI
eli/besluit/2000/07/26/2000029298/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 JULI 2000. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap ter bescherming van de personeelsleden van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap en van sommige instellingen van openbaar nut tegen ongewenst seksueel gedrag op het werk


De Regering van de Franse Gemeenschap, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 3 en § 4, gewijzigd bij de bijzondere wetten van 8 augustus 1988 en van 16 juli 1993, alsook op artikel 9;

Gelet op het decreet van 1 juli 1982 houdende oprichting van een "Commissariat général aux relations internationales" (Commissariaat-generaal voor internationale betrekkingen van de Franse Gemeenschap van België);

Gelet op het decreet van 30 maart 1983 houdende oprichting van de "Office de la Naissance et de l'Enfance" (Dienst voor Geboorte en Kinderwelzijn van de Franse Gemeenschap);

Gelet op het decreet van 1 december 1997 houdende oprichting van de Dienst voor heffing van het kijk- en luistergeld van de Franse Gemeenschap;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 september 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 16 november 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 13 november 1998;

Gelet op het protocol nr. 211 van Sectorcomité XVII, gesloten op 7 april 1999;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van 17 mei 1999 over de aanvraag om advies dat door de Raad van State mede te delen is binnen een termijn van ten hoogste één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 12 juli 1999, met toepassing van artikel 84, lid 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van de Franse Gemeenschap van 20 juli 2000, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit is toepasselijk op de personeelsleden : 1° van de Diensten van de Regering, hierna "het ministerie" genoemd;2° van de instellingen van openbaar nut die ressorteren onder Sectorcomité XVII, opgericht krachtens artikel 19 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.

Art. 2.Onder ongewenst seksueel gedrag wordt verstaan, elk gedrag met een seksuele connotatie en elk ander gedrag met een seksuele achtergrond, dat afbreuk doet aan de waardigheid van mannen en vrouwen op het werk, waarbij het kan gaan om het gedrag van hiërarchische meerderen of van collega's.

Art. 3.De personeelsleden mogen geen ongewenst seksueel gedrag op het werk hebben in de betrekkingen zowel met de hiërarchische meerderen, collega's of ondergeschikten als met dienstgebruikers en derden met wie zij op het werk of naar aanleiding van prestaties betrekkingen hebben.

Art. 4.§ 1. Elk ministerie of elke instelling bedoeld in artikel 1 stelt een vertrouwensdienst binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit in. § 2. De vertrouwensdienst is samengesteld uit ten minste twee ambtenaren van niveau 1 of 2+, onder wie een vrouwelijk personeelslid en een mannelijk personeelslid, die een dienstanciënniteit van ten minste 5 jaar tellen. Voor de aanwijzing van de ambtenaren waaruit de vertrouwensdienst van een instelling van openbaar nut is samengesteld, is die anciënniteitsvoorwaarde echter pas na een termijn van vijf jaar na de oprichting van die instelling vereist. § 3. De leden van de vertrouwensdienst, hierna vertrouwenspersonen genoemd, worden, met hun instemming, voor een hernieuwbare periode van drie jaar aangewezen door de secretaris-generaal van het ministerie of de leidend ambtenaar die bevoegd is voor het personeel van de instelling, na een met redenen omkleed advies te hebben ontvangen van het Hoog Overlegcomité van Sectorcomité XVII, hierna « het comité genoemd », zowel voor de aanwijzing als voor de hernieuwing.

De secretaris-generaal van het ministerie of de leidend ambtenaar die bevoegd is voor het personeel van de instelling kan, na een met redenen omkleed advies van het comité te hebben ontvangen, een einde maken aan het ambt van een vertrouwenspersoon die niet past en een nieuwe voor de duur van het lopende mandaat aanwijzen.

Art. 5.§ 1. De vertrouwenspersonen hebben als opdracht raad te geven en hulp te verlenen aan de personeelsleden die het slachtoffer zijn van ongewenst seksueel gedrag op het werk en ertoe bij te dragen op formele of informele wijze een oplossing voor het probleem te vinden.

