Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 april 2007
gepubliceerd op 22 juni 2007

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2007031260
pub.
22/06/2007
prom.
26/04/2007
ELI
eli/besluit/2007/04/26/2007031260/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 APRIL 2007. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op de instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11;

Gelet op de wet van 21 augustus 1987 tot wijziging van de wet houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten en houdende bepalingen betreffende het Brusselse Gewest, inzonderheid op artikel 27, § 3;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer, bekrachtigd door de wet van 16 juni 1989, inzonderheid op artikel 1, § 2;

Gelet op de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, inzonderheid op artikel 8, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 maart 1991. houdende coördinatie van de wetten van 28. december 1984 en van 26 juni 1990 betreffende de afschaffing en de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, inzonderheid op artikelen 9 en 16;

Gelet op de ordonnantie van 3 december 1992. betreffende de exploitatie en de ontwikkeling van het kanaal, de haven, de voorhaven en de aanhorigheden ervan in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op artikel 17, gewijzigd bij de ordonnantie van 6 november 2003;

Gelet op de ordonnantie van 18 januari 2001. houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, inzonderheid de artikelen 23 en 34;

Gelet op de ordonnantie van 26 juni 2003. houdende oprichting van het Instituut ter Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel, inzonderheid artikel 3;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering 26 september 2002. houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, gewijzigd door de besluiten van 26 september 2002 en de besluiten van 3 oktober 2002, 30 april 2003, 3 juli 2003, 24 maart 2005 en 23 februari 2006;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 28 maart 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 17 mei 2006;

Gelet op het protocol nr. 2006/11 van Sector XV van 17 augustus 2006;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Gewestelijke Vennootschap van de Haven van Brussel van 19 juni 2006;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij van 18 juli 2006;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling van 23 augustus 2006;

Gelet op het advies nr. 41.793/4 van de Raad van State, gegeven op 21 februari 2007;

Op voorstel van de minister van Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Hoofdstuk VII van Titel II van Boek I van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bestaande uit artikel 24, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Hoofdstuk VII. De selectiecommissies en de evaluatiecommissieMet het oog op de toekenning van de mandaatbetrekkingen bedoeld in artikel 81 worden er hiertoe bevoegde selectiecommissies opgericht.

Art. 24.De selectiecommissies worden samengesteld in functie van de te begeven mandaatbetrekkingen en bestaan elk uit ten minste vijf en ten hoogste zeven leden.

De Regering wijst op voordracht van de minister de leden van een selectiecommissie aan telkens als een mandaatbetrekking bedoeld in artikel 81 vacant wordt verklaard en duidt één onder hen aan als voorzitter. De leden van de selectiecommissies beschikken over expertise met betrekking tot de materies die ressorteren onder de te begeven mandaatbetrekking en/of met betrekking tot overheidsmanagement. De aanstelling van de leden van een selectiecommissie is beperkt tot de selectieprocedure waarvoor zij zijn aangesteld.

Ten hoogste twee derden van de leden van een selectiecommissie behoort tot hetzelfde geslacht.

De minister, voor het geheel van de selectiecommissies : 1° duidt twee effectieve en twee plaatsvervangende secretarissen aan die tot een verschillende taalrol behoren;2° bepaalt de vergoeding toegekend aan de voorzitter en de leden van de selectiecommissies; De Regering, op voorstel van de minister, stelt het huishoudelijk reglement van de selectiecommissies op.

De selectiecommissies vervullen de opdrachten die hen worden toegewezen door dit besluit.

De Regering kan, op voordracht van minister, een extern selectie- en assessmentbureau aanstellen dat de selectiecommissie ondersteunt in zijn werkzaamheden.

Art. 24bis.Niemand kan worden aangeduid tot lid van een selectiecommissie die in welke hoedanigheid dan ook belang heeft bij de desbetreffende selectieprocedure.

De leden van de selectiecommissies zijn gebonden tot geheimhouding omtrent de beraadslagingen en besluiten alsmede aangaande elke inlichting waarvan zij kennis zouden hebben gekregen bij het uitvoeren van hun opdracht.

Art. 24ter.Met het oog op de evaluatie van de mandaathouders bedoeld in artikel 132 wordt er een evaluatiecommissie opgericht. De evaluatiecommissie bestaat uit zeven leden die beschikken over expertise met betrekking tot overheidsmanagement en die niet behoren tot diensten die ressorteren onder het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De Regering wijst op voordracht van de minister de leden van de evaluatiecommissie aan alsook de voorzitter onder hen. De Regering wijst eveneens op voordracht van de minister vier plaatsvervangende leden aan die beantwoorden aan dezelfde criteria als de effectieve leden. Wanneer één van de leden afwezig of verhinderd is, wijst de voorzitter het plaatsvervangend lid aan dat hem zal vervangen. Wanneer de voorzitter afwezig is, komt het voorzitterschap toe aan het oudste effectieve lid.

