Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 2010
gepubliceerd op 26 oktober 2010

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de erkenning en de betoelaging van verenigingen zonder winstoogmerk en van vennootschappen met sociaal oogmerk die bedrijvig zijn in de hergebruik- en recyclingsector

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2010031488
pub.
26/10/2010
prom.
16/07/2010
ELI
eli/besluit/2010/07/16/2010031488/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JULI 2010. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de erkenning en de betoelaging van verenigingen zonder winstoogmerk en van vennootschappen met sociaal oogmerk die bedrijvig zijn in de hergebruik- en recyclingsector


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, artikel 8;

Gelet op de ordonnantie van 7 maart 1991 betreffende de preventie en het beheer van afvalstoffen, artikel 4, § 2, 6;

Gelet op de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, artikels 92 en 93;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofstedelijke regering van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de betoelaging van verenigingen zonder winstoogmerk en verenigingen met sociaal oogmerk die in de hergebruiksector bedrijvig zijn;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 maart 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van de minister van Begroting, gegeven op 14 april 2009;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu, gegeven op 13 mei 2009;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad, gegeven op 14 mei 2009;

Gelet op advies 48.203/3 van de Raad van State, gegeven op 18 mei 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat de sector van de sociale economie op het gebied van hergebruik en recycling het mogelijk maakt om : - de hoeveelheid afvalstoffen die naar centra voor technische ingraving of verbrandingsovens gaat, te beperken; - het gebruik van grondstoffen en energie, nodig voor de productie van nieuwe goederen, te beperken; - kwetsbare personen werk te geven en/of bij te scholen; - een kansarm publiek toegang te geven tot bepaalde goederen en uitrustingen;

Overwegende dat de bovengenoemde kenmerken een toegevoegde waarde bieden, meer bepaald op milieu-, economisch en sociaal vlak;

Overwegende dat het nodig is om de mate van nuttige aanwending van de afgedankte goederen en producten door hergebruik en recycling te optimaliseren;

Op voorstel van de minister van Leefmilieu;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden en definities Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : de minister bevoegd voor Leefmilieu;2° Instituut : Leefmilieu Brussel - Brussels Instituut voor Milieubeheer;3° Nuttige aanwending : elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt;4° Hergebruik : elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren ontworpen;5° Voorbereiding voor hergebruik : elke handeling ter controle, reiniging of herstelling met het oog op nuttige aanwending, waarmee tot afval verworden producten of bestanddelen van producten worden klaargemaakt om zonder enige andere voorbehandeling hergebruikt te worden;6° Recycling : elke nuttige aanwending waardoor afvalstoffen, na ontmanteling, opnieuw worden bewerkt tot producten, materialen of stoffen voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel.Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar omvat niet energieterugwinning, noch het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als heropvulmateriaal; 7° Verwijdering : iedere handeling die geen nuttige toepassing is, zelfs indien de handeling er in tweede instantie toe leidt dat stoffen of energie worden teruggewonnen. Voorwerp

Art. 2.Dit besluit legt de voorwaarden vast voor de erkenning en de betoelaging van rechtspersonen die zich inzetten om afval te voorkomen via nuttige aanwending van afgedankte producten en goederen. De toelage wordt door de minister toegekend aan rechtspersonen die zich inzetten voor het optimaliseren van het hergebruik en het recycleren van afgedankte goederen en producten. HOOFDSTUK II. - Erkenning

