gepubliceerd op 16 april 2009
Ordonnantie tot bevordering van het onderzoek, de ontwikkeling en de innovatie
26 MAART 2009. - Ordonnantie tot bevordering van het onderzoek, de ontwikkeling en de innovatie (1)
Het Brussels Hoofdstedelijk Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Onderhavige ordonnantie regelt een materie zoals bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
De steun bedoeld in de artikelen 14 en 15 (behalve wat de terugvorderbare voorschotten betreft), 19, 20, 22, 23 en 24 van onderhavige ordonnantie worden toegekend aan de door de Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 vastgelegde voorwaarden waarbij sommige categorieën steun verenigbaar verklaard worden met de gemeenschappelijke markt in toepassing van de artikelen 87 en 88 van het verdrag (Algemene Groepsvrijstellingsverordening, Publicatieblad, L 214 van 9 augustus 2008, p. 3).
Art. 2.Voor de toepassing van onderhavige ordonnantie verstaat men onder : 1° « Gewest » : het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° « Regering » : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;3° « onderzoeksorganisatie » : een entiteit, zoals een collectieve onderzoekseenheid, een universitaire onderzoekseenheid of een onderzoekseenheid van het hoger onderwijs die zich in hoofdzaak bezighoudt met het verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling en het verspreiden van de resultaten daarvan door middel van onderwijs, publicaties of overdrachten van technologie;de opbrengsten moeten integraal geherinvesteerd worden in die activiteiten, in de verspreiding van hun resultaten of in het onderwijs; de ondernemingen die een invloed kunnen uitoefenen op een dergelijke organisatie, bijvoorbeeld in hun hoedanigheid van aandeelhouder of lid, genieten geen enkele bevoorrechte toegang tot haar onderzoekscapaciteiten of tot de resultaten die ze genereert; 4° « onderneming » : de onderneming zoals bepaald door de communautaire normen betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de staatssteun vastgesteld bij besluit van de Regering, die tenminste een exploitatiezetel bezit op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met uitsluiting van de natuurlijke personen en van de ondernemingen behorend tot de social-profitsector of die opdrachten van algemeen nut vervullen en publieke ondernemingen;5° « kleine onderneming » : elke onderneming die is opgericht onder de vorm van een commerciële vennootschap zoals bedoeld in het Wetboek van vennootschappen en beantwoordt aan de definitie van de kleine of micro-ondernemingen in de zin van de communautaire normen betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de staatssteun, vastgesteld bij besluit van de Regering;6° « middelgrote onderneming » : elke onderneming die is opgericht onder de vorm van een commerciële vennootschap zoals bedoeld in het Wetboek van vennootschappen en beantwoordt aan de definitie van de middelgrote ondernemingen in de zin van de communautaire normen betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de staatssteun, vastgesteld bij besluit van de Regering;7° « grote onderneming » : elke onderneming die is opgericht onder de vorm van een commerciële vennootschap zoals bedoeld in het Wetboek van vennootschappen en die noch een kleine, noch een middelgrote onderneming is;8° « innovatieve starter » : elke kleine onderneming, waarvan de oprichting minder dan zes jaar teruggaat voor de toekenning van de steun en die op de datum van de toekenning van deze steun voldoet aan een van beide volgende voorwaarden : - ofwel levert de onderneming een evaluatie verricht door een extern en onafhankelijk deskundige, met name op basis van een businessplan dat aantoont dat de begunstigde in een voorzienbare toekomst producten, diensten of procedés zal ontwikkelen die technologisch nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de toestand van de techniek in de betrokken sector in de Europese Gemeenschap, en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden; - ofwel vertegenwoordigen de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling van de onderneming ten minste 15 % van haar totale werkingskosten tijdens één van de drie vorige jaren voorafgaand aan de steunverlening of, in het geval van een startende onderneming zonder enige financiële voorgeschiedenis, bij de audit van haar lopend belastingjaar, bevestigd door een extern accountant; 9° « promotor » : elke onderneming, elke onderzoeksorganisatie, evenals elke groepering van een of meer bedrijven en/of van een of meer onderzoeksinstellingen;10° « terugvorderbaar voorschot » : elke lening voor een project die in één of meer schijven wordt uitbetaald en waarbij de voorwaarden voor terugbetaling afhangen van de uitkomst van het project van onderzoek-ontwikkeling-innovatie (OOI).
Art. 3.In de zin van onderhavige ordonnantie verstaat men onder « industrieel onderzoek », het planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het verwerven van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren.
Het omvat de vervaardiging van onderdelen van complexe systemen die noodzakelijk zijn voor industrieel onderzoek, met name voor de algemene validering van generische technologie, met uitzondering van de prototypes als bedoeld in het kader van de experimentele ontwikkeling.
Art. 4.In de zin van onderhavige ordonnantie verstaat men onder « experimentele ontwikkeling », het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere kennis en vaardigheden voor plannen, schema's of tekeningen voor het ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten.
