gepubliceerd op 09 december 2008
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
21 NOVEMBER 2008. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, gewijzigd door de bijzondere wetten van 9 mei 1989, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 5 april 1995, 4 december 1996, 4 mei 1999, deze van 13 juli 2001 en de bijzondere wet van 22 januari 2002, inzonderheid op artikel 40, § 1;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op de instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11;
Gelet op de wet van 21 augustus 1987 tot wijziging van de wet houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten en houdende bepalingen betreffende het Brusselse Gewest, inzonderheid op artikel 27, § 3;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer, bekrachtigd door de wet van 16 juni 1989, inzonderheid op artikel 1, § 2;
Gelet op de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, inzonderheid op artikel 8, tweede lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 maart 1991 houdende coördinatie van de wetten van 28 december 1984 en van 26 juni 1990 betreffende de afschaffing en de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, inzonderheid op de artikelen 9 en 16;
Gelet op de ordonnantie van 3 december 1992 betreffende de exploitatie en de ontwikkeling van het kanaal, de haven, de voorhaven en de aanhorigheden ervan in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op artikel 17, vierde lid, gewijzigd bij de ordonnantie van 29 januari 2001;
Gelet op de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, inzonderheid op de artikelen 23 en 34;
Gelet op de ordonnantie van 26 juni 2003 houdende oprichting van het Instituut ter Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel, inzonderheid op artikel 3;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op de artikelen 362 tot 364, gewijzigd bij de besluiten van 26 september 2002;
Gelet op het akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 13 juli 2007;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 mei 2007;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij van 19 februari 2008;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsmiddeling van 28 februari 2008;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Gewestelijke Vennootschap van de Haven van Brussel van 7 maart 2008;
Gelet op het protocol nr. 2007/33 van sector XV van 7 november 2007;
Gelet op het advies nr. 45.299/4 van de Raad van State, gegeven op 3 november 2008, in toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Minister van Openbaar Ambt;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Artikel 362 van hoofdstuk IV van de titel II van boek II van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, gewijzigd bij het besluit van 26 september 2002, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 362.§ 1. Een premie voor tweetaligheid wordt toegekend aan de ambtenaren die voor een examencommissie samengesteld door SELOR het bewijs hebben geleverd dat zij een schriftelijke en mondelinge kennis hebben van de tweede taal overeenstemmend met het niveau van hun graad.
Deze schriftelijke en mondelinge kennis wordt bepaald bij het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, samengevat op 18 juli 1966, inzonderheid : 1° de artikelen 8 en 9, § 1, voor de ambtenaren van de niveaus B, C, D en E en de graden van de rangen A1 en A2;2° de artikelen 7, 12 of 11 en 9, § 1, voor de ambtenaren van de graden vanaf de rang A3. § 2. Het jaarbedrag van de tweetaligheidspremie bedoeld in § 1 van dit artikel wordt vastgesteld als volgt : - 3.200 EUR voor de ambtenaren van niveau A vanaf de rang A3; - 2.400 EUR voor de ambtenaren van de rangen A1 en A2 van niveau A; - 1.600 EUR voor de ambtenaren van niveau B; - 1.500 EUR voor de ambtenaren van niveau C; - 1.000 EUR voor de ambtenaren van niveau D; - 750 EUR voor de ambtenaren van niveau E. § 3. De ambtenaren die bevorderd worden in een graad van het hogere niveau of in een graad van rang A3 of hoger, moeten, om de in § 2 van dit artikel bepaalde premie te kunnen genieten, het bewijs leveren dat ze een mondelinge en schriftelijke kennis hebben van de tweede taal die overeenstemt met hun nieuwe niveau of graad, overeenkomstig de in § 1, tweede lid, bepaalde regels.
Zolang hij niet slaagt voor de proeven, bedoeld in het eerste lid, blijft de ambtenaar de taalpremie genieten die hij ontving op basis van zijn voormalig niveau of zijn voormalige graad. »
Art. 2.Artikel 363 van hetzelfde, gewijzigd bij het besluit van 26 september 2002, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 363.§ 1. Een premie voor tweetaligheid wordt toegekend aan de ambtenaren die voor een examencommissie samengesteld door SELOR het bewijs hebben geleverd dat zij een mondelinge kennis hebben van de tweede taal overeenstemmend met het niveau van hun graad.
Deze mondelinge kennis wordt bepaald bij artikel 9, § 1, van het koninklijk besluit van 8 maart 2001 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, samengevat op 18 juli 1966. § 2. Het jaarbedrag van de tweetaligheidspremie bedoeld in § 1 van dit artikel wordt vastgesteld als volgt : - 1.000 EUR voor de ambtenaren van niveau A; - 750 EUR voor de ambtenaren van de niveaus B en C; - 600 EUR voor de ambtenaren van de niveaus D en E » § 3. De ambtenaren die bevorderd worden in een graad van het hogere niveau moeten, om de in § 2 van dit artikel bepaalde premie te kunnen genieten, het bewijs leveren dat ze een mondelinge kennis hebben van de tweede taal die overeenstemt met hun nieuwe niveau, overeenkomstig de in § 1, tweede lid, bepaalde regels.
Zolang hij niet slaagt voor de proeven, bedoeld in het eerste lid, blijft de ambtenaar de taalpremie genieten die hij ontving op basis van zijn voormalig niveau of zijn voormalige graad. »
Art. 3.De ambtenaren, die voor de inwerkingtreding van dit besluit, een taalpremie genoten die hoger was dan deze berekend op basis van dit besluit, behouden deze premie gedurende hun hele loopbaan.
Art. 4.De artikelen 362, § 3, tweede lid en 363, § 3, tweede lid, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bedoeld in de artikelen 1 en 2 van dit besluit, hebben uitwerking vanaf 1 maart 2001 in zoverre zij het huidige artikel 363, § 3, van hetzelfde besluit vervangen.
Art. 5.De Minister bevoegd voor Openbaar Ambt wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 21 november 2008.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen G. VANHENGEL