Art. 3.Met het oog op hun erkenning moeten de rechtspersonen die afgedankte goederen en artikel 3. Producten of afvalstoffen beroepsmatig nuttig aanwenden, de volgende voorwaarden vervullen : 1° een vennootschap met sociaal oogmerk of een vereniging zonder winstoogmerk zijn in de zin van de Belgische wetgeving;2° onder de bestuurders, beheerders of personen die ertoe gemachtigd zijn de maatschappij te verbinden, alleen personen tellen die hun burgerrechten en politieke rechten genieten;3° statuutbepalingen bezitten die de volgende criteria vervullen : - oogmerk van dienstverlening aan de leden of de collectiviteit; - zelfbeheer : de meerderheid van de sociale aandelen of van de stemmen op de algemene vergadering mag niet in handen zijn van een of meerdere vennoten uit de overheidssector of de privésector met winstoogmerk; - democratisch besluitvormingsproces : op de algemene vergadering worden de beslissingen genomen op grond van de regel « een man een stem », met hoogstens twee volmachten per persoon, of met beperkt stemrecht tot 25 %; - voorrang aan personen en arbeid bij de inkomstenverdeling : in de statuten is nader bepaald dat de netto activa bij stopzetting van de activiteiten van de rechtspersoon niet tussen de vennoten worden verdeeld doch naar een andere vereniging worden overgedragen voor zover deze clausule op dezelfde wijze in de statuten van de laatstgenoemde is opgenomen; - ondernemerschap in de zin van een milieubewuste duurzame ontwikkeling; - de vennoten geen patrimoniaal voordeel toekennen, of dan wel een beperkte patrimoniale winst. 4° de volgende kenmerken bezitten : - minstens een vestiging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bezitten met een totaaloppervlakte van minstens 500 m2 voor de sorteer-, herstel-, omvormings-, verkoop- en opslagactiviteiten, parkeerterreinen niet inbegrepen, of overgaan tot de verwijdering en de recuperatie van minstens 500 ton subsidieerbare goederen of producten per jaar op het Brussels Hoofdstedelijk grondgebied; - de winkels moeten minimaal twaalf uur per week worden opengesteld, te spreiden over minimaal drie dagen; ze moeten hun deuren openen in de week (van maandag tot vrijdag), minstens een dag tot 20 uur, of minstens drie uur tijdens het weekend (zaterdag of zondag). Deze uurschema's worden toegepast voor zover de te koop aangeboden producten voor het grote publiek zijn bestemd; de minister is ertoe gemachtigd deze minimale uurschema's te wijzigen; - de onderneming is minstens vijfendertig uur per week open; de afvalverwijderingen waarmee de voorraad van de winkel aangevuld wordt, zijn permanent en regelmatig (geen seizoens- of tijdsgebonden activiteiten).

Art. 4.De erkenningsaanvraag wordt met een ter post aangetekende zending of tegen ontvangbewijs bij het Instituut ingediend. De aanvraag bevat de volgende vermeldingen : 1° een afschrift van de statuten als in de bijlage bij het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt;2° aanduiding van de exploitatiezetel(s) alsook van de bijbehorende milieuvergunningen en stedenbouwkundige vergunningen, samen met een beschrijvingsnota om na te kunnen gaan of aan artikel 3, 4° wordt voldaan;3° de naamlijst van de bestuurders, beheerders en personen die ertoe gemachtigd zijn de onderneming te verbinden, samen met een afschrift van de akte tot aanwijzing van die personen als in de bijlage bij het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt;4° het handelsregisternummer of voor de verenigingen zonder winstoogmerk, een kopie van het register van de gewone leden.

Art. 5.§ 1. Als de erkenningsaanvraag volledig en ontvankelijk is, stelt het Instituut de aanvrager ervan op de hoogte per brief binnen de twintig werkdagen na ontvangst van de aanvraag. § 2. Als de aanvraag onvolledig is, stelt het Instituut de aanvrager ervan op de hoogte per brief binnen dezelfde termijn en vermeldt het welke stukken en inlichtingen ontbreken. Binnen de tien werkdagen na ontvangst van de aanvullende stukken stelt het Instituut de aanvrager per brief in kennis van de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag. § 3. Binnen de vijftig werkdagen na de kennisgeving van de volledigheid van de aanvraag bezorgt het Instituut, eventueel samen met een voorstel tot erkenning, zijn advies aan de Regering.