Worden met name bedoeld : 1° activiteiten voor de theoretische definitie en de planning van nieuwe producten, procedés of diensten, evenals de consignatie van de informatie die erop betrekking heeft;deze activiteiten kunnen betrekking hebben op de realisatie van schetsen, tekeningen, plannen en andere documenten, op voorwaarde dat zij niet voor commercieel gebruik zijn bestemd; 2° de ontwikkeling van commercieel bruikbare prototypes en pilootprojecten indien het prototype noodzakelijkerwijs het commercieel eindproduct is en de productie ervan te duur is om alleen voor demonstratie- en validatiedoeleinden te worden gebruikt;in geval van een later commercieel gebruik van demonstratie- of pilootprojecten, moet elke ontvangst die uit een dergelijk gebruik resulteert afgetrokken worden van de aanvaardbare kosten; 3° de experimentele productie en het testen van producten, procedés en diensten kunnen eveneens steun genieten, voor zover deze niet voor industriële toepassing of commerciële exploitatie kunnen worden gebruikt of geschikt gemaakt. Behoren niet tot de experimentele ontwikkeling, de routinematige of periodieke wijzigingen aangebracht aan producten, productielijnen, fabricageprocessen, bestaande diensten en andere lopende operaties, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden.
Art. 5.In de zin van onderhavige ordonnantie verstaat men onder « procesinnovatie », de toepassing van een nieuwe of sterk verbeterde productie- of distributiemethode, met inbegrip van aanzienlijke veranderingen in de technieken, het materieel en/of de software.
Worden niet beschouwd als innovaties in de zin van onderhavig ordonnantie, de geringe veranderingen of verbeteringen, een verhoging van de productie- of dienstverleningscapaciteit door de toevoeging van productie- of logistieke systemen die sterk gelijken op die welke reeds in gebruik zijn, het niet meer gebruiken van een procedé, de eenvoudige vervanging en uitbreiding van de uitrusting, de veranderingen die louter het gevolg van prijsschommelingen voor productiefactoren zijn, de productie op maat, de gebruikelijke seizoensgebonden of andere cyclische veranderingen, evenals de handel in nieuwe of sterk verbeterde producten.
Art. 6.In de zin van onderhavige ordonnantie verstaat men onder « organisatie-innovatie », de toepassing van een nieuwe organisatiemethode in de praktijk, de organisatie van de werkvloer of de externe betrekkingen van de onderneming.
Worden niet beschouwd als innovaties in de zin van onderhavige ordonnantie, wijzigingen in de praktijken van de onderneming, in de organisatie van de werkvloer of in de externe betrekkingen die steunen op organisatiemethodes die reeds worden gebruikt in de onderneming, veranderingen van de commerciële praktijken, fusies en verwervingen, het niet meer gebruiken van een procedé, eenvoudige vervangings- en uitbreidingsinvesteringen, veranderingen die louter het gevolg van prijsschommelingen voor productiefactoren zijn, de productie op maat, de gebruikelijke seizoensgebonden of andere cyclische veranderingen, evenals de handel in nieuwe of sterk verbeterde producten.
Art. 7.In de zin van onderhavige ordonnantie verstaat men onder « met OOI verwante dienst », elke andere dienst dan industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling, procesinnovatie of organisatie-innovatie die tot doel heeft de resultaten en de kennis verkregen aan de hand van onderzoek, ontwikkeling en innovatie bekend te maken, te verspreiden of te valoriseren bij de economische en industriële wereld.
Art. 8.In de zin van onderhavige ordonnantie verstaat men onder « OOI-project », elk industrieel onderzoek, elke experimentele ontwikkeling, elke procesinnovatie of elke organisatie-innovatie, elke haalbaarheidsstudie, elke met OOI verwante dienst waarvoor steun kan worden bekomen in toepassing van onderhavige ordonnantie. HOOFDSTUK 2. - Algemene principes
Art. 9.Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten kan de Regering financiële tegemoetkomingen verlenen voor de aanvaardbare uitgaven van OOI-projecten, door middel van toelagen of terugvorderbare voorschotten, onder de voorwaarden bepaald door onderhavige ordonnantie en tot uitvoering ervan.
Art. 10.§ 1. B De aanvaardbare uitgaven voor de financiering van een OOI-project zijn de kosten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het betrokken project, ongeacht of ze rechtstreeks door de promotor worden gemaakt of door een onderaannemer worden gedragen.
