gepubliceerd op 25 mei 2020
Volmachtsbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/017 tot invoering van tijdelijke maatregelen in de Brusselse Huisvestingscode met betrekking tot de opzegtermijn als gevolg van de COVID-19-gezondheidscrisis
14 MEI 2020. - Volmachtsbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/017 tot invoering van tijdelijke maatregelen in de Brusselse Huisvestingscode met betrekking tot de opzegtermijn als gevolg van de COVID-19-gezondheidscrisis
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op artikel 39 van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen en inzonderheid op artikel 6;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen;
Gelet op de ordonnantie van 19 maart 2020 om bijzondere machten toe te kennen aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19;
Gelet op artikel 2, § 3, 5°, van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest;
Gelet op de Brusselse Huisvestingscode;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 juli 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 18/07/2000 pub. 04/08/2000 numac 2000031263 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot regeling van haar werkwijze en tot regeling van de ondertekening van de akten van de Regering sluiten tot regeling van haar werkwijze en tot regeling van de ondertekening van de akten van de Regering;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 juli 2019Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 22/07/2019 pub. 01/08/2019 numac 2019013668 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de verdeling van de bevoegdheden tussen de ministers van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering sluiten tot vaststelling van de verdeling van de bevoegdheden tussen de ministers van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;
Gelet op advies 67311 van de Raad van State, gegeven op 5 mei 2020, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op de hoogdringendheid;
Overwegende dat het coronavirus COVID-19 op 11 maart 2020 door de WHO bestempeld werd als een pandemie;
Overwegende dat de huidige en toekomstige maatregelen om de verspreiding van het virus onder de bevolking in te dijken, in het bijzonder de zogenaamde "social distance maatregelen" waartoe de Nationale Veiligheidsraad op 12, 17 en 27 maart en 3 april 2020 besloten heeft, van dien aard zijn dat zij elke soort activiteit op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vertragen en de inkomsten van vele huurders van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verlagen;
Overwegende dat de maatregelen waarbij mensen in hun huis moeten blijven, alsook de vertraging en zelfs tijdelijke stopzetting van een groot aantal economische en commerciële activiteiten zoals met name van verhuisbedrijven, vastgoedkantoren, notarissen, vastgoedexperts, een rechtstreekse impact hebben op de huurmarkt;
Overwegende dat in de context van de uitzonderlijke gezondheidscrisis tijdelijke maatregelen moeten worden genomen om de beëindiging van de huurovereenkomst aan te passen teneinde de Brusselse gezinnen die niet in staat zijn een nieuwe woning te zoeken en te verhuizen, te beschermen en te ondersteunen;
Overwegende dat een opschorting van de opzegtermijnen of van de ingang van de opzegtermijnen waarschijnlijk zal bijdragen aan het verwezenlijken van deze doelstellingen, waarbij het evenwicht van de contractuele relatie behouden blijft;
Overwegende dat de hogescholen en universiteiten hun lessen geschorst hebben tot 30 juni 2020 en dat deze opschorting de facto gevolgen heeft voor student-huurders, die in de meeste gevallen niet langer een reden hebben om een woning te huren;
Overwegende dat bepaalde studenten-huurders hun huur niet kunnen betalen;
Overwegende dat een kortere opzegtermijn van de studentenhuurovereenkomsten bepaalde studenten in staat kan stellen de huurovereenkomst te beëindigen voor een woning die ze niet meer gebruiken, waarbij het evenwicht van de contractuele relatie blijft behouden;
