Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 06 maart 2008
gepubliceerd op 08 april 2008

Ordonnantie houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 1 februari 2007 afgesloten tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de uitrusting ter beschikking gesteld in het kader van de herwaardering van het kwalificerend onderwijs en de samenwerking tussen de Centra voor spitstechnologie en de Beroepsreferentiecentra

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2008031114
pub.
08/04/2008
prom.
06/03/2008
ELI
eli/ordonnantie/2008/03/06/2008031114/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 MAART 2008. - Ordonnantie houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 1 februari 2007 afgesloten tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de uitrusting ter beschikking gesteld in het kader van de herwaardering van het kwalificerend onderwijs en de samenwerking tussen de Centra voor spitstechnologie en de Beroepsreferentiecentra (1)


De Regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest heeft aangenomen en Wij bekrachtigen wat volgt :

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een materie als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Goedkeuring wordt verleend aan het samenwerkingsakkoord van 1 februari 2007 afgesloten tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de uitrusting ter beschikking gesteld in het kader van de herwaardering van het kwalificerend onderwijs en de samenwerking tussen de Centra voor spitstechnologie en de Beroepsreferentiecentra.

Art. 3.Dit samenwerkingsakkoord wordt bij onderhavige ordonnantie bijgevoegd.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 6 maart 2008.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE De Minister van de Brussels Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK _______ Nota (1) Gewone zitting 2006/2007. Documenten van het Parlement. - Ontwerp van ordonnantie, A-398/1.

Gewone zitting 2007/2008.

Documenten van het Parlement. - Verslag, A-398/2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van vrijdag 22 februari 2008.

Samenwerkingsakkoord tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de uitrusting ter beschikking gesteld in het kader van de herwaardering van het kwalificerend onderwijs en de samenwerking tussen de centra voor spitstechnologie en de beroepsreferentiecentra Gelet op de artikelen 1, 39, 127, 128, 134 en 138 van de Grondwet;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 92bis, § 1, ingevoegd door de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het decreet II van de Raad van de Franse Gemeenschap van 19 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap aan het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie;

Gelet op het decreet III van de Franse Gemeen schaps commissie van 22 juli 1993 tot toekenning van de uitoefening van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeen schap aan de Franse Gemeenschapscommissie;

Overwegende dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de tewerkstelling van jongeren tot een transversale prioriteit heeft gemaakt van zijn beleid, zoals weergegeven in het Contract voor Economie en Tewerkstelling en in operationele vorm gegoten met het Tewerkstellingsplan voor de Brusselaar;

Overwegende het Sociaal Pact voor de Tewerkstelling van de Brusselaars gesloten op 11 juni 2002;

Overwegende de beslissing van het Brussels Economisch en Sociaal Overlegcomité van 2 juli 2003 betreffende het bestek van de referentiecentra;

Overwegende dat het welslagen van dit beleid met name een optimale opleiding impliceert van jonge meisjes en jongens die de lessen volgen van het kwalificerend onderwijs (secundair technisch kwalificerend en beroepsonderwijs, alternerend onderwijs, gespecialiseerd onderwijs van vorm 3 en 4), het onderwijs voor sociale promotie en het hoger niet-universitair onderwijs);

Overwegende dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering de oprichting van referentiecentra tot een prioriteit heeft gemaakt voor deze legislatuur, met het oog op de bevordering van de overeenstemming tussen de noden van de ondernemingen en het opleidingsaanbod, en de bevordering van de beroepsopleiding van de Brusselaars inzake speerpuntberoepen;

Overwegende de verbintenissen van de Franse Gemeenschap, opgenomen in haar « Contrat pour l'Ecole », voor de herwaardering van het kwalificerend onderwijs en de ontwikkeling van een coherent beleid inzake investeringen in uitrustingen;

Overwegende dat de Franse Gemeenschap in het kader van de Commission Communautaire des Professions et des Qualifications (CCPQ) een definitie geeft van de kwalificatieprofielen op basis waarvan opleidingsprofielen werden uitgewerkt;

Overwegende dat de concrete realisatie van de opleidingsprofielen onder andere de terbeschikkingstelling vereist van kwaliteitsvolle pedagogische uitrustingen, evenals bijkomende opleidingsinspanningen tijdens de loopbaan van het onderwijzend personeel;

Overwegende dat het bijgevolg gepast lijkt om een samenwerkingsakkoord te sluiten betreffende de herwaardering van het kwalificerend onderwijs door : enerzijds de openstelling van de Referentiecentra voor het kwalificerend onderwijs, het onderwijs voor sociale promotie, het hoger niet-universitair onderwijs, voor de opleiders van het Espace de Formation P.M.E., evenals voor de leerkrachten in het kader van het project « Plan Multimédias », en anderzijds door de terbeschikkingstelling van kwaliteitsvolle pedagogische uitrustingen die toelaten de meest doeltreffende synergieën te verzekeren tussen het gewestelijk beleid voor tewerkstelling en het gemeenschaps-beleid voor de ontwikkeling van het kwalificerend onderwijs, het onderwijs voor sociale promotie en het hoger niet-universitair onderwijs;