Het gaat om de volgende uitgaven, met uitsluiting van alle andere : 1° de kosten van personeel (onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel), in de mate waarin het wordt aangewend voor het OOI-project;2° de kosten van de instrumenten en het materieel, in de mate waarin en zolang deze worden gebruikt voor het OOI-project;indien deze instrumenten en materieel niet tijdens hun hele levensduur worden gebruikt voor het OOI-project, dan zullen enkel de afschrijvingskosten die overeenstemmen met de duur van het OOI-project, berekend volgens de goede boekhoudkundige praktijken, aanvaardbaar worden geacht; 3° de kosten van het onderaanbesteed onderzoek, de technische kennis en de aangekochte octrooien of die het voorwerp zijn van licenties bij externe bronnen tegen marktprijs, indien de transactie geschiedt onder de normale concurrentievoorwaarden en er geen enkel element van collusie bestaat, evenals de kosten voor diensten van consultants en van equivalente diensten die uitsluitend voor het OOI-project worden gebruikt;4° de andere exploitatiekosten, met name de kosten voor aanverwant materiaal, leveringen en producten die rechtstreeks worden gemaakt voor de verwezenlijking van het OOI-project;5° de bijkomende algemene kosten die rechtstreeks voor het OOI-project worden gemaakt. § 2. De aanvaardbare uitgaven worden berekend voor belastingen en andere heffingen.
Indien de promotor onderworpen is aan de belasting op de toegevoegde waarde, dan wordt het bedrag van deze belasting niet in aanmerking genomen voor de aanvaardbare uitgaven.
Art. 11.§ 1. Kan in aanmerking komen voor de financiële tussenkomst van de Regering, elke promotor die : 1° zijn activiteiten geheel of gedeeltelijk uitoefent op het grondgebied van het Gewest en dit, gedurende tien jaar vanaf de toekenning van de steun;2° het belang aantoont van zijn OOI-project voor zijn ontwikkelingsstrategie, alsook de gunstige impact ervan op de economie, de werkgelegenheid en/of de duurzame ontwikkeling van het Gewest;3° in voorkomend geval, de mogelijkheid aantoont van een exploitatie van de onderzoeksresultaten in andere Gewesten of Lidstaten van de Europese Unie. Deze voorwaarden zijn van cumulatieve aard. § 2. Zijn uitgesloten van het genot van de tussenkomst, de ondernemingen in moeilijkheden in de zin van de geldende communautaire richtsnoeren betreffende de staatssteun voor de redding en herstructurering van ondernemingen in moeilijkheden.
Art. 12.§ 1. De OOI-projecten kunnen niet het voorwerp zijn van de tussenkomsten waarin onderhavige ordonnantie voorziet, indien zij andere gewestelijke toelagen genieten. § 2. Ingeval een OOI-project financiële steun geniet van een andere overheid dan het Gewest, wordt de in toepassing van onderhavige ordonnantie verleende tussenkomst op overeenkomstige wijze verminderd en op zodanige wijze dat de gecumuleerde steun de overeenkomstig onderhavige ordonnantie bepaalde grenzen niet overschrijdt.
Art. 13.Onverminderd de artikelen 14, § 5, en 15, § 6, is de promotor eigenaar van de resultaten en de knowhow verkregen door de uitvoering van de OOI-projecten die een financiële tegemoetkoming van de Regering hebben genoten. HOOFDSTUK 3. - Vormen van steun Afdeling 1. - Steun ten gunste van het industrieel onderzoek
Art. 14.§ 1. Elke promotor die een project van industrieel onderzoek wenst uit te voeren, kan een tegemoetkoming van de Regering genieten onder de vorm van een toelage of een terugvorderbaar voorschot.
Interventiepercentages Indien de tussenkomst een toelage is, dan kan de omvang ervan, uitgedrukt in percentage van de aanvaardbare uitgaven, bedragen : 1° 70 % voor een kleine onderneming;2° 60 % voor een middelgrote onderneming;3° 50 % voor een grote onderneming. Indien de tussenkomst een terugvorderbaar voorschot is, dan kan de omvang ervan, uitgedrukt in percentage van de aanvaardbare uitgaven, bedragen : 1° 80 % voor een kleine onderneming;2° 70 % voor een middelgrote onderneming;3° 60 % voor een grote onderneming. Verhoging van de interventiepercentages voor samenwerkingsprojecten § 2. Het in § 1 bedoelde interventiepercentage kan met 15 % van de aanvaardbare uitgaven tot een maximum van 80 % worden verhoogd indien het project voldoet aan een van de volgende voorwaarden : 1° het project wordt uitgevoerd op basis van een effectieve samenwerking tussen tenminste twee ondernemingen die onafhankelijk zijn van elkaar, en waaronder zich tenminste een kleine of middelgrote onderneming bevindt;in dat geval draagt geen enkele van de betrokken ondernemingen meer dan 70 % van de aanvaardbare uitgaven van het samenwerkingsproject; de onderaanneming wordt niet beschouwd als een effectieve samenwerking; 2° het project wordt uitgevoerd op basis van een effectieve samenwerking tussen tenminste twee ondernemingen die onafhankelijk zijn van elkaar, en waarvan de activiteitszetels tenminste in twee verschillende staten gevestigd zijn;in dat geval draagt geen van de betrokken ondernemingen alleen meer dan 70 % van de aanvaardbare uitgaven van het samenwerkingsproject; de onderaanneming wordt niet beschouwd als een effectieve samenwerking; 3° het project wordt gevoerd op basis van een effectieve samenwerking met een onderzoeksorganisatie;in dat geval neemt de betrokken onderzoeksorganisatie tenminste 10 % ten laste van de aanvaardbare uitgaven van het project en heeft deze het recht om de resultaten van het onderzoeksproject te publiceren, in de mate waarin deze afkomstig zijn van zelf uitgevoerde onderzoekingen; de onderaanneming wordt niet beschouwd als een effectieve samenwerking.