Ze krijgen een gepaste opleiding en zijn tot geheimhouding verplicht.

De secretaris-generaal van het ministerie of de leidend ambtenaar die bevoegd is voor het personeel van de instelling bepaalt, na een met redenen omkleed advies van het comité te hebben ontvangen, de middelen en de tijd die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het ambt van vertrouwenspersoon. § 2. Wanneer de feiten in verband met ongewenst seksueel gedrag die aan de vertrouwensdienst worden medegedeeld, een onderzoek vereisen, wordt dit door de in artikel 4, § 2, bedoelde vertrouwenspersoon uitgevoerd.

Het verslag van het onderzoek wordt aan de bevoegde hiërarchische meerdere van de vermoedelijke dader alleen medegedeeld indien de persoon die het slachtoffer is van ongewenst seksueel gedrag dit aanvraagt.

Art. 6.Het in artikel 5, § 2, bedoelde onderzoek : 1° zal op een strikt vertrouwelijke wijze worden gevoerd;2° zal beperkt worden tot de feiten die door de klager worden aangegeven en zal niet kunnen worden uitgebreid tot andere feiten die tot de persoonlijke levenssfeer van de beschuldigde behoren. Gedurende heel het onderzoek hebben de klager en de beschuldigde het recht zich door een persoon naar keuze te laten bijstaan en/of vertegenwoordigen.

De beschuldigde wordt op de hoogte gebracht van alle details in verband met de inhoud van de klacht en kan erop antwoorden.

Beide partijen worden op de hoogte gebracht van de uitslag van het onderzoek.

Art. 7.Het ambt van vertrouwenspersoon kan geen nadeel of bijzondere voordelen tot gevolg hebben voor degene die het uitoefent.

Voor de uitoefening van zijn ambt ressorteert de vertrouwenspersoon rechtstreeks onder de secretaris-generaal van het ministerie of onder de leidend ambtenaar die bevoegd is voor het personeel van de instelling, ieder voor de vertrouwensdienst die werd ingesteld binnen de diensten die onder zijn leiding staan.

Art. 8.De in artikel 3 bedoelde beginselverklaring betreffende het ongewenst gedrag, alsook de identiteit van de vertrouwenspersonen bedoeld in artikel 4, § 2, worden medegedeeld aan de personeelsleden.

Art. 9.Iedere persoon die het slachtoffer is van ongewenst seksueel gedrag op het werk, kan die feiten ter kennis brengen van de hiërarchische meerdere van de vermoedelijk dader.

Art. 10.Elk feit in verband met ongewenst seksueel gedrag op het werk dat werd gepleegd door een statutair personeelslid, kan aanleiding geven tot een tuchtprocedure en tot het bepalen van tuchtstraffen overeenkomstig de bepalingen die op het statutair personeel van toepassing zijn.

Elk feit in verband met ongewenst seksueel gedrag op het werk dat werd gepleegd door een contractueel personeelslid, kan aanleiding geven tot een sanctie overeenkomstig de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

De in de vorige leden bedoelde procedures zijn onafhankelijk van de in artikel 5, § 2, bedoelde procedure.

Op initiatief of met de instemming van het personeelslid dat door ongewenst seksueel gedrag wordt getroffen, kan de overheid die bevoegd is om de tuchtvordering of de procedure voor het ontslag in te stellen, echter overleg plegen met de vertrouwenspersoon, inzonderheid met het oog op het aanvullen en invullen van hun respectieve dossiers.

Art. 11.De secretaris-generaal van het ministerie of de leidend ambtenaar die bevoegd is voor het personeel van de instelling deelt een jaarlijks activiteitenverslag van de vertrouwensdienst aan de leden van de Regering mede.

Art. 12.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 13.De Minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 26 juli 2000.

Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap : De Minister van Ambtenarenzaken, W. TAMINIAUX

^