gepubliceerd op 05 juni 1998
Ordonnantie tot oprichting van sociale woningbureaus
12 FEBRUARI 1998. - Ordonnantie tot oprichting van sociale woningbureaus (1)
De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art. 2.Voor de toepassing van deze ordonnantie moet worden verstaan onder: 1° woning : het individuele huis of het appartement dat is ingericht voor de bewoning door een gezin, met inbegrip van de tuin en de aanhorigheden;2° gezin : de persoon die alleen woont of de personen die dezelfde woning delen, zelfs indien zij niet hun woonplaats hebben in de betrokken woning;3° inkomsten : de onroerende en roerende netto-inkomsten en het netto belastbaar bedrag van de beroepsinkomsten voor enige afhouding, vermeerderd of verminderd met de renten tot levensonderhoud naargelang zij ontvangen of gestort worden.De bedoelde inkomsten worden vastgesteld op basis van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen.
Als inkomsten worden eveneens beschouwd het bedrag van het bestaansminimum en de uitkeringen voor mindervaliden; 4° gezinsinkomsten : de inkomsten van alle gezinsleden samen, met uitzondering van de kinderen ten laste;5° sociaal woningbureau : de rechtspersoon die de erkenning heeft gekregen van de Regering en tot taak heeft ervoor te zorgen dat mensen die moeilijk een huurwoning vinden, er een kunnen verkrijgen;6° openbare vastgoedmaatschappij : iedere openbare vastgoedmaatschappij, zoals bepaald in artikel 2, 3°, van de ordonnantie van 9 september 1993 tot wijziging van de Huisvestingscode voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en betreffende de sector van de sociale huisvesting;7° toelatingsinkomsten voor de sociale woningen : de inkomsten voor het verkrijgen van een sociale woning, vastgesteld door de Regering, met toepassing van de ordonnantie van 9 september 1993 houdende wijziging van de Huisvestingscode en betreffende de sector van de sociale huisvesting;8° Regering : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
Art. 3.§ 1. Om zijn doel te verwezenlijken zorgt het sociale woningbureau voor het behoud, het opnieuw aanbieden en het tot stand brengen van zo veel mogelijk huurwoningen in de openbare en de particuliere sector. § 2. Om die taak te vervullen treedt het sociaal woningbureau als bemiddelaar op tussen de houders van zakelijke rechten en de gezinnen die huren. Daartoe sluit het met de houders van zakelijke rechten beheersovereenkomsten of huurovereenkomsten voor onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen.
Het bureau kan ook giften of legaten ontvangen, alsmede erfpacht- of opstalovereenkomsten sluiten die verband houden met zijn doel.
De Regering stelt de standaardhuurovereenkomst vast tussen de huurder en het sociaal woningbureau of de houder van zakelijke rechten. § 3. De woningen die door het sociaal woningbureau worden verhuurd moeten voldoen aan de door de Regering gestelde bewoonbaarheidsvoorwaarden. § 4. Het sociaal woningbureau zorgt, indien nodig, voor sociale begeleiding, speciaal wat het huren van een woning betreft. Telkens dit mogelijk is, zal die sociale begeleiding geschieden in partnerschap met een OCMW of met een vereniging die zich inzet voor integratie.
Art. 4.§ 1. Het gebouw of een gedeelte van een gebouw waarvan wordt overwogen het te beheren, moet ter beschikking worden gesteld van het sociaal woningbureau door middel van een beheersopdracht of een huurovereenkomst voor de minimale duur van : a) 3 jaar ingeval het alleen om het beheer of de verhuring gaat, na een eventuele proefperiode van een jaar;b) 9 jaar ingeval er aanzienlijke renovatiewerken moeten worden verricht. § 2. Wanneer een beheersovereenkomst bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid, met de houder van zakelijke rechten gesloten is, treedt het sociale woningbureau in de plaats van de houder van zakelijke rechten voor de invordering van enig bedrag dat door het gezin verschuldigd is en om de verbreking van de huurovereenkomst te eisen zoals bepaald door het Burgerlijk Wetboek. § 3. Bij de onderhandelingen over de huurprijs met de houder van zakelijke rechten dient het sociaal woningbureau erop toe te zien in ieder geval een huurprijs te verkrijgen die lager ligt dan de huurprijzen op de privemarkt voor goederen met vergelijkbare voorzieningen en een vergelijkbare ligging, rekening houdend met de waarborgen die het de houder van zakelijke rechten biedt.
Art. 5.§ 1. Het huurbedrag dat het gezin aan het sociaal woningbureau betaalt, is gelijk aan het bedrag dat het bureau aan de houder van zakelijke rechten stort : - vermeerderd met de afschrijving van de werken gefinancierd door het sociaal woningbureau; - vermeerderd met de bijdrage van het gezin in de kosten van het beheer van het sociaal woningbureau volgens de regels te stellen door de Regering; - verminderd met de gewestelijke en/of gemeentelijke tegemoetkoming in het huurtekort bedoeld in artikel 6. § 2. Voor de onroerende goederen waarover het sociaal woningbureau zou beschikken krachtens artikel 3, § 2, tweede lid, van deze ordonnantie, en voor die welke onder bijzonder gunstige financiële voorwaarden aan het bureau zijn toevertrouwd, dient de door het gezin te betalen huur in ieder geval aanzienlijk lager te zijn dan de huurprijzen op de privé-markt voor goederen met vergelijkbare voorzieningen en een vergelijkbare ligging. HOOFDSTUK II. - Het sociaal woningbureau
Art. 6.§ 1. Binnen de grenzen van het begrotingskrediet en onder de voorwaarden te stellen door de Regering, kan deze aan de erkende sociale woningbureaus jaarlijks subsidies verlenen teneinde : 1° tegemoet te komen in de kosten van de renovatiewerken.De Regering bepaalt de aard en de omvang van deze renovatiewerken; 2° onder meer bij te dragen in het ten laste nemen van de verliezen doordat de woning tijdelijk onbewoond is en de huurschade;3° bij te dragen in de werkingskosten en de personeelskosten. § 2. Onverminderd § 1, kan de Regering bovendien voor de gezinnen wier inkomsten niet hoger liggen dan de toelatingsinkomsten voor een sociale woning, subsidies verlenen om : 1° tegemoet te komen in het huurtekort, dat het verschil is tussen het aan de verhuurder verschuldigde huurgeld en het bedrag dat het gezin aan zijn huisvesting kan besteden;2° tegemoet te komen in de kosten voor de sociale begeleiding van de gezinnen die huren zoals bedoeld in artikel 3, § 4.