Overwegende dat veel huurovereenkomsten voor studentenwoningen huurovereenkomsten van korte duur zijn en met voorwaarden die minder gunstig zijn voor de student-huurder; dat deze nochtans in dezelfde situatie zit als de student die een studentenwoninghuurovereenkomst heeft afgesloten, dat wil zeggen dat zonder gebruik te maken van zijn studentenwoning hij soms grote moeilijkheden ondervindt om zijn huur te betalen, dat het daarom wenselijk is dat de opzegtermijn voor huurovereenkomsten van korte duur afgesloten door een student die daar niet gedomicilieerd is, verkort wordt;
Overwegende dat de Regering daarom, gezien de sociale hoogdringendheid, wil gebruikmaken van de bevoegdheden die haar door het Parlement werden toegewezen om de protagonisten van de huurovereenkomst in deze moeilijke periode te ondersteunen;
Overwegende het tijdelijke en uitzonderlijke karakter van dit besluit;
Overwegende dat overeenkomstig artikel 4 § 1 en § 2 van de ordonnantie van 19 maart 2020 om bijzondere machten toe te kennen aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis Covid-19 dit besluit zal moeten worden bekrachtigd door het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Op voorstel van de Staatssecretaris voor Huisvesting en Gelijke Kansen, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° Code: de Brusselse Huisvestingscode zoals aangenomen door de ordonnantie van 17 juli 2003;
Art. 2.In Titel XI van de Code betreffende `Woninghuurovereenkomsten', hoofdstuk II, afdeling 8 `opzeggingen' wordt er een artikel 231/1 toegevoegd, luidende "Tijdelijke en uitzonderlijke bepalingen in verband met de gezondheidscrisis als gevolg van COVID-19", luidend als volgt: « § 1 Alle op 18 maart 2020 lopende opzegtermijnen of vanaf 1 april 2020 lopende opzegtermijnen worden opgeschort tot 18 mei 2020.
Het eerste lid van deze paragraaf is niet van toepassing indien de huurder gedurende de opschortingsperiode heeft kunnen verhuizen of als de huurder en de verhuurder tot een minnelijke schikking zijn gekomen." § 2. De in hoofdstuk IV van deze titel bedoelde studentenwoninghuurovereenkomst en de huurovereenkomsten van korte duur waarvoor de huurder overeenkomstig artikel 238/1 de huur een maand op voorhand opzegt, zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van het eerste lid van paragraaf 1.
Art. 3.In Titel XI van de Code, hoofdstuk IV, wordt er een artikel 256/1 toegevoegd luidende: Tijdelijke en uitzonderlijke bepalingen in verband met de gezondheidscrisis als gevolg van COVID-19" luidende als volgt: "Artikel 256/1: In afwijking van artikel 256, § 2, tweede lid, wordt de opzegtermijn beperkt tot een maand.
Deze afwijkingsregeling geldt enkel voor huurovereenkomsten die vóór 18 maart 2020 zijn afgesloten en waarvan de opzegging tussen 18 maart 2020 en 30 september 2020 ter kennis werd gebracht.
De opzegtermijn is de verplichte periode tussen de kennisgeving van de opzegging en de effectieve beëindiging van de huurovereenkomst. Na deze periode wordt de huurovereenkomst automatisch beëindigd maar gedurende deze volledige periode blijven de rechten en plichten van alle partijen volledig gehandhaafd."
Art. 4.In Titel XI van de Code betreffende de woninghuurovereenkomsten, hoofdstuk III, afdeling II "Duur van de huurovereenkomst", wordt er een artikel 238/1 toegevoegd luidende "Tijdelijke en uitzonderlijke bepalingen in verband met de gezondheidscrisis als gevolg van COVID-19", luidende als volgt: " In afwijking van artikel 238 kan de houder van een huurovereenkomst van korte duur de huurovereenkomst beëindigen met een opzegtermijn van één maand, indien hij kan aantonen dat hij student is en niet in het gehuurde pand gedomicilieerd is.
Deze afwijkingsregeling geldt enkel voor huurovereenkomsten die vóór 18 maart 2020 zijn afgesloten en waarvan de opzegging tussen 16 maart 2020 en 30 september 2020 ter kennis werd gebracht Onder student moet worden verstaan de persoon die een attest kan voorleggen van regelmatige inschrijving in een instelling voor secundair of hoger onderwijs of die hoger onderwijs organiseert, of in een centrale examencommissie."
Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 18 maart 2020.
Brussel, 14 mei 2020.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering: De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het imago van Brussel en Biculturele zaken van gewestelijk belang, R. VERVOORT