Overwegende dat de doelstellingen van de Franse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aanzet geven tot gelijkaardige instrumenten;

Overwegende dat er bijgevolg over dient gewaakt dat deze instrumenten op coherente en overlegde wijze worden ingevoerd en dat er synergieën worden verwezenlijkt waar dit mogelijk blijkt;

Hebben : De Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering, in de persoon van haar Minister-President Marie ARENA, belast met het Verplicht Onderwijs en het onderwijs voor sociale promotie, en haar Minister voor Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, Marie-Dominique SIMONET;

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van haar Minister-Voorzitter Charles PICQUE, en haar Minister van Tewerkstelling en Economie, Benoît CEREXHE;

En De Franse Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door haar College, in de persoon van zijn Minister-Voorzitter, Benoît CEREXHE, en de Minister van Beroepsopleiding en Onderwijs, Françoise DUPUIS, Het volgende overeengekomen : Artikel 1 Terbeschikkingstelling van de Beroepsrefentiecentra (BRC) en oprichting van de Centra voor Spitstechnologie (CST) De herwaardering van het kwalificerend onderwijs zal met name geschieden door middel van drie soorten van acties : 1° Terbeschikkingstelling door de gewestelijke BRC van onthaalcapaciteit voor leerlingen en leerkrachten van het kwalificerend onderwijs van de 2de graad (met uitzondering van de specialisatie van vorm 3 maar met inbegrip van de specialisatie van vorm 4 en de leerkrachten van de specialisatie van vorm 3), het onderwijs voor sociale promotie en het hoger niet-universitair onderwijs, de opleiders van de Espace Formation PME, evenals aan de leerkrachten in het kader van het project Plan Multimédias, evenals de organisatie van specifieke sensibilisatie- en informatieacties voor de leerlingen en leerkrachten van het kwalificerend onderwijs van de 1ste en de 2de graad (met uitsluiting van de leerlingen van de specialisatie van vorm 3 maar met inbegrip van de specialisatie van vorm 4). Deze terbeschikkingstelling zal duidelijk moeten worden geïdentificeerd, a) op globale wijze in de inventaris van de gerealiseerde opleidingen van de BRC of van hun partnershipsplatformen;b) op meer specifieke wijze, in het kader van de bilaterale overeenkomst gesloten tussen de inrichtende macht, die desgevallend zijn bevoegd heid kan delegeren, van de onderwijsinstelling waartoe de leerlingen en leerkrachten behoren en het CST;c) en wat betreft de opleidingen tussen de netten voor leerkrachten van het kwalificerend onderwijs, in de opleidingscatalogus van het Institut de Formation en cours de Carrière (IFC), zodat de opleidingstijd van de leerkrachten wordt gevaloriseerd in het kader van hun voortgezette opleiding. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering verbindt zich ertoe om tegen 2009, 5 CST op te richten.

Voor dit soort actie bestaat de doelstelling erin, tegen 2013 25 % van het volume van de onthaalcapaciteit van de BRC te halen voor de leerlingen en leerkrachten. Deze onthaalcapaciteit zou voor 22,5 % naar de leerlingen en leerkrachten van het kwalificerend onderwijs moeten gaan en voor 2,5 % naar de leerlingen en leerkrachten van het onderwijs voor sociale promotie en het hoger niet-universitair onderwijs, naar de opleiders van de Espace Formation PME, evenals naar de leerkrachten in het kader van het project Plan Multimédias.

Om deze doelstelling te verwezenlijken : De opleidingsinstellingen passen de organisatie van de lessen aan, teneinde er het opleidingsaanbod in het kader van de BRC of van hun partnershipsplatformen in op te nemen, zodat de opleidingstijd van de leerlingen zou worden gevaloriseerd in het kader van hun eventuele huidige stages en van hun toekomstige professionaliserende stages.

Het Institut de Formation en cours de Carrière (IFC) is belast met de promotie van deze voorziening bij de leerkrachten.

De Franse Gemeenschapsregering, als coördinator van het net van gelabelde CST, is belast met de promotie van deze voorziening bij de instellingen van het kwalificerend onderwijs, met name op basis van de informatie overgemaakt door het door artikel 6 opgericht stuurcomité. 2° Oprichting van de Centra voor Spitstechnologie (CST) Een CST is een infrastructuur die spitsuitrustingen ter beschikking stelt van de leerlingen en leerkrachten, welk het net en de aard van het onderwijs ook mogen zijn, evenals van werkzoekenden en werknemers, met het oog op de uitbouw van kwalificerende opleidingen.Dit aanbod van kwalificerende opleidingen moet complementair zijn, vanuit geografisch en sectoraal oogpunt, met het opleidingsaanbod van de BRC. Elk gelabeld CST wordt onder het bestuur geplaatst van het hoofd van de instelling waar het is gevestigd of van de voorzitter van de vereniging zonder winstoogmerk die het beheer ervan verzekert. De raad van bestuur van de VZW's die het beheer verzekeren van de CST zal samengesteld moeten zijn uit de verschillende netten.

De CST ontvangen een label overeenkomstig een bestek dat is goedgekeurd door de Franse Gemeenschapsregering.

