gepubliceerd op 28 april 2022
Ordonnantie tot wijziging van de Brusselse Huisvestingscode inzake het openbaar beheersrecht en leegstaande woningen
31 MAART 2022. - Ordonnantie tot wijziging van de Brusselse Huisvestingscode inzake het openbaar beheersrecht en leegstaande woningen
Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art. 2.Voor de toepassing van deze ordonnantie wordt verstaan onder : 1° Code : de Brusselse Huisvestingscode zoals aangenomen door de ordonnantie van 17 juli 2003 ;2° Regering : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingsmaatregelen
Art. 3.In artikel 2, § 1 van de Code wordt punt 8° als volgt vervangen : « openbaar beheersrecht : het recht van een openbaar beheerder om een woning zoals bedoeld in artikel 15, te beheren en te verhuren, in plaats van de houder(s) van een zakelijk recht op die woning, tijdens een minimale duur van negen jaar ; ».
Art. 4.Aan artikel 2, § 1 van de Code worden de punten 38°, 39° en 40° toegevoegd, luidend als volgt : « 38° AVG : Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG, ook « Algemene Verordening Gegevensbescherming » genoemd ;39° houder van een zakelijk recht : eigenaar, mede-eigenaar, vruchtgebruiker, opstalhouder en erfpachter ;40° Openbare beheerder : de gemeenten, het OCMW, de autonome gemeentelijke regies, de Grondregie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel.».
Art. 5.De titel van Hoofdstuk II (« Het openbaar beheersrecht van woningen ») van Titel III (« De instrumenten van het huisvestingsbeleid ») van de Code wordt vervangen door de volgende titel : « HOOFDSTUK II. - Bestrijding van leegstaande woningen ».
Art. 6.Er wordt een Afdeling 1 ingevoegd in Hoofdstuk II van Titel III van de Code die luidt als volgt : « Afdeling 1. Gewestelijke instrumenten ».
Art. 7.Er wordt een nieuw artikel 14/1 ingevoegd in Afdeling 1 van Hoofdstuk II van Titel III van de Code, dat luidt als volgt : «
Art. 14/1.§ 1er. Binnen de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel heeft de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen de volgende opdrachten : 1° centraliseren van de identificatie van vermoedelijk leegstaande woningen via een databank met als doel deze te controleren en het invoeren van een gewestelijke inventaris van leegstaande woningen ;2° toezien op de naleving van de bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde regels en op de uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk, met inbegrip van het openbaar beheersrecht en de vordering tot staking ;3° de openbare beheerders ondersteunen bij hun acties ter bestrijding van leegstaande woningen, met name het openbaar beheersrecht, het onteigeningsrecht en de vordering tot staking. § 2. De in paragraaf 1 beoogde gewestelijke inventaris van leegstaande woningen wordt ingesteld om de openbare beheerders te informeren over de goederen waarvoor een actie tegen leegstand kan worden ondernomen.
Deze wordt jaarlijks samengesteld en bevat volgende gegevens : 1° de adressen van de onroerende goederen die als woningen gekadastreerd en leegstaand verklaardzijn, en het aantal woningen dat per adres is aangegeven ;2° de namen, voornamen en rijksregisternummers van de houders van een zakelijk recht op deze woningen. De inventaris kan worden aangevuld op aangeven van de gemeenten of erkende verenigingen.
De Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen geeft gemeenten toegang tot de lijst van leegstaande woningen op hun respectieve grondgebieden die in de inventaris zijn opgenomen, waarvoor een actie tegen leegstand kan worden in gang gezet. ».
Art. 8.Er wordt een Afdeling 2 ingevoegd in Hoofdstuk II van Titel III van de Code, na artikel 14/1, die luidt als volgt : « Afdeling 2. Het openbaar beheersrecht van woningen ».
Art. 9.Artikel 15 van de Code wordt vervangen door het volgende artikel : «
Art. 15.Toepassingsgebied Iedere openbare beheerder beschikt over een openbaar beheersrecht van volgende woningen : 1° de leegstaande woningen, zoals gedefinieerd in artikel 19/2 ;2° de woningen die het voorwerp uitmaken van het verbod tot verhuur bedoeld in artikel 8 ;3° de onbewoonbaar verklaarde woningen, in overeenstemming met artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet.».
Art. 10.Artikel 16 van de Code wordt vervangen door het volgende artikel : «
Art. 16.Voorstel tot overname van het beheer § 1. Bezoek aan de woning De openbare beheerder die een woning zoals bedoeld in artikel 15 in beheer wil nemen, kan aan de houder van een zakelijk recht op de woning per aangetekende brief vragen om de woning te bezoeken binnen de maand, tussen 8 uur en 20 uur.
Teneinde te bepalen welke werkzaamheden eventueel noodzakelijk zijn, vindt dit bezoek plaats in aanwezigheid van ambtenaren van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel die bevoegd zijn inzake huisvesting.