De leden worden aangesteld voor een periode van vijf jaar. Hun aanstelling is hernieuwbaar.

Ten hoogste twee derden van de leden van de evaluatiecommissie behoort tot hetzelfde geslacht.

De minister duidt twee effectieve en twee plaatsvervangende secretarissen aan van verschillende taalrol om de evaluatiecommissie bij te staan.

De minister bepaalt de vergoeding toegekend aan de voorzitter en de leden van de evaluatiecommissie.

De Regering, op voorstel van de minister, stelt het huishoudelijk reglement van de evaluatiecommissies op.

De evaluatiecommissie vervult de opdrachten die haar worden toegewezen door dit besluit. De Regering kan haar bijkomende bevoegdheden toewijzen.

Leden van de evaluatiecommissie die in welke hoedanigheid dan ook bij een door de commissie onderzocht dossier betrokken zijn, onthouden zich van zitting.

Art. 2.In hoofdstuk I van titel III van boek I van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de opschriften "Afdeling 1.Algemene bepalingen" en "Afdeling 2. De werving van de leidende ambtenaar en van de adjunct-leidende ambtenaar" worden geschrapt. 2° artikel 31 wordt vervangen als volgt : « Art.31. De mandaten van rang A4, A4+ en A5. worden vacant verklaard via een open procedure, waarbij gelijktijdig interne en externe kandidaten meedingen.

Onder externe kandidaten dient te worden verstaan, alle andere kandidaten dan de statutaire personeelsleden van het ministerie en de instellingen van openbaar nut bedoeld in artikel 2, § 1 van het besluit van de Brussels Hoofdstedelijke Regering van 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Onverminderd de toepassing van de wet van 3 juli 1978 op de arbeidsovereenkomsten bepaalt de Regering de modaliteiten volgens dewelke de externe kandidaten een mandaat kunnen opnemen bij het de instellingen van openbaar nut. »

Art. 3.Artikel 82 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 4.Artikel 83, tweede lid, 2°, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « 2° voor een mandaat van rang A4+ en A5 : de Regering op voorstel van de functioneel bevoegde minister(s); bovendien wordt in de instellingen van categorie B voorafgaand het advies van de Raad van bestuur of van het Beheerscomité gevraagd. »

Art. 5.Artikel 86, tweede lid van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De ambtenaar die zijn mandaat beëindigt kan dit verlengen volgens de voorwaarden voorzien in artikel 134, § 2. »

Art. 6.Artikel 88, eerste lid van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De mandaten van rang A4, A4+ en A5 staan open voor ambtenaren van niveau A die ten minste twaalf jaar anciënniteit van niveau A hebben of ten minste zes jaar leidinggevende ervaring hebben. » Onder leidinggevende ervaring wordt verstaan ervaring inzake het beheer in een overheidsdienst of in een organisatie uit de privésector.

Art. 7.In artikel 90 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 en § 2, worden de woorden "hoge raad" vervangen door het woord "selectiecommissie";2° in § 2, tweede lid worden de woorden "twintig werkdagen" vervangen door de woorden "dertig dagen";3° in § 3 wordt het 4° geschrapt.

Art. 8.Artikel 91 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 91.§ 1. De selectiecommissie controleert de algemene en bijzondere toelatingsvoorwaarden van de kandidaten.

De kandidaten die niet voldoen aan deze voorwaarden worden van de selectie uitgesloten door een gemotiveerde beslissing van de selectiecommissie. Deze beslissing wordt aan de uitgesloten kandidaten meegedeeld per aangetekend schrijven.

Binnen de vijftien dagen die volgen op deze officiële kennisgeving kan iedere kandidaat bezwaar aantekenen per aangetekend schrijven aan de voorzitter van de selectiecommissie en kan hij vragen gehoord te worden. De kandidaat kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

Na onderzoek van het bezwaar doet de selectiecommissie een definitieve uitspraak over de toelaatbaarheid en deelt haar beslissing mee per aangetekend schrijven.

Wanneer de selectiecommissie een uitspraak doet over de toelatingsvoorwaarden van de kandidaten, begint de termijn voorzien om zijn advies te geven te lopen vanaf de dag waarop de commissie een definitieve uitspraak heeft gedaan over de toelatingsvoorwaarden. § 2. De selectiecommissie nodigt de kandidaten uit voor een gesprek.

Wat betreft de mandaatbetrekkingen van rang A4. hoort de selectiecommissie de mandaathouder van rang A4+ en A5, met betrekking tot de algemene competenties en het functieprofiel van de te begeven betrekking.