Bijzondere bepalingen met betrekking tot de terugvorderbare voorschotten § 3. Indien de in § 1 bedoelde tussenkomst wordt verleend onder de vorm van een terugvorderbaar voorschot, dan bevat de in artikel 27 bedoelde overeenkomst de gedetailleerde modaliteiten van terugbetaling in geval van het welslagen van het project. De definitie van het welslagen van onderzoeksactiviteiten, bepaald op basis van een voorzichtige en redelijke veronderstelling, impliceert een identificatie van de technische en commerciële doelstellingen van het project nog voor de verlening van de steun. § 4. Bij het welslagen van het project, wordt de lening terugbetaald aan een interestvoet die tenminste gelijk is aan het referentiële percentage, in voorkomend geval geactualiseerd, dat wordt bedoeld door de geldende mededeling van de Europese Commissie betreffende de methode van vaststelling van de referentiële interestvoeten en van de actualisering ervan.
In geval van een gedeeltelijk succes, dan staat de terugbetaling in verhouding tot de graad van welslagen van het project.
In geval van een succes dat het welslagen overschrijdt, kan het Gewest stortingen eisen bovenop de terugbetaling van het bedrag van het voorschot, met inbegrip van de interesten tegen de referentiële interestvoet voorzien door de Commissie. § 5. Indien de onderneming de mislukking vaststelt van het project, dan moet de onderneming of elk van de ondernemingen, waaraan een terugvorderbaar voorschot werd verleend, afzien van de exploitatie van de resultaten van het project, tijdens de realisatie ervan of binnen de zes maanden die volgen op het einde van de realisatie. De onderneming moet de mislukking van het project uiteenzetten met betrekking tot de technische en commerciële doelstellingen vastgelegd in de contractuele bepalingen met betrekking tot het project die haar verbinden met het Gewest.
In dat geval draagt de onderneming de intellectuele rechten van de resultaten van het project over aan het Gewest, of aan elke andere entiteit die door het Gewest is aangeduid, en is de onderneming volledig vrijgesteld van de terugbetaling van het voorschot. § 6. Indien de promotor van een industrieel onderzoeksproject een onderzoeksorganisatie is, en dit project wordt niet uitgevoerd in het rechtstreeks voordeel van een of meerdere ondernemingen, dan neemt de tussenkomst van de Regering in dit project de vorm aan van een toelage en kan 100 % van de aanvaardbare uitgaven bereiken. Afdeling 2. - Steun ten gunste van de experimentele ontwikkeling
Art. 15.§ 1. - Elke promotor, die een experimenteel ontwikkelingsproject wil uitvoeren, kan een financiële tussenkomst van de Regering genieten, onder de vorm van een toelage of een terugvorderbaar voorschot.
Interventiepercentages Indien de tussenkomst een toelage is, dan kan de omvang ervan, uitgedrukt in percentage van de aanvaardbare uitgaven, bedragen : 1° 45 % voor een kleine onderneming;2° 35 % voor een middelgrote onderneming;3° 25 % voor een grote onderneming. Indien de tussenkomst een terugvorderbaar voorschot is, dan kan de omvang ervan, uitgedrukt in percentage van de aanvaardbare uitgaven, bedragen : 1° 60 % voor een kleine onderneming;2° 50 % voor een middelgrote onderneming;3° 40 % voor een grote onderneming. Verhoging van de interventiepercentages voor samenwerkingsprojecten § 2. De in § 1 bedoelde interventiepercentages kunnen met 15 % van de aanvaardbare uitgaven worden verhoogd indien het project voldoet aan een van de volgende voorwaarden : 1° het project wordt uitgevoerd op basis van een effectieve samenwerking tussen tenminste twee ondernemingen die onafhankelijk zijn van elkaar, en waaronder zich tenminste een kleine of middelgrote onderneming bevindt;in dat geval draagt geen enkele van de betrokken ondernemingen meer dan 70 % van de aanvaardbare uitgaven van het samenwerkingsproject; de onderaanneming wordt niet beschouwd als een effectieve samenwerking; 2° het project wordt uitgevoerd op basis van een effectieve samenwerking tussen tenminste twee ondernemingen die onafhankelijk zijn van elkaar, en waarvan de activiteitszetels tenminste in twee verschillende Staten gevestigd zijn;in dat geval draagt geen van de betrokken ondernemingen alleen meer dan 70 % van de aanvaardbare uitgaven van het samenwerkingsproject; de onderaanneming wordt niet beschouwd als een effectieve samenwerking; 3° het project wordt gevoerd op basis van een effectieve samenwerking met een onderzoeksorganisatie;in dat geval neemt de betrokken onderzoeksorganisatie tenminste 10 % ten laste van de aanvaardbare uitgaven van het project en heeft deze het recht om de resultaten van het onderzoeksproject te publiceren, in de mate waarin deze afkomstig zijn van zelf uitgevoerde onderzoekingen; de onderaanneming wordt niet beschouwd als een effectieve samenwerking. § 3. In geval van een commercieel gebruik van prototypes, gecreëerd in het kader van een experimenteel ontwikkelingsproject, moet elke ontvangst van zo'n gebruik worden afgetrokken van de aanvaardbare kosten van het project, volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten.