Art. 6.§ 1. Binnen de zeventig werkdagen na kennisgeving van de volledigheid en ontvankelijkheid van de aanvraag, betekent de Regering bij een ter post aangetekende zending haar beslissing tot toekenning of weigering van de erkenning aan de aanvrager. § 2. De aan de Regering toegekende termijn kan met twintig werkdagen worden verlengd. In dat geval wordt deze beslissing met redenen omkleed en met een aangetekende zending ter kennis van de aanvrager gebracht. § 3. De aanvrager kan beroep aantekenen bij het Milieucollege tegen elke beslissing tot erkenningsweigering en tegen de ontbrekende beslissing van de Regering bij het vervallen van de termijn bedoeld onder art. 6, § 1 en 2. Dit beroep is zonder schorsende werking.

Op straffe van onontvankelijkheid wordt het beroep per aangetekende zending bij het Milieucollege aangetekend, binnen de twintig werkdagen na ontvangst van de beslissing bedoeld onder art. 5 § 1 of na het vervallen van de termijnen bedoeld onder art. 6, § 1 en 2.

Het beroep wordt ondertekend en bevat minstens deze informatie : - de benaming of de handelsnaam van de verzoeker, zijn rechtsvorm, het adres van de maatschappelijke zetel alsook de naam, voornaam en hoedanigheid van de gevolmachtigde persoon die het beroep aantekent; - het met redenen omklede beroep tegen de beslissing of het ontbrekende antwoord van de bevoegde overheidsinstantie; - een kopie van de beslissing voor zover noodzakelijk; - een eventuele aanvraag om door het Milieucollege gehoord te worden; - en op straffe van onontvankelijk verklaard te worden, een bewijs van betaling van de dossierkosten van euro 125,00.

Het Milieucollege brengt zijn beslissing ter kennis van de aanvrager binnen de vijftig werkdagen na de ontvangst van het beroep of binnen de zestig werkdagen na het horen van de partijen. Bij ontstentenis van een kennisgeving binnen de termijn wordt de betwiste beslissing bekrachtigd.

Art. 7.De erkenning is vijf jaar geldig. De houder van de erkenning is verplicht elke wijziging met betrekking tot de nadere gegevens die in het dossier staan vermeld, uiterlijk binnen de drie maanden aan het Instituut mede te delen.

Art. 8.De erkenning, verkregen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 4, 5, 6 en 7, kan één keer worden vernieuwd.

De vernieuwingsaanvraag moet bij een ter post aangetekende zending of tegen ontvangbewijs bij het Instituut ingediend worden uiterlijk drie maanden vóór de vervaldag van de lopende erkenning.

Zij bevat een verklaring op eer die bevestigt dat de gegevens die bij de erkenningsaanvraag werden verzonden, nog altijd geldig zijn of de documenten die de eventuele veranderingen aangeven die zich hebben voorgedaan tijdens de looptijd van de te verlengen overeenkomst.

De vernieuwingsaanvraag bevat ook een nota met de activiteiten die tijdens de door de te verlengen overeenkomst gedekte periode werden gevoerd en die de aanvraag tot verlenging van de erkenning rechtvaardigen.

Op het einde van de vernieuwingsperiode kan overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 een nieuwe erkenningsaanvraag worden ingediend. HOOFDSTUK III. - Betoelaging