Wanneer het bezoek niet kon plaatsvinden doordat er geen toestemming van een houder van een zakelijk recht werd verkregen, kunnen de ambtenaren, vergezeld van vertegenwoordigers van de openbare beheerder, de woning ambtshalve binnendringen met toestemming van de politierechtbank. § 2. Voorstel van een beheersovereenkomst De openbare beheerder die wil overgaan tot openbaar beheer, stelt aan de houder van een zakelijk recht op de betrokken woning per aangetekend schrijven voor om zijn goed te beheren om het te huur te stellen en, in voorkomend geval, de noodzakelijke werkzaamheden uit te voeren.
Dit voorstel bevat de modelovereenkomst zoals bepaald door de Regering.
De houder van een zakelijk recht beschikt over een termijn van twee maanden om per aangetekend schrijven kennis te geven van zijn antwoord. § 3. Sluiten van een beheersovereenkomst Als het antwoord positief is, sluit de openbare beheerder met de houder van een zakelijk recht een beheersovereenkomst waarvan de modaliteiten worden vastgesteld door de Regering. ».
Art. 11.Artikel 17 van de Code wordt vervangen door het volgende artikel : «
Art. 17.Weigering van het voorstel tot overname van het beheer § 1. Ingebrekestelling Indien de houder van een zakelijk recht op de betrokken woning zonder legitieme reden weigert of niet antwoordt binnen de in artikel 16, § 2, vastgelegde termijn, stelt de openbare beheerder hem per aangetekend schrijven in gebreke de woning te verhuren, nadat hij, in voorkomend geval, de werkzaamheden heeft uitgevoerd.
De ingebrekestelling vermeldt uitdrukkelijk de intentie van de openbare beheerder om zijn openbaar beheersrecht uit te oefenen na het verstrijken van de vastgestelde termijn, die minimaal twee maanden bedraagt.
De bepalingen van deze afdeling worden integraal opgenomen in de ingebrekestelling. § 2. Kennisgeving Bij het verstrijken van de in de ingebrekestelling vastgestelde termijn stelt de openbare beheerder de houder van een zakelijk recht per aangetekend schrijven in kennis van de uitvoering van het openbaar beheersrecht. Hij brengt er ook de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen van op de hoogte. ».
Art. 12.Artikel 18 van de Code wordt vervangen door het volgende artikel : «
Art. 18.Uitvoering van het openbaar beheersrecht § 1. Gevolgen van het openbaar beheersrecht Vanaf de kennisgeving van de uitvoering van het openbaar beheersrecht is de openbare beheerder bevoegd voor het voorlopige beheer van de woning, met inbegrip van de mogelijkheid om er de vereiste werkzaamheden met het oog op de verhuring uit te voeren en om ze gedurende negen jaar te verhuren onder de voorwaarden voor de toegang tot de sociale huisvesting vastgesteld door de Regering met toepassing van Titel VI van deze Code.
De betaling van de onroerende voorheffing is ten laste van de houder van het zakelijk recht op de belastbare woning op 1 januari van het betrokken aanslagjaar.
De periode van negen jaar kan worden verlengd met het aantal maanden dat nodig is om de huurgelden, de volledige kosten van de overname van beheer en deze verbonden met het beheer te dekken. Deze kosten worden gedefinieerd door de Regering.
De huurovereenkomsten die openbare beheerder sluit, zijn van rechtswege tegenwerpelijk aan de houder van een zakelijk recht en tegen elke nieuwe houder van een zakelijk recht op de woning. De openbare beheerder moet het openbaar beheer laten inschrijven op het bevoegde kantoor Rechtszekerheid. Ook bij de beëindiging van het openbaar beheer moet dezelfde formaliteit worden vervuld.
Hij is ook verplicht om de stedenbouwkundige dienst van de gemeente waar de woning is gelegen op de hoogte te brengen.
De woningen in openbaar beheer worden bij voorrang aangeboden aan de in artikel 12 van de Code bedoelde huurders die voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot sociale huisvesting. Daartoe brengt de beheerder van de betrokken woning de Gewestelijke Inspectiedienst op de hoogte van de beschikbaarheid van dergelijke woningen.
Het Gewest en de openbare beheerders beschikken over een voorkooprecht op het goed dat onder openbaar beheer stond. Ze oefenen dit recht uit volgens de door de Regering vastgelegde modaliteiten. § 2. Inning van de huur Zodra de woning is verhuurd, ontvangt de houder van een zakelijk recht de huurprijs, berekend volgens criteria die door de Regering zijn bepaald, na aftrek van alle kosten van de overname van beheer en deze verbonden met het openbaar beheer. § 3. Informatieverstrekking aan de houder van een zakelijk recht In de loop van het openbaar beheer, informeert de openbare beheerder de houder van een zakelijk recht van de essentiële handelingen van dit beheer. De Regering bepaalt de wijze, de inhoud en de minimale verstrekking van deze informatie. ».
Art. 13.Artikel 19 van de Code wordt vervangen door het volgende artikel : «
Art. 19.Einde van het openbaar beheer § 1. Overname van het beheer van de woning door de houder van een zakelijk recht De houder van een zakelijk recht kan vragen om het beheer van zijn woning opnieuw over te nemen zodra die een eerste keer is bewoond als gevolg van het sluiten van een huurovereenkomst.