Bijzondere bepalingen met betrekking tot de terugvorderbare voorschotten § 4. Indien de in § 1 bedoelde tussenkomst wordt verleend onder de vorm van een terugvorderbaar voorschot, dan bevat de in artikel 27 bedoelde overeenkomst betreffende het project de gedetailleerde modaliteiten van terugbetaling in geval van het welslagen van het project. De definitie van het welslagen van onderzoeksactiviteiten, bepaald op basis van een voorzichtige en redelijke veronderstelling, impliceert een identificatie van de technische en commerciële doelstellingen van het project nog voor de verlening van de steun. § 5. Bij het welslagen van het project, wordt de lening terugbetaald tegen een interestvoet die tenminste gelijk is aan het percentage dat van kracht is bij toepassing van de geldende mededeling van de Europese Commissie betreffende de methode van vaststelling van de referentiële interestvoeten en van de actualisering ervan.
In geval van een gedeeltelijk succes, dan staat de terugbetaling in verhouding tot de graad van welslagen van het project.
In geval van een succes dat het welslagen overschrijdt, kan het Gewest stortingen eisen bovenop de terugbetaling van het bedrag van het voorschot, met inbegrip van de interesten tegen de referentiële interestvoet vastgesteld door de Commissie. § 6. Indien de onderneming de mislukking vaststelt van het project, dan moet de onderneming of elk van de ondernemingen, waaraan een terugvorderbaar voorschot werd verleend, afzien van de exploitatie van de resultaten van het project, tijdens de realisatie ervan of binnen de zes maanden die volgen op het einde van de realisatie. De onderneming moet de mislukking van het project uiteenzetten met betrekking tot de technische en commerciële doelstellingen, vastgelegd in de contractuele bepalingen met betrekking tot het project die haar verbinden met het Gewest.
In dat geval draagt de onderneming de intellectuele rechten van de resultaten van het project over aan het Gewest of aan elke andere entiteit die door het Gewest is aangeduid, en is de onderneming volledig vrijgesteld van terugbetaling van het voorschot. Afdeling 3. - Steun voor proces- en organisatie-innovatie op het
gebied van de diensten
Art. 16.§ 1. Elke onderneming, die een project ontwikkelt voor proces- of organisatie-innovatie, kan een tussenkomst van de Regering genieten onder de vorm van een toelage. De omvang van de toelage, uitgedrukt in percentage van de aanvaardbare uitgaven, kan bedragen : 1° 35 % voor de kleine ondernemingen;2° 25 % voor de middelgrote ondernemingen;3° 15 % voor de grote ondernemingen. § 2. De steun wordt verleend onder de volgende cumulatieve voorwaarden : 1° de innovatie moet de vorm aannemen van een project met een identificeerbare en gekwalificeerde projectmanager en waarvan de kosten vooraf zijn bepaald;2° het project resulteert in de ontwikkeling van een norm, model, methodologie of een economisch concept die systematisch kunnen worden gereproduceerd en in voorkomend geval gecertificeerd en geoctrooieerd;3° de proces- of organisatie-innovatie moet een nieuwigheid of een sterke verbetering vormen ten opzichte van de toestand van de techniek in de betrokken sector;het nieuwe karakter kan met name worden aangetoond op basis van een precieze beschrijving van de innovatie, door deze te vergelijken met de meest geavanceerde procedés gebruikt door andere ondernemingen van dezelfde sector; 4° het innovatieproject houdt een duidelijke graad van risico in;deze kan worden aangetoond door de onderneming, met name door te verwijzen naar de verhouding tussen de projectkosten en het zakencijfer, de benodigde tijd om het nieuwe proces te ontwikkelen, de van de procesinnovatie verwachte baten ten opzichte van de projectkosten, of het risico op mislukking. § 3. Indien het bovendien gaat om een organisatie-innovatie, dan moet deze worden gekoppeld aan het gebruik en de exploitatie van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) om de organisatie te veranderen. § 4. Een grote onderneming kan slechts steun genieten voor de innovatie van een proces of organisatie in haar diensten indien voldaan is aan de in paragraaf 2 en 3 bedoelde voorwaarden en indien het project bovendien wordt verwezenlijkt in samenwerking met een kleine of middelgrote onderneming die tenminste 30 % van de aanvaardbare kosten draagt of in samenwerking met verschillende kleine of middelgrote ondernemingen die globaal tenminste 30 % van de aanvaardbare kosten dragen. Afdeling 4. - Individuele uitvinders