Art. 9.De subsidiëringsaanvraag wordt door de door het Instituut erkende rechtspersoon bij een ter post aangetekende zending of tegen ontvangbewijs bij het Instituut ingediend, uiterlijk op 1 juni van ieder jaar. De aanvraag bevat de volgende vermeldingen : 1° een omschrijving van de aard van de afgedankte goederen en producten alsook van de verwijderde en gerecupereerde afvalstoffen die krachtens de lijst gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 april 2002 tot vaststelling van de lijst van afvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen, nuttig kunnen worden aangewend;2° een beschrijving van de verwijderings- en recuperatiewijze en van het geografische gebied in kwestie;3° een beschrijving van de hergebruiks-, recycling- of verwijderingsstromen van de goederen, de producten en de afvalstoffen die voor het verstreken kalenderjaar werden verwijderd en gerecupereerd;4° een omschrijving van de toegepaste werkwijze om de stromen fysiek en financieel op te volgen;5° de gegevens over het verstreken kalenderjaar, per categorie van verwerkte goederen en producten, alsook van de verwerkte afvalstoffen : - verwijderde en gerecupereerde hoeveelheid; - hergebruikte hoeveelheid met een bondige beschrijving van de wijze van voorbereiding op hergebruik; - gerecycleerde hoeveelheid met een bondige beschrijving van de ontmantelings- en recyclingswijze; - verwijderde hoeveelheid door verbranding of storten.

Art. 10.§ 1. Als de aanvraag volledig en ontvankelijk is, stelt het Instituut de aanvrager ervan op de hoogte per brief binnen de twintig werkdagen na ontvangst van de aanvraag. § 2. Als de aanvraag onvolledig is, stelt het Instituut de aanvrager ervan op de hoogte per brief binnen dezelfde termijn en vermeldt het welke stukken en inlichtingen ontbreken. Binnen de tien werkdagen na ontvangst van de aanvullende stukken stelt het Instituut de aanvrager per brief in kennis van de volledigheid en ontvankelijkheid van de aanvraag. § 3. Binnen de vijftig werkdagen na de kennisgeving van de volledigheid van de aanvraag bezorgt het Instituut, eventueel samen met een voorstel tot beslissing, zijn advies aan de minister.

Art. 11.§ 1. Binnen de zeventig werkdagen na kennisgeving van de volledigheid en ontvankelijkheid van de aanvraag, betekent de minister bij een ter post aangetekende zending zijn beslissing tot toekenning of weigering van de betoelaging aan de aanvrager. In geval van weigering wordt deze beslissing met redenen omkleed. § 2. De aanvrager kan beroep aantekenen bij de Regering tegen elke beslissing tot subsidiëringsweigering en tegen de ontbrekende beslissing van de minister bij het vervallen van de termijn bedoeld onder art. 11, § 1. Dit beroep is zonder schorsende werking.

Op straffe van onontvankelijkheid wordt het beroep per aangetekende zending bij de Regering aangetekend, binnen de twintig werkdagen na ontvangst van de beslissing bedoeld onder art. 10, § 1 of na het vervallen van de termijnen bedoeld onder art. 11, § 1.

Het beroep wordt ondertekend en bevat minstens deze informatie : de benaming of de handelsnaam van de verzoeker, zijn rechtsvorm, het adres van de maatschappelijke zetel alsook de naam, voornaam en hoedanigheid van de gevolmachtigde persoon die het beroep aantekent; - het met redenen omklede beroep tegen de beslissing of het ontbrekende antwoord van de bevoegde overheidsinstantie; - een kopie van de beslissing voor zover noodzakelijk;

De Regering brengt haar beslissing per aangetekende zending ter kennis van de aanvrager, binnen de honderd werkdagen na de ontvangst van het beroep. Bij ontstentenis van een kennisgeving binnen de termijn wordt het beroep als verworpen beschouwd.

