gepubliceerd op 31 mei 2019
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ter omzetting van Richtlijn 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG
16 MEI 2019. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ter omzetting van Richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op artikel 17ter, § 1, van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen, ingevoegd door de wet van 22 januari 2007;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 1976 houdende goedkeuring van het Reglement betreffende het onderzoek van Rijnschepen;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 maart 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/03/2007 pub. 16/03/2007 numac 2007014082 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende de bemanningsvoorschriften op de scheepvaartwegen van het Koninkrijk sluiten houdende de bemanningsvoorschriften op de scheepvaartwegen van het Koninkrijk;
Gelet op het Koninklijk besluit van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/12/2007 pub. 16/01/2008 numac 2007014359 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit tot vaststelling van de tarieven van de retributies voor prestaties inzake het certificeren van vaartuigen voor de binnenvaart sluiten tot vaststelling van de tarieven van de retributies voor prestaties inzake het certificeren van vaartuigen voor de binnenvaart;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 maart 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/03/2009 pub. 01/04/2009 numac 2009003135 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 september 1998 betreffende de nationale zijde van de eerste serie euromuntstukken type koninklijk besluit prom. 19/03/2009 pub. 08/04/2009 numac 2009022162 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen type koninklijk besluit prom. 19/03/2009 pub. 06/04/2009 numac 2009011129 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 februari 2007 tot uitvoering van artikel 3, § 2, van de wet van 13 juli 2005 betreffende de invoering van een jaarlijkse bijdrage ten laste van bepaalde instellingen sluiten betreffende de technische voorschriften voor binnenschepen;
Gelet op de gelijkekansentest ;
Gelet op het advies nr. 65.170/4 van de Raad van State, afgeleverd op 4 fébruari 2018 bij toepassing van artikel 84, § 1, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat de Europese Richtlijn 2016/1629 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG, moet worden omgezet in nationaal recht tegen 7 oktober 2018;
Overwegende dat het ten gevolge van de zesde staatshervorming aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest toekomt om deze richtlijn onmiddellijk om te zetten;
Op voorstel van de Minister belast met Mobiliteit en Openbare Werken, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen Afdeling 1. - Voorwerp
Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG. De Richtlijn 2016/1629 bepaalt de technische voorschriften die noodzakelijk zijn om de veiligheid van vaartuigen op de in artikel 5 bedoelde binnenwateren te waarborgen, alsook de classificatie van deze binnenwateren. Afdeling 2. - Definities
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1. "de minister": de minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot wiens bevoegdheden Mobiliteit en Openbare Werken behoren; 2. "de visitatiecommissie": de visitatiecommissie voor de Rijnschepen die werd opgericht op grond van artikel 2.01 van het Reglement betreffende het onderzoek van Rijnschepen, goedgekeurd door het koninklijk besluit van 30 maart 1976 alsook het controleorgaan zoals bepaald in artikel 2.01 van bijlage V van dit besluit; 3. "derde land": elk land dat geen lid is van de Europese Unie;4. "aangewezen ambtenaar": ambtenaar belast met de controle van de scheepvaart die voor dit doel is aangewezen;5. "de Richtlijn 2016/1629": de Richtlijn 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG;6. "de Verordening (EU) 2016/679": de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);7. "haven van Brussel": geografische zone van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die inrichtingen en uitrustingen omvat die hoofdzakelijk de ontvangst van vaartuigen, waaronder vissersboten en plezierboten, mogelijk maken, en waarvan het beheer, de uitbating en de ontwikkeling zijn toevertrouwd aan de vennootschap van de Haven van Brussel;8. "vennootschap van de Haven van Brussel": de gewestelijke vennootschap van publiek recht van de Haven van Brussel, opgericht door de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 