Art. 17.§ 1. Een natuurlijk persoon, die een uitvinding heeft ontwikkeld waarvan hij de volle eigenaar is en die van plan is om zijn uitvinding te valoriseren onder de vorm van een nieuwe industriële of commerciële activiteit, kan een financiële tussenkomst van de Regering genieten om de kosten te dekken van de technische haalbaarheidsstudies van zijn uitvinding, voorafgaand aan activiteiten van industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling, op voorwaarde dat deze studies worden toevertrouwd aan gespecialiseerde instellingen. § 2. Deze tussenkomst neemt de vorm aan van een toelage die maximum 75 % kan bedragen van de gemaakte kosten, zonder evenwel een bedrag van twaalfduizend vijfhonderd euro per uitvinding te overschrijden. De Regering is gemachtigd om dit bedrag jaarlijks te indexeren op basis van de gezondheidsindex. § 3. De in § 1 bedoelde tussenkomst is voorbehouden aan natuurlijke personen die woonachtig zijn op het grondgebied van het Gewest en waarvan de uitvinding een gunstige weerslag kan hebben op de economie en de werkgelegenheid op het grondgebied van het Gewest. Afdeling 5. - Financiering van met OOI verwante diensten
Art. 18.§ 1. De Regering kan opdrachten van met OOI verwante diensten toevertrouwen aan verenigingen zonder winstoogmerk en onderzoeksorganisaties, en deze opdrachten financieren met toelagen die 100 % van de aanvaardbare uitgaven van deze diensten kunnen bereiken. § 2. Behalve deze aanvaardbare uitgaven, zoals bepaald in artikel 10, zullen ook de kosten voor het verkrijgen en de validering van de octrooien en andere industriële eigendomsrechten, zoals bepaald in artikel 20, § 2, ten belope van 100 % kunnen worden gefinancierd. § 3. De door de technologieoverdracht gegenereerde ontvangsten moeten opnieuw worden geïnvesteerd in de hoofdactiviteiten van de vereniging zonder winstoogmerk of de onderzoeksorganisatie. Afdeling 6. - Steun voor technische haalbaarheidsstudies
Art. 19.§ 1. Elke promotor die wil overgaan tot een technische haalbaarheidsstudie die voorafgaat aan de lancering van een industrieel onderzoeksproject kan, indien hij een kleine of middelgrote onderneming is, een financiële tussenkomst van de Regering genieten onder de vorm van een toelage die maximum gelijk is aan 75 % van de aanvaardbare uitgaven. § 2. Elke promotor die wil overgaan tot een technische haalbaarheidsstudie die voorafgaat aan de lancering van een experimenteel ontwikkelingsproject kan, indien hij een kleine of middelgrote onderneming is, een financiële tussenkomst van de Regering genieten onder de vorm van een toelage die maximum gelijk is aan 50 % van de aanvaardbare uitgaven. § 3. De technische haalbaarheidsstudie moet worden verricht door een consultant of een instelling die is gespecialiseerd op het betrokken gebied, die zijn activiteiten sedert tenminste twee jaar uitoefent en getuigt van een toereikend bekende deskundigheid die wordt aangetoond op basis van een lijst met referenties. De consultant of de instelling moet onafhankelijk zijn van de onderneming. § 4. De aanvaardbare kosten zijn de kosten van de studie. Afdeling 7. - Steun om de kosten te dekken van industriële
eigendomsrechten
Art. 20.§ 1. De kleine en middelgrote ondernemingen kunnen een tussenkomst van de Regering genieten in de kosten voor de verwerving en de validering van de octrooien en andere rechten van industriële eigendom, tegen de door de Regering bepaalde voorwaarden. § 2. De aanvaardbare kosten in het kader van deze maatregel zijn de volgende : 1° alle kosten gemaakt vóór de verlening van de rechten in het eerste rechtsgebied, met inbegrip van de kosten met betrekking tot de opstelling, de indiening en de verdere afhandeling van de aanvraag, evenals de kosten van een hernieuwde aanvraag vóór de verlening van de rechten;2° de vertaalkosten en andere kosten die verband houden met de verkrijging of validering van de rechten in andere rechtsgebieden;3° de kosten ter verdediging van de geldigheid van de rechten in het kader van de officiële afhandeling van de aanvraag en mogelijke verzetprocedures, zelfs indien deze kosten worden gemaakt na de verlening van de rechten. § 3. Indien het onderzoek, waarvan de resultaten afkomstig zijn waarop de aanvraag (aanvragen) van een octrooi betrekking heeft (hebben), hoofdzakelijk ressorteert onder het industrieel onderzoek, dan kan de omvang van de toelage, uitgedrukt in percentage van de aanvaardbare uitgaven, bedragen : 1° 70 % voor een kleine onderneming;2° 60 % voor een middelgrote onderneming. § 4. Indien het onderzoek, waarvan de resultaten afkomstig zijn waarop de aanvraag(aanvragen) van een octrooi betrekking heeft(hebben), hoofdzakelijk ressorteert onder de experimentele ontwikkeling, dan kan de omvang van de toelage, uitgedrukt in percentage van de aanvaardbare uitgaven, bedragen : 1° 45 % voor een kleine onderneming;2° 35 % voor een middelgrote onderneming. § 5. B De in §§ 3 en 4 bedoelde interventiepercentages kunnen met 15 % worden verhoogd tot een maximum van 80 % van de aanvaardbare uitgaven indien het onderzoek, waarvan de resultaten afkomstig zijn waarop de aanvraag(aanvragen) van een octrooi betrekking heeft(hebben), werd gevoerd op basis van een effectieve samenwerking met een onderzoeksorganisatie. Afdeling 8. - Steun voor innovatieve starters
Art. 21.§ 1. De Regering kan een toelage verlenen aan een innovatieve starter.