Art. 12.§ 1. De goederen en afvalstoffen die in aanmerking komen voor de berekening van de toelage zijn de afgedankte goederen en afvalstoffen die tijdens het verstreken kalenderjaar zijn verwerkt en die tot een van de volgende categorieën behoren : 1° textiel, meer in het bijzonder kleding, huislinnen, schoeisel, lederen accessoires; 2° grofvuil, meer in het bijzonder meubelen, inclusief matrassen en tapijten, huishoudartikelen (vaatwerk, lampen en staande lampen, binnenhuisversiering, schilderijen, spiegels,..) en vrijetijdsartikelen (fietsen, boeken, speelgoed, zwembaden, fitnessmateriaal, ligstoelen, ...); 3° elektrische en elektronische apparaten (EEA) met garanties inzake kwaliteit en veiligheid, meer bepaald groot witgoed (wasmachines, vaatwasmachines, droogkasten, koelkasten, diepvriezers,..), klein witgoed (strijkijzers, keukenrobots, stofzuigers, boenwas-apparaten,..), computer- en burotica-materiaal (computers, printers, telefoons, gsm's, faxtoestellen, kopieerapparaten,..), tv-, hifi-, video- en fototoestellen, doe-het-zelf- en tuintoestellen; 4° klein informaticamateriaal, meer in het bijzonder inktpatronen; § 2. De volgende goederen mogen niet als verwijderde en gerecupereerde hoeveelheid worden meegerekend : - de fabrieks- of eindereeksproducten; - goederen die tegen betaling zijn verworven; - goederen die bij een andere, krachtens dit besluit gesubsidieerde organisatie zijn verworven; - gerecycleerde afvalstoffen die aan een terugnameplicht zijn onderworpen. § 3. Om recht te hebben op de toelage, moet de aanvrager minimaal de volgende percentages voor nuttige aanwending (hergebruik en recycling) en hergebruik bereiken : 1° voor textiel : nuttige aanwending van 80 % en hergebruik van 50 % van de hoeveelheid verwijderde en gerecupereerde goederen, producten en afvalstoffen;2° voor grofvuil : nuttige aanwending van 65 % en hergebruik van 15 % van de hoeveelheid verwijderde en gerecupereerde goederen, producten en afvalstoffen;3° voor EEA : nuttige aanwending van 80 % en hergebruik van 30 % van de hoeveelheid verwijderde en gerecupereerde goederen, producten en afvalstoffen, inclusief het deel dat overgebracht wordt naar RECUPEL, maar niet gefinancierd wordt;4° voor klein informaticamateriaal : hergebruik van 60 % van de verwijderde en gerecupereerde goederen, producten en afvalstoffen. § 4. De totale subsidie « S » wordt per subsidietrekker bepaald op basis van de volgende parameters : - een subsidie « E » voor de verwijdering en de recuperatie, met betrekking tot de door de subsidietrekker verwijderde en gerecupereerde hoeveelheid goederen, producten en afvalstoffen uit de categorieën grofvuil en EEA; - een subsidie « Stex » voor de nuttige aanwending van het textiel; - een subsidie « Senc » voor de nuttige aanwending van grofvuil; - een subsidie « SEEE »voor de nuttige aanwending van elektrische en elektronische apparaten; - een subsidie « Scon »voor de nuttige aanwending van het klein informaticamateriaal.

Elk van de vier subsidies voor nuttige aanwending wordt bepaald door de hoeveelheid hergebruikte of gerecycleerde goederen, producten en afvalstoffen, uitgedrukt in ton voor de categorieën textiel, grofvuil en EEA, of uitgedrukt in aantal voor de categorie klein informaticamateriaal. § 5. Het bedrag van de subsidie « E » voor het verwijderen en recupereren van de goederen, producten en afvallen, wordt als volgt berekend : E = ienl * Qenl waarbij : - ienl : euro 15,00/ton; - Qenl wordt uitgedrukt in ton en stemt overeen met de hoeveelheid goederen, producten en afvalstoffen die specifiek door de aanvrager werden verwijderd en gerecupereerd voor de categorieën grofvuil en EEA. § 6. Het bedrag van de toelage « Stex » voor de nuttige toepassing van textiel wordt als volgt berekend : Stex : itex * (Qtex R + ptex * Qtex r) waarbij : - itex het bedrag van de toegekende subsidie is voor elke ton daadwerkelijk hergebruikt textiel; dit bedrag evolueert met de tijd en zal in 2015 en de jaren erna een waarde van euro 62,00/:ton bereiken.