Deze vraag wordt per aangetekend schrijven toegezonden aan de openbare beheerder.
Binnen een maand na de ontvangst van de vraag stelt de openbare beheerder de houder van een zakelijk recht in kennis van de nog terug te betalen kosten van de overname van beheer en deze verbonden aan het openbaar beheer.
De overname van het beheer van de woning door de houder van een zakelijk recht vindt plaats binnen twee maanden te rekenen vanaf de in het vorige lid bedoelde terugbetaling. Binnen tien dagen na de ontvangst van de terugbetaling stelt de openbare beheerder de houder van een zakelijk recht in kennis van de precieze datum van deze overname van beheer.
Vanaf de datum van de overname van het beheer van de woning zoals bedoeld in het vorige lid, wordt de houder van een zakelijk recht van rechtswege in de rechten en plichten gesteld van de openbare beheerder wat de contractuele band met de huurder betreft. 2. Regelgeving inzake de huurprijzen De woning kan alleen worden verhuurd met toepassing van een huurprijs berekend op basis van door de overheid vastgestelde criteria en dit gedurende een periode van minimaal negen jaar vanaf het verhuren van de woning door de openbare beheerder. § 3. Straffen in geval van niet-naleving van de regelgeving inzake de huurprijzen Bij de niet-naleving van de verplichting bedoeld in paragraaf 2 moet de houder van een zakelijk recht aan de huurder retroactief het verschil terugbetalen tussen de betaalde huurprijs en de huurprijs vermeld in het rooster.
Daarenboven zal de leidende ambtenaar van de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen de houder van het zakelijke recht een administratieve boete opleggen die overeenstemt met twee maanden de huurprijs gevraagd aan de huurder. De regering zal daarvan de procedure bepalen. § 4. Invordering van de boete De gezamenlijke houders van een zakelijk recht op de woning zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de boete.
De boete wordt geïnd en gevorderd overeenkomstig de bepalingen van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, en het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 februari 2006 betreffende de financiële actoren.
Indien de geldboete niet binnen de vooropgestelde termijnen wordt betaald, vaardigt de door de Regering aangestelde ambtenaar een dwangbevel uit. Het dwangbevel wordt door voornoemde ambtenaar geviseerd en uitvoerbaar verklaard.
De opbrengst van de geldboeten wordt gestort in het « Fonds openbaar beheersrecht », zoals bedoeld in artikel 22, § 2. ».
Art. 14.De titel van Hoofdstuk III (« Hoofdstuk III. Straffen voor leegstaande woningen ») van Titel III van de Code wordt geschrapt.
Art. 15.Er wordt een Afdeling 3 ingevoegd in Hoofdstuk II van Titel III van de Code, na artikel 19, die luidt als volgt : « Afdeling 3. Overtreding in geval van leegstaande woningen ».
Art. 16.Er wordt een nieuw artikel 19/1 ingevoegd in Afdeling 3 van Hoofdstuk II van Titel III van de Code, dat luidt als volgt : «
Art. 19/1.Administratieve overtreding Het feit dat de houder van een zakelijk recht een woning laat leegstaan in de zin van artikel 19/2 zonder de leegstand te rechtvaardigen door legitieme redenen, door een geval van overmacht of door het plannen of uitvoeren van werkzaamheden, vormt een administratieve overtreding die beboetbaar is.
Indien het gebouw het voorwerp heeft uitgemaakt van een openbaar beheersrecht, zoals bepaald in de artikelen 15 en volgende, kan dezelfde overtreding worden begaan door de openbare beheerder. ».
Art. 17.Er wordt een nieuw artikel 19/2 ingevoegd in Afdeling 3 van Hoofdstuk II van Titel III van de Code, dat luidt als volgt : «
Art. 19/2.Definitie van een leegstaande woning Is een leegstaande woning : het gebouw of het deel van het gebouw dat sinds meer dan twaalf opeenvolgende maanden niet is ingenomen in overeenstemming met zijn bestemming als huisvesting. ».
Art. 18.Er wordt een nieuw artikel 19/3 ingevoegd in Afdeling 3 van Hoofdstuk II van Titel III van de Code, dat luidt als volgt : «
Art. 19/3.Criteria voor het vermoeden van leegstand Tot bewijs van het tegendeel worden woningen met name als leegstaand beschouwd : 1° als er zich op hun adres niemand voor zijn hoofdverblijfplaats heeft ingeschreven in de bevolkingsregisters ;2° als er op hun adres geen enkele woninghuurovereenkomst is geregistreerd ;3° als ze niet zijn ingericht met de huisraad die vereist is voor hun bestemming ;4° waarvoor het waterverbruik lager is dan vijf kubieke meter per jaar of waarvoor het elektriciteitsverbruik lager is dan honderd kilowattuur per jaar ;5° als ze sinds meer dan twaalf maanden het voorwerp uitmaken van het verbod tot verhuur bedoeld in artikel 8 ;6° als ze sinds meer dan twaalf maanden onbewoonbaar zijn verklaard in overeenstemming met artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet ;7° waarvoor een proces-verbaal van stedenbouwkundige overtreding werd opgesteld wegens ongeoorloofde bestemmingswijziging.».