De toelage kan uitgaven van allerlei aard dekken en bedraagt maximum 500.000 euro. § 2. Aan de begunstigde kan slechts eenmaal zo'n steun worden toegekend tijdens de periode waarin deze voldoet aan de in artikel 2 bepaalde definitie van innovatieve starter. § 3. Onverminderd de bepalingen van artikel 12, kan de begunstigde van de steun voor innovatieve starters tijdens een periode van drie jaar na de toekenning van deze steun geen enkele andere publieke steun genieten dan OOI-steun of steun voor investeringskapitaal. Afdeling 9. - Steun voor het gebruik van innovatieadvies en
innovatieondersteuning
Art. 22.§ 1. Aan kleine en middelgrote ondernemingen kan steun worden verleend om een beroep te doen op diensten voor advies en ter ondersteuning van innovatie, voor zover dat : 1° de steun tussen 25.000 en 200.000 euro bedraagt per begunstigde over een periode van drie jaar; 2° de dienstverlener een erkend natuurlijk of rechtspersoon is;3° de begunstigde de steun gebruikt om de diensten aan marktprijs te verwerven;indien de dienstverlener een vereniging zonder winstoogmerk is, dan vertegenwoordigt de marktprijs de volledige kosten, verhoogd met een redelijke marge. § 2. De volgende kosten kunnen steun genieten : 1° wat innovatieadviesdiensten betreft : managementconsulting, technologische bijstand, diensten inzake technologieoverdracht, opleiding, consultancy in verband met de verwerving, de bescherming en de uitwisseling van intellectuele-eigendomsrechten en in verband met overeenkomsten voor de verlening van licenties, consultancy-activiteiten in verband met het gebruik van de normen;2° wat betreft de diensten inzake innovatieondersteuning : databanken, technische bibliotheken, marktstudies, het gebruik van laboratoria, kwaliteitsetikettering, testen en certificeren. § 3. Indien de dienstverlener een vereniging zonder winstoogmerk is, kan de steun de vorm aannemen van een prijsverlaging; deze zal bijgevolg het verschil zijn tussen de betaalde prijs en de marktprijs. § 4. De omvang van de toelage, uitgedrukt in percentage van de aanvaardbare uitgaven, kan 75 % bereiken. Afdeling 10. - Steun ten gunste van internationale partnerships
Art. 23.§ 1. De Regering kan de modaliteiten bepalen van een soort toelage die betrekking heeft op de voorbereiding, de indiening en de onderhandeling van een OOI-project waaraan een of meerdere op het grondgebied van het Gewest gevestigde entiteiten en een of meerdere in andere Staten gevestigde entiteiten deelnemen, en dat zij zouden indienen bij een internationale of supranationale instelling of organisatie om een financiering of erkenning te bekomen.
Deze steun kan worden verleend aan kleine en middelgrote ondernemingen en aan onderzoeksorganisaties. § 2. Voor de aanvaardbare uitgaven gedekt door de toelage van de in § 1 bedoelde soort kunnen maxima worden bepaald, en deze zijn beperkt tot de volgende elementen : 1° de secretariaatskosten gedaan in het kader van de voorbereiding, de indiening en de onderhandeling van het project, met inbegrip van de in dit kader gedane personeelskosten;2° de kosten van de vertalingen die zijn verricht in uitvoering van een dienstenovereenkomst;3° de kosten voor prestaties op juridisch vlak die zijn verricht in uitvoering van een dienstenovereenkomst;4° de kosten van verplaatsingen en missies. De aanvaardbare uitgaven, die zijn gedekt door de toelage, mogen geen enkele uitgave omvatten met betrekking tot de verwezenlijking van het project. § 3. Indien het project ressorteert onder het industrieel onderzoek, dan mag de toelage maximum 70 % van de aanvaardbare uitgaven bedragen.