De vooropgestelde evolutie voor het bedrag itex is als volgt : - 2010 : itex = euro 60,00/ton - 2011 : itex = euro 60,00/ton - 2012 : itex = euro 60,00/ton - 2013 : itex = euro 61,00/ton - 2014 : itex = euro 61,00/ton - 2015 : itex = euro 62,00/ton - Qtex R wordt uitgedrukt in ton en stemt overeen met de hoeveelheid textiel die specifiek door de aanvrager werd verwijderd, gerecupereerd en daadwerkelijk wordt hergebruikt; - ptex is een parameter die ten opzichte van recycling aanzet tot hergebruik; deze parameter evolueert met de tijd en zal in 2013 en de jaren erna een waarde van 0,5 bereiken. De vooropgestelde evolutie van de parameter ptex is als volgt : - 2010 : ptex = 0,8 - 2011 : ptex = 0,7 - 2012 : ptex = 0,6 - 2013 : ptex = 0,5 - Qtex r wordt uitgedrukt in ton en stemt overeen met de hoeveelheid textiel die specifiek door de aanvrager werd verwijderd, gerecupereerd en daadwerkelijk wordt gerecycleerd. § 7. Het bedrag van de toelage « Senc » voor de nuttige aanwending van grofvuil wordt als volgt berekend : Senc : ienc * (Qenc R + penc * Qenc r) waarbij : - ienc het bedrag van de toegekende subsidie is voor elke ton daadwerkelijk hergebruikt afval; dit bedrag evolueert met de tijd en zal in 2013 en de jaren erna een waarde van euro 60,00/ton bereiken.

De vooropgestelde evolutie van het bedrag ienc is als volgt : - 2010 : ienc = euro 45,00/ton - 2011 : ienc = euro 49,00/ton - 2012 : ienc = euro 56,00/ton - 2013 : ienc = euro 60,00/ton - Qenc R wordt uitgedrukt in ton en stemt overeen met de hoeveelheid grofvuil die specifiek door de aanvrager werd verwijderd, gerecupereerd en daadwerkelijk wordt hergebruikt; - penc is een parameter die ten opzichte van recycling aanzet tot hergebruik; deze parameter evolueert met de tijd en zal in 2014 en de jaren erna een eindwaarde van 0,3 bereiken. De vooropgestelde evolutie van de parameter penc is als volgt : - 2010 : penc = 0,5 - 2011 : penc = 0,5 - 2012 : penc = 0,4 - 2013 : penc = 0,4 - 2014 : penc = 0,3 - Qenc r wordt uitgedrukt in ton en stemt overeen met de hoeveelheid grofvuil die specifiek door de aanvrager werd verwijderd, gerecupereerd en daadwerkelijk wordt gerecycleerd. § 8. Het bedrag van de subsidie « SEEE »voor de nuttige aanwending van elektrische en elektronische apparaten wordt als volgt berekend : SEEE : iEEE * QEEE R waarbij : - iEEE het bedrag van de toegekende subsidie is voor elke ton daadwerkelijk hergebruikte EEA; dit bedrag evolueert met de tijd en zal in 2014 en de jaren erna een waarde van euro 71,00/ton bereiken.