Art. 19.Artikel 20 van de Code wordt vervangen door het volgende artikel : «
Art. 20.Administratieve procedure § 1. Vaststelling van vermoeden van overtreding Onverminderd artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet zijn de ambtenaren-inspecteurs van de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen gemachtigd om de in artikel 19/1 bedoelde vermoedelijke overtredingen op te sporen en vast te stellen door middel van een proces-verbaal dat geldig is tot bewijs van het tegendeel, hetzij op eigen initiatief, hetzij na een klacht van een vereniging zoals bedoeld in artikel 134 van deze Code of van een gemeente volgens de in paragraaf 2 beschreven modaliteiten.
De ambtenaren-inspecteurs van de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen kunnen de leegstaande woningen bezoeken tussen 8 en 20 uur nadat minstens één week voor de datum van het plaatsbezoek een voorafgaande waarschuwing per aangetekende brief aan de vermoedelijke overtreders werd verstuurd.
Indien het bezoek niet kon plaatsvinden omdat de vermoedelijke overtreders er niet mee hebben ingestemd, zullen de ambtenaren-inspecteurs de woning slechts ambtshalve kunnen binnendringen met de voorafgaande instemming van de politierechtbank.
Het proces-verbaal dat uitgaat van beëdigde gemeentelijke inspecteurs, is eveneens rechtsgeldig in de zin van dit artikel. § 2. Klacht van een gemeente Wanneer de in paragraaf 1 bedoelde klacht afkomstig is van een gemeente, verstrekt die laatste aan de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen de informatie in haar bezit met betrekking tot de geoorloofde stedenbouwkundige bestemming van het goed alsook alle informatie die nuttig is voor de uitoefening van de opdracht van deze dienst. § 3. Waarschuwing Wanneer de vermoedelijke overtreding wordt vastgesteld met een proces-verbaal, betekent de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen een waarschuwing aan de vermoedelijke overtreder, per aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging, met de volgende informatie : a) het proces-verbaal dat de vermoedelijke overtreding vaststelt ;b) het ten laste gelegde feit en de overtreden wetsbepaling ;c) de termijn van drie maanden om de verdedigingsmiddelen aan te voeren om het vermoeden van overtreding te weerleggen ;d) de verplichting om een einde te maken aan de leegstand, in voorkomend geval na op voorhand een conformiteitscontroleattest zoals bedoeld in artikel 8 van deze Code te hebben verkregen ;e) de door de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen verrichte controle tot aan de bewoning van de woning, zoals bedoeld in paragraaf 6 ;f) de opgelopen administratieve boete indien de overtreding wordt vastgesteld ;g) de gegevens en een korte beschrijving van de rol van het Informatiecentrum voor de Huisvesting ;h) een bondige uitleg over de regelingen van het openbaar beheersrecht en het in beheer nemen door een sociaal verhuurkantoor, zoals bepaald door deze Code. § 4. Verdedigingsmiddelen Om het vermoeden van een overtreding te weerleggen, moet de vermoedelijke overtreder zich binnen drie maanden na de toezending van de in paragraaf 3 bedoelde waarschuwing met alle verdedigingsmiddelen verdedigen bij de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen.
Het louter aanvoeren van feiten volstaat niet ; de realiteit van de feiten moet voldoende worden vastgesteld om de administratieve overheid in staat te stellen de aangevoerde argumenten met kennis van zaken te beoordelen.
De vermoedelijke overtreder moet voor de betwiste periode aantonen : - ofwel dat het goed geen leegstaande woning in de zin van artikel 19/2 was ; - ofwel dat de leegstand gerechtvaardigd was door het bestaan van legitieme redenen buiten zijn wil of door een geval van overmacht ; - ofwel dat de leegstand gerechtvaardigd was door de planning of de uitvoering van werkzaamheden.
Indien de rechtvaardiging betrekking heeft op de uitvoering van werkzaamheden, moet de vermoedelijke overtreder het bewijs leveren dat de werkzaamheden op daadwerkelijke, ononderbroken en ijverige wijze worden verricht met het oog op het beëindigen van de leegstand.
Indien de rechtvaardiging betrekking heeft op de planning van werkzaamheden, moet de vermoedelijke overtreder het bewijs leveren dat hij op daadwerkelijke, ononderbroken en ijverige wijze stappen heeft ondernomen met het oog op het verwezenlijken van de werkzaamheden en het beëindigen van de leegstand. Bovendien moet hij aantonen dat de planning van de werkzaamheden elke bewoning van het goed onmogelijk maakte, ook een tijdelijke en/of gedeeltelijke bewoning indien het goed bestaat uit verschillende wooneenheden. § 5. Opleggen van de boete Na het verstrijken van de in paragraaf 4 bedoelde termijn van drie maanden wordt, indien het vermoeden van overtreding niet is weerlegd, de in artikel 19/1 bedoelde overtreding vastgesteld en legt de leidend ambtenaar van de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen een administratieve boete op.
De administratieve boete bedraagt 500 euro per strekkende meter van de langste gevel, vermenigvuldigd met het aantal verdiepingen van de woning, de niet-ingerichte kelderverdieping en zolderverdieping niet meegerekend.
