Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 maart 2010
gepubliceerd op 08 april 2010

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2010031184
pub.
08/04/2010
prom.
25/03/2010
ELI
eli/besluit/2010/03/25/2010031184/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 MAART 2010. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, artikel 7;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 4 februari 1993 betreffende de Gewestelijke Ontwikkelings-commissie, gewijzigd bij de besluiten van de Regering van 3 maart 1994, van 2 mei 2002 en van 19 september 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 17 november 2009;

Gelet op het advies 47.681/4 van de Raad van State, uitgebracht op 25 januari 2010, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister-President;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.De Gewestelijke Ontwikkelingscom-missie, hierna genoemd « de Commissie », bestaat uit vierentwintig effectieve leden.

Voor elk effectief lid wordt tevens een vervangend lid aangeduid.

Het vervangend lid zetelt wanneer het effectief lid afwezig of verhinderd is.

Wanneer het effectief lid verhinderd is, brengt hij het secretariaat van de Commissie daarvan op de hoogte, zodanig dat het aan het vervangend lid de stukken en informatie toestuurt die het nodig heeft om deel te nemen aan de werkzaamheden van de Commissie.

Het mandaat van de leden kan worden vernieuwd.

Art. 2.De Regering benoemt de effectieve en vervangende leden op basis van de volgende beginselen : 1° ter vertegenwoordiging van de advies-instellingen bedoeld in artikel 7 van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening twaalf effectieve en twaalf vervangende leden gekozen uit dubbele lijsten die overeenkomstig artikel 3 worden voorgedragen;2° ter vertegenwoordiging van de gemeenten, zes effectieve en zes vervangende leden gekozen uit een dubbele lijst van kandidaten voorgedragen door de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;3° als onafhankelijke experts, zes effectieve en zes vervangende leden waarvan er maximum twee buitenlanders mogen zijn; Voor elke dubbele lijst die aan de Regering wordt voorgelegd, benoemt deze een aantal leden gelijk aan de helft van het aantal voorgedragen kandidaten.

Art. 3.Krachtens artikel 7 van het BWRO zijn de adviesinstellingen : 1° de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, opgericht door de ordonnantie van 8 september 1994;2° de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ingesteld bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 maart 2001;3° de Raad voor het Leefmilieu voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ingesteld bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 15 maart 1990;4° de Gewestelijke Mobiliteitscommissie ingesteld bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 oktober 2000;5° de Adviesraad voor Huisvesting ingesteld bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 25 april 2002, tot uitvoering van de ordonnantie van 29 maart 2001 houdende de oprichting van de Adviesraad voor Huisvesting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De Regering verzoekt elk van de in het eerste lid bedoelde adviesinstellingen om een dubbele lijst met de kandidaten gekozen onder haar leden op te stellen. Dit verzoek moet uitwerking hebben binnen dertig dagen vanaf de ontvangst van het verzoek van de Regering.

Bij het opstellen van de lijsten en de aanwijzing van de leden moet rekening gehouden worden met het principe dat twee derde van de leden tot de meest talrijke taalgroep moeten behoren en één derde van de leden tot de andere taalgroep.

Het aantal kandidaten die op de dubbele lijsten moeten worden voorgedragen is respectievelijk : 1° acht voor de effectieve leden en acht voor de vervangende leden voor de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° vier voor de effectieve leden en vier voor de vervangende leden voor de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen;3° vier voor de effectieve leden en vier voor de vervangende leden voor de Raad voor het Leefmilieu voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;4° vier voor de effectieve leden en vier voor de vervangende leden voor de Gewestelijke Mobiliteitscommissie;5° vier voor de effectieve leden en vier voor de vervangende leden voor de Adviesraad voor Huisvesting. Indien geen dubbele lijst, zoals bedoeld in lid 2, voorgedragen wordt, benoemt de Regering de vertegenwoordigers van de in gebreke blijvende instelling met inachtneming van de in lid 3 vermelde beginselen alsmede de in artikel 4 bedoelde onverenigbaarheidregelen.

Art. 4.De leden benoemd ter vertegen-woordiging van de in artikel 3 bedoelde adviesinstellingen en deze benoemd als onafhankelijke experts mogen volgende functies of mandaten niet uitoefenen : 1° elk gemeentelijk, provinciaal, gewestelijk of federaal kiesmandaat;2° burgemeester;3° elk mandaat in een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;4° lid van het Europees Parlement;5° lid van een ministerieel kabinet;6° ambtenaar of beambte van een gewestelijk bestuur of van een gewestelijke instelling van openbaar nut;7° ambtenaar of beambte van een gemeente. Bovendien mogen de onafhankelijke experts geen lid zijn van één der in artikel 3 bedoelde adviesinstellingen.

Art. 5.De leden van de Commissie moeten hun ontslag indienen zodra zij geen lid meer zijn van één der in artikel 3 bedoelde instellingen of een functie of mandaat uitoefenen bedoeld in artikel 4, eerste lid.

Het Commissielid dat werd aangewezen als onafhankelijk expert, moet ontslag nemen, indien hij lid wordt van één van de in artikel 3 bedoelde adviesinstellingen.