3 december 1992 betreffende de exploitatie en de ontwikkeling van het kanaal, de haven, de voorhaven en de aanhorigheden ervan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en waarvan de statuten werden goedgekeurd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 15 januari 1993;9. "havenautoriteit" : de vennootschap van de Haven van Brussel;10. "vaartuig" : een schip of een drijvend werktuig;11. "schip" : een binnenschip of een zeeschip 12."binnenschip" : een schip dat uitsluitend of overwegend bestemd is voor de vaart op de binnenwateren; 13. '"sleepboot" : een schip dat speciaal is gebouwd om te slepen;14. "duwboot" : een schip dat speciaal is gebouwd voor het voortbewegen van een duwstel;15. "passagiersschip" : een schip voor dagtochten of een hotelschip dat is gebouwd en ingericht voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers;16. "drijvend werktuig" : een drijvend bouwsel waarop zich werkinstallaties bevinden, zoals kranen, baggermolens, hei-installaties of elevatoren;17. "drijvende inrichting" : een drijvend bouwsel, dat vanwege zijn bestemming in de regel niet wordt verplaatst, zoals een badinrichting, een dok, een steiger of een botenhuis;18. "drijvend voorwerp" : een vlot, alsmede een ander voorwerp of samenstel van voorwerpen dat geschikt is gemaakt om te varen en dat geen schip, drijvend werktuig of drijvende inrichting is;19. "pleziervaartuig" : een schip, niet zijnde een passagiersschip, dat is bestemd voor sportieve en recreatieve doeleinden;20. "snel schip" : een schip met eigen mechanische middelen tot voortbeweging dat een snelheid ten opzichte van het water kan bereiken van meer dan 40 km/h;21. "waterverplaatsing" : het ingedompelde volume van het schip, in kubieke meter;22. "lengte" (" L ») : de grootste lengte van de scheepsromp in meter, het roer en de boegspriet niet inbegrepen;23. "breedte" (" B ») : de grootste breedte van de scheepsromp in meter, gemeten op de buitenkant van de huidbeplating (schoepraderen, schuurlijsten en dergelijke niet inbegrepen);24. "diepgang" (" T ») : de verticale afstand in meter tussen het laagste punt van de scheepsromp, zonder rekening te houden met de kiel of andere vaste onderdelen en het vlak van de grootste inzinking van het schip;25. "met elkaar in verbinding staande binnenwateren" : waterwegen van een lidstaat die in verbinding staan met binnenwateren van een andere lidstaat, via binnenwateren die volgens het nationale of internationale recht kunnen worden bevaren door vaartuigen die binnen het toepassingsgebied van de richtlijn 2016/1629 vallen;26. "binnenwateren": binnenwateren gesitueerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Afdeling 3. - Toepassingsgebied
Art. 3.§ 1. Dit besluit is van toepassing op de volgende vaartuigen: a) schepen met een lengte (L) van 20 meter of meer;b) schepen waarvan het volume, berekend uit het product van lengte (L), breedte (B) en diepgang (D), 100 m3 of meer bedraagt;c) sleep- en duwboten die zijn bestemd om de vaartuigen bedoeld onder a) en b) of drijvende werktuigen te slepen, te duwen of langszij gekoppeld mee te voeren;d) passagiersschepen;e) drijvende werktuigen. § 2. Dit besluit is niet van toepassing op de volgende vaartuigen: a) veerponten;b) marineschepen; zeeschepen, met inbegrip van zeesleepboten en zeeduwboten, die i) in getijdenwateren varen of stilliggen, of ii) tijdelijk op binnenwateren varen, - mits zij minstens beschikken over: een certificaat van conformiteit met het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1974 (SOLAS), of een gelijkwaardig certificaat;een certificaat van conformiteit met het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 1966, of een gelijkwaardig certificaat, en een internationaal certificaat van voorkoming van verontreiniging door olie (international oil pollution prevention - IOPP) ten bewijze van conformiteit met het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973/78 (MARPOL); - in het geval van zeeschepen die niet onder het SOLAS-verdrag, noch het Internationaal Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 1966, noch het MARPOL-verdrag vallen, de relevante certificaten en de uitwateringsmerken die wettelijk verplicht zijn in hun vlaggenstaat; - in het geval van passagiersschepen die niet vallen onder de verdragen bedoeld onder het eerste streepje: een overeenkomstig Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad (1) afgegeven certificaat inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen; of - in het geval van pleziervaartuigen die niet vallen onder de verdragen bedoeld onder het eerste streepje: een certificaat van de vlaggenstaat waaruit blijkt dat het vaartuig een toereikend veiligheidsniveau heeft. Afdeling 4. - Visitatiecommissie
