gepubliceerd op 31 oktober 2005
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 13 september 2005 in zake C. Ortiz Almiron tegen de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers, waarvan de expeditie ter griff « Schendt artikel 1, zesde lid, van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsb(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 13 september 2005 in zake C. Ortiz Almiron tegen de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 10 oktober 2005, heeft de Arbeidsrechtbank te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 1, zesde lid, van de wet van 20 juli 1971 tot instelling van gewaarborgde gezinsbijslag de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 2 en 26.1 van het Verdrag van New York van 20 november 1989 inzake de rechten van het kind, doordat de Belgische kinderen van wie de ouders vreemdeling zijn en niet zijn toegelaten noch gemachtigd in België te verblijven of zich er te vestigen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, geen gewaarborgde gezinsbijslag kunnen genieten, terwijl de Belgische kinderen van wie de ouders Belg zijn of vreemdeling maar zijn toegelaten of gemachtigd in België te verblijven of zich er te vestigen, die gezinsbijslag wel kunnen genieten ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 3782 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.