Art. 7.De Regering kan de sociale woningbureaus slechts dan een erkenning verlenen indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° het statuut aannemen van vereniging zonder winstoogmerk in de zin van de wet van 27 juli 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;2° als opdracht hebben woningen te bezorgen aan personen die er moeilijk een kunnen vinden;3° met het oog op de verwezenlijking van hun doel op zijn minst een samenwerkingsakkoord sluiten met een of meer gemeenten of OCMW's op het grondgebied waarvan de meeste goederen die door het sociale woningbureau beheerd worden gelegen zijn of op het grondgebied waarvan het woningbureau zijn project wil ontwikkelen.De Regering zal de minimumeisen voor dit akkoord vaststellen, met name wat het toezicht op de sociale finaliteit betreft.
Wanneer het woningbureau goederen beheert of zijn actie wil ontwikkelen op het grondgebied van verschillende gemeenten, en onverminderd het eerste lid, stelt het aan alle betrokken gemeenten of OCMW's nadere samenwerkingsregels voor.
Het sociaal woningbureau zal eveneens een samenwerkingsakkoord kunnen sluiten met natuurlijke of rechtspersonen die belang hebben bij de uitvoering van zijn opdrachten, en onder meer met de openbare vastgoedmaatschappijen; 4° eventueel via de inbreng van de vennoten of via een overeenkomst met een rechtspersoon of een natuurlijke persoon die geen lid is van de vereniging, een minimum aantal personeelsleden met de uitvoering van die taken belasten.Dit personeel dient te bestaan uit minstens éen maatschappelijk werker met een diploma of met een nuttige ervaring van ten minste drie jaar, en een technicus inzake gebouwen ingeval renovatiewerken worden uitgevoerd; 5° zich ertoe verbinden een jaarlijks activiteitenverslag en een halfjaarlijks financieel verslag voor te leggen aan de Regering en gelijktijdig die documenten te bezorgen aan de in punt 3° bedoelde openbare partners;6° een van de beheersorganen dient een raad van bestuur te zijn waarvan ten minste één stemgerechtigde vertegenwoordiger van elke openbare vennoot die erom heeft gevraagd en een vertegenwoordiger van de Regering met raadgevende stem deel uitmaken;7° de voorzitter, de bestuurders, de directeur en de gemachtigden mogen geen niet in eer en rechten herstelde personen zijn die, zelfs met uitstel, veroordeeld zijn tot een gevangenisstraf van ten minste één maand voor één van de overtredingen die zijn vastgesteld in het koninklijk besluit nr.22 van 24 oktober 1934 waarbij aan bepaalde veroordeelden en aan de gefailleerden verbod wordt opgelegd bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen en waarbij aan de rechtbanken van koophandel de bevoegdheid wordt toegekend dergelijk verbod uit te spreken.
Art. 8.§ 1. Om in aanmerking te komen voor een woning beheerd door het sociaal woningbureau, mag het gezin niet meer inkomsten hebben dan de toelatingsinkomsten voor een sociale woning. Een derde van de door het sociaal woningbureau beheerde woningen mag evenwel worden toegekend aan gezinnen wier inkomsten 50 % hoger liggen dan de toelatingsinkomsten voor een sociale woning. § 2. Mits het beheersorgaan van het sociaal woningbureau ermee instemt, kan worden afgeweken van de voorwaarden gesteld in § 1 in de gevallen van overmatige schuldenlast, voor zover de maandelijke inkomsten van het gezin niet hoger liggen dan een door de Regering vast te stellen maximum. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 9.§ 1. Indien de voorwaarden gesteld in deze ordonnantie niet worden vervuld moeten de subsidies bedoeld in artikel 6 overeenkomstig artikel 57 van de op 17 juli 1991 gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit worden terugbetaald. § 2. De erkenning wordt door de Regering ingetrokken, geschorst of beperkt wanneer zij vaststelt dat het sociaal woningbureau niet meer voldoet aan de voorwaarden gesteld in deze ordonnantie.
Art. 10.De woningen die deel uitmaken van het vermogen van de openbare vastgoedmaatschappijen en van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Gewest vallen niet onder de toepassing van deze ordonnantie.
Art. 11.De Regering stelt de procedures voor de erkenning en de intrekking van de erkenning vast, met inbegrip van de beroepsprocedures.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 12 februari 1998.
De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Ch. PICQUE De Minister belast met Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe Betrekkingen, J. CHABERT De Minister belast met Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Vervoer, H. HASQUIN De Minister belast met Openbaar Ambt, Buitenlandse Handel, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, R. GRIJP De Minister belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Renovatie, Natuurbehoud en Openbare Netheid, D. GOSUIN
(1) Bijzondere zitting 1995. Documenten van de Raad. - Voorstel van ordonnantie : A-29/1.
Gewone zitting 1997-1998.
Documenten van de Raad. - Verslag : A-29/2. - Amendementen na verslag : A-29/3.
Volledig verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 16 januari 1998.