In geval van niet-inachtneming van het eerste en tweede lid van dit artikel en na het horen van de betrokkene, ontslaat de Regering het lid dat zelf zijn ontslag niet indient.

Geen enkel lid mag beslissen over onderwerpen waarin hij een rechtstreeks belang stelt, hetzij persoonlijk, hetzij als zaakgelastigde.

De leden van de Commissie kunnen door de Regering worden afgezet in geval van ernstige tekortkomingen in de uitoefening van hun functies of in geval van afwezigheid op meer dan drie opeenvolgende vergaderingen, behalve om een gegronde reden.

Binnen twee maanden na het openvallen van een mandaat ten gevolge van overlijden, ontslag of om enige andere reden, wordt het vervangend lid benoemd met inachtneming van de voorwaarden en regels zoals bepaald in de artikelen 2, 3, en 4. Het vervangend lid voltooit het mandaat van het lid dat het opvolgt. Bij ontstentenis kan het vervangend lid zetelen in plaats van het ontslagnemend lid tot als een vervanger wordt benoemd.

Art. 6.De Regering benoemt de voorzitter en de ondervoorzitter van de Commissie onder de in artikel 2, 3° bedoelde onafhankelijke experts.

De ondervoorzitter vervangt de voorzitter bij diens afwezigheid of verhindering. Ze hebben een verschillende moedertaal.

Art. 7.De Commissie is gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 8.De Commissie neemt een huishoudelijk reglement aan dat ter goedkeuring aan de Regering wordt voorgelegd en waarin met name worden geregeld : 1° de wijze van voorstelling van de agendapunten, de notulen van de vergaderingen en de adviezen, opmerkingen, suggesties en voorstellen van richtlijnen;2° de samenstelling, de werking en de opdrachten van de gespecialiseerde secties die de Commissie in haar midden kan oprichten;3° de wijze van aanwijzing en de opdracht van de verslaggevers die belast zijn met de behandeling van de dossiers waarvoor de Commissie en, in voorkomend geval, de in 2° bedoelde gespecialiseerde secties, bevoegd zijn.

Art. 9.De Commissie vergadert op uitnodiging van de voorzitter die de agenda vaststelt.

De voorzitter is gehouden de Commissie binnen vijftien dagen bijeen te roepen indien het verzoek daartoe wordt gedaan, hetzij door de Regering, hetzij door zes leden.

Op verzoek van ten minste vier leden moet elk onderwerp dat tot de bevoegdheid van de Commissie behoort, op de agenda worden geplaatst.

Art. 10.De Commissie kan slechts geldig beslissen wanneer ten minste de helft van de leden aanwezig is.

Wanneer de Commissie krachtens het BWRO evenwel binnen de dertig dagen een advies moet uitbrengen, beslist zij geldig wanneer ten minste een derde van de leden aanwezig is.

Wordt dit quorum niet bereikt, dan wordt de Commissie binnen de 7 dagen opnieuw samengeroepen met dezelfde agenda en kan zij geldig beslissen ongeacht het aantal aanwezige leden.

Art. 11.De door de Regering aangevraagde adviezen moeten binnen de door haar bepaalde termijn worden gegeven.

Art. 12.Vóór de beraadslaging over de ontwerpen van gewestelijk ontwikkelingsplan, gewestelijk bestemmingsplan en van gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen, de ontwerpen van gemeentelijke ontwikkelingsplannen en afwijkende bijzondere bestemmingsplannen alsmede over de onteigeningsplannen, evenals de voorontwerpen van ordonnantie en de ontwerpbesluiten betreffende de materies van het BWRO, hoort de Commissie de vertegenwoordigers van de Regering of van de gemeenten die de ontwerpen opgemaakt hebben.

De voorzitter stuurt naar de Regering of de betrokken gemeente een uitnodiging opdat hun vertegenwoordigers worden gehoord. De Regering of de gemeente moet, in voorkomend geval, deze uitnodiging aan haar ontwerper mededelen.

De Commissie kan tevens een beroep doen op externe consultanten ter verduidelijking van haar opdracht in een hoorzitting of door hen een specifieke studieopdracht toe te vertrouwen.

Art. 13.Elk jaar en ten laatste op 1 oktober maakt de Commissie de Regering voorstellen over haar werkingskosten voor het toekomend begrotingsjaar.

Art. 14.In het jaarlijkse activiteitenverslag moeten onder meer de werkzaamheden van de Commissie en, in voorkomend geval, van de gespecialiseerde secties duidelijk vermeld worden.

Art. 15.De leden van de Commissie ontvangen presentiegeld telkens als ze een vergadering van tenminste twee uur bijwonen, hetzij van de Commissie, hetzij van één van de gespecialiseerde secties.

Het bedrag wordt voor de voorzitter en voor de ondervoorzitter op honderd euro en voor de andere leden op vijfenzeventig euro vastgesteld.

Art. 16.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 4 februari 1993 betreffende de Gewestelijke Ontwikkelings-commissie wordt opgeheven.

Art. 17.Dit besluit treedt in werking zodra het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 18.Het lid van de Regering tot wiens bevoegdheid ruimtelijke ordening behoort, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 25 maart 2010.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke besturen, Ruimtelijke ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE

^