Indien het project ressorteert onder de experimentele ontwikkeling, dan mag de toelage maximum 50 % van de aanvaardbare uitgaven bedragen. Afdeling 11. - Steun voor de tijdelijke aanwerving van
hooggekwalificeerd personeel
Art. 24.§ 1. De tijdelijke aanwerving door een kleine of middelgrote onderneming van een inzake OOI hooggekwalificeerd persoon kan het voorwerp zijn van steun vanwege de Regering onder de volgende voorwaarden : 1° de persoon wordt gedetacheerd door een grote onderneming of een onderzoeksorganisatie na er tenminste twee jaar te hebben gewerkt;2° de aldus gedetacheerde persoon moet geen andere loontrekkenden vervangen maar dient te worden toegewezen aan een nieuw opgerichte functie in de begunstigde onderneming;3° de aldus gedetacheerde persoon moet OOI-activiteiten verrichten in de begunstigde onderneming;4° na afloop van deze toewijzing heeft de persoon het recht om terug te gaan werken bij de entiteit die hem had gedetacheerd. § 2. De aanvaardbare kosten in het kader van deze maatregel zijn alle personeelskosten voor de aanwerving en het tijdelijk gebruik van personeel, met name de kosten van een rekruteringsagentschap, evenals een verplaatsingsvergoeding voor de ter beschikking gestelde persoon.
De maximale omvang van de steun bedraagt 50 % van de aanvaardbare kosten, voor een maximumduur van drie jaar per onderneming en per gedetacheerd persoon.
Art. 25.§ 1. De tijdelijke aanwerving van een onderzoeker door een onderzoeksorganisatie kan onder de volgende voorwaarden het voorwerp zijn van regeringssteun : 1° de onderzoeksorganisatie bestemt de persoon voor een nieuwe OOI-functie;2° de onderzoeksorganisatie laat deze persoon periodiek stages volgen in verband met deze functie binnen ondernemingen met een grote wetenschappelijke en technische expertise. § 2. De aanvaardbare kosten bij de aanwerving van het in § 1 van onderhavig artikel bedoeld personeel zijn : 1° de personeels- en werkingskosten eigen aan de aangeworven persoon;2° de kosten van zijn missies, opleidingen, zijn specifieke documentatie en zijn stages;3° de gedragen bijkomende kosten omwille van zijn aanstelling voor industriële onderzoeksprojecten. § 3. De omvang van deze steun bedraagt maximum 100 % van de aanvaardbare kosten, voor een maximumduur van 60 maanden per onderzoeksorganisatie en per onderzoeker. HOOFDSTUK 4. - Administratieve en contractuele bepalingen
Art. 26.De Regering bepaalt, met eerbied voor de beginselen van onderhavige ordonnantie, de modaliteiten en de procedure voor de toekenning van de door onderhavige ordonnantie bedoelde tussenkomsten.
Art. 27.Met eerbied voor de door onderhavige ordonnantie bepaalde beginselen en in uitvoering ervan, bepaalt een tussen de begunstigde en de Regering te sluiten overeenkomst de rechten en verplichtingen van de partijen, evenals de nadere regels wat betreft de opvolging met betrekking tot de gewestelijke tussenkomst.
Art. 28.Bij niet-naleving door de begunstigde van de door onderhavige ordonnantie bepaalde verplichtingen, in uitvoering ervan of door de in artikel 27 bedoelde overeenkomst, kan de Regering haar tussenkomst opschorten en de terugbetaling vorderen van de reeds gestorte steun, in voorkomend geval verhoogd met de wettelijke interesten, tegen de interestvoet bepaald door de in artikel 27 bedoelde overeenkomst.
Art. 29.In geval van faillissement, ontbinding, vrijwillige of gerechtelijke ontbinding van de begunstigde, schort de Regering haar tussenkomst op en beveelt ze de terugbetaling van de reeds gestorte steun. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 30.De Regering bezorgt jaarlijks aan het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, aan de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en aan de Raad voor het Wetenschapsbeleid van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een statistisch verslag met betrekking tot de toepassing van onderhavige ordonnantie tijdens het voorbije kalenderjaar.
Art. 31.De ordonnantie van 21 februari 2002 betreffende de aanmoediging en de financiering van het wetenschappelijk onderzoek en de technologische innovatie wordt opgeheven. De bepalingen ervan blijven evenwel van toepassing op de steun waarvan de beslissing tot toekenning ervan werd aangenomen voor de inwerkingtreding van onderhavige ordonnantie, evenals op de steunaanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van onderhavige ordonnantie.
Art. 32.De Regering is gemachtigd om de bepalingen van onderhavige ordonnantie aan te passen aan de verplichtingen die voor het Gewest voortvloeien uit de regels van het Europees recht met betrekking tot de staatssteun.
Art. 33.Onderhavige ordonnantie treedt in werking op de door de Regering vastgestelde datum.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 26 maart 2009.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, C. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK _______ Nota (1) Gewone zitting 2008-2009. Documenten van het Parlement. - A-541/1 : Ontwerp van ordonnantie. - A-541/2 : Verslag.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 20 maart 2009.