De vooropgestelde evolutie van het bedrag iEEE is als volgt : - 2010 : iEEE = euro 45,00/ton - 2011 : iEEE = euro 49,00/ton - 2012 : iEEE = euro 56,00/ton - 2013 : iEEE = euro 60,00/ton - 2014 : iEEE = euro 71,00/ton - QEEE R wordt uitgedrukt in ton en stemt overeen met de hoeveelheid elektrische en elektronische apparaten die specifiek door de aanvrager werd verwijderd, gerecupereerd en daadwerkelijk wordt hergebruikt; § 9. Het bedrag van de toelage « Scon »voor de nuttige aanwending van klein informaticamateriaal wordt als volgt berekend : Scon : il * Qj R + il * Ql R waarbij : - ij : euro 1,00/inkjetpatroon; - Qj R wordt uitgedrukt in aantal inkjetpat-ronen en stemt overeen met het aantal inkjetpatronen dat specifiek door de aanvrager werd verwijderd, gerecupereerd en daadwerkelijk wordt hergebruikt; - il : euro 3,00/lasertoner; - Ql R wordt uitgedrukt in aantal lasertoners en stemt overeen met het aantal lasertoners dat specifiek door de aanvrager werd verwijderd, gerecupereerd en daadwerkelijk wordt hergebruikt. § 10. De totale subsidie per subsidietrekker (S) wordt berekend als volgt : S = z (E + Stex + Senc + SEEE + Scon) waarbij : - de « z »-factor elk jaar door de minister vastgelegd wordt in functie van de begrotingsmiddelen, het aantal subsidietrekkers en de hoeveelheid subsidieerbare goederen et afvalstoffen; de « z »-factor is in zijn standaardwaarde gelijk aan de eenheid; - de subsidies C, Stex, Senc, SEEE en Scon respectievelijk gedefinieerd worden in § 5, 6, 7, 8 en 9. § 11. Om de milieuprestaties te bevorderen, zal de verhoging van het aantal afgedankte goederen, producten en afvalstoffen dat daadwerkelijk wordt hergebruikt van jaar tot jaar recht geven op een verhoging van het subsidiebedrag met 20 % als toegepast op de delen van de Stex, Senc, SEEE en Scon -subsidies die voor deze verhoging in aanmerking komen. § 12. De verhoging van de hoeveelheid goederen, afgedankte producten en hergebruikte afvalstoffen wordt door het Instituut gecontroleerd op basis van de informatie in de subsidiëringsaanvraag. § 13. Bij bijzondere marktgebonden moeilijkheden of problemen in verband met de toegang tot de vindplaats kunnen de onder § 3 bepaalde minimumpercentages voor nuttige aanwending en hergebruik ter overleg aan het Instituut voorgelegd worden.

Art. 13.Het Instituut betaalt de verschuldigde bedragen in één storting, na de analyse van de aanvragen zoals omschreven in de artikelen 9 en 10 van dit besluit. De schuldvorderingen moeten naar het Instituut worden verzonden.

Art. 14.Door het aanvaarden van de subsidiëring aanvaardt de aanvrager eveneens de verplichting zijn inkomsten en uitgaven bekend te maken aan het Instituut met mogelijkheid van controle ter plaatse van alle nodige stukken, overeenkomstig artikel 92 en volgende van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle.

Art. 15.Er wordt een follow-upcomité opgericht waarvan de werking en de samenstelling door de minister worden vastgelegd. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 16.Het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 11 maart 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 11/03/2004 pub. 21/05/2004 numac 2004031195 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de erkenning en betoelaging van verenigingen zonder winstoogmerk en verenigingen met een sociaal oogmerk die in de hergebruiksector bedrijvig zijn sluiten betreffende de erkenning en de betoelaging van verenigingen zonder winstoogmerk en verenigingen met sociaal oogmerk die in de hergebruiksector bedrijvig zijn, gewijzigd bij het besluit van de brusselse Hoodstedelijke regeringen van 2 juni 2005, wordt opgeheven.

De erkenningen die overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 11 maart 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 11/03/2004 pub. 21/05/2004 numac 2004031195 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de erkenning en betoelaging van verenigingen zonder winstoogmerk en verenigingen met een sociaal oogmerk die in de hergebruiksector bedrijvig zijn sluiten toegekend werden, blijven evenwel tot op het einde geldig.

Art. 17.De minister bevoegd voor Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 juli 2010.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Leefmilieu, Mevr. E. HUYTEBROECK

^