Art. 4.De leden van de visitatiecommissie worden benoemd door de minister in overeenstemming met de bepalingen van bijlage V van dit besluit. Afdeling 5. - Classificatie van binnenwateren
Art. 5.§ 1 Voor de toepassing van dit besluit worden de waterwegen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geklasseerd in zones overeenkomstig bijlage I. § 2. De minister kan, na raadpleging van de Europese Commissie, de classificatie van de in paragraaf 1 bedoelde waterwegen wijzigen. Deze wijzigingen zullen uiterlijk zes maanden voor hun inwerkingtreding worden meegedeeld aan de Europese Commissie, die de andere lidstaten ervan op de hoogte zal brengen in overeenstemming met richtlijn 2016/1629. HOOFDSTUK 2. - Vaartcertificaten Afdeling 1. - Naleving van technische en veiligheidsvoorschriften
Art. 6.De in artikel 3 van dit besluit bedoelde vaartuigen die op de in artikel 5 bedoelde binnenwateren van de Unie varen, worden gebouwd en onderhouden overeenkomstig de voorschriften in dit besluit.
De naleving van lid 1 door een vaartuig wordt aangetoond met een overeenkomstig dit besluit afgegeven certificaat. Afdeling 2. - Uniebinnenvaartcertificaten
Art. 7.Het Uniebinnenvaartcertificaat wordt door de visitatiecommissie afgegeven in overeenstemming met deze richtlijn.
De visitatiecommissie controleert bij afgifte van een Uniebinnenvaartcertificaat of aan het betreffende vaartuig niet reeds een geldig certificaat is afgegeven, zoals bedoeld in artikel 12.
Art. 8.Het Uniebinnenvaartcertificaat wordt opgesteld overeenkomstig het model in bijlage II.
Art. 9.Het Uniebinnenvaartcertificaat wordt afgegeven aan vaartuigen na een technische inspectie die wordt verricht vóór de ingebruikneming van het vaartuig en waarbij wordt nagegaan of het vaartuig voldoet aan de technische voorschriften van de bijlagen II en V.
Art. 10.De procedures volgens welke een inspectie wordt aangevraagd en de plaats en het tijdstip ervan worden vastgesteld, worden bepaald door de visitatiecommissie die het Uniebinnenvaartcertificaat afgeeft.
De commissie bepaalt ook welke documenten moeten worden overgelegd.
De procedure dient zodanig te verlopen dat de inspectie binnen een redelijke termijn na indiening van de aanvraag kan plaatsvinden. Deze termijn wordt vastgelegd door de visitatiecommissie.
Art. 11.Op verzoek van de eigenaar van het vaartuig of zijn vertegenwoordiger geeft de visitatiecommissie voor een niet onder dit besluit vallend vaartuig een Uniebinnenvaartcertificaat af indien dat vaartuig aan de voorschriften van dit besluit voldoet. Afdeling 3. - Verplichting om een certificaat aan boord te hebben
Art. 12.Vaartuigen die de in artikel 5 bedoelde binnenwateren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevaren, hebben de volgende originele documenten aan boord: - een Uniebinnenvaartcertificaat of - een certificaat dat is afgegeven op grond van artikel 22 van de Herziene Rijnvaartakte. Afdeling 4. - Voorlopige Uniebinnenvaartcertificaten
Art. 13.De visitatiecommissie kan een voorlopig Uniebinnenvaartcertificaat afgeven aan: a) vaartuigen die met toestemming van de bevoegde instantie naar een bepaalde plaats willen varen om een Uniebinnenvaartcertificaat te verkrijgen;b) vaartuigen waarvan het Uniebinnenvaartcertificaat verloren, beschadigd of tijdelijk ingetrokken is, zoals bedoeld in de afdelingen 8 en 10 van dit hoofdstuk of in de bijlagen II en V van dit besluit;c) vaartuigen waarvan het Uniebinnenvaartcertificaat na een inspectie met positief resultaat wordt voorbereid;d) vaartuigen die niet aan alle voorwaarden voor het verkrijgen van een Uniebinnenvaartcertificaat in overeenstemming met de bijlagen II en V hebben voldaan;e) vaartuigen die zodanige schade hebben geleden dat zij niet meer voldoen aan hun Uniebinnenvaartcertificaat;f) drijvende inrichtingen en drijvende voorwerpen, indien de voor bijzonder transport bevoegde instanties de vergunning voor een bijzonder transport hebben afhankelijk gesteld van het verkrijgen van een voorlopig Uniebinnenvaartcertificaat, zulks overeenkomstig de scheepvaartpolitiereglementen die van kracht zijn op de plaats van het transport;g) vaartuigen die een ontheffing genieten van de bijlagen II en V, overeenkomstig de artikelen 51 en 52 van dit besluit, in afwachting van de vaststelling van de toepasselijke uitvoeringshandelingen.