Dit bestek voorziet met name de volgende criteria om in aanmerking te komen : a) Elk CST met een label moet zonder enige vorm van discriminatie de leerlingen en leerkrachten ontvangen van de instellingen voor kwalificerend onderwijs (met uitzondering van de specialisatie van vorm 3 maar met inbegrip van de specialisatie van vorm 4), het onderwijs voor sociale promotie en het hoger niet-universitair onderwijs op basis van bilaterale overeenkomsten, enerzijds tussen de inrichtende macht (die desgevallend haar bevoegdheid kan delegeren) van de instelling voor kwalificerend onderwijs waarin het CST is gevestigd of de voorzitter van de vzw die het beheer van het CST waarneemt, en anderzijds de inrichtende machten (die desgevallend hun bevoegdheid kunnen delegeren) van de instellingen voor kwalificerend onderwijs, onderwijs voor sociale promotie en voor hoger niet-universitair onderwijs. Deze bilaterale overeenkomsten moeten de respectievelijke verbintenissen voorzien van de twee partijen inzake de modaliteiten om toegang te hebben tot de uitrustingen en inzake het programma van specifieke opleiding. b) Elk CST moet eveneens zonder enige vorm van discriminatie de werkzoekenden en werknemers ontvangen op basis van bilaterale overeenkomsten, enerzijds tussen de inrichtende macht (die desgevallend haar bevoegdheid kan delegeren) van de instelling voor kwalificerend onderwijs waarin het CST is gevestigd of de voorzitter van de VZW die het beheer van het CST waarneemt, en anderzijds Bruxelles-Formation in het geval van werkzoekenden of elke pertinente actor volgens de modaliteiten bepaald door een sectoraal protocol in het geval van werknemers. Deze bilaterale overeenkomsten moeten de respectievelijke verbintenissen voorzien van de twee partijen inzake de modaliteiten om toegang te hebben tot de uitrustingen en inzake het programma van specifieke opleiding. c) De vestiging van de CST met een label moet rekening houden met de vestiging van de BRC, evenals met de infrastructuur van opleiding of kwalificerend onderwijs ontwikkeld in dezelfde sectoren, teneinde een maximale geografische dekking te verzekeren van het aanbod van kwalificerende onderwijs en een aangepast opleidingsaanbod uitbouwen in verhouding tot de noden van de betrokken sectoren.d) Elk CST met een label moet zich inschakelen in de verwezenlijking van een geharmoniseerd opleidingsaanbod, enerzijds in verband met de gebreken aan invullingen van arbeidsplaatsen vastgesteld door de BGDA, en de sectorale fondsen voor de onderwijszone van het betrokken CST of de aangrenzende onderwijszones, en anderzijds met de noden aan uitrustingen vastgesteld door middel van het in artikel 2 bedoelde kadaster van de pedagogische uitrustingen.e) Elk CST met een label moet zich inschakelen in een beleid van opleidingen tijdens de loopbaan van de leerkrachten van het kwalificerend onderwijs, bijvoorbeeld door de opleiding te bevorderen van deze leerkrachten in de BRC;f) Elk CST met een label moet zich inschakelen in de toepassing van de opleidingsprofielen zoals deze zijn bepaald in het kader van de CCPQ. Dit bestek voorziet met name de volgende criteria inzake voorrang : a) Er wordt voorrang verleend aan de projecten van CST waarvan de samenwerking met andere onderwijsinstellingen geformaliseerd is.b) Er wordt voorrang verleend aan de CST die gevestigd zijn in een instelling voor kwalificerend onderwijs.c) Er wordt voorrang verleend aan de projecten van CST in de sectoren waarvoor er een gebrek is aan invulling van arbeidsplaatsen.d) Er wordt eveneens voorrang verleend aan de projecten van CST waarvoor een gunstig advies is verstrekt door de Conseil de zone de l'enseignement confessionnel en de Conseil de zone de l'enseignement non-confessionnel van de betrokken zone.e) Tenslotte wordt voorrang verleend aan de projecten van CST waarvoor een gunstig advies is verstrekt door het desbetreffend sectoraal fonds en de Beheerscomités van de BGDA en van Bruxelles-Formation, zoals bedoeld in artikel 4. Dankzij de in artikel 3, 2° voorziene middelen, verbindt de Franse Gemeenschapsregering zich ertoe om tegen 2013 3 CST met een label op te richten. Dit aantal CST opgericht te Brussel zal evenwel 6 kunnen bedragen in geval van een medefinanciering door FEDER. Doel is om tegen 2013 25 % halen van de onthaalcapaciteit van de CST voor de werkzoekenden en werknemers.

De Franse Gemeenschap verbindt zich ertoe om de onderwijsinstellingen te verzoeken om de organisatie van hun lessen aan te passen om er het opleidingsaanbod van de CST in op te nemen, zodat de opleidingstijd van de leerlingen zou worden gevaloriseerd in het kader van hun eventuele huidige stages en hun toekomstige professionaliserende stages.

De CST met label passen de organisatie van de opleidingen aan door een maximale rentabilisatie van de uurschema's teneinde het opleidingsaanbod voor werkzoekenden en werknemers erin op te nemen.