De selectiecommissie geeft een gemotiveerd advies over de gelijkwaardigheidsgraad van de competenties, van de relationele en managementvaardigheden van iedere kandidaat met betrekking tot de elementen vervat in het verzoek om advies bedoeld in artikel 88ter, § 3. » Na een vergelijking van de diploma's en de verdiensten van de kandidaten, deelt de selectiecommissie de kandidaten in hetzij in groep A « geschikt », hetzij in groep B « niet geschikt ». In de groep A worden de kandidaten gerangschikt.

Als geoordeeld wordt dat ze gelijkwaardig zijn, worden ze ex aequo gerangschikt. »

Art. 9.De artikelen 92 tot en met 95van hetzelfde besluit worden geschrapt.

Art. 10.Artikel 96 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 96.De Regering duidt de mandaathouders aan onder de kandidaten van groep A. Ze motiveert haar beslissing. »

Art. 11.Artikel 133 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 133.De evaluatiecommissie evalueert de mandaathouder over de wijze waarop hij het mandaat heeft uitgeoefend.

Ze neemt kennis van het verslag opgesteld door de mandaathouder en nodigt deze uit voor een evaluatiegesprek.

De vermelding "gunstig" wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer deze de doelstellingen die hem bij het begin van zijn mandaat werden opgedragen heeft bereikt.

De vermelding "voldoende" wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer hij de doelstellingen gedeeltelijk heeft bereikt.

De vermelding "ongunstig" wordt toegekend aan de mandaathouder wanneer de doelstellingen niet of in zeer geringe mate zijn gerealiseerd.

In zijn evaluatie moet de evaluatiecommissie rekening houden met onvoorziene omstandigheden of omstandigheden, die het geheel of gedeeltelijk realiseren van de vastgestelde objectieven onmogelijk hebben gemaakt.

De evaluatie wordt aan de geëvalueerde meegedeeld bij aangetekend schrijven. »

Art. 12.Artikel 134 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 134.§ 1. Een eerste evaluatie heeft plaats twee jaar na het begin van het mandaat.

Indien bij deze evaluatie de vermelding "ongunstig" wordt weerhouden heeft een bijkomende evaluatie plaats zes maanden na deze eerste evaluatie. Als de bijkomende evaluatie van de mandaathouder eveneens ongunstig is wordt zijn mandaat definitief beëindigd en kan hij niet deelnemen aan een nieuwe toekenningsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt. § 2. Een tweede evaluatie heeft plaats zes maanden voor het einde van het mandaat.

Indien op het einde van deze tweede evaluatie de mandataris de vermelding "gunstig" bekomt, dan kan de Regering zijn mandaat verlengen zonder dat er wordt overgegaan tot een nieuwe toekenningsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt. De mandaathouder stelt, bij de hernieuwing van zijn mandaat, een beheersplan op zoals bedoeld in artikel 83, eerste lid, dat rekening houdt met de te bereiken doelstelling vastgelegd door de overheid.

Indien de mandaathouder de vermelding "voldoende" bekomt, dan wordt zijn mandaat niet verlengd maar kan hij deelnemen aan een nieuwe toekenningsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt.

Indien de mandaathouder de vermelding "ongunstig" bekomt, dan wordt zijn mandaat definitief beëindigd en kan hij niet deelnemen aan de nieuwe toekenningsprocedure voor het mandaat dat hij bekleedt. »

Art. 13.In artikel 135 van hetzelfde besluit worden het tweede en derde lid vervangen door één lid, luidende : « De Regering spreekt zich uit over het beroep van een mandaathouder. »

Art. 14.In artikel 426 van hetzelfde besluit worden de woorden "Hoge Raad" vervangen door het woord "evaluatiecommissie".

Art. 15.De artikelen 427 en 428 van hetzelfde besluit worden geschrapt.

Art. 16.Een artikel 464octies wordt ingevoegd in hetzelfde besluit, luidende als volgt : «

Art. 464octies.In afwijking van artikel 31 stelt de Regering de mandaten van rang A4, A4+ en A5. gelijktijdig open voor de statutaire ambtenaren en de contractuele personeelsleden van de openbare sector, voor personeelsleden van een parlementaire vergadering en voor personeelsleden van de raden van de gemeenschapscommissies.

De bepaling bedoeld in het eerste lid is slechts één maal van toepassing bij wijze van overgangsmaatregel bij de eerste vacantverklaring van deze betrekkingen.

Indien er bij de eerste vacantverklaring van een mandaatbetrekking onvoldoende geschikt bevonden kandidaten zijn, wordt de betrokken mandaatbetrekking vacant verklaard via een open procedure, zoals bedoeld in artikel 30bis. »

Art. 17.De Minister bevoegd voor Openbaar Ambt wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 26 april 2007.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VAN HENGEL

^