Art. 14.Het voorlopig Uniebinnenvaartcertificaat wordt alleen afgegeven indien de deugdelijkheid van het vaartuig, de drijvende inrichting of het drijvende voorwerp voor de vaart voldoende gewaarborgd blijkt. Het wordt opgesteld overeenkomstig het model in bijlage II.
Art. 15.Het voorlopige Uniebinnenvaartcertificaat bevat de voorwaarden die door de visitatiecommissie noodzakelijk worden geacht en is geldig: a) in de in artikel 13, punten a), d), e) en f), bedoelde gevallen voor één bepaalde reis, te maken binnen een passende termijn die ten hoogste één maand bedraagt;b) in de in artikel 13, punten b) en c), bedoelde gevallen voor een passende duur;c) in de in artikel 13, punt g), genoemde gevallen gedurende zes maanden;het voorlopige Uniebinnenvaartcertificaat mag om de zes maanden worden verlengd, tot de desbetreffende uitvoeringshandeling is vastgesteld. Afdeling 5. - Geldigheid van Uniebinnenvaartcertificaten
Art. 16.De geldigheidsduur van voor nieuwe vaartuigen afgegeven Uniebinnenvaartcertificaten wordt vastgesteld door de visitatiecommissie en bedraagt ten hoogste: a) vijf jaar voor passagiersschepen en snelle schepen;b) tien jaar voor alle andere vaartuigen.
Art. 17.De geldigheidsduur wordt op het Uniebinnenvaartcertificaat vermeld.
Art. 18.Voor vaartuigen die reeds vóór het plaatsvinden van de technische inspectie in bedrijf waren, wordt de geldigheidsduur van het Uniebinnenvaartcertificaat per geval, afhankelijk van de resultaten van de inspectie, vastgesteld door de visitatiecommissie.
Deze geldigheidsduur mag evenwel niet langer zijn dan de in artikel 16 voorgeschreven termijn. Afdeling 6. - Uitzonderlijke verlenging van de geldigheid van
Uniebinnenvaartcertificaten
Art. 19.In uitzonderlijke omstandigheden kan de geldigheidsduur van het Uniebinnenvaartcertificaat door de visitatiecommissie die het heeft afgegeven of verlengd, zonder technische inspectie overeenkomstig de bijlagen II en V worden verlengd met maximaal zes maanden.
De visitatiecommissie vermeldt de verlenging van de geldigheidsduur in dat certificaat. Afdeling 7. - Vernieuwing van Uniebinnenvaartcertificaten
Art. 20.De visitatiecommissie vernieuwt het Uniebinnenvaartcertificaat na het verstrijken van de geldigheidsduur volgens de in artikel 6 tot 10 vastgestelde voorwaarden, na een technische inspectie waarmee wordt nagegaan of het vaartuig voldoet aan de technische voorschriften in de bijlagen II en V.
Art. 21.Wanneer Uniebinnenvaartcertificaten worden vernieuwd, gelden de overgangsbepalingen van bijlage II voor de vaartuigen onder de in die bijlage genoemde voorwaarden. Afdeling 8. - Vervanging van Uniebinnenvaartcertificaten
Art. 22.In het geval van verlies van een Uniebinnenvaartcertificaat brengt de eigenaar van het vaartuig de visitatiecommissie die het desbetreffende certificaat heeft afgegeven, daarvan op de hoogte.