Het Institut de Formation en cours de Carrière (IFC) is belast met de promotie van deze voorziening bij de leerkrachten.

Het net van gelabelde CST zal worden gecoördineerd door de Franse Gemeenschapsregering.

De coördinatie van het net van gelabelde CST bestaat met name uit : 1° de opstelling van het bestek voor labeling;2° de opstelling en de actualisering van het kadaster van beschikbare uitrustingen;3° de lancering van de oproep tot projecten bij alle netten;4° de analyse van de projecten vanuit administratief en financieel oogpunt;5° de vraag van adviezen bij de subregionale comités voor tewerkstelling en opleiding en bij de sectorale fondsen op basis van het kadaster van de beschikbare uitrustingen;6° de voorbereiding en de opvolging van de werkzaamheden van de in artikel 8 bedoelde operationele opvolgingscommissie;7° de uitvoering van de beslissingen van de Franse Gemeenschapsregering;8° de promotie van de maatregel bij de instellingen voor kwalificerend onderwijs, in overleg met het IFC;9° de opstelling van indicatoren en statistische instrumenten die het nazicht en de controle mogelijk maken van de toegang tot de uitrustingen die ter beschikking staan;10° de evaluatie van de uitvoering van de acties;11° de centralisatie van de projecten van CST op het Brussels grondgebied met het oog op de indiening van dossiers van kandidaturen in het kader van de oproep tot projecten gelanceerd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de verdeling van de financiële middelen afkomstig van de FEDER. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering en de Franse Gemeenschapsregering, in de hoedanigheid van coördinatoren van het net van gelabelde CST, plegen op periodieke wijze overleg om te komen tot een geografische en sectorale complementariteit tussen de twee bestaande netten. 3° Modaliteiten samenwerking tussen BRC en CST Indien de oprichting wordt overwogen van een CST, in een sector met een BRC of in een sector waarvoor de oprichting van een BRC wordt overwogen, dan zal het in artikel 6 bedoelde stuurcomité, in functie van de noden van de beroepssectoren, de modaliteiten van samenwerking tussen het CST en het BRC beoordelen. Deze modaliteiten van samenwerking omvatten de mogelijkheid om overeenkomsten te sluiten of om desgevallend een zelfde vereniging op te richten die BRC en CST groepeert. Deze projecten tot samenwerking zullen worden goedgekeurd door de Franse Gemeenschapsregering en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Dit zal met name het geval zijn voor de rationalisering van de noden aan specifieke uitrustingen.

Artikel 2 Het kadaster van de pedagogische uitrustingen Om de kwaliteit van het onderwijs en de kwalificerende opleidingen te verbeteren en de versnippering te vermijden van de middelen, zullen de investeringen in nieuwe en kwaliteitsvolle pedagogische uitrustingen rekening houden met de realiteit op de arbeidsmarkt en geschieden in functie van de beschikbare uitrustingen en infrastructuur, met name in coherentie met de investeringen verricht in de BRC. Om de in artikel 1 beschreven acties zo goed mogelijk te ondernemen, zullen de bestaande hulpbronnen worden geïdentificeerd.

Hiertoe, en overeenkomstig de beslissingen van de gezamenlijke regering van de Franse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 25 november 2005 en van de Franse Gemeenschap en de Franse Gemeenschapscommissie van 25 november 2005, richten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschap een permanente administratieve Task Force op die zij belasten met de opstelling van een kadaster van de kwaliteitsvolle pedagogische uitrustingen en infrastructuur inzake opleiding en kwalificerend onderwijs die momenteel ter beschikking staan.

De coördinatie van deze Task Force wordt verzorgd door de Franse Gemeenschapsregering.

De financiering van het kadaster van de uitrustingen wordt verzekerd door de Minister van Verplicht Onderwijs van de Franse Gemeenschap en de Minister van Beroepsopleiding van de Franse Gemeenschapscommissie.

Deze Task Force verenigt de vertegenwoordigers van de algemene directie Enseignement Obligatoire, de algemene directie Enseignement Non Obligatoire et de la Recherche Scientifique, de operatoren voor kwalificerend onderwijs, en van de in artikel 3 bedoelde VZW. Dit kadaster wordt opgesteld op een geharmoniseerde wijze, de informatie dient ingewonnen op een gemeenschappelijke basis teneinde deze te kunnen vergelijken en dubbel gebruik te kunnen vaststellen, evenals mogelijke gebreken.

Dit kadaster zal moeten worden aangevuld met de beschikbare gegevens en bronnen bij de sectorale opleidingscentra, de private opleidingscentra, de publieke en private ondernemingen, de « hautes écoles » en de universiteiten.

Bovenop de eenvoudige opstelling van een inventaris zal het kadaster met name een evaluatie moeten verrichten van de toegankelijkheid, de kwaliteit, de kostprijs en de inzetbaarheid van de uitrustingen.

Enkel het pedagogisch materieel, dat kan worden afgeschreven, zal in aanmerking worden genomen. Het geregistreerd materieel zal worden verdeeld per onderwijszone (Brussel vormt een volwaardige onderwijszone) en per sector.

De resultaten van dit kadaster zullen regelmatig worden getoetst aan de noden van de opleidingsoperatoren en van de onderwijsinstellingen, evenals aan de noden van de potentiële gebruikers.

Dit kadaster vormt eveneens een instrument van evaluatie waarop de sectorale fondsen zich kunnen baseren om hun adviezen te verstrekken aan de in artikel 8 bedoelde commissie, in verband met de gepastheid van de investeringen in het kader van de selectie van de pedagogische uitrustingen van de gelabelde CST. Dit kadaster houdt bovendien rekening met de beschikbare infrastructuur en de toegankelijkheid ervan voor het geheel van de begunstigden.

Om de coherentie te verzekeren tussen de Brusselse en Waalse projecten, worden de leden van de permanente administra-tieve Task Force, opgericht in het kader van het samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschap en het Waalse Ge-west betreffende de uitrusting ter beschikking gesteld in het kader van de herwaardering van het kwalificerend onderwijs van 14 juli 2006, verzocht om deel te nemen aan de werkzaamheden van onderhavige permanente administra-tieve Task Force.

Artikel 3 De middelen 1° Om de in artikel 1, 1° beschreven acties te verrichten : Worden de gewestelijke kredieten bestemd voor de financiering van de BRC gedeeltelijk besteed aan de financiering van de werkingskosten van de BRC voor hun acties ten behoeve van het onderwijs. Onder voorbehoud van de beschikbare budgettaire marges zullen jaarlijks kredieten worden vastgelegd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering voor de boekjaren 2007 tot 2013. Deze zullen met name worden besteed aan de acties voor de leerlingen en leerkrachten om de in artikel 1, 1° beschreven doelstellingen te verwezenlijken. 2° Om de in artikel 1, 2° beschreven acties te verrichten : Zullen de middelen, die worden voorzien door het decreet van de Franse Gemeenschap van 28 april 2004 dat de pedagogische uitrusting verzekert van het middelbaar technische en beroepsonderwijs, ten gunste van de scholen gevestigd in het Brussels gewest, vanaf 2007 gedeeltelijk worden besteed aan de financiering van de pedagogische uitrustingen van de gelabelde CST, evenals aan de financiering van de inrichting van de lokalen die toelaten om de pedagogische uitrustingen van de CST met een label te herbergen. Zo voorziet het decreet van 28 april 2004 middelen tot in 2010 : 5.356.468 euro in 2007, 5.652.468 euro in 2008, 6.197.338 euro in 2009 en 6.197.338 euro in 2010;

Er zullen bijkomende kredieten worden voorzien voor de boekjaren 2011, 2012 en 2013, onder voorbehoud van de beschikbare begrotingsmarges.

Een bedrag van 150.000 euro wordt in mindering gebracht van de voornoemde bedragen voor de betoelaging van een vereniging zonder winstoogmerk waarvan de algemene vergadering bestaat uit de vertegenwoordigers van de netten van kwalificerend onderwijs, voor de helft afkomstig uit het niet-confessioneel onderwijs en voor de andere helft uit het confessioneel onderwijs, aangeduid door de Franse Gemeenschapsregering op voorstel van de Conseil Général de Concertation de l'Enseignement Secondaire en van een vertegenwoordiger van de minister van Verplicht Onderwijs en Sociale Promotie.

Deze heeft als taak, prospectie te verrichten bij de ondernemingen, de BRC en de gewestelijke en gemeenschappelijke opleidingscentra, de universiteiten, de erkende onderzoeks-centra, de « hautes écoles » en de openbare besturen die materieel zouden kunnen afstaan aan de instellingen van het kwalificerend onderwijs voor sociale promotie, hen de noden aan materieel van deze instellingen kenbaar te maken en het materieel op billijke wijze te verdelen tussen de instellingen van de verschillende netten.

Het voorstel tot verdeling houdt rekening met de prioriteiten bepaald door de in artikel 8 bedoelde opvolgingscommissie.

Dit voorstel is gebaseerd op de resultaten van het kadaster van de pedagogische uitrustingen.

De vzw maakt hiertoe deel uit van de in artikel 2 bedoelde permanente administratieve task-force.

Een bedrag van 100.000 euro kan eveneens jaarlijks in mindering worden gebracht van de voornoemde bedragen voor de financiering van de verplaatsingskosten van de leerlingen en leerkrachten, van de onderwijsinstelling van oorsprong naar de gelabelde CST, of voor hun huisvesting. Dit bedrag wordt verdeeld onder het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in verhouding tot de schoolbevolking die is ingeschreven in de door onderhavig samenwerkingsakkoord bedoelde afdelingen.

De financiering van deze verplaatsings- en huivestingskosten geschiedt op basis van een gemeenschappelijke tarifering vastgesteld door de Franse Gemeenschapsregering.

In functie van de beschikbare begrotingsmarges zullen desgevallend door de Franse Gemeenschap bijkomende bedragen kunnen worden besteed aan de financiering van deze verplaatsingskosten.

De door het decreet van 28 april 2004 voorziene bedragen, waarvan de bedragen in mindering worden gebracht voor voornoemde VZW en voor de verplaatsings- en huisvestingskosten van de leerlingen en leerkrachten met betrekking tot de CST, worden verdeeld onder de scholen van het Waals Gewest en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in verhouding tot de schoolbevolking die is ingeschreven in de in onderhavig samenwerkingsakkoord bedoelde afdelingen.

Indien blijkt dat het aandeel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van het bedrag besteed aan de verplaatsings- en huisvestingskosten van de leerlingen en leerkrachten met betrekking tot de CST volledig of gedeeltelijk ongebruikt blijft, dan zou het bedrag worden herbesteed aan de financiering van de pedagogische uitrustingen van de CST, evenals aan de financiering van de inrichting van de lokalen waarin de pedagogische uitrustingen van de CST met een label kunnen worden ondergebracht.

Het aandeel van de middelen, die zullen worden besteed aan de scholen in het Brussels gewest zal toelaten om de oprichting van CST te financieren vanaf 2007, waarbij er verder middelen zullen worden besteed aan modernisering van de pedagogische uitrusting van de instellingen van kwalificerend onderwijs.

De middelen voorzien door het decreet van 28 april 2004 voor het boekjaar 2006 teneinde de pedagogische uitrustingen te moderniseren van de instellingen voor kwalificerend onderwijs gevestigd in het Brussels gewest zullen hetzelfde niveau behouden tussen 2007 en 2013.

De middelen besteed aan de gelabelde CST worden uitsluitend aangewend voor de aankoop van kwaliteitsvolle pedagogische uitrustingen en de inrichting van de lokalen die de verworven uitrustingen kunnen herbergen.

De verworven uitrustingen en gebouwen blijven eigendom van de Franse Gemeenschap die hiervan opnieuw bezit kan nemen indien het CST zijn label verliest.

De Franse Gemeenschap duidt bovendien drie opdrachthouders aan om het beheer te verzekeren van de administratieve en financiële dossiers van de projecten van CST. De bedragen besteed aan de in artikel 1, 1° en 2° beschreven acties worden gebruikt overeenkomstig de in artikel 4 voorziene modaliteiten.

Artikel 4 § 1. Voor de BRC : De leerkrachten worden gevormd door de opleiders actief in het kader van de BRC of van hun partnershipsplatformen.

De leerlingen worden opgeleid door hun eigen leerkrachten, indien dezen voorafgaandelijk werden opgeleid in het BRC, of door de opleiders actief in het kader van de BRC, in aanwezigheid van hun leerkrachten.

De personeelskosten voor de opleidingen van de leerlingen en leerkrachten zullen worden gefinancierd door de publieke operatoren inzake opleiding en de sectorale fondsen, op basis van partnershipsovereenkomsten.

De opleidingskosten van de leerlingen en leerkrachten, zoals de basisverbruiksgoederen, de verzekeringen, medische bezoeken worden gefinancierd door en behoren tot de verantwoordelijkheid van de onderwijsinstellingen en de sectorale fondsen op basis van partnershipsovereenkomsten.

De respectievelijke verbintenissen van de partijen inzake de modaliteiten van toegang tot de uitrustingen voor de begunstigden vermeld in artikel 1, 1°, worden vastgelegd in het kader van bilaterale overeenkomsten die worden gesloten tussen de directeurs van de BRC, enerzijds, en de inrichtende machten (die desgevallend hun bevoegdheid kunnen delegeren) van de betrokken onderwijsinstellingen, anderzijds. § 2. Voor de CST : De toegang tot de in artikel 3 bepaalde bedragen wordt, voor de gelabelde CST, in het kader van de in artikel 1, 2° bedoelde actie, bepaald door : a) de naleving van de zes in artikel 1, 2° vermelde criteria;b) voor elke zone, adviesaanvragen aan de Conseil de zone de concertation de l'enseignement confessionnel en aan de Conseil de zone de concertation de l'enseignement non confessionnel op basis van het kadaster van de beschikbare uitrustingen;c) de aanvraag van een advies bij het betrokken sectoraal fonds en de Beheerscomités van de BGDA en van Bruxelles-Formation, wat betreft de sectorale en geografische gepastheid van de verwervingen. De leerlingen, die een opleiding volgen in een CST, worden begeleid door hun eigen leerkrachten.

Deze laatsten zullen voorafgaandelijk een aangepaste vorming moeten hebben ontvangen wat betreft het materieel dat ter beschikking wordt gesteld door het CST en dit kunnen aantonen.

De leerkrachten zullen deze opleiding met name kunnen volgen in een BRC, in het betrokken CST of in een ander CST. De kostprijs van de opleidingen (met uitsluiting van de administratieve kosten die ten laste vallen van de CST), worden gefinancierd door en behoren tot de verantwoordelijkheid van de onderwijsinstellingen van oorsprong, op basis van een gemeenschappelijke tarifering bepaald door de Franse Gemeenschapsregering.

De organisatie en de controle van het vervoer en de huisvesting van de leerlingen en leerkrachten behoren tot de verantwoordelijkheid van de onderwijsinstelling van oorsprong.

Een bedrag van 100.000 euro kan jaarlijks worden afgehouden van de in artikel 3 bedoelde bedragen, voor de financiering van de verplaatsingskosten van de leerlingen en leerkrachten van hun onderwijsinstelling van oorsprong naar de gelabelde CST, of voor hun huisvesting. Dit bedrag wordt verdeeld onder het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in verhouding tot de schoolbevolking die is ingeschreven in de in onderhavig samenwerkingsakkoord bedoelde afdelingen. De financiering van deze verplaatsingskosten geschiedt op basis van een gemeenschappelijke tarifering vastgesteld door de Franse Gemeenschapsregering.

In functie van de beschikbare begrotingsmarges zullen door de Franse Gemeenschap desgevallend bijkomende bedragen kunnen worden besteed aan de financiering van deze verplaatsings- en huisvestingskosten.

De werkzoekenden en werknemers worden opgeleid door opleiders van gewestelijke vormingsinstellingen.

De kosten voor opleiding, verplaatsingen en stages van de werkzoekenden worden gefinancierd door de publieke opleidingsoperatoren waarmee een overeenkomst bestaat en die een overeenkomst hebben gesloten met de inrichtende macht (die desgevallend zijn bevoegdheid kan delegeren) van de kwalificerende onderwijsinstelling waarbinnen het CST is gevestigd of de voorzitter van de VZW die instaat voor het beheer van het CST. De opleiding van de werknemers is betalend, op basis van een gemeen schappelijke tarifering vastgesteld door de Franse Gemeenschapsregering.

De opleidingskosten voor de werknemers (te weten, de werkingskosten van de uitrustingen die ter beschikking worden gesteld) worden gefinancierd volgens de modaliteiten bepaald in het kader van de overeenkomsten gesloten tussen de Minister van Verplicht Onderwijs en voor Sociale Promotie en de sectorale fondsen of door de bedrijven, volgens modaliteiten bepaald in het kader van sectorale protocollen.

Artikel 5 Europese structuurfondsen en sectorale fondsen Er zal worden gezocht naar bijkomende financiering in het kader van de oproep tot projecten van de FEDER-programmering 2007-2013 en bij de sociale partners in het kader van de sectorale fondsen.

De tussenkomst van de sectorale fondsen zal worden bepaald in het kader van de overeenkomsten gesloten tussen de Ministers van Opleiding en Kwalificerend Onderwijs, de operatoren voor beroepsopleiding en de sectorale fondsen.

Wanneer het zich handelt om opleidingen van werkzoekenden en werknemers, zal beroep kunnen worden gedaan op financiële stimulansen inzake opleiding, of deze nu gewestelijk, provinciaal of federaal zijn.

Artikel 6 Stuurcomité De Regeringen richten een stuurcomité op.

Dit stuurcomité bestaat uit : 1° een vertegenwoordiger van de Minister-Voorzitter van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en een voorzitter van de Minister van Tewerkstelling en Economie;2° een vertegenwoordiger van de Minister van Verplicht Onderwijs, een vertegenwoordiger van de Minister van Onderwijs voor Sociale Promotie en een vertegenwoordiger van de Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek voor de Franse Gemeenschapsregering;3° een vertegenwoordiger van de Minister van Beroepsopleiding en Onderwijs voor het College van de Franse Gemeenschapscommissie;4° zes vertegenwoordigers van de Brusselse sociale gesprekspartners aangeduid door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering op voorstel van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (ESRBHG);5° drie leden aangeduid door de representatieve vakbonden van de personeelsleden van het door de Franse Gemeenschap ingericht of betoelaagd onderwijs;6° een vertegenwoordiger van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling (BGDA), met raadgevende stem, die op alternatieve wijze het secretariaat verzorgt;7° een vertegenwoordiger van Bruxelles-Formation, met raadgevende stem;8° een vertegenwoordiger van de algemene directie Enseignement Obligatoire van de Franse Gemeenschap, met raadgevende stem, die op alternatieve wijze het secretariaat verzorgt. De BGDA en de Franse Gemeenschapsregering, als coördinator van het onderwijsnet van gelabelde CST, zijn belast met de overhandiging aan het stuurcomité van een gezamenlijk zesmaandelijks verslag dat de indicatoren bevat wat betreft de verwezenlijking en de impact van de gefinancierde acties.

Het voorzitterschap van het stuurcomité wordt op alternatieve wijze verzekerd, om de zes maanden, door de vertegenwoordiger van de Minister van Tewerkstelling voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en door de vertegenwoordiger van de Minister van Verplicht Onderwijs voor de Franse Gemeenschapsregering.

Artikel 7 Opdrachten van het stuurcomité Het stuurcomité is met name belast met : 1° de supervisie van de uitvoering van het pedagogisch uitrustingsplan van de gelabelde CST en de openstelling van het BRC voor het onderwijs;2° de evaluatie van de mogelijkheden tot samenwerking tussen de CST en de BRC, ook door middel van een gemeenschappelijke vennootschap tussen beide structuren, rekening houdend met de bezorgdheid voor coherentie tussen het technisch uitrustingsbeleid voor het onderwijs en de opleiding;3° de evaluatie van de acties gevoerd in het kader van onderhavig samenwerkingsakkoord;4° het overmaken van een jaarlijkse globale evaluatie, evenals van elk advies dat van aard is om beter de in artikel 1 bepaalde doelstellingen te verwezenlijken, aan de Ministers, evenals aan het stuurcomité opgericht door het decreet van 27 maart 2002 betreffende de sturing van het onderwijssysteem van de Franse Gemeenschap.Deze evaluatie wordt ter informatie overgemaakt aan de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Het stuurcomité neemt zijn beslissingen bij consensus.

De Regeringen bepalen de modaliteiten voor de werking van het stuurcomité en keuren het intern reglement ervan goed, op voorstel van deze laatste, binnen de 3 maanden vanaf de inwerkingtreding van onderhavig samenwerkingsakkoord.

Artikel 8 Operationele opvolgingscommissie De Regeringen richten een operationele opvolgingscommissie op.

Deze commissie is belast, ingevolge een oproep tot projecten tussen de netten en op basis van het kadaster van de uitrustingen en de noden aan opleiding vastgesteld per onderwijszone, met : 1° de voorlegging aan de Franse Gemeenschapsregering van een voorstel van selectie van projecten van CST.Op basis van dit voorstel selecteert de Franse Gemeenschapsregering de projecten van CST en ken hen het « CST »-label toe; 2° de selectie van de vragen naar pedagogische uitrusting en de inrichting van de lokalen die de uitrustingen van de CST moeten herbergen en de voorlegging ervan aan de Franse Gemeenschapsregering. Deze operationele opvolgingscommissie bestaat uit : 1° een vertegenwoordiger van de Minister van Verplicht Onderwijs en een vertegenwoordiger van de Minister van Onderwijs voor Sociale Promotie voor de Franse Gemeenschapsregering;2° vier vertegenwoordigers van de onderwijsnetten voor de helft afkomstig uit het niet-confessioneel onderwijs en voor de andere helft uit het confessioneel onderwijs, aangeduid door de Franse Gemeenschapsregering op voorstel van de Conseil Général de Concertation de l'Enseignement Secondaire;3° De directeur-generaal van het Verplicht Onderwijs van de Franse Gemeenschap of zijn vertegenwoordiger met raadgevende stem;4° een vertegenwoordiger van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling;5° een vertegenwoordiger van de algemene directie van het Verplicht Onderwijs van de Franse Gemeenschap, met raadgevende stem, die het secretariaat verzorgt;6° een vertegenwoordiger van Bruxelles-Formation met raadgevende stem. Het voorzitterschap van de operationele opvolgingscommissie wordt verzekerd door de vertegenwoordiger van de Minister van Verplicht Onderwijs voor de Franse Gemeenschapsregering.

Deze operationele opvolgingscommissie neemt haar beslissingen betreffende de selectievoorstellen van de projecten van CST bij consensus. Indien geen consensus kan worden bereikt, dan neemt de Commissie haar beslissingen bij meerderheid van stemmen van de aanwezige leden met beslissende stem. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Om de coherentie te verzekeren tussen de Brusselse en Waalse projecten, worden de leden van de tweede operationele opvolgingscommissie, opgericht in het kader van het samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest betreffende de uitrusting ter beschikking gesteld in het kader van de herwaardering van het kwalificerend onderwijs van 14 juli 2006, verzocht om deel te nemen aan de werkzaamheden van onderhavige operationele opvolgingscommissie.

Artikel 9 (...) De procedure voor de selectie en de labeling van de CST verloopt op de volgende manier : 1° goedkeuring van het bestek door de Franse Gemeenschapsregering op voorstel van de in artikel 8 bedoelde operationele opvolgingscommissie;2° oproep tot projecten bij instellingen van het kwalificerend onderwijs;3° ontvangst en administratieve behandeling van de kandidaturen door de algemene directie Enseignement Obligatoire;4° voor elke zone aanvraag van een advies aan de Conseil de zone de concertation de l'enseignement confessionnel en aan de Conseil de zone de concertation de l'enseignement non confessionnel op basis van het kadaster van beschikbare uitrustingen;5° aanvraag van een advies aan de Beheerscomités van de BGDA en van Bruxelles-Formation en aan de sectorale fondsen op basis van het kadaster van de beschikbare uitrustingen;6° selectievoorstel door de in artikel 8 bedoelde operationele opvolgingscommissie op basis van de in artikel 2 bepaalde criteria inzake prioriteit en om in aanmerking te komen;7° gemotiveerd advies van het in artikel 6 bedoelde stuurcomité;8° beslissing tot labeling van de Franse Gemeenschapsregering op basis van de voorstellen van de in artikel 8 bedoelde operationele opvolgingscommissie en van de door het in artikel 6 bedoelde stuurcomité verstrekte gemotiveerde adviezen. Artikel 10 Onderhavig samenwerkingsakkoord wordt gesloten voor een duur van 1 januari 2007 tot 31 december 2013.

Brussel, 6 maart 2008.

Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister van Tewerkstelling, B. CEREXHE Voor de Franse Gemeenschapscommissie : De Minister-Voorzitter, B. CEREXHE De Minister van Beroepsopleiding, Mevr. F. DUPUIS Voor de Franse Gemeenschap : De Minister-President belast met het Verplicht Onderwijs en het Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M. ARENA De Minister van Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. M.-D. SIMONET

^