In geval van een gedeeltelijk leegstaand gebouw wordt de boete zo berekend dat de boete die verschuldigd zou zijn voor het hele gebouw gedeeld wordt door het aantal verdiepingen, zonder rekening te houden met de niet-ingerichte kelderverdieping en zolderverdieping, en het verkregen resultaat wordt vermenigvuldigd met het aantal verdiepingen die leegstaan.
Elk jaar kan de regering de bovengenoemde bedragen indexeren op basis van de consumptieprijsindex.
De boete wordt vermenigvuldigd met het aantal jaren dat volgt op de eerste vaststelling, waarbij er echter geen rekening wordt gehouden met de jaren waarvoor een eventuele onderbreking van de leegstand gedurende ten minste drie maanden kan worden aangetoond.
De leidend ambtenaar van de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen betekent de beslissing tot oplegging van een boete aan de vermoedelijke overtreder per aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging, met de volgende gegevens : a) het ten laste gelegde feit en de overtreden wetsbepaling ;b) de gedetailleerde berekening van de opgelegde boete ;c) de verplichting om een einde te stellen aan de overtreding ;d) de modaliteiten om het in artikel 21 bedoelde administratief beroep in te dienen ;e) de opgelopen administratieve boete indien de overtreding blijft aanhouden ;f) de door de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen verrichte controle tot aan de bewoning van de woning ;g) het risico op een openbare verkoop van de woning in geval van niet-betaling van de opgelegde boeten. § 6. Toezicht De Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen oefent toezicht uit op de situatie van de woning tot ze bewoond wordt. ».
Art. 20.Artikel 21 van de Code wordt vervangen door het volgende artikel : «
Art. 21.Administratief beroep De overtreder beschikt over een termijn van dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing die hem een administratieve boete oplegt om per aangetekend schrijven schorsend beroep aan te tekenen bij de Regering of de hiertoe gemachtigde ambtenaar.
De Regering of de hiertoe gemachtigde ambtenaar doet uitspraak binnen dertig dagen na ontvangst van het beroep. Is binnen deze termijn geen beslissing genomen, dan wordt het opleggen van de administratieve boete ongeldig verklaard. ».
Art. 21.Artikel 22 van de Code wordt vervangen door het volgende artikel : «
Art. 22.Invordering en opbrengst van de geldboeten § 1. Invordering van de boete De gezamenlijke houders van een zakelijk recht op de woning zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de boete.
De boete wordt geïnd en gevorderd overeenkomstig de bepalingen van de organieke ordonnantie van 23 februari 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle, en het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 februari 2006 betreffende de financiële actoren.
Indien de geldboete niet binnen de vooropgestelde termijnen wordt betaald, vaardigt de door de Regering aangestelde ambtenaar een dwangbevel uit. Het dwangbevel wordt door voornoemde ambtenaar geviseerd en uitvoerbaar verklaard.
Bij gebrek aan een waarborg bij de Deposito- en Consignatiekas wordt de betaling van de administratieve geldboete gewaarborgd met een wettelijke hypotheek die ten gunste van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel wordt gevestigd op de woning waar de overtreding werd vastgesteld. Die waarborg geldt ook voor de schuldvordering die ontstaat door het voorschieten van de kosten voor de hypothecaire formaliteiten. De inschrijving, hernieuwing, vermindering en volledige of gedeeltelijke doorhaling worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de hypotheekwetgeving.
Wanneer de overtreder de boete niet uit eigen beweging betaalt, wordt de woning waar de overtreding is vastgesteld openbaar verkocht, met voorrang op andere middelen tot gedwongen tenuitvoerlegging. De Regering wijst de hiertoe bevoegde ambtenaar aan. § 2. Opbrengst van de geldboeten Vijfennegentig procent van de totale opbrengst van de geldboeten wordt gestort in het « Fonds openbaar beheersrecht » dat opgericht werd bij de ordonnantie van 20 juli 2006 houdende wijziging van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen.
Vijf procent van de totale opbrengst van de geldboeten wordt toegewezen aan de algemene middelen van de middelenbegroting.
Vijfentwintig procent van de bovengenoemde vijfennegentig procent van de totale opbrengst van de geldboeten wordt terugbetaald aan de gemeente waar de leegstaande woning zich bevindt, voor zover ze uitdrukkelijk de leegstaande woningen geweerd heeft uit het toepassingsgebied van haar belastingreglement betreffende de verlaten, onbewoonde of onafgewerkte woningen. De gemeente wendt de opbrengst aan voor haar huisvestingsbeleid.
Zeventig procent van de bovengenoemde vijfennegentig procent van de totale opbrengst van de geldboeten blijft in het bovengenoemde Fonds, om desgevallend te worden aangewend voor uitgaven waarin voor het Fonds is voorzien. ».
Art. 22.Er wordt een Afdeling 4 ingevoegd in Hoofdstuk II van Titel III van de Code, na artikel 22, die luidt als volgt : « Afdeling 4. Vordering tot staking ».
Art. 23.Artikel 23 van de Code wordt vervangen door het volgende artikel : «
Art. 23.Gerechtelijke procedure De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg doet uitspraak als in kort geding en kan, op verzoek van de administratieve overheden of van een vereniging zoals bedoeld in artikel 134 van deze Code, bevelen dat de houder van een zakelijk recht of, in het geval een woning het voorwerp heeft uitgemaakt van een openbaar beheersrecht in de zin van de artikelen 15 en volgende van deze Code, de betrokken openbare beheerder gepaste maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de woning binnen een redelijke termijn wordt bewoond. ».
Art. 24.Er wordt een Afdeling 5 ingevoegd in Hoofdstuk II van Titel III van de Code, na artikel 23, die luidt als volgt : « Afdeling 5. Gegevensverwerking en communicatie ».
Art. 25.Er wordt een nieuw artikel 23/1 ingevoegd in Afdeling 5 van Hoofdstuk II van Titel III van de Code, dat luidt als volgt : «
Art. 23/1.Verwerking van persoonsgegevens § 1. Verantwoordelijkheid, doeleinden en rechtmatigheid van de verwerking De Gewestelijke Overheidsdienst Brussel is, overeenkomstig artikel 4, 7) van de GDPR, de persoon die verantwoordelijk is voor de verwerking van persoonsgegevens voor : 1° de identificatie van de vermoedelijk leegstaande woningen met het oog op : a) het uitvoeren van de gegevensbank van vermoedelijk leegstaande woningen zoals bedoeld in artikel 14/1, § 1 ;b) het invoeren van de in artikel 14/1, § 2 bedoelde gewestelijke inventaris van leegstaande woningen ;c) het uitoefenen van het in artikel 15 bedoelde openbaar beheersrecht ;d) het vaststellen van de vermoedelijke overtredingen, overeenkomstig artikel 20 ;2° de in artikel 14/1, 3° bedoelde ondersteuning van de openbare beheerders ;3° het opleggen van een administratieve boete in toepassing van artikelen 19, § 3 en 20, § 5 ;4° het toezicht op de situatie van de woning tot de bewoning ervan, in toepassing van artikel 20, § 6 ;5° de invordering van onbetaalde boeten, in toepassing van artikel 22, § 1 ;6° de uitvoering van de vordering tot staking in toepassing van artikel 23. § 2. Bewaringstermijnen : In het kader van het in § 1, 1° a, nagestreefde doel, worden deze gegevens bewaard gedurende de hele periode waarin de overeenkomstige vermoedelijk leegstaande woningen voldoen aan de criteria die hun controle rechtvaardigen om de leegstand te verifiëren.
In het kader van het in § 1, 1°, b nagestreefde doel, worden deze gegevens bewaard gedurende de hele periode waarin de overeenkomstige leegstaande woningen voldoen aan de criteria die hun opname in de gewestelijke inventaris rechtvaardigen.
In het kader van het in § 1, 1°, c nagestreefde doel, worden deze gegevens bewaard gedurende de periode die nodig is voor de tenuitvoerlegging van het openbaar beheersrecht en, overeenkomstig artikel 19, § 2, gedurende tien jaar na de verhuring van de woning door de openbare beheerder.
In het kader van de in § 1, 1°, d en 4° nagestreefde doeleinden worden deze gegevens bewaard gedurende de periode die nodig is voor de overeenkomstige controle en gedurende een jaar vanaf de bewoning van de woning.
In het kader van de in § 1, 2°, 3° en 5° nagestreefde doelstellingen worden deze gegevens bewaard gedurende de periode die nodig is om de betreffende doelstelling te realiseren tot aan de verjaringstermijn van het gemeen recht, of langer in het geval van vervolgingen die vóór het einde van deze verjaringstermijn werden ingesteld.
In het kader van de in § 1, 6° nagestreefde doelstelling worden deze gegevens bewaard gedurende de periode die nodig is voor de instelling en de verwerking van deze stakingsvordering en voor de tenuitvoerlegging van eventuele daaropvolgende rechterlijke beslissingen. § 3. Toegang tot de gegevens In het kader van het doel bedoeld in § 1, 1° a) en b) van dit artikel heeft de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen toegang tot de informatie uit het Rijksregister die hij nodig heeft, dit overeenkomstig artikel 5, § 1, 1° van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
In het kader van de in § 1, 1° tot 4° van dit artikel bedoelde doeleinden heeft de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen toegang tot het informaticaplatform van de lokale en gewestelijke administraties dat bestemd is voor het beheer van de dossiers betreffende stedenbouwkundige vergunningen, verkavelings- en milieuvergunningen, stedenbouwkundige overtredingen en aanvragen om stedenbouwkundige inlichtingen.
In het kader van de in § 1, 1°, 3°, 4° en 6° van dit artikel bedoelde doeleinden verstrekken de gemeenten aan de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor de uitvoering van zijn opdracht op grond van dit hoofdstuk. In het bijzonder moeten de volgende gegevens worden verstrekt : 1° de gegevens met betrekking tot de historiek van de domicilies ;2° de stedenbouwkundige gegevens, met inbegrip van de gegevens met betrekking tot de vaststelling van een stedenbouwkundige overtreding ;3° de administratieve gegevens betreffende de woning ;4° de gegevens betreffende de lokale onroerendgoedbelasting. In het kader van de in § 1, 1° tot 4° van de in dit artikel bedoelde doeleinden, bezorgen de Brusselse Intercommunale voor Waterdistributie en Sanering en distributienetbeheerder die werd aangewezen in toepassing van artikel 6 van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ten minste eenmaal per jaar aan de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen de lijst van de woningen waarbij het waterverbruik lager ligt dan vijf kubieke meter per jaar of waarbij het elektriciteitsverbruik minder dan honderd kilowattuur per jaar bedraagt. Voor elk van die woningen, vermeldt de lijst het adres, het verbruik over twaalf maanden bepaald op basis van het opgenomen of geraamde gebruik alsook, op voorwaarde dat die gegevens in het bezit zijn van de personen bedoeld in het huidige lid in het kader van het beheer van hun activiteiten, de naam en voornaam en het adres van de persoon op wiens naam het leveringscontract voor deze woning staat.
Teneinde de voormelde lijst op te stellen, baseert de krachtens artikel 6 van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aangewezen distributienetbeheerder zich uitsluitend op de informatie uit het in artikel 9bis van voormelde ordonnantie bedoelde toegangsregister.
Als de persoon op wiens naam de meter geregistreerd staat, domicilie houdt in de woning met de meter en houder is van zakelijke rechten op die woning, worden zijn naam, voornaam en geboortedatum niet vermeld in de meegedeelde lijst.
In het kader van het in § 1, 1° a) en b) van dit artikel bedoelde doeleinde en om het aantal bestaande woningen op een adres te bepalen, bezorgen de Brusselse Intercommunale voor Waterdistributie en Sanering en de distributienetbeheerder die is aangewezen in toepassing van artikel 6 van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, op verzoek van de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen eenmaal per jaar de lijst van de adressen waar ten minste één meter aanwezig is, en ook het aantal meters die aanwezig zijn op dit adres dat zich bevindt zich op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Voor de in § 1, 1° a), b), beoogde doeleinden heeft de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen toegang tot de gegevens van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de FOD Financiën met betrekking tot de adressen van de onroerende goederen die als woning zijn gekadastreerd en het aantal woningen dat per adres is aangegeven.
Voor de in § 1, 1° c), bij 6°, beoogde doeleinden heeft de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen toegang tot de gegevens van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de FOD Financiën met betrekking tot de woningen die onder deze doeleinden vallen en ook tot de gegevens met betrekking tot de houders van een zakelijk recht op deze woningen.
Voor de in § 1, 1°, 3° en 4°, beoogde doeleinden heeft de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen toegang tot de gegevens van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie van de FOD Financiën met betrekking tot de adressen van onroerend goed waarvoor een huur werd geregistreerd, en ook tot het aantal huren per adres.
Voor de in § 1, 1° tot 4°, beoogde doeleinden heeft de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen toegang tot de volgende gegevens : - de adressen van de onroerende goederen die zijn toegewezen aan de activiteit van toeristische accommodatie, bijgehouden door Brussel Economie en Werkgelegenheid ; - de adressen van de maatschappelijke zetel van een entiteit die is ingeschreven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen en van de verschillende vestigingen in België. § 4. Rijksregisternummers In het kader van zijn opdrachten is de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen gemachtigd om de rijksregisternummers op te vragen en te gebruiken, overeenkomstig artikel 8, § 1, lid 3 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. § 5. Doorgifte /communicatie van de gegevens De gegevens in de gewestelijke inventaris van leegstaande woningen bedoeld in artikel 14/1, § 2, kunnen worden medegedeeld aan : 1° Brussel Economie en Werkgelegenheid van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de toepassing van de ordonnantie betreffende het toeristische logies ;2° de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel Stedenbouw & Erfgoed voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de toepassing van de reglementering inzake stedenbouw en ruimtelijke ordening ;3° de gemeenten voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor hun opdracht om leegstaande woningen opnieuw op de markt te brengen en voor de uitoefening van hun fiscale bevoegdheden. De gegevens die voor de in paragraaf 1 van dit artikel genoemde andere doeleinden worden verzameld, kunnen aan de betrokken openbare beheerders worden meegedeeld als, en voor zover dat, deze gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun taken van algemeen belang inzake het huisvestingsbeleid. ».
Art. 26.Er wordt een nieuw artikel 23/2 en een nieuw artikel 23/3 ingevoegd in Afdeling 5 van Hoofdstuk II van Titel III van de Code, die luiden als volgt : «
Art. 23/2.Verslag van de gemeenten Vóór 1 juli van elk jaar publiceren de gemeenten een verslag over hun beleid ter bestrijding van leegstaande woningen, en van dat van hun OCMW. Het verslag bevat in elk geval een lijst van de op hun grondgebied gelegen woningen waarvan de leegstand is vastgesteld, een becijferde evaluatie van de effecten van het beroep op het recht van openbaar beheer, van de in artikel 23 bedoelde vordering tot staking, en van de in artikel 20, §§ 1 en 2, bedoelde klacht van de gemeente.
Dit verslag wordt doorgestuurd naar de Gewestelijke Dienst Leegstaande Woningen en bevat : 1° een inventaris van de goederen die een woonbestemming hebben en leegstaand blijken te zijn, met vermelding van : - het adres van het betrokken goed ; - de exacte identificatie van de leegstaande verdiepingen ; - de vermoedelijke duur van de leegstand en de datum van de eerste vaststelling van leegstand ; - het feit of deze vaststelling het voorwerp van een proces-verbaal heeft uitgemaakt, opgemaakt door een gemeentelijke ambtenaar ; - de toekenning van een stedenbouwkundige vergunning en de datum hiervan ; - het feit of het goed al het voorwerp uitmaakte van een verhuurverbod ; - het feit of het goed het voorwerp uitmaakt van een onbewoonbaarverklaring ; - in voorkomend geval : de woningen waarvoor de gemeente tijdens het voorbije aanslagjaar een taks heeft opgelegd omdat het verlaten is of leeg staat ; 2° een gekwantificeerde beoordeling van de gevolgen van het beroep doen op het openbaar beheersrecht, de stakingsvordering en de in artikel 20, § 1 en § 2, uitgewerkte klacht, en ook het toezicht op het beleid dat de gemeente op dit gebied voert en het gebruik van de daaraan gebonden gewestelijke financiële steun. Art. 23/3 Evaluatie Om de vijf jaar, en voor het eerst in januari 2027 wordt een evaluatie van de uitoefening van het openbaar beheersrecht uitgevoerd door het bestuur dat bevoegd is voor het huisvestingsbeleid. Deze evaluatie wordt aan de Regering meegedeeld. ».
Art. 27.Er wordt een nieuw artikel 23/4 ingevoegd in Afdeling 5 van Hoofdstuk II van Titel III van de Code, dat luidt als volgt : «
Art. 23/4.Equivalenten voor aangetekende zendingen In de bepalingen van dit hoofdstuk kan elke aangetekende zending ook geldig worden verricht op elke wijze waarbij aan de zending een bepaalde datum wordt toegekend. ». HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen, overgangsbepalingen en opheffingsbepalingen
Art. 28.Deze ordonnantie treedt in werking op de datum vastgesteld door de Regering.
In afwijking van lid 1 worden boetes die worden opgelegd tot 31 december van het jaar van inwerkingtreding van de huidige ordonnantie, doorgestort overeenkomstig de verdeelsleutel bepaald in artikel 23 van de Code, zoals deze werd toegepast vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie.
Art. 29.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 februari 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 19/02/2004 pub. 23/04/2004 numac 2004031095 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van de Huisvestingscode sluiten houdende uitvoering van de Huisvestingscode wordt opgeheven.
Art. 30.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 november 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 30/11/2006 pub. 18/12/2006 numac 2006031614 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot organisatie van het fonds van Openbaar Beheersrecht sluiten tot organisatie van het fonds van Openbaar Beheersrecht wordt opgeheven.
Art. 31.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 juni 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 06/06/2014 pub. 26/08/2014 numac 2014031621 bron brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering met betrekking tot de leegstaande woningen sluiten met betrekking tot de leegstaande woningen wordt opgeheven.
Art. 32.Op procedures die vóór de inwerkingtreding van deze ordonnantie zijn ingesteld, blijft de voorgaande regeling van toepassing.
Art. 33.Wijziging van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen In artikel 2, 14°, van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen worden volgende wijzigingen aangebracht : - in de derde en zesde alinea worden de woorden « de openbare vastgoedbeheerders in de zin van artikel 2, § 1, 4° » vervangen door de woorden « de operatoren van openbaar beheersrecht in de zin van artikel 2, § 1, 40° van de ordonnantie van 17 juli 2003 » ; - in de vijfde alinea worden de woorden « krachtens hoofdstuk III van titel III van de Huisvestingscode » vervangen door de woorden « krachtens hoofdstuk II van titel III van de Huisvestingscode » ; - in de zevende alinea worden de woorden « in artikel 18, § 2, lid 2 van de ordonnantie van 17 juli 2003 » vervangen door de woorden « in artikel 18, § 1, lid 3, van de ordonnantie van 17 juli 2003 » ; - in de achtste alinea worden de woorden « de kosten te dekken voor de uitvoering van de renovatiewerken van de woningen » door de woorden « de kosten te dekken voor de overname in openbaar beheer » ; - in de laatste alinea worden de woorden « , het tegemoetkomingspercentage dat kan variëren naargelang van de geografische ligging van de woning » geschrapt.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 31 maart 2022.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de promotie van het Imago van Brussel en Biculturele zaken van gewestelijk belang, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, E. VAN DEN BRANDT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie, A. MARON De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel, S. GATZ De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering en de Plaatselijke Besturen, B. CLERFAYT _______ Nota Documenten van het Parlement : Gewone zitting 2021-2022 A-488/1 Ontwerp van ordonnantie A-488/2 Verslag A-488/3 Amendementen na verslag.
Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 25 maart 2022