De visitatiecommissie stelt een verklaring van verlies op en overhandigt die aan de eigenaar van het vaartuig, die de verklaring ondertekent.
De visitatiecommissie geeft vervolgens aan de eigenaar van het vaartuig een duplicaat af van het certificaat bedoeld in lid 1, en vermeldt daarbij dat het om een duplicaat gaat.
Art. 23.Wanneer een Uniebinnenvaartcertificaat onleesbaar of onbruikbaar is geworden, stuurt de eigenaar van het vaartuig het terug naar de visitatiecommissie die het heeft afgegeven. Zij bezorgt hem een duplicaat van het certificaat bedoeld in lid 1 en vermeldt daarbij dat het om een duplicaat gaat. Afdeling 9. - Wezenlijke veranderingen aan of wezenlijke reparaties
van vaartuigen
Art. 24.Na iedere wezenlijke verandering of reparatie die gevolgen heeft voor de naleving door het vaartuig van de in de bijlagen II en V bedoelde technische voorschriften betreffende de structurele deugdelijkheid, de vaar- of manoeuvreereigenschappen of de bijzondere kenmerken ervan, wordt dat vaartuig aan de in artikel 9 bedoelde technische inspectie onderworpen voordat het weer in bedrijf wordt genomen.
Art. 25.Op grond van die inspectie geeft de visitatiecommissie een nieuw Uniebinnenvaartcertificaat af met een precisering van de technische kenmerken van het vaartuig of past ze het bestaande certificaat dienovereenkomstig aan.
Art. 26.In voorkomend geval stelt de visitatiecommissie de bevoegde instantie van de lidstaat die het certificaat had afgegeven of vernieuwd, daarvan binnen dertig dagen na afgiftedatum van het nieuwe certificaat in kennis. Afdeling 10. - Weigering van afgifte of vernieuwing van, en intrekking
van Uniebinnenvaartcertificaten en mogelijkheden tot beroep
Art. 27.Elk besluit om een Uniebinnenvaartcertificaat niet af te geven of niet te vernieuwen, wordt door de visitatiecommissie met redenen omkleed. Ze deelt haar besluit mee aan de eigenaar van het vaartuig of zijn vertegenwoordiger met vermelding van de mogelijkheden en toepasselijke termijnen om beroep aan te tekenen zoals bedoeld in artikel 29.
Art. 28.Ieder geldig Uniebinnenvaartcertificaat dat door de visitatiecommissie werd afgegeven of vernieuwd, kan door de visitatiecommissie worden ingetrokken indien het vaartuig niet langer voldoet aan de in zijn certificaat uiteengezette technische voorschriften.
Art. 29.De eigenaar kan beroep aantekenen tegen de beslissingen bedoeld in de artikelen 27 en 28 van dit besluit door een gemotiveerd verzoekschrift binnen veertig dagen na de dag waarop hij op de hoogte werd gebracht van de beslissing.
Het verzoekschrift dat bij de minister wordt ingediend, wordt aangetekend verstuurd.
Het verzoekschrift vermeldt de naam en de hoedanigheid van de verzoeker en bevat bovendien een kopie van de bestreden beslissing.
Het beroep schort de uitvoering niet op.
De minister doet uitspraak bij beslissing binnen zestig dagen na ontvangst van het verzoekschrift. Afdeling 11. - Erkenning van vaartcertificaten van vaartuigen uit
derde landen
Art. 30.In afwachting van de inwerkingtreding van overeenkomsten tussen de Unie en derde landen inzake de wederzijdse erkenning van vaartcertificaten kan de voorzitter van de visitatiecommissie de vaartcertificaten van vaartuigen van derde landen erkennen voor het varen op de binnenwateren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De afgifte van Uniebinnenvaartcertificaten aan vaartuigen van derde landen moet conform de bepalingen van de artikelen 6 tot 10 gebeuren.
Art. 31.De Minister bevoegd voor Mobiliteit en Openbare werken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 16 mei 2019.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET