Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 27 juli 2023

Uittreksel uit arrest nr. 75/2023 van 17 mei 2023 Rolnummers 7658, 7666 en 7685 In zake :de beroepen tot vernietiging - van de wet van 1 oktober 2021, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 1 oktober 2021, van het decreet van de F - van de wet van 29 oktober 2021, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021, (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2023042623
pub.
27/07/2023
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 75/2023 van 17 mei 2023 Rolnummers 7658, 7666 en 7685 In zake :de beroepen tot vernietiging - van de wet van 1 oktober 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/10/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033363 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 27 september 2021 strekkende tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 1 oktober 2021, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 30 september 2021, van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 30 september 2021, van het decreet van het Waalse Gewest van 30 september 2021, van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 30 september 2021 en van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 30 september 2021 « houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten strekkende tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België », ingesteld door Bernadette Weyers en anderen en door Luc Lamine en anderen, - van de wet van 29 oktober 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/10/2021 pub. 22/11/2021 numac 2021043088 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Interpretatieve Wet van artikel 124, § 1, d), van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen sluiten, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 28 oktober 2021, van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 29 oktober 2021, van het decreet van het Waalse Gewest van 28 oktober 2021, van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 29 oktober 2021 en van het decreet van de Franse Gemeenschap van 29 oktober 2021 « houdende instemming met het [wetgevend] samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021 strekkende tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België », ingesteld door Luc Lamine en anderen en door Bernadette Weyers en anderen, en - van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021 « over het COVID Safe Ticket », ingesteld door Luc Lamine en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters P. Nihoul en L. Lavrysen, en de rechters T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, S. de Bethune, E. Bribosia en W. Verrijdt, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter P. Nihoul, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de beroepen en rechtspleging a. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 26 oktober 2021 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 27 oktober 2021, is beroep tot vernietiging van de wet van 1 oktober 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/10/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033363 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 27 september 2021 strekkende tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 1 oktober 2021, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 30 september 2021, van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 30 september 2021, van het decreet van het Waalse Gewest van 30 september 2021, van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 30 september 2021 en van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 30 september 2021 « houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten strekkende tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 oktober 2021, tweede editie) ingesteld door Bernadette Weyers, Dominique Liesse, Frédéric Porphyre, Sylvie Leblanc, Valérie Colon en de vzw « Notre Bon Droit », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr.P. de Bandt, Mr. R. Gherghinaru en Mr. L. Panepinto, advocaten bij de balie te Brussel. b. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 2 november 2021 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 4 november 2021, is beroep tot vernietiging : 1) van de wet van 1 oktober 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/10/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033363 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Wet houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 27 september 2021 strekkende tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 1 oktober 2021, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 30 september 2021, van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 30 september 2021, van het decreet van het Waalse Gewest van 30 september 2021, van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 30 september 2021 en van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 30 september 2021 « houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten strekkende tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 oktober 2021, tweede editie), 2) van de wet van 29 oktober 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/10/2021 pub. 22/11/2021 numac 2021043088 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Interpretatieve Wet van artikel 124, § 1, d), van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen sluiten, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 28 oktober 2021, van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 29 oktober 2021, van het decreet van het Waalse Gewest van 28 oktober 2021, van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 29 oktober 2021 en van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 30 september 2021 « houdende instemming met het [wetgevend] samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021 strekkende tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 oktober 2021, tweede editie) en 3) van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021 « over het COVID Safe Ticket » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 oktober 2021, tweede editie) ingesteld door Luc Lamine, Marguerite Weemaes en Michel Lamine. Bij dezelfde verzoekschriften vorderden de verzoekende partijen eveneens de schorsing van dezelfde normen. Bij het arrest nr. 10/2022 van 20 januari 2022 (ECLI:BE:GHCC:2022:ARR.010), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 september 2022, heeft het Hof de vorderingen tot schorsing verworpen. c. Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 26 november 2021 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 29 november 2021, is beroep tot vernietiging van de wet van 29 oktober 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/10/2021 pub. 22/11/2021 numac 2021043088 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Interpretatieve Wet van artikel 124, § 1, d), van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen sluiten, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 28 oktober 2021, van het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 29 oktober 2021, van het decreet van het Waalse Gewest van 28 oktober 2021, van de ordonnantie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 29 oktober 2021 en van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 30 september 2021 « houdende instemming met het [wetgevend] samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021 strekkende tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 oktober 2021, tweede editie) ingesteld door Bernadette Weyers, Dominique Liesse, Frédéric Porphyre, Sylvie Leblanc, Valérie Colon en de vzw « Notre Bon Droit », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr.P. de Bandt, Mr. R. Gherghinaru en Mr. L. Panepinto.

Bij hetzelfde verzoekschrift vorderden de verzoekende partijen eveneens de schorsing van dezelfde normen. Bij het arrest nr. 21/2022 van 3 februari 2022 (ECLI:BE:GHCC:2022:ARR.021), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 juni 2022, heeft het Hof de vordering tot schorsing verworpen.

Die zaken, ingeschreven onder de nummers 7658, 7666 en 7685 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen en de context ervan B.1.1. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7658 vorderen de vernietiging van de akten waarbij instemming wordt verleend met het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten « strekkende tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België » (hierna : het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten).

B.1.2. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 vorderen de vernietiging : - van de aken waarbij instemming wordt verleend met het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten; - de akten waarbij instemming wordt verleend met het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021 « strekkende tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België » (hierna : het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021); - van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021 « over het COVID Safe Ticket » (hierna : het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021).

B.1.3. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7685 vorderen de vernietiging van de akten waarbij instemming wordt verleend met het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021.

B.2. Op 11 maart 2020 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie de uitbraak van het SARS-CoV-2-virus uitgeroepen tot een pandemie. Ook België is sedert maart 2020 geconfronteerd met die pandemie en de gevolgen ervan.

In het kader van die COVID-19-gezondheidscrisis en om een verdere verspreiding van de ziekte COVID-19 tegen te gaan, werd oorspronkelijk de Nationale Veiligheidsraad waarin vertegenwoordigers van de federale overheid en van de deelstaten werden opgenomen, en daarna het Overlegcomité, belast om op elkaar afgestemde maatregelen te nemen teneinde de verdere verspreiding van COVID-19 te beperken (Parl. St., Vlaams Parlement, 2019-2020, nr. 415/1, p. 2; Parl. St., Vlaams Parlement, 2020-2021, nr. 488/1, p. 2).

B.3.1. De bestreden wetten, decreten en ordonnanties passen in het kader van het aanvullen en het actualiseren van het arsenaal aan maatregelen die de verschillende overheden hebben genomen om de COVID-19-pandemie te bestrijden en de verdere verspreiding van het SARS-CoV-2-virus tegen te gaan.

B.3.2. Zo werden in de beginfase van de pandemie strenge maatregelen genomen die ertoe strekten de overdracht van het SARS-CoV-2-virus tegen te gaan door onder meer alle fysieke contacten tussen personen en reizen te verbieden (vb. afstand van anderhalve meter bewaren; samenscholingsverbod, verbod op niet-essentiële verplaatsingen, ...).

Vanaf mei 2020, gelet op de dalende trend inzake het aantal ziekenhuisopnames en overlijdens, is een nieuwe fase in de pandemie ingegaan, die noopte tot andere maatregelen om de verdere verspreiding van het virus en COVID-19 tegen te gaan. Die maatregelen hadden in het bijzonder betrekking op het opsporen en begeleiden van (vermoedelijk) besmette personen en hun contacten.

B.3.3. In juli 2020 werden in het licht van de nieuwe fase in de COVID-19 crisis, waarbij na een periode van zogenaamde « lockdown light » de beperkingen op fysieke contacten tussen personen werden versoepeld en reizen terug mogelijk werd, verdere maatregelen genomen om de met die versoepelingen samenhangende risico's van verdere verspreiding tegen te gaan.

B.4.1 De verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 « betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren » (hierna : de verordening (EU) 2021/953) voorziet, luidens artikel 1, lid 1, van die verordening, in een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van het digitaal EU-COVID-certificaat, zijnde een interoperabel certificaat met informatie over de vaccinatie, het testresultaat of het herstel van de houder ervan, afgegeven in de context van de COVID-19-pandemie, en zulks teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer door de houders van dergelijke certificaten tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren.

Het digitaal EU-COVID-certificaat maakt de afgifte, de grensoverschrijdende verificatie en de aanvaarding van de volgende certificaten mogelijk : - een vaccinatiecertificaat : een certificaat met de bevestiging dat aan de houder ervan een COVID-19-vaccin is toegediend in de lidstaat die het certificaat afgeeft; - een testcertificaat : een certificaat met de bevestiging dat de houder ervan een NAAT-test of snelle antigeentest heeft ondergaan, die het type test, de datum van uitvoering van de test en het resultaat van de test vermeldt; - een herstelcertificaat : een certificaat met de bevestiging dat de houder ervan is hersteld van een SARS-CoV-2-infectie na een positief NAAT-testresultaat (artikel 3 van de verordening (EU) 2021/953).

De verordening (EU) 2021/953 voorziet in de rechtsgrondslag voor de verwerking van persoonsgegevens die nodig is voor de afgifte van die certificaten en voor de verwerking van de informatie die nodig is om de echtheid en geldigheid van die certificaten te verifiëren en te bevestigen (artikel 1, lid 2).

Krachtens artikel 17 van de verordening (EU) 2021/953 is zij van toepassing met ingang van 1 juli 2021 tot 30 juni 2022.

B.4.2. Het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie van 14 juli 2021 « betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België » (hierna : het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021) vormt de rechtsgrond voor de verwerking van persoonsgegevens die nodig zijn voor de opmaak en afgifte van het digitaal EU-COVID-certificaat en voor het genereren van het COVID Safe Ticket (hierna : het CST) op basis van het digitaal EU-COVID-certificaat.

Volgens de algemene toelichting bij dat samenwerkingsakkoord gaat dat laatste uit van de noodzaak om « de verdere verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken », maar tevens om « rekening [te houden] met de heropstart van de activiteiten van de burgers zoals deze werden uitgeoefend vóór de COVID-19-pandemie » (Belgisch Staatsblad, 23 juli 2021, derde editie, p. 76170).

B.4.3. Het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 definieert het CST als het resultaat van de lezing van het digitaal EU-COVID-certificaat middels de COVIDScan-applicatie teneinde de toegang tot bepaalde plaatsen of bepaalde evenementen in de context van de coronavirus-COVID-19-pandemie te regelen (artikel 1, § 1, 4° ).

B.4.4. In de oorspronkelijke versie ervan voorzag het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 in het gebruik van het CST om de toegang te regelen tot een massa-evenement, enerzijds, en tot een proef- en pilootproject, anderzijds (artikelen 1, § 1, 4°, 11° en 12°, 12 en 13), en zulks tot 30 september 2021 (artikel 33, § 1, 3° ).

B.5.1. Het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten verlengt de toepasselijkheid van de bepalingen inzake het gebruik van het CST voor massa-evenementen en proef- en pilootprojecten tot 31 oktober 2021 en breidt ze ook uit naar de dancings en discotheken.

In de algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten wordt ter zake vermeld : « In het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 werd het gebruik van het COVID Safe Ticket ingevoerd voor massa-evenementen en proef- en pilootprojecten en werd tevens bepaald dat deze maatregel maar van toepassing was tot en met 30 september 2021. Gezien enerzijds de epidemiologische situatie in België nog altijd precair blijft en de besmettingen met het coronavirus COVID-19 in sommige delen van het land opnieuw in stijgende lijn zijn en gezien anderzijds het feit dat een heropflakkering van het virus nooit uit te sluiten valt, kan het COVID Safe Ticket op dat ogenblik een nuttig instrument zijn om te vermijden dat een hele reeks activiteiten opnieuw moet worden beperkt of sectoren dienen te worden gesloten. Inderdaad, het COVID Safe Ticket is een belangrijk instrument gebleken en is dat nog altijd voor de economische en sociale heropstart van de maatschappij. Het alternatief dat onze maatschappij weer zou dienen af te glijden in een nieuwe lockdown dient zoveel als mogelijk te worden vermeden. Het gebruik van het COVID Safe Ticket heeft dan ook als doel om uit de crisis te raken en sluitingen zoveel als mogelijk te vermijden. Daarom wordt het noodzakelijk geacht om voor een periode langer dan 30 september 2021 het gebruik van het COVID Safe Ticket toe te staan. In die zin wordt de toepasselijkheid van de artikelen die betrekking hebben op het wettelijk kader rond het COVID Safe Ticket of dit wettelijk kader uiteenzetten verlengd van 30 september 2021 tot en met 31 oktober 2021 » (Belgisch Staatsblad, 1 oktober 2021, tweede editie, p. 104680). « Gezien de soortgelijke activiteit en de risico's van een grotere verdere verspreiding van het coronavirus COVID-19, worden de dancings en discotheken vanaf 1 oktober aan dezelfde maatregelen onderworpen als de massaevenementen en proef- en pilootprojecten » (ibid., p. 104684) Het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten voorziet overigens in de mogelijkheid voor de deelentiteiten om het gebruik van het CST mogelijk of verplicht te maken, van 1 oktober 2021 tot uiterlijk 30 juni 2022, voor de toegang tot de in artikel 1, 21°, bepaalde « aangelegenheden en voorzieningen waarvoor het gebruik van het [CST] kan worden ingezet », zijnde de horecavoorzieningen, de sport- en fitnesscentra, de handelsbeurzen en congressen, de voorzieningen die behoren tot de culturele, feestelijke en recreatieve sector en de voorzieningen voor residentiële opvang van kwetsbare personen, alsmede, van 1 november 2021 tot uiterlijk 30 juni 2022, voor de toegang tot de massa-evenementen, de proef- en pilootprojecten en de dancings en discotheken (artikelen 1, 21° en 2bis, §§ 1 en 2, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals ingevoegd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten). De bevoegde deelstaat kan die mogelijkheid enkel benutten indien de lokale epidemiologische omstandigheden dat vereisen en wanneer zij hiertoe een decreet of ordonnantie uitvaardigt, waarbij een maximale geldigheidsduur van de daarin opgenomen maatregelen en modaliteiten wordt bepaald. De lokale epidemiologische omstandigheden worden voorafgaand geëvalueerd door de Risk Assessment Group (RAG), die binnen de vijf werkdagen na ontvangst van de aanvraag een niet-bindend advies verleent (artikelen 2bis, §§ 1 en 2, 13bis en 13ter, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals ingevoegd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten).

In de algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten wordt ter zake vermeld : « [Tevens met] het zicht op het einde van de federale fase, zijn de gefedereerde entiteiten vragende partij om het COVID Safe Ticket ook te gebruiken in of op plaatsen waar de transmissie en/of superverspreiding het meest waarschijnlijk is, zoals aangeduid in de rapporten van de GEMS van 18 en 31 augustus 2021, waarbij een cascade van sectoren werd uiteengezet waarbij deze sectoren werden gedefinieerd van hoog naar laag risico op verspreiding van het coronavirus COVID-19. Dit omvat plaatsen waar de basisregels (optimale ventilatie, afstand, maskers, beperkte contacten) niet volledig kunnen of zullen worden nageleefd door de aard van de omgeving/activiteit: nachtleven, massaevenementen, proef-en pilootprojecten, horeca, sport- en fitnesscentra, maar ook voorzieningen die behoren tot de culturele, feestelijke en recreatieve sector. Op vraag van de gefedereerde entiteiten wordt het dan ook tevens mogelijk gemaakt om - indien epidemiologische omstandigheden het rechtvaardigen binnen het grondgebied van de respectieve gefedereerde entiteiten - de artikelen die betrekking hebben op het wettelijk kader rond het COVID Safe Ticket of dit wettelijk kader uiteenzetten, toepasselijk te maken vanaf 1 november 2021 voor zover een gefedereerde entiteit deze mogelijkheid inschrijft in een decreet of een ordonnantie voor een bepaalde tijd, waarbij het ten sterkste aanbevolen is deze te beperken tot maximaal 3 maanden » (Belgisch Staatsblad, 1 oktober 2021, tweede editie, p. 104680-104681). « Ook kan worden vastgesteld dat er sinds de vaccinatiecampagne lopende is, sprake is van verschillende lokale epidemiologische omstandigheden tussen de verschillende gefedereerde entiteiten.

Bijvoorbeeld een lagere vaccinatiegraad of relatief hoger aantal ziekenhuisopnames binnen een bepaalde deelstaat. Deze epidemiologische verschillen kunnen vereisen of toelaten dat er zich voor een bepaalde gemeenschap of regio een uitbreiding van het inzetten en het gebruik van het COVID Safe Ticket opdringt, daar waar voor andere gemeenschappen en regio's een dergelijke noodzaak niet bestaat of niet kan worden gerechtvaardigd aan de hand van epidemiologische omstandigheden.

In het eerste geval dient het voor een gefedereerde entiteit, in het kader van haar autonomie dan ook mogelijk te zijn om voor wat betreft diens grondgebied een uitbreiding van de maatregelen te kunnen activeren en vervolgens toepassen, voor zover epidemiologische omstandigheden dit rechtvaardigen en na evaluatie van de [Risk Assessment Group (RAG)] van deze omstandigheden.

Deze gediversifieerde toepassing van het COVID Safe Ticket zorgt eveneens voor een proportionele toepassing van dit instrument. Enkel wanneer de epidemiologische toestand het rechtvaardigt en na evaluatie van de RAG van deze omstandigheden, kan een regio of gemeenschap dan immers deze maatregelen in werking stellen. Na 31 oktober 2021 geldt als het uitgangspunt zelfs dat het COVID Safe Ticket niet meer toepasbaar/toepasselijk is en dus niet meer zal kunnen worden gebruikt, tenzij er een dergelijk verontrustende epidemiologische toestand aanwezig is in een bepaalde regio of gemeenschap en de RAG dit mee onderschrijft. Zo blijft het gebruik beperkt tot waar en wanneer het absoluut noodzakelijk is.

Zo wordt een diversifiëring op basis van objectieve wetenschappelijke parameters mogelijk, door bijvoorbeeld de vaccinatiegraad, het aantal ziekenhuisopnames en/of het reproductiegetal te analyseren per regio of gemeenschap. Een regio of gemeenschap zal dan zelf op basis van de epidemiologische toestand, met respect voor en justificatie van het principe van de proportionaliteit, kunnen beslissen of het gebruik van het COVID Safe Ticket verplicht is of niet en wat het toepassingsgebied van het COVID Safe Ticket zal zijn binnen het kader dat in het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 wordt bepaald » (Belgisch Staatsblad, 1 oktober 2021, tweede editie, p. 104688-104689).

Artikel 2bis, § 3, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 voorziet in een specifieke regeling wanneer een epidemische noodsituatie wordt afgekondigd overeenkomstig artikel 3, § 1, van de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten « betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie » (hierna : de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten). In de oorspronkelijke versie ervan, zoals ingevoegd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, bepaalde artikel 2bis, § 3, dat van zodra een epidemische noodsituatie wordt afgekondigd, de artikelen 2bis, §§ 1 en 2, 13bis en 13ter geen toepassing meer vinden en de decreten en ordonnanties die door de deelentiteiten op basis van die bepalingen zijn uitgevaardigd inzake het gebruik van het CST, niet langer uitwerking hebben of worden opgeschort. Indien de partijen bij het samenwerkingsakkoord tijdens de epidemische noodsituatie gebruik wensen te maken van het CST, dienen de modaliteiten voor het gebruik van het CST in de in artikel 1, 21°, bepaalde « aangelegenheden en voorzieningen waarvoor het gebruik van het [CST] kan worden ingezet » te worden uiteengezet in een aanvullend samenwerkingsakkoord. Voor de massa-evenementen, de proef- en pilootprojecten en de dancings en discotheken dienen de concrete uitvoeringsmodaliteiten, voor zover als nodig, bij een koninklijk besluit of een uitvoerend samenwerkingsakkoord te worden geregeld (artikel 2bis, § 3, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals ingevoegd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten).

In de algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten wordt ter zake vermeld : « Indien de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie wordt toegepast, zullen de artikelen die betrekking hebben op het gebruik van het COVID Safe Ticket middels een gedifferentieerde aanpak en voor de bijkomende sectoren (met name artikelen 2bis, §§ 1 en 2, 13bis en 13ter van dit Samenwerkingsakkoord), niet langer van toepassing zijn en worden opgeschort. Teneinde een aanpak te kunnen voorzien die aangepast is aan de epidemiologische situatie van dat moment, zal worden geëvalueerd of het gebruik van het COVID Safe Ticket opnieuw van toepassing moet worden voor het (al dan niet) gehele grondgebied.

Voor zover nodig dient hierbij wel te worden gepreciseerd dat dit maar kan voor een periode die loopt tot 30 juni 2022. In die zin zal het samenwerkingsakkoord in de volgende bepalingen voorzien : wanneer de epidemische noodsituatie wordt afgekondigd en aldus besloten wordt dat een gecoördineerde aanpak van de gezondheidscrisis op federaal niveau vereist is en derhalve een gedifferentieerd gebruik van het COVID Safe Ticket niet langer aangewezen is, zullen de maatregelen genomen door de gefedereerde entiteiten afzonderlijk met betrekking tot het gebruik van het COVID Safe Ticket buiten werking treden of worden opgeschort. De gefedereerde entiteiten zullen bijgevolg niet langer middels een decreet of ordonnantie tot een ander gebruik van het COVID Safe Ticket kunnen beslissen, aangezien deze decreten en ordonnanties van zodra de epidemische noodsituatie wordt aangekondigd niet langer kunnen worden toegepast en/of zullen worden opgeschort. Het verder gebruik van het COVID Safe Ticket tijdens de epidemische noodsituatie dient dan voor de partijen van het samenwerkingsakkoord te worden voorzien : - Middels een aanvullend wetgevend samenwerkingsakkoord indien de partijen bij het samenwerkingsakkoord het gebruik van het COVID Safe Ticket willen gebruiken voor de bijkomende sectoren waar het COVID Safe Ticket kan worden ingezet; of - Middels een besluit zoals voorzien in de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie of middels een uitvoerend samenwerkingsakkoord voor wat betreft het gebruik van het COVID Safe Ticket voor de massa-evenementen, de proef-en pilootprojecten en de dancings en discotheken.

Indien men de epidemische noodsituatie beëindigt, worden de artikelen die betrekking hebben op het wettelijk kader rond het COVID Safe Ticket of dit wettelijk kader uiteenzetten, opnieuw toepasselijk, tenzij de partijen bij dit samenwerkingsakkoord hier uitdrukkelijk anders over beslissen middels een nieuw samenwerkingsakkoord » (Belgisch Staatsblad, 1 oktober 2021, tweede editie, pp. 104692-104693).

B.5.2. Het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021 brengt aan het voormelde artikel 2bis van het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten verschillende wijzigingen aan, teneinde « op een kordate en correcte manier de verwachte noodsituatie te kunnen beheren indien de epidemische noodsituatie wordt afgekondigd, overeenkomstig artikel 3, § 1, van de wet 14 augustus 2021 » (Belgisch Staatsblad, 29 oktober 2021, tweede editie, p. 110825).

Artikel 2bis, § 3, eerste en tweede lid, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals vervangen bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, bepaalt dat, van zodra en enkel voor zolang er een epidemische noodsituatie is afgekondigd overeenkomstig de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten, de deelentiteiten niet langer het gebruik van het CST voor de toegang tot massa-evenementen, proef- en pilootprojecten en dancings en discotheken kunnen regelen en de uitgevaardigde decreten, ordonnanties en uitvoerende instrumenten ter zake geen uitwerking meer hebben, nu dat door het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 wordt geregeld. De deelentiteiten kunnen wel maatregelen nemen of behouden met betrekking tot het gebruik van het CST voor de toegang tot massa-evenementen, proef- en pilootprojecten en dancings en discotheken, voor zover die maatregelen strenger zijn dan de maatregelen genomen krachtens de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten teneinde de gevolgen van de epidemische noodsituatie voor de volksgezondheid te voorkomen of te beperken (artikel 2bis, § 3, vierde lid).

Het gebruik van het CST voor de toegang tot de in artikel 1, 21°, bedoelde « aangelegenheden en voorzieningen waarvoor het gebruik van het [CST] kan worden ingezet » blijft wel geregeld door de decreten en de ordonnanties, zij het dat die regels niet in strijd mogen zijn met de maatregelen die overeenkomstig de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten worden genomen (artikel 2bis, § 3, derde lid). In de algemene toelichting wordt bij wijze van voorbeeld verwezen naar een sluiting of een « lockdown » (Belgisch Staatsblad, 29 oktober 2021, tweede editie, p. 110827).

B.6. Het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten en bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, somt aldus op exhaustieve wijze de plaatsen op waarvan de toegang afhankelijk kan worden gemaakt van het voorleggen van het CST. Zolang geen epidemische noodsituatie wordt uitgeroepen overeenkomstig de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten, staat aan de deelentiteiten om dat samenwerkingsakkoord ten uitvoer te leggen en in voorkomend geval bij decreet of ordonnantie het gebruik van het CST optioneel of verplicht te maken voor de toegang tot die plaatsen.

B.7. De Vlaamse Gemeenschap heeft het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 ten uitvoer gelegd bij het decreet van 29 oktober 2021.

Krachtens artikel 3 van dat decreet is het inzetten van het CST toegestaan bij bezoekers van twaalf jaar en twee maanden en ouder van voorzieningen van residentiële opvang van kwetsbare personen, meer bepaald van ziekenhuizen, woonzorgcentra, revalidatieziekenhuizen en voorzieningen voor personen met een handicap.

Krachtens artikel 4 van dat decreet kunnen organisatoren van publieke evenementen die toegankelijk zijn voor een publiek van ten minste 200 personen en maximaal 2 999 personen wanneer het binnen wordt georganiseerd en ten minste 400 personen en maximaal 4 999 personen wanneer het buiten wordt georganiseerd, het CST inzetten bij bezoekers van twaalf jaar en twee maanden en ouder. Zij dienen in dat geval de bezoekers voorafgaandelijk te informeren over de noodzaak van een CST voor de toegang tot het evenement en over de verwerking van hun persoonsgegevens in het kader van het CST. Artikel 5, § 1, van dat decreet voorziet in een verplicht gebruik van het CST voor bezoekers van twaalf jaar en twee maanden en ouder van publieke evenementen die als massa-evenement moeten worden beschouwd, van proef- en pilootprojecten en van dancings en discotheken. Artikel 5, § 2, van dat decreet verplicht het gebruik van het CST voor bezoekers van zestien jaar en ouder van, enerzijds, voorzieningen van horeca-activiteiten, met uitzondering van de buitenruimtes van die voorzieningen, inclusief de terrassen, van de kortstondige toegang die niet gericht is op consumptie in de voorziening mits gebruik van een mondmasker en van de armoedeorganisaties, voedselhulpinitiatieven en inloopcentra voor dak- en thuislozen en, anderzijds, fitnesscentra.

Krachtens artikel 5, § 3, van dat decreet worden overtredingen van de voormelde verplichtingen bestraft met een geldboete van 50 tot 500 euro voor de bezoekers en 50 tot 2 500 euro voor de organisatoren, directieleden en uitbaters.

Het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021 is in werking getreden op 30 oktober 2021, zijnde daags na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van het voormelde artikel 5, dat in werking is getreden op 1 november 2021. Het decreet is buiten werking getreden op 7 maart 2022 (besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2022 « over de buitenwerkingtreding van het decreet van 29 oktober 2021 over het COVID Safe Ticket »).

Ten aanzien van het belang van de verzoekende partijen B.8.1. De Grondwet en de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof vereisen dat elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een beroep tot vernietiging instelt, doet blijken van een belang. Van het vereiste belang doen slechts blijken de personen wier situatie door de bestreden norm rechtstreeks en ongunstig zou kunnen worden geraakt; bijgevolg is de actio popularis niet toelaatbaar.

B.8.2. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 zijn natuurlijke personen die niet in het bezit zijn van het CST en die regelmatig een bezoek brengen aan horecavoorzieningen, waarvan de toegang afhankelijk kan worden gemaakt van het voorleggen van het CST krachtens het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten en bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021. Bij het decreet van 29 oktober 2021 heeft de Vlaamse Gemeenschap het voorleggen van het CST daadwerkelijk verplicht gemaakt. Bijgevolg zouden die verzoekende partijen rechtstreeks en ongunstig kunnen worden geraakt door de in de zaak nr. 7666 bestreden akten, in zoverre zij geen toegang meer konden hebben tot de horecavoorzieningen in het Vlaamse Gewest.

B.8.3. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7658 die natuurlijke personen zijn, verklaren dat zij regelmatig de plaatsen bezoeken die worden beoogd in het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, waarvan de toegang afhankelijk kan worden gemaakt van het voorleggen van het CST, in het kader van hun vrijetijdsactiviteiten, in het kader van een beroepsopleiding, alsook om naasten te bezoeken. De vijfde verzoekende partij wordt bovendien ertoe gebracht sommige van die plaatsen te bezoeken in het kader van haar beroepsactiviteit als zelfstandige in bijberoep. Sommige van die verzoekende partijen vermelden dat zij overigens niet gevaccineerd zijn tegen COVID-19.

De omstandigheid dat het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, het voorleggen van het CST niet zelf verplicht maakt om toegang te hebben tot de daarin beoogde plaatsen, daar het aan de deelentiteiten of de federale overheid staat om die verplichting op te leggen bij een latere normatieve akte, belet niet dat die verzoekende partijen rechtstreeks en ongunstig zouden kunnen worden geraakt door de door hen bestreden bepalingen, daar die bepalingen strekken tot de instemming met het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, waarbij in dat laatste, enerzijds, de plaatsen waarvoor het voorleggen van het CST kan worden vereist exhaustief worden vermeld, en, anderzijds, de wijze wordt gepreciseerd waarop de persoonsgegevens worden verwerkt, hetgeen het voorwerp uitmaakt van het beroep tot vernietiging in de onderhavige zaak.

Daar ervan moet worden uitgegaan dat die verzoekende partijen doen blijken van een belang bij het beroep, dient niet te worden nagegaan of de vzw « Notre Bon Droit » eveneens doet blijken van een belang om in rechte op te treden.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de middelen B.9. Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, moeten de middelen van het verzoekschrift te kennen geven welke van de regels waarvan het Hof de naleving waarborgt, zouden zijn geschonden, alsook welke de bepalingen zijn die deze regels zouden schenden, en uiteenzetten in welk opzicht die regels door de bedoelde bepalingen zouden zijn geschonden.

De door de verzoekende partijen aangevoerde middelen in de zaak nr. 7666 beantwoorden slechts deels aan die vereisten, nu sommige grieven slechts zeer summier en niet ondubbelzinnig zijn ontwikkeld.

Het Hof onderzoekt de middelen in zoverre zij aan de voormelde vereisten voldoen.

Ten gronde B.10. Het onderzoek van de overeenstemming van een wetsbepaling met de bevoegdheidverdelende regels moet in de regel dat van de bestaanbaarheid ervan met de bepalingen van titel II en met de artikelen 170, 172 en 191 van de Grondwet voorafgaan. Het Hof onderzoekt bijgevolg eerst het middel dat is afgeleid uit de schending van de bevoegdheidverdelende regels (B.11-B.18).

Het Hof onderzoekt vervolgens de middelen die zijn afgeleid uit de schending van verschillende grondrechten. Die middelen hebben betrekking op het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie (B.19-B.34.6), op het recht op persoonlijke vrijheid, op het recht op eerbiediging van het gezins- en privéleven en op het recht op de bescherming van persoonsgegevens (B.35-B.57.4), op de rechten van de personen met een handicap (B.58-B.60.3), op het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing (B.61-B.63.3), op de vrijheid van vergadering en vereniging (B.64-B.66.3), op het eigendomsrecht (B.67-B.68.2) en op het recht op een eerlijk proces (B.69-B.71.3).

Wat betreft de bevoegdheidverdelende regels (eerste middel in de zaken nrs. 7658 en 7685) B.11. In het eerste middel in de zaken nrs. 7658 en 7685 voeren de verzoekende partijen in hoofdorde aan dat het CST geen maatregel van preventieve gezondheidszorg vormt, maar een maatregel inzake profylaxis of, bij ontstentenis daarvan, een maatregel van gezondheidsbeleid, waarvoor alleen de federale overheid bevoegd is (eerste onderdeel).

B.12.1. Artikel 128 van de Grondwet bepaalt : « § 1. De Parlementen van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap regelen, elk voor zich, bij decreet, de persoonsgebonden aangelegenheden, alsook, voor deze aangelegenheden, de samenwerking tussen de gemeenschappen en de internationale samenwerking, met inbegrip van het sluiten van verdragen.

Een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid, stelt deze persoonsgebonden aangelegenheden vast, alsook de vormen van samenwerking en de nadere regelen voor het sluiten van verdragen. § 2. Deze decreten hebben kracht van wet respectievelijk in het Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede, tenzij wanneer een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid er anders over beschikt, ten aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die, wegens hun organisatie, moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap ».

B.12.2. Artikel 5, § 1, I, van de bijzondere wet op de hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 (hierna : de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten) bepaalt : « De persoonsgebonden aangelegenheden bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet, zijn : I. Wat het gezondheidsbeleid betreft : [...] 8° de gezondheidsopvoeding alsook de activiteiten en diensten op het vlak van de preventieve gezondheidszorg, evenals alle initiatieven inzake de preventieve gezondheidszorg. De federale overheid blijft evenwel bevoegd voor : 1° de ziekte- en invaliditeitsverzekering;2° de nationale maatregelen inzake profylaxis. [...] ».

B.12.3. Voor zover zij er niet anders over hebben beschikt, moeten de Grondwetgever en de bijzondere wetgever worden geacht aan de gemeenschappen de volledige bevoegdheid te hebben toegekend tot het uitvaardigen van de regels die eigen zijn aan de hun toegewezen aangelegenheden, en zulks onverminderd de mogelijkheid om desnoods een beroep te doen op artikel 10 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.

B.12.4. Overeenkomstig artikel 5, § 1, I, eerste lid, 8°, en tweede lid, 2°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten zijn de gemeenschappen bevoegd voor de activiteiten en diensten op het vlak van de preventieve gezondheidszorg, evenals alle initiatieven inzake de preventieve gezondheidszorg, met uitzondering van de nationale maatregelen inzake profylaxis.

Uit artikel 128, § 2, van de Grondwet vloeit voort dat de gemeenschappen inzake die « persoonsgebonden aangelegenheden » territoriaal bevoegd zijn in het Nederlandse taalgebied, respectievelijk het Franse taalgebied, evenals ten aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die, wegens hun organisatie, moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap. Ten aanzien van personen die zich op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad bevinden, kan de decreetgever aldus slechts verplichtingen opleggen, in zoverre die het gevolg zijn van een vrijwillige beslissing om zich tot een instelling te richten die behoort tot de Vlaamse of de Franse Gemeenschap. Ten aanzien van andere personen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kunnen inzake persoonsgebonden aangelegenheden enkel verplichtingen ten aanzien van personen worden opgelegd door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, overeenkomstig artikel 135 van de Grondwet en artikel 63 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen.

Met toepassing van artikel 138 van de Grondwet, hebben de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie in onderlinge overeenstemming beslist dat de bevoegdheid inzake de preventieve gezondheidszorg in het Franse taalgebied wordt uitgeoefend door de instellingen van het Waalse Gewest en in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad door de instellingen van de Franse Gemeenschapscommissie (artikel 3, 6°, van het bijzonder decreet van de Franse Gemeenschap van 3 april 2014 « betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie wordt overgedragen »; artikel 3, 6°, van het decreet van de Franse Gemeenschapscommissie van 4 april 2014 « betreffende de overdracht van de uitoefening van de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie »; artikel 3, 6°, van het decreet van het Waalse Gewest van 11 april 2014 « betreffende de bevoegdheden van de Franse Gemeenschap waarvan de uitoefening aan het Waalse Gewest en aan de Franse Gemeenschapscommissie overgedragen wordt »).

B.12.5. Uit de parlementaire voorbereiding van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten blijkt dat, wat « de activiteiten en diensten op het vlak van de preventieve gezondheidszorg » betreft, in het bijzonder is gedacht aan de opsporing van en de strijd tegen besmettelijke ziekten (Parl. St., Senaat, 1979-1980, nr. 434/2, p. 125). Met betrekking tot de draagwijdte van de « nationale maatregelen inzake profylaxis » blijkt dat die aan de federale overheid voorbehouden bevoegdheid beperkt is tot de verplichte inentingen (ibid.).

Blijkens de parlementaire voorbereiding van de bijzondere wet van 6 januari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014021007 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014200332 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type wet prom. 06/01/2014 pub. 01/04/2014 numac 2014000233 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. - Duitse vertaling van uittreksels type wet prom. 06/01/2014 pub. 05/08/2014 numac 2014000454 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. - Duitse vertaling van uittreksels type wet prom. 06/01/2014 pub. 10/07/2014 numac 2014000456 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. - Duitse vertaling van uittreksels type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014003016 bron federale overheidsdienst financien Bijzondere wet tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden type wet prom. 06/01/2014 pub. 31/01/2014 numac 2014200341 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Bijzondere wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming sluiten met betrekking tot de Zesde Staatshervorming, waarbij de « initiatieven » op het vlak van de preventieve gezondheidszorg werden toegevoegd aan de opsomming van de gemeenschapsbevoegdheden in artikel 5, § 1, I, eerste lid, 8°, beschikken de gemeenschappen « over een algemene bevoegdheid met betrekking tot de gezondheidsopvoeding en preventieve gezondheidszorg ». Diezelfde parlementaire voorbereiding vermeldt dat « de federale overheid [...] niet langer maatregelen [zal] kunnen nemen inzake de gezondheidsopvoeding noch inzake activiteiten en diensten op het vlak van de preventieve gezondheidszorg, die toekomen aan de gemeenschappen ». Daarbij werd in het bijzonder erop gewezen dat de federale overheid bepaalde preventie-initiatieven, zoals vaccinatie- en screeningscampagnes, niet zou voortzetten en in de toekomst evenmin nog nieuwe dergelijke preventie-initiatieven zou kunnen invoeren « op grond van welke bevoegdheid dan ook » (Parl. St., Senaat, 2012-2013, nr. 5-2232/1, pp. 42-43).

B.13. De handhaving van de openbare orde, met inbegrip van de handhaving van de volksgezondheid (de zogenaamde sanitaire politie) behoort tot de residuaire bevoegdheid van de federale wetgever. Dit wordt bevestigd door artikel 6, § 1, VIII, eerste lid, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, dat uitdrukkelijk « de organisatie van en het beleid inzake de politie, met inbegrip van artikel 135, § 2, van de Nieuwe Gemeentewet », uitsluit van de bevoegdheid van de Gewesten. Uit artikel 135, § 2, van de Nieuwe Gemeentewet, dat aan de gemeenten de bevoegdheid inzake algemene bestuurlijke politie toewijst, blijkt dat de residuaire bevoegdheid van de federale wetgever inzake handhaving van de openbare orde, met inbegrip van de handhaving van de volksgezondheid, « de zindelijkheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust op openbare wegen en plaatsen en in openbare gebouwen » omvat en meer bepaald het voorkomen, « [door] het nemen van passende maatregelen[, van] rampen en plagen, zoals brand, epidemieën en epizoötieën ». Die bevoegdheid is niet beperkt tot de publieke ruimten, maar strekt zich ook uit tot oorzaken die hun oorsprong vinden in private eigendommen doch daarbuiten gevolgen teweegbrengen die de openbare orde bedreigen (zie Cass. 20 juni 2008, C.06.0592.F, ECLI:BE:CASS:2008:ARR.20080620.2; RvSt, 23 september 2010, nr. 207.515).

B.14.1. Zoals is vermeld in B.4.2, beoogden de federale wetgever, de decreetgevers en de ordonnantiegever met het invoeren van het CST « de verdere verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken », evenals « rekening [te houden] met de heropstart van de activiteiten van de burgers zoals deze werden uitgeoefend vóór de COVID-19-pandemie » (algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, Belgisch Staatsblad, 23 juli 2021, derde editie, p. 76170).

B.14.2. De verzoekende partijen in de zaken nrs. 7658 en 7685 betwisten die doelstelling en leiden uit verscheidene adviezen en persartikelen af dat de bestreden bepalingen « een vermomde vaccinatieverplichting » uitmaken, zodat zij betreffende de maatregelen inzake profylaxis onder de voormelde bevoegdheid van de federale overheid vallen. Ook al kan de hogere vaccinatiegraad een gevolg zijn van de invoering van het CST, toch hebben de federale wetgever, de decreetgevers en de ordonnantiegever in wezen geen vaccinatieplicht willen invoeren. Het CST kan immers niet enkel op basis van een vaccinatiecertificaat worden verkregen, doch ook op basis van een test- en een herstelcertificaat. Artikel 3, § 6, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 en artikel 3, lid 7, van de verordening (EU) 2021/953 benadrukken de gelijke behandeling van die verschillende categorieën van certificaten.

B.14.3. Uit hetgeen is vermeld in B.12.1 tot B.13, volgt dat de strijd tegen besmettelijke ziekten, zoals COVID-19, behoort tot de onder artikel 5, § 1, I, eerste lid, 8°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten bedoelde bevoegdheid van de gemeenschappen inzake preventieve gezondheidszorg, evenals tot de residuaire bevoegdheid van de federale overheid inzake de handhaving van de openbare orde (zie RvSt, advies nr. 68.936 van 7 april 2021; adviezen nrs. 69.730 en 69.736 van 9 juli 2021; advies nr. 70.159 van 23 september 2021). Door de invoering en het gebruik van het CST in een samenwerkingsakkoord te regelen en die bevoegdheden aldus in onderlinge samenwerking uit te oefenen, hebben de federale overheid en de bevoegde deelentiteiten zich willen conformeren aan het evenredigheidsbeginsel, dat inherent is aan elke bevoegdheidsuitoefening.

Het feit dat het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 het aan de decreetgevers en ordonnantiegever overlaat om het gebruik van het CST in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden in te voeren en te regelen, kan worden ingepast in de bevoegdheid van de gemeenschappen inzake preventieve gezondheidszorg. Zoals uit de adviespraktijk van de afdeling wetgeving van de Raad van State blijkt, omvat die bevoegdheid de mogelijkheid om verplichtingen op te leggen aan personen met het oog op het opsporen van bepaalde ziektes en het voorkomen van de besmetting van andere personen (zie RvSt, advies nr. 38.381/3 van 7 juli 2005; advies nr. 40.537/3 van 22 oktober 2009; advies nr. 53.018 van 13 mei 2013; advies nr. 68.338/3 van 12 januari 2021). Zo zijn de gemeenschappen bevoegd om de toegang tot bepaalde plaatsen te verbieden, althans voor zover die maatregel « zich ` niet tot de bevolking in het algemeen ' [richt], doch specifiek [omschrijft] ` op welke plaatsen en/of in welke omstandigheden die [maatregel], die rechtstreeks gericht [moet] zijn tot personen met een (risico op een) infectie met een besmettelijke ziekte en die rechtstreeks te maken [moet] hebben met ziektes en aandoeningen ' [wordt] opgelegd » (RvSt, advies nr. 68.936 van 7 april 2021, punt 26; advies nr. 70.159 van 23 september 2021, punt 5.1). Dat is te dezen het geval, nu het gebruik van het CST een gerichte maatregel betreft teneinde besmettingen te beperken, die wordt opgelegd aan de organisatoren, uitbaters en bezoekers van limitatief opgesomde evenementen, voorzieningen en aangelegenheden waar veel personen bijeen zijn en de klassieke basisregels om het risico op besmetting te beperken (optimale ventilatie, afstand, maskers, beperkte contacten) moeilijk kunnen worden toegepast.

Artikel 2bis, § 3, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, bepaalt bovendien dat, van zodra en voor zolang er een epidemische noodsituatie is afgekondigd overeenkomstig de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten, de deelentiteiten uitsluitend maatregelen inzake het gebruik van het CST kunnen nemen of behouden die strenger zijn dan de maatregelen genomen op grond van de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten of die niet in strijd zijn met die maatregelen. Aldus wordt gewaarborgd dat de deelentiteiten, bij het regelen van het gebruik van het CST, het bovenvermelde evenredigheidsbeginsel in acht nemen en de uitoefening van de bevoegdheden van de federale overheid inzake, onder meer, de handhaving van de openbare orde, met inbegrip van de volksgezondheid, niet onmogelijk of overdreven moeilijk maken.

B.14.4. Het eerste onderdeel van het eerste middel in de zaken nrs. 7658 en 7685 is niet gegrond.

B.15. In het eerste middel voeren de verzoekende partijen in de zaken nrs. 7658 en 7685 in ondergeschikte orde aan dat het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten en bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, in strijd is met de bevoegdheidverdelende regels in zoverre het aan de deelentiteiten een bevoegdheid toekent waarover zij reeds beschikken en het een opschorting toelaat van de uitoefening ervan op basis van de eenzijdige beslissing van de federale overheid om de epidemische noodsituatie af te kondigen en die te beëindigen (tweede onderdeel).

De verzoekende partijen in de zaak nr. 7658 voeren daarnaast aan dat het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, niet voorziet in dezelfde waarborgen als die welke zijn ingevoerd bij de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten, hetgeen het beginsel van de rechtsstaat schendt, inbreuk maakt op de bevoegdheden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en afbreuk doet aan het beginsel van de democratie (eerste onderdeel). De verzoekende partijen in de zaak nr. 7685 verklaren tevens dat het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten en bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, in strijd is met de bevoegdheidverdelende regels in zoverre het een uitvoerende bevoegdheid delegeert aan de federale Regering (vijfde onderdeel).

B.16.1. Het Hof is niet bevoegd om na te gaan of de bestreden bepalingen tegemoetkomen aan het beginsel van de rechtsstaat, de bevoegdheden van de Kamer van volksvertegenwoordigers en het beginsel van de democratie wanneer die beginselen niet worden aangevoerd in samenhang gelezen met bepalingen waaraan het Hof rechtstreeks vermag te toetsen. In die mate is het eerste onderdeel van het eerste middel in de zaak nr. 7658 niet ontvankelijk.

B.16.2. In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen aanvoeren, voorziet het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten en bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, niet in de mogelijkheid voor de federale overheid om eenzijdig decreten of ordonnanties op te schorten.

De deelentiteiten hebben daarentegen hun instemming verleend met het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten en bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, volgens hetwelk, zodra en voor zolang een epidemische noodsituatie is afgekondigd overeenkomstig de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten, de decreten en ordonnanties die zij in uitvoering van de artikelen 2bis, §§ 1 en 2, 13bis en 13ter van het samenwerkingsakkoord hebben uitgevaardigd inzake het gebruik van het CST voor de toegang tot massa-evenementen, proef- en pilootprojecten en dancings en discotheken, in beginsel niet langer uitwerking hebben (artikel 2bis, § 3, tweede lid, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021). Die aangelegenheid wordt gedurende die periode geregeld door de regeling in het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 die geldig was tot en met 31 oktober 2021, waarbij de concrete uitvoeringsmodaliteiten voor zover als nodig worden geregeld in een koninklijk besluit of in een uitvoerend samenwerkingsakkoord. Voorts behouden de deelentiteiten de bevoegdheid om maatregelen inzake het gebruik van het CST voor de toegang tot massa-evenementen, proef- en pilootprojecten en dancings en discotheken te nemen of te behouden, voor zover die maatregelen strenger zijn dan de maatregelen genomen op grond van de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten (artikel 2bis, § 3, vierde lid, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021).

Voor wat betreft de in artikel 1, 21°, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 vermelde « aangelegenheden en voorzieningen waarvoor het gebruik van het [CST] kan worden ingezet », zijnde de horecavoorzieningen, de sport- en fitnesscentra, de handelsbeurzen en congressen, de voorzieningen die behoren tot de culturele, feestelijke en recreatieve sector en de voorzieningen voor residentiële opvang van kwetsbare personen, bepaalt het samenwerkingsakkoord dat het gebruik van het CST wel geregeld blijft door de decreten en de ordonnanties, zij het dat die regels niet in strijd mogen zijn met de maatregelen die overeenkomstig de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten werden genomen (artikel 2bis, § 3, derde lid, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021).

Bovendien verzet artikel 92bis, § 1, vierde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten zich als dusdanig niet ertegen dat een samenwerkingsakkoord anders ten uitvoer wordt gelegd dan bij een uitvoerend samenwerkingsakkoord, door een van de partijen bij dat akkoord, in voorkomend geval middels een akte met reglementaire draagwijdte, wanneer die partij optreedt binnen haar bevoegdheidssfeer. Gelet op hetgeen is vermeld in B.14.3, is zulks te dezen wel degelijk het geval, aangezien de federale overheid een koninklijk besluit neemt op grond van artikel 4, § 1, van de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten, bedoeld in artikel 2bis, § 3, vierde lid, i), van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021.

B.16.3. Het tweede onderdeel van het eerste middel in de zaken nrs. 7658 en 7685 en het vijfde onderdeel van het eerste middel in de zaak nr. 7685 zijn niet gegrond.

B.17. In het eerste middel voeren de verzoekende partijen in de zaken nrs. 7658 en 7685 tevens aan dat het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals gewijzigd, in elk geval in strijd is met de bevoegdheidverdelende regels, in zoverre het de bevoegdheden van de federale overheid en van de deelentiteiten afbakent op basis van het al dan niet bestaan van een epidemische noodsituatie (derde onderdeel) en in zoverre het de deelentiteiten de mogelijkheid biedt een bevoegdheid uit te oefenen volgens de criteria en onder de voorwaarden die zij zelf vaststellen (vierde onderdeel).

B.18. Zoals is vermeld in B.14.3, is het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 in overeenstemming met de bevoegdheidverdelende regels en, inzonderheid, met het evenredigheidsbeginsel. Om dezelfde redenen zijn het derde en het vierde onderdeel van het eerste middel in de zaken nrs. 7658 en 7685 bijgevolg niet gegrond.

Wat de grondrechten betreft I. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie (tweede, derde en vierde onderdeel van het tweede middel in de zaak nr. 7658, eerste, tweede, derde, vijfde, elfde, twaalfde, dertiende, veertiende, negentiende en eenentwintigste onderdeel en bijkomende onderdelen van het enige middel in de zaak nr. 7666) B.19. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7658, in hun tweede middel, en de verzoekende partijen in de zaak nr. 7666, in hun enige middel, voeren aan dat de bestreden bepalingen die voorzien in het gebruik van het CST voor de toegang tot welbepaalde gelegenheden en voorzieningen, in strijd zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

In hun tweede middel zijn de verzoekende partijen in de zaak nr. 7658 van mening dat de bestreden bepalingen een onverantwoord verschil in behandeling doen ontstaan ten koste van de personen die niet over een vaccinatiecertificaat, noch over een herstelcertificaat beschikken, in zoverre zij zich moeten laten testen om het CST te verkrijgen, terwijl de vaccinatie niet verplicht is en, vanuit epidemiologisch standpunt, het verschil tussen die categorieën van personen en de personen die zijn gevaccineerd of hersteld, verwaarloosbaar is (tweede onderdeel).

Daarnaast voeren zij aan dat de bestreden bepalingen een onverantwoord verschil in behandeling invoeren tussen de bezoekers van de voorzieningen en gelegenheden op wie de voorlegging van het CST betrekking heeft en diegenen op wie zij geen betrekking heeft (derde onderdeel), maar ook tussen de bezoekers van de beoogde voorzieningen en gelegenheden en de personen die er werken, in zoverre het CST niet kan worden geëist voor die tweede categorie (vierde onderdeel).

In hun enige middel voeren de verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 aan dat de bestreden bepalingen een onverantwoord verschil in behandeling creëren tussen de gevaccineerde personen en de niet-gevaccineerde personen, in zoverre de grondrechten van de eerstgenoemden alleen kunnen worden beperkt wanneer de vaccinatie wettelijk verplicht wordt gemaakt, hetgeen te dezen niet het geval is (eerste onderdeel) en in zoverre ook zij het virus kunnen overdragen aan de niet-gevaccineerde personen (tweede onderdeel). Het toepassingsgebied van het CST zou bovendien kennelijk onredelijk zijn, in zoverre het van toepassing is op de horecavoorzieningen, terwijl het niet van toepassing is op de dansscholen (derde onderdeel). De bestreden bepalingen zouden ook een onverantwoorde identieke behandeling doen ontstaan onder de niet-gevaccineerde personen, in zoverre de verplichting om zich te laten testen teneinde het CST te verkrijgen, geldt voor alle niet-gevaccineerde personen, ongeacht hun financiële situatie en ongeacht het feit of zij al dan niet een smartphone bezitten (vijfde en dertiende onderdeel). Daarnaast zou het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie zijn geschonden doordat inzake het vaccin tegen COVIC-19 en inzake de wettelijk verplichte vaccins verschillende regelingen bestaan, wat betreft de aansprakelijkheid van de overheid in geval van ernstige bijwerkingen en wat betreft beperkingen wanneer wordt geweigerd zich te vaccineren (elfde, veertiende en negentiende onderdeel). De verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 voegen eraan toe dat de jongeren van twaalf tot vijftien jaar zouden worden gediscrimineerd, in zoverre zij de applicatie die nodig is voor het gebruik van het CST niet zelf zouden kunnen downloaden (twaalfde onderdeel). Ten slotte voeren zij aan dat de bestreden bepalingen een discriminerende identieke behandeling invoeren van de bezoekers van horecavoorzieningen, daar het CST van toepassing is ongeacht het doel van het bezoek (eenentwintigste onderdeel).

B.20. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Dat beginsel verzet er zich overigens tegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de betwiste maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.21. Krachtens artikel 1, § 1, 4°, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten en bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, is het CST het resultaat van de lezing van het digitaal EU-COVID certificaat middels de COVIDScan-applicatie teneinde de toegang tot bepaalde plaatsen of bepaalde evenementen in de context van de coronavirus COVID-19-pandemie te regelen. Dat digitaal EU-COVID certificaat bevat, overeenkomstig de verordening (EU) 2021/953, informatie over de vaccinatie-, test- en/of herstelstatus van de houder. Aldus « wordt het COVID Safe Ticket gegenereerd voor mensen die gevaccineerd zijn tegen het coronavirus COVID-19, een negatieve erkende NAAT-test of erkende snelle antigeentest hebben ondergaan, of recent hersteld zijn van een coronavirus COVID-19-besmetting » (algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, Belgisch Staatsblad, 23 juli 2021, derde editie, p. 76177).

B.22. De federale wetgever, de decreetgevers en de ordonnantiegever beoogden, met de invoering van het CST, « de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken » en « rekening te houden met de heropstart van de activiteiten van de burgers zoals die waren vóór de COVID-19-pandemie » (ibid., p. 76170). Ook al kan de hogere vaccinatiegraad zoals is vermeld in B.14.2, het gevolg zijn van de invoering van het CST, de federale wetgever, de decreetgevers en de ordonnantiegever hebben in werkelijkheid geen vaccinatieplicht willen invoeren met de aanneming van de bestreden bepalingen, daar het CST niet alleen kan worden verkregen op basis van een vaccinatiecertificaat, maar ook op basis van een test- en herstelcertificaat, en daar in artikel 3, § 6, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 en in artikel 3, lid 7, van de verordening (EU) 2021/953 de identieke behandeling tussen die verschillende categorieën van certificaten wordt onderstreept.

B.23.1. Volgens de beschikbare wetenschappelijke kennis op het ogenblik van het aannemen van de bestreden normen, lopen personen die gevaccineerd zijn of een recente negatieve diagnosetest hebben ondergaan of personen die in de afgelopen zes maanden hersteld zijn van COVID-19 een kleiner risico om andere personen met het coronavirus SARS-CoV-2 te besmetten (algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, Belgisch Staatsblad, 23 juli 2021, derde editie, p. 76172 en 76177; zie eveneens overweging 7 van de verordening (EU) 2021/953).

De verzoekende partijen maken niet aannemelijk dat de adviezen die zij aanvoeren om die zienswijze te betwisten, betrouwbaarder zijn dan het wetenschappelijk onderzoek waarop de federale wetgever, de decreetgevers en de ordonnantiegever hebben gesteund en de wetenschappelijke studies die door de institutionele partijen worden aangevoerd.

B.23.2. De drie categorieën van personen die een CST kunnen verkrijgen, moeten daartoe voorafgaande stappen ondernemen, ongeacht of het erom gaat zich te laten vaccineren tegen COVID-19, een herstelcertificaat te verkrijgen of een negatieve diagnosetest te verkrijgen.

Het is juist dat de geldigheidsduur van het CST aanzienlijk korter is wanneer het wordt verkregen ingevolge een negatieve diagnosetest - die een geldigheidsduur van 24 of 48 uur heeft naargelang van het soort van test - dan wanneer het wordt verkregen ingevolge de toediening van een vaccin of het verkrijgen van een herstelcertificaat. Wegens die beperkte geldigheidsduur kunnen de betrokken personen ertoe worden gebracht zich herhaalde malen te laten testen om toegang te kunnen krijgen tot de inrichtingen en faciliteiten waarvan de toegang wordt beperkt tot de houders van een CST. Het verschil in behandeling dat eruit voortvloeit, berust evenwel op een objectief en pertinent criterium ten aanzien van het nagestreefde doel, dat erin bestaat de verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 te beperken. In tegenstelling tot het vaccinatiecertificaat of het herstelcertificaat toont een negatieve diagnosetest immers niet aan dat de persoon immuniteit tegen COVID-19 heeft ontwikkeld. Hij laat enkel toe vast te stellen dat de persoon geen drager was van het coronavirus SARS-CoV-2 op het ogenblik dat de test werd afgenomen.

B.23.3. De bestreden bepalingen zijn bovendien niet onevenredig ten aanzien van de nagestreefde doestelling.

Het CST kan immers niet enkel op grond van een vaccinatiecertificaat worden bekomen, doch eveneens op grond van een herstel- of testcertificaat. Aldus kunnen de personen die zich niet wensen of in zeer uitzonderlijke gevallen niet kunnen laten vaccineren tegen COVID-19 eveneens een CST bekomen door zich te laten testen. In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen aanvoeren, blijkt niet dat de verplichting om zich te laten testen een overdreven organisatorische of financiële last uitmaakt (zie ook RvSt, advies nr. 70.159/VR van 23 september 2021, punt 10.2). Zo kan een snelle antigeentest, die voor de toegang tot een aangelegenheid of voorziening 24 uur geldig is, worden afgenomen door een lokale apotheker of een arts, en bedraagt de richtprijs daarvan 26,72 euro en sinds 1 juli 2022 21,72 euro. Een PCR-test, die 48 uur geldig is voor de toegang tot een aangelegenheid of voorziening, kan worden afgenomen bij de arts, een testcentrum of een laboratorium, en kost gemiddeld 46,81 euro. In zoverre de persoon die niet gevaccineerd is tegen COVID-19 die last dient te dragen, is dit het gevolg van de keuze die hij vrij heeft gemaakt om zich niet te laten vaccineren. Mensen die zich om medische redenen niet of onvolledig kunnen laten vaccineren tegen COVID-19 wegens een zeer hoog risico op ernstige allergische reacties bij inenting of wegens ernstige nevenwerkingen bij de eerste dosis waardoor verdere vaccinatie onveilig is, - hetgeen zeer uitzonderlijk is -,kunnen bovendien een terugbetaling krijgen voor de PCR-testen - en - of snelle antigeentesten (artikel 1/1 van het koninklijk besluit van 1 juli 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/07/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021021326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten inzake de verdeling van bepaalde bevoegdheden met betrekking tot de mobiliteit type koninklijk besluit prom. 01/07/2021 pub. 19/07/2021 numac 2021031778 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van de modaliteiten van de toekenning van een eenmalige toelage aan de hulpverleningszones en de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp voor het aankopen van bijzonder materiaal, in het kader van het beheer van het Seveso-risico type koninklijk besluit prom. 01/07/2021 pub. 07/07/2021 numac 2021021167 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 34 en 37 van de wet van 13 juni 2021 houdende maatregelen ter beheersing van de COVID-19-pandemie en andere dringende maatregelen in het domein van de gezondheidzorg type koninklijk besluit prom. 01/07/2021 pub. 07/07/2021 numac 2021042496 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot vastlegging van het model van het aangifteformulier inzake belasting van niet-inwoners voor het aanslagjaar 2021 (1) sluiten) De toepassing van het CST is voorts beperkt tot de limitatief in de bestreden bepalingen vermelde evenementen, voorzieningen en gelegenheden « waar de huidige gezondheids- en veiligheidsmaatregelen moeilijk kunnen worden gehandhaafd, maar er tegelijk een groot risico op verdere verspreiding van het coronavirus COVID-19 aanwezig is, en waar vaak het alternatief een algehele sluiting van deze sectoren zou zijn » (algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, Belgisch Staatsblad, 1 oktober 2021, tweede editie, p. 104682). De bestreden bepalingen impliceren bijgevolg niet dat de personen die niet gevaccineerd zijn tegen COVID-19, tijdens de periode waarin het gebruik van het CST verplicht is, geen sociale contacten kunnen onderhouden zonder gebruik van een CST. Door de verdere verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 te beperken, beogen de bestreden bepalingen net strengere maatregelen zoals een « lockdown » te vermijden waarbij de mogelijkheid om sociale contacten te onderhouden wel aanzienlijk zou worden ingeperkt.

De toepassing van het CST is tot slot beperkt in de tijd en tot welbepaalde omstandigheden. Aldus bepaalt artikel 13bis van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten en bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, dat de deelentiteiten het CST slechts kunnen mogelijk maken of verplichten « indien de lokale epidemiologische omstandigheden dit vereisen » (artikel 13bis, § 1).

Die omstandigheden dienen voorafgaandelijk te worden geëvalueerd door de Risk Assessment Group, die binnen de vijf werkdagen een niet-bindend advies verleent. Het decreet of de ordonnantie waarbij het CST wordt ingevoerd, dient bovendien een maximale geldigheidsduur van de daarin opgenomen maatregelen te bepalen (artikel 13bis, § 2), waarbij het - aldus de toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten - « ten sterkste aanbevolen is deze te beperken tot maximaal 3 maanden » (Belgisch Staatsblad, 1 oktober 2021, tweede editie, p. 104683). In die zin voorziet het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021 in een toepassingsduur van het CST, die in beginsel maximaal drie maanden bedraagt.

B.23.4. Rekening houdend met hetgeen voorafgaat, is het bestreden verschil in behandeling tussen personen naargelang zij al dan niet gevaccineerd zijn tegen COVID-19 redelijk verantwoord. Zulks is, om dezelfde redenen, eveneens het geval voor het bestreden verschil in behandeling dat steunt op het al dan niet beschikken over een vaccinatiecertificaat of een herstelcertificaat.

B.23.5. Het tweede onderdeel van het tweede middel in de zaak nr. 7658 en het eerste en het tweede onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 zijn niet gegrond.

B.24.1. Het verschil in behandeling tussen de bezoekers van de voorzieningen en gelegenheden die door het CST worden beoogd en de bezoekers van de niet beoogde voorzieningen en gelegenheden, verschil dat wordt bekritiseerd door de verzoekende partijen in de zaak nr. 7658, is, zoals is vermeld in B.23.3, redelijk verantwoord door het feit dat de evenementen, gelegenheden en voorzieningen, die op restrictieve wijze worden vermeld in de bestreden bepalingen, die zijn waar de huidige maatregelen inzake gezondheid en veiligheid moeilijk kunnen worden gehandhaafd, maar waar tegelijk een verhoogd risico van verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 aanwezig is, en waar het enige alternatief erin bestaat die sectoren volledig te sluiten. In zoverre de verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 betwisten dat de bestreden bepalingen voorzien in het gebruik van het CST in horecavoorzieningen doch niet in balletscholen, volstaat de vaststelling dat de federale wetgever, decreetgevers en ordonnantiegever vermochten te oordelen dat de onderwijsactiviteiten, waaronder de balletscholen ressorteren, een essentiële dienst uitmaken waartoe de toegang zonder meer dient te worden verzekerd (zie in die zin de algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, Belgisch Staatsblad, 1 oktober 2021, tweede editie, p. 104680).

B.24.2. Het derde onderdeel van het tweede middel in de zaak nr. 7658 en het derde onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 zijn niet gegrond.

B.25.1. Wat betreft het verschil in behandeling tussen de bezoekers van de beoogde voorzieningen en gelegenheden en de personen die er werken, wordt in de algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten gepreciseerd : « Het is ook niet de bedoeling om het COVID Safe Ticket verplicht te maken op de werkplaats. Zodoende is het gebruik van het COVID Safe Ticket bewust niet van toepassing verklaard op werknemers, medewerkers, organisatoren, uitbaters of personeel van aangelegenheden en voorzieningen waarvoor het gebruik van het COVID Safe Ticket kan worden ingezet, doch slechts op haar bezoekers. Dit verschil in behandeling is te verantwoorden aangezien de werknemers, medewerkers, personeelsleden, organisatoren of uitbaters van de desbetreffende voorziening eenvoudig kunnen worden gecontroleerd op de naleving van de geldende sanitaire regels terwijl dit op heden niet het geval is voor de bezoekers. Bovendien zijn de omstandigheden van werknemers, medewerkers, personeelsleden, organisatoren of uitbaters van desbetreffende voorzieningen en activiteiten en die van de bezoekers van deze voorzieningen en activiteiten, dermate anders, dat een andere behandeling rechtmatig is en in overeenstemming met de interpretatie die aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet wordt gegeven. De werknemers, medewerkers, personeelsleden, organisatoren of uitbaters van de aangelegenheden en voorzieningen komen er arbeid verrichten of diensten leveren en dienen zich in die context op regelmatige en frequente basis aan te bieden op de voorziening of activiteit, terwijl de bezoekers zich aanbieden op een meer vrijwillige basis aan de voorziening of activiteit. Wat meer is, indien men het gebruik van het COVID Safe Ticket zou toelaten of verplichten ten aanzien van werknemers, medewerkers, personeelsleden, organisatoren of uitbaters van aangelegenheden en voorzieningen waarvoor het gebruik van het COVID Safe Ticket kan worden ingezet, zou dit een impliciete vaccinatieplicht van deze personen inhouden. Dit zou eveneens een veelvuldige verwerking van persoonsgegevens inhouden die niet langer lijkt te voldoen aan het principe van de dataminimalisatie » Belgisch Staatsblad, 1 oktober 2021, tweede editie, p. 104683).

De federale wetgever, de decreetgevers en de ordonnantiegever vermochten ervan uit te gaan dat het CST niet van toepassing moest worden verklaard op personen die de betrokken voorzieningen en gelegenheden betreden om er te werken, teneinde aldus een impliciete vaccinatieplicht, alsook frequente verwerkingen van persoonsgegevens te vermijden. Het verschil in behandeling heeft overigens geen onevenredige gevolgen ten nadele van de bezoekers, zoals is vermeld in B.23.3.

B.25.2. Het vierde onderdeel van het tweede middel in de zaak nr. 7658 is niet gegrond.

B.26.1. Wat betreft de bestreden gelijke behandeling van personen die niet gevaccineerd zijn tegen COVID-19, ongeacht hun financiële situatie en ongeacht het feit of zij al dan niet een smartphone bezitten, volstaat, zoals is vermeld in B.23.3, de vaststelling dat de verplichting om zich te laten testen geen overdreven organisatorische of financiële last uitmaakt. Voorts kan het CST niet enkel via een applicatie op de smartphone worden gegenereerd, doch kan het eveneens- al dan niet met bijstand - via een computer worden gedownload en afgedrukt.

De bestreden gelijke behandeling van personen die niet gevaccineerd zijn tegen COVID-19, ongeacht hun financiële situatie en ongeacht het feit of zij al dan niet een smartphone bezitten, is bijgevolg eveneens redelijk verantwoord.

B.26.2. Het vijfde en het dertiende onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 zijn niet gegrond.

B.27.1. Wat betreft, enerzijds, de discriminatie die de verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 aanvoeren tussen de personen die zijn gevaccineerd tegen COVID-19 en diegenen die zich laten vaccineren omdat de wet hen daartoe verplicht, in zoverre de aansprakelijkheid van de overheid bij ernstige bijwerkingen verschillend zou zijn, en, anderzijds, de bewering volgens welke de bestreden bepalingen een onrechtmatig doel zouden nastreven, namelijk ervoor zorgen dat de overheid ontsnapt aan elke aansprakelijkheid in geval van bijwerkingen van het vaccin, dient te worden vastgesteld dat dit onderdeel van het middel uitgaat van het verkeerde uitgangspunt dat de bestreden bepalingen een verdoken vaccinatieplicht nastreven. Zoals reeds is vermeld in B.14.2 en B.22, wordt die zienswijze tegengesproken door het feit dat het CST niet enkel op basis van een vaccinatiecertificaat kan worden verkregen, doch ook op basis van een test- en een herstelcertificaat. Het loutere feit dat de vaccinatie tegen COVID-19 niet wettelijk verplicht is, sluit bovendien niet uit dat de overheid aansprakelijk zou kunnen worden gesteld in geval van ernstige bijwerkingen. Het komt aan de hoven en rechtbanken van de rechterlijke orde toe om over een dergelijk geschil te oordelen. Het loutere feit dat de Raad van State bevoegd zou zijn om een schadevergoeding toe te kennen bij een vaccinatie die verplicht is krachtens een besluit van een administratieve overheid, volstaat niet om te besluiten dat er sprake is van een ongerechtvaardigd verschil in behandeling.

B.27.2. Het elfde en het veertiende onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 zijn niet gegrond.

B.28.1. Wat de gelijke behandeling van twaalf- tot vijftienjarigen en personen van zestien jaar en ouder betreft, dient vooreerst te worden vastgesteld dat het gebruik van het CST ten aanzien van de twaalf- tot vijftienjarigen slechts kan worden opgelegd voor de toegang tot massa-evenementen, proef- en pilootprojecten, dancings en discotheken en gelegenheden en voorzieningen voor residentiële opvang van kwetsbare personen (artikel 12, § 4, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021). De bestreden gelijke behandeling bestaat dus enkel wat die evenementen, gelegenheden en voorzieningen betreft.

Voorts kunnen de twaalf- tot vijftienjarigen sinds de wijziging van het samenwerkingsakkoord zelf de COVIDScan-applicatie op hun smartphone installeren en het CST genereren. Volgens de verzoekende partijen voorzag de COVIDScan-applicatie in zijn initiële versie niet in die mogelijkheid, doch hadden de twaalf- tot vijftienjarigen daarvoor de bijstand van hun ouder nodig. Zulks volstaat evenwel niet om te besluiten dat zij zich, ten aanzien van het door de wetgever nagestreefde doel dat in B.22 wordt vermeld, in een situatie bevinden die wezenlijk verschilt van de situatie waarin de personen van zestien jaar en ouder zich bevinden.

De bestreden gelijke behandeling van twaalf- tot vijftienjarigen en personen van zestien jaar en ouder is niet discriminerend.

B.28.2. Het twaalfde onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 is niet gegrond.

B.29.1. In het negentiende onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 voeren de verzoekende partijen een discriminatie aan tussen diegenen die het vaccin tegen het COVID-19 weigeren en diegenen die het verplichte vaccin tegen poliomyelitis weigeren, in zoverre aan laatstgenoemden geen beperkingen zouden worden opgelegd en zij aldus gunstiger zouden worden behandeld.

Ter zake dient vooreerst te worden opgemerkt dat de vaccinatie tegen COVID-19 niet verplicht is, terwijl dit wel het geval is voor de vaccinatie tegen poliomyelitis voor kinderen tussen de leeftijd van twee en achttien maanden (artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 oktober 1966Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/10/1966 pub. 16/06/2014 numac 2014000478 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit waarbij de inenting tegen poliomyelitis verplicht gesteld wordt. - Officieuze coördinatie in het Duits type koninklijk besluit prom. 26/10/1966 pub. 27/06/2014 numac 2014024259 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit waarbij de inenting tegen poliomyelitis verplicht gesteld wordt. - Officieuze coördinatie in het Duits. - Erratum sluiten « waarbij de inenting tegen poliomyelitis verplicht gesteld wordt »). De ouders die nalaten hun kind te laten vaccineren tegen poliomyelitis, worden strafbaar gesteld met een geldboete van 26 tot 100 euro en/of een gevangenisstraf van acht dagen tot een maand (artikel 8 van het koninklijk besluit van 26 oktober 1966Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/10/1966 pub. 16/06/2014 numac 2014000478 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit waarbij de inenting tegen poliomyelitis verplicht gesteld wordt. - Officieuze coördinatie in het Duits type koninklijk besluit prom. 26/10/1966 pub. 27/06/2014 numac 2014024259 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit waarbij de inenting tegen poliomyelitis verplicht gesteld wordt. - Officieuze coördinatie in het Duits. - Erratum sluiten en de gezondheidswet van 1 september 1945). Voorts is de vaccinatie tegen poliomyelitis in de Franse Gemeenschap een voorwaarde voor de toegang tot de kinderopvang voor de onthaalkinderen, evenals een tewerkstellingsvoorwaarde voor het personeel werkzaam in de kinderopvangvoorzieningen en voor de zelfstandige onthaalouders (decreet van de Franse Gemeenschap van 21 februari 2019 « betreffende de versteviging van de kwaliteit en de toegankelijkheid van de opvang van jonge kinderen in de Franse Gemeenschap »). Het middelonderdeel gaat aldus uit van het verkeerde uitgangspunt dat aan diegenen die het vaccin tegen poliomyelitis weigeren, geen beperkingen zouden worden opgelegd.

Voor het overige dient te worden vastgesteld dat poliomyelitis in België thans niet meer voorkomt, terwijl het coronavirus SARS-CoV-2, op het ogenblik van het aannemen van de bestreden bepalingen, zeer besmettelijk was en een enorme druk legde op het Belgische gezondheidssysteem en het economische weefsel. Het verschil in behandeling tussen diegenen het vaccin tegen het COVID-19 weigeren en diegenen die het verplicht vaccin tegen poliomyelitis weigeren, vindt daarin zijn redelijke verantwoording.

B.29.2. Het negentiende onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 is niet gegrond.

B.30.1. In het eenentwingtigste onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 voeren de verzoekende partijen aan dat de bestreden bepalingen geen onderscheid maken onder de bezoekers van horecavoorzieningen naargelang zij zich al dan niet op de weg van en naar het werk daarnaar begeven, hetgeen zonder redelijke verantwoording zou zijn.

Zoals is vermeld in B.23.3, zijn de evenementen, gelegenheden en voorzieningen, die op restrictieve wijze zijn aangegeven in de bestreden bepalingen, zoals de horecavoorzieningen, plaatsen waar de huidige maatregelen inzake gezondheid en veiligheid moeilijk te handhaven zijn, maar waar tegelijk een verhoogd risico van verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 aanwezig is, en waar het enige alternatief erin zou bestaan die sectoren volledig te sluiten.

Bijgevolg is het redelijk verantwoord om onder de bezoekers van de horecavoorzieningen geen onderscheid te maken naar gelang van het doel van hun bezoek.

B.30.2. Het eenentwintigste onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 is niet gegrond.

B.31. Wat enkel het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021 betreft, voeren de verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 aan dat het de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre dat decreet het gebruik van het CST verplicht voor de bezoekers die zich in binnenruimten van horecavoorzieningen en in fitnesscentra begeven, maar niet voor de bezoekers van andere sportcentra, handelsbeurzen, congressen en voorzieningen die behoren tot de culturele, feestelijke en recreatieve sector, terwijl het beoefenen van bepaalde activiteiten waarvoor die verplichting niet geldt, niet zou toelaten de social distancing in acht te nemen of een mondmasker te dragen.

B.32. Bij het bestreden artikel 5, § 2, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021 heeft de decreetgever gebruik gemaakt van de mogelijkheid die bij artikel 2bis van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals ingevoegd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten en gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 28 september 2021, wordt geboden aan de deelentiteiten om te voorzien in het gebruik van het CST voor bezoekers van de in artikel 1, 21°, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 bedoelde « aangelegenheden en voorzieningen waarvoor het gebruik van het COVID Safe Ticket kan worden ingezet », zijnde onder meer de horecavoorzieningen, de sport- en fitnesscentra, de handelsbeurzen en congressen en de voorzieningen die behoren tot de culturele, feestelijke en recreatieve sector.

Het bestreden artikel 5, § 2, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021 verplicht het gebruik van het CST voor bezoekers van zestien jaar en ouder van voorzieningen van horeca-activiteiten en van fitnesscentra. Van dat verplicht gebruik van het CST voor de voorzieningen van horeca-activiteiten worden evenwel uitgezonderd de buitenruimtes van die voorzieningen, inclusief de terrassen, de kortstondige toegang die niet gericht is op consumptie in de voorziening mits gebruik van een mondmasker, evenals armoedeorganisaties, voedselhulpinitiatieven en inloopcentra voor dak- en thuislozen.

In de toelichting bij het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021 wordt vermeld : « Door de toenemende besmettingen met COVID-19 werden door de federale overheid bijkomende maatregelen genomen, teneinde verdere besmettingen van COVID-19 te vermijden. Zo wordt een verruimde mondmaskerplicht ingevoerd, onder andere in voorzieningen van horeca-activiteiten en in de voor het publiek toegankelijke ruimtes van de inrichtingen behorende tot de sportieve sector.

In voorzieningen van horeca-activiteiten kan een volledige mondmaskerplicht moeilijk gecombineerd worden met de normale beleving van de activiteit van de horecavoorzieningen, gezien het mondmasker hier niet kan worden aangehouden voor het eten en drinken. Het invoeren van maatregelen zoals social distancing heeft dan weer een impact op de economische rentabiliteit van de voorzieningen van horeca-activiteiten. Door de verplichting in te voeren voor de voorzieningen van horeca-activiteiten om het COVID Safe Ticket (CST) op te leggen aan hun bezoekers, kan in deze voorzieningen, zonder dat er een mondmaskerplicht noodzakelijk is, de nodige veiligheid van de bezoekers gegarandeerd worden tegen een eventuele besmetting met COVID-19. Door het lagere risico op een besmetting in de buitenlucht worden de buitenruimtes van de voorzieningen van horeca-activiteiten uitgezonderd van deze verplichting. Een COVID Safe Ticket moet dus niet worden voorgelegd om plaats te nemen op het terras van een horecavoorziening, wel wanneer men plaats wil nemen in het gebouw of in een andere van de open lucht afgesloten ruimte van de horecavoorziening. Kortstondige toegang die niet gericht is op eten of drinken (bijvoorbeeld toegang tot het toilet) is mogelijk zonder COVID Safe Ticket mits een mondmasker gedragen wordt. De armoedeorganisaties, voedselhulpinitiatieven en inloopcentra voor dak- en thuislozen worden eveneens vrijgesteld van het verplicht opvragen van het COVID Safe Ticket aan hun bezoekers, gezien de doelgroep van deze initiatieven normaal gezien niet beschikken over een COVID Safe Ticket. Een invoering ervan zou hun werking onmogelijk maken.

Ook in fitnesscentra is het dragen van een mondmasker moeilijk te combineren met de activiteit die wordt uitgeoefend in een fitnesscentrum. Om deze reden wordt de verplichting voor de bezoekers aan een fitnesscentra om een COVID Safe Ticket voor te leggen ingevoerd. De verplichting heeft alleen betrekking op de fitnesscentra en lokalen in sportcentra die hoofdzakelijk worden gebruikt voor fitnessactiviteiten en niet op alle (lokalen van) sportcentra. Uit eerdere statistieken is immers gebleken dat fitnesscentra een groter risico vormen voor de overdracht van COVID-19 dan andere sportcentra, onder andere omwille van de hoge densiteit van de bezoekers en het feit dat door de deelnemers vaak van toestel wordt gewisseld (en een correcte ontsmetting van de toestellen bij elke nieuwe gebruiker organisatorisch niet te regelen is) » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2021-2022, nr. 989/1, p. 8).

B.33. Het bestreden artikel 5, § 2, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021 voert een verschil in behandeling in tussen, enerzijds, de bezoekers van de binnenruimten van voorzieningen van horeca-activiteiten en de bezoekers van fitnesscentra en, anderzijds, de bezoekers van andere sportcentra, handelsbeurzen, congressen en voorzieningen die behoren tot de culturele, feestelijke en recreatieve sector. Terwijl de eerstgenoemden verplicht gebruik dienen te maken van het CST, is dit voor de laatstgenoemden in beginsel niet het geval.

B.34.1. Het bestreden verschil in behandeling berust op een objectief criterium, namelijk de aard van de voorziening of gelegenheid die de betrokken personen wensen te bezoeken.

B.34.2. Dat criterium van onderscheid is pertinent in het licht van de in B.4.2 vermelde doelstelling om de verdere verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 te beperken en rekening te houden met de heropstart van de activiteiten van de burgers zoals deze werden uitgeoefend vóór de COVID-19 pandemie. Uit de parlementaire voorbereiding van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021 blijkt immers dat de decreetgever van oordeel was dat de mondmaskerplicht moeilijk gecombineerd kan worden met een normale beleving van de horeca-activiteiten, terwijl de invoering van andere maatregelen zoals afstand houden een impact zou hebben op de economische rentabiliteit van de voorzieningen van horeca-activiteiten. Wat de fitnesscentra betreft, stelde de decreetgever op basis van statistieken vast dat deze een groter risico vormden voor de overdracht van COVID-19 dan andere sportcentra, omwille van de hoge densiteit van de bezoekers en het feit dat zij vaak van toestel wisselen. De verzoekende partijen tonen het tegendeel niet aan.

De decreetgever vermocht te oordelen dat die overwegingen in beginsel niet gelden voor de andere sportcentra, handelsbeurzen, congressen en voorzieningen die behoren tot de culturele, feestelijke en evenementen sector, alwaar er een minder hoog risico van virusoverdracht voorhanden is doordat de klassieke basisregels om het risico op besmetting te beperken (optimale ventilatie, afstand, mondmaskers, beperkte contacten) beter kunnen worden toegepast. Ook in die aangelegenheden en voorzieningen is het gebruik van het CST daarenboven verplicht wanneer er proef- en pilootprojecten plaatsvinden of publieke-evenementen die als een massa-evenement moeten worden beschouwd (ten minste 3 000 bezoekers binnen of 5 000 bezoekers buiten) (artikel 5, § 1, 1° en 2°, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021).

B.34.3. Het verschil in behandeling heeft tot slot geen onevenredige gevolgen.

Zoals is vermeld in B.14.2 en B.22 kan het CST immers bekomen worden aan de hand van een vaccinatie-, een test- en een herstelcertificaat, zodat iedereen in beginsel een CST kan genereren teneinde toegang te krijgen tot de binnenruimtes van de horecavoorzieningen en tot de fitnesscentra.

Voorts is de bestreden bepaling niet van toepassing op de buitenruimtes van de horecavoorzieningen, zoals het terras. Gelet op het lage risico op een besmetting werden die buitenruimtes uitgezonderd van de CST-plicht. Evenmin verhindert de bestreden bepaling een kortstondige toegang tot de horecavoorziening die niet gericht is op eten of drinken, zoals bijvoorbeeld een toegang tot het toilet, zonder gebruik van het CST doch mits gebruik van een mondmasker. Ook de armoedeorganisaties, voedselhulpinitiatieven en inloopcentra voor dak- en thuislozen werden uitgezonderd van de CST-plicht, vermits de decreetgever van oordeel was dat de doelgroep van die initiatieven normaal gezien niet beschikken over een CST en dit hun werking dan ook onmogelijk zou maken.

Tot slot werd het gebruik van het CST beperkt in de tijd. Aldus was het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021 oorspronkelijk slechts in werking van 1 november 2021 tot 31 januari 2022 (artikelen 7 en 8 van het decreet van 29 oktober 2021), hetgeen bij decreet van 26 januari 2022 en besluit van de Vlaamse Regering van 5 maart 2022 werd verlengd tot 7 maart 2022.

B.34.4. Rekening houdend met hetgeen voorafgaat, is het bestreden verschil in behandeling tussen de bezoekers van de binnenruimten van voorzieningen van horeca-activiteiten en de bezoekers van fitnesscentra enerzijds, en de bezoekers van andere sportcentra, handelsbeurzen, congressen en voorzieningen die behoren tot de culturele, feestelijke en recreatieve sector anderzijds, redelijk verantwoord.

B.34.5. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 voeren, in het « bijkomend » onderdeel van het enige middel, aan dat bepaalde restaurantuitbaters, die over de nodige technische vaardigheden op het vlak van websites beschikken, erin zouden slagen de CST-verplichting te omzeilen, hetgeen discriminerend zou zijn tegenover diegenen die daartoe niet over de nodige kennis beschikken.

Dat verschil in behandeling vindt zijn oorsprong niet in de bestreden bepalingen, doch zou in voorkomend geval uit een onwettige praktijk van bepaalde restaurantuitbaters voortvloeien, hetgeen niet tot de bevoegdheid van het Hof behoort.

B.34.6. Het « bijkomend » onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 is niet gegrond.

II. Het recht op persoonlijke vrijheid, het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven en het recht op de bescherming van persoonsgegevens (eerste onderdeel van het tweede middel en derde onderdeel in de zaak nr. 7658, tweede en derde middel in de zaak nr. 7685, vierde, zesde, zevende, achtste, negende, vijftiende, zestiende, zeventiende, achttiende en twintigste onderdeel in de zaak nr. 7666) B.35. In hun tweede middel voeren de verzoekende partijen in de zaak nr. 7658 aan dat het gebruik van het CST zoals geregeld bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten een inmenging toelaat in het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op de bescherming van persoonsgegevens waarvan de noodzaak niet is aangetoond in het licht van de nagestreefde doelstellingen, hetgeen in strijd is met artikel 22 van de Grondwet en de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met artikel 9, lid 2, van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 « betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) » (hierna : de AVG) (eerste onderdeel). In hun derde middel verklaren zij dat het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten aan de uitvoerende macht de zorg overlaat bepaalde essentiële elementen van de gegevensverwerking te definiëren (eerste onderdeel), dat het akkoord niet toelaat om op een voldoende duidelijke en nauwkeurige wijze te begrijpen in welke situaties de persoonsgegevens van de betrokkenen worden verwerkt (tweede onderdeel) en dat het de deelentiteiten toelaat te voorzien in een facultatief gebruik van het CST (derde onderdeel), hetgeen in strijd zou zijn met artikel 22 van de Grondwet en de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met de artikelen 5, 6 en 9 van de AVG. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 voeren, in hun enige middel, aan dat de bestreden bepalingen in strijd zijn met artikel 22 van de Grondwet en met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre er geen enkele technische beperking bestaat om te beletten dat personen die niet bevoegd zijn, het CST kunnen lezen (vierde onderdeel) en in zoverre de bestreden bepalingen niet de situatie beogen van de personen die geen vaccin kunnen krijgen wegens medische contra-indicaties (zesde onderdeel). Zij klagen overigens aan dat de bestreden bepalingen niet voorzien in toereikende procedurele waarborgen, in zoverre er geen voorafgaand optreden is van een onafhankelijke en onpartijdige rechter om de beslissing tot weigering van de toegang tot de beoogde plaatsen te betwisten (zevende onderdeel). Daarnaast voeren zij aan dat het recht op eerbiediging van het privéleven is geschonden, in zoverre het recht om toegang te hebben tot toiletten niet is gewaarborgd (achtste onderdeel) en in zoverre het verplicht is de identiteitskaart voor te leggen waaruit de woonplaats kan worden afgeleid (negende onderdeel). Daarnaast doen zij gelden dat de bestreden bepalingen onvoldoende transparant zijn en niet aanzetten tot een openbaar debat over de kwestie van de vaccinatie, in tegenstelling van wat het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 april 2021 inzake Vavricka e.a. t.

Tsjechische Republiek (ECLI:CE:ECHR:2021:0408JUD004762113) dat oplegt (vijftiende onderdeel), dat zij niet voorzien in waarborgen die beletten dat het systeem van de QR-code de overheid toelaat toe te zien op de verplaatsingen van de burgers (zestiende onderdeel), dat maatregelen bestaan die het recht op eerbiediging van het privéleven in mindere mate aantasten, zoals het gebruik van een temperatuurscanner (zeventiende onderdeel) en dat zij niet de omvang preciseren van de bevoegdheden van de personen die zijn belast met het controleren van het CST (achttiende onderdeel). Ten slotte klagen zij de schending aan van artikel 2 van het Protocol nr. 4 bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre de bestreden bepalingen niet voorzien in de minste vrijstelling van het gebruik van het CST, inzonderheid wanneer een horecavoorziening wordt bezocht om er iets te drinken en te eten en om er gebruik te maken van de toiletten bij een verplaatsing in het kader van een dringende en noodzakelijke activiteit (twintigste onderdeel).

In hun tweede middel verklaren de verzoekende partijen in de zaak nr. 7685 dat het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021 in strijd is met het beginsel van rechtszekerheid, met artikel 22 van de Grondwet en met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met de artikelen 5 en 6 van de AVG. Zij voeren aan dat dat samenwerkingsakkoord aan het in artikel 4 van de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten beoogde koninklijk besluit en aan een uitvoerend samenwerkingsakkoord de zorg overlaat om al dan niet te voorzien in de verplichting om het CST voor te leggen, en dat de plaatsen die worden beoogd door de voorlegging van het CST, essentiële elementen zijn van de daaruit voorvloeiende gegevensverwerking (eerste onderdeel), dat het erin voorziet dat het kader voor het gebruik van het CST in sommige gevallen is vastgesteld overeenkomstig de tot 31 oktober 2021 geldende reglementering, hetgeen niet voldoende duidelijk en voorzienbaar is (tweede onderdeel), dat het, in geval van een conflict tussen de regels inzake het gebruik van het CST en de maatregelen genomen overeenkomstig de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten, niet mogelijk is te bepalen welke maatregel van toepassing is (derde onderdeel), dat de bevoegdheid van de burgemeesters en gouverneurs niet op voldoende duidelijke en voorzienbare wijze is geformuleerd (vierde onderdeel) en dat dat samenwerkingsakkoord voorziet in tegenstrijdige data van inwerkingtreding (vijfde onderdeel). In hun derde middel voeren de verzoekende partijen in de zaak nr. 7685 aan dat de Gegevensbeschermingsautoriteit niet is geraadpleegd voorheen werd ingestemd met het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, hetgeen in strijd is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 36, lid 4, van de AVG, in intern recht omgezet bij artikel 59, § 1, tweede lid, van de wet van 30 juli 2018 « betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens » (hierna : de wet van 30 juli 2018).

B.36.1. Artikel 12 van de Grondwet bepaalt : « De vrijheid van de persoon is gewaarborgd.

Niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft.

Behalve bij ontdekking op heterdaad kan niemand worden aangehouden dan krachtens een met redenen omkleed bevel van de rechter dat uiterlijk binnen achtenveertig uren te rekenen van de vrijheidsberoving moet worden betekend en enkel tot voorlopige inhechtenisneming kan strekken ».

B.36.2. Artikel 22 van de Grondwet bepaalt : « Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privéleven en zijn gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald.

De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de bescherming van dat recht ».

B.36.3. Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen ». B.36.4. Artikel 2 van het Protocol nr. 4 bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « 1. Een ieder die zich wettig op het grondgebied van een Staat bevindt, heeft het recht zich daar vrij te verplaatsen en er in vrijheid woonplaats te kiezen. 2. Een ieder is vrij welk land ook, met inbegrip van het zijne, te verlaten.3. De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden gebonden dan die welke bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving nodig zijn in het belang van 's lands veiligheid of van de openbare veiligheid, ter handhaving van de openbare orde, ter voorkoming van strafbare handelingen, ter bescherming van de gezondheid of van de goede zeden of ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.4. De in het eerste lid genoemde rechten kunnen ook, in bepaaldelijk omschreven gebieden, worden gebonden aan bij de wet voorziene beperkingen, welke gerechtvaardigd worden door het openbaar belang in een democratische samenleving ». B.36.5. Artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bepaalt : « Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn communicatie ».

B.36.6. Artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bepaalt : « 1. Eenieder heeft recht op bescherming van zijn persoonsgegevens. 2. Deze gegevens moeten eerlijk worden verwerkt, voor bepaalde doeleinden en met toestemming van de betrokkene of op basis van een andere gerechtvaardigde grondslag waarin de wet voorziet.Eenieder heeft recht van inzage in de over hem verzamelde gegevens en op rectificatie daarvan. 3. Een onafhankelijke autoriteit ziet erop toe dat deze regels worden nageleefd ». B.37.1. Artikel 12 van de Grondwet en artikel 2 van het Protocol nr. 4 bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens waarborgen de vrijheid van beweging.

Artikel 22 van de Grondwet, artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie waarborgen het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven, terwijl artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie een specifieke rechtsbescherming van persoonsgegevens beoogt.

B.37.2. De Grondwetgever heeft gestreefd naar een zo groot mogelijke concordantie tussen artikel 22 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (Parl. St., Kamer, 1992-1993, nr. 997/5, p. 2). De draagwijdte van dat artikel 8 is analoog aan die van de voormelde grondwetsbepaling, zodat de waarborgen die beide bepalingen bieden, een onlosmakelijk geheel vormen.

B.37.3. Het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven, zoals gewaarborgd in de voormelde grondwets- en verdragsbepalingen, heeft als essentieel doel de personen te beschermen tegen inmengingen in hun privé- en gezinsleven.

Het recht op eerbiediging van het gezinsleven omvat het recht op een normale ontwikkeling van de gezinsbanden, en in het bijzonder het recht, voor een ouder en zijn kind, om samen te zijn (EHRM, grote kamer, 13 juli 2000, Elsholz t. Duitsland, ECLI:CE:ECHR:2000:0713JUD002573594, § 43; grote kamer, 12 juli 2001, K. en T. t. Finland, ECLI:CE:ECHR:2001:0712JUD002570294, § 151; 26 februari 2002, Kutzner t. Duitsland, ECLI:CE:ECHR:2002:0226JUD004654499, § 58; 5 april 2005, Monory t.

Roemenië en Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2005:0405JUD007109901, § 70; 26 maart 2013, Zorica Jovanovic t. Servië, ECLI:CE:ECHR:2013:0326JUD002179408, § 68).

Het recht op eerbiediging van het privéleven heeft een ruime draagwijdte en omvat, onder meer, de eerbiediging van de fysieke integriteit van de persoon (EHRM, grote kamer, 8 april 2021, Vavricka e.a. t. Tsjechische Republiek, ECLI:CE:ECHR:2021:0408JUD004762113, § 261), in zekere mate, het recht om relaties met andere mensen en met de buitenwereld aan te gaan en te ontwikkelen (EHRM, 16 december 1992, Niemietz t. Duitsland, ECLI:CE:ECHR:1992:1216JUD001371088, § 29; 29 april 2002, Pretty t. Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2002:0429JUD000234602, §§ 61 en 67; 9 januari 2013, Oleksandr Volkov t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2013:0109JUD002172211, §§ 165-167; grote kamer, 24 januari 2017, Paradiso en Campanelli t.

Italië, ECLI:CE:ECHR:2017:0124JUD002535812, § 159; grote kamer, 5 september 2017, Barbulescu t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2017:0905JUD006149608, § 71; grote kamer, 8 april 2021, Vavricka e.a. t. Tsjechische Republiek, § 261), en de bescherming van persoonsgegevens en van persoonlijke informatie met betrekking tot de gezondheid (EHRM, 25 februari 1997, Z. t. Finland, ECLI:CE:ECHR:1997:0225JUD002200993, § 95; 10 oktober 2006, L.L. t.

Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2006:1010JUD000750802, § 32; 27 februari 2018, Mockuté t. Litouwen, ECLI:CE:ECHR:2018:0227JUD006649009, § 93). Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt dat, onder meer, de volgende gegevens en informatie betreffende personen vallen onder de bescherming van dat recht : de naam, het adres, de professionele activiteiten, de persoonlijke relaties, digitale vingerafdrukken, camerabeelden, foto's, communicatiegegevens, DNA-gegevens, gerechtelijke gegevens (veroordeling of verdenking), financiële gegevens, informatie over bezittingen en medische gegevens (zie onder meer EHRM, 26 maart 1987, Leander t. Zweden, ECLI:CE:ECHR:1987:0326JUD000924881, §§ 47-48; grote kamer, 4 december 2008, S. en Marper t. Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2008:1204JUD003056204, §§ 66-68; 17 december 2009, B.B. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2009:1217JUD000533506, § 57;10 februari 2011, Dimitrov-Kazakov t. Bulgarije, ECLI:CE:ECHR:2011:0210JUD001137903, §§ 29-31; 18 oktober 2011, Khelili t. Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2011:1018JUD001618807, §§ 55-57;9 oktober 2012, Alkaya t. Turkije, ECLI:CE:ECHR:2012:1009JUD004281106, § 29; 18 april 2013, M.K. t. Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2013:0418JUD001952209, § 26; 18 september 2014, Brunet t.

Frankrijk, ECLI:CE:ECHR:2014:0918JUD002101010, § 31; 13 oktober 2020, Frâncu t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2020:1013JUD006935613, § 51).

De bescherming van persoonsgegevens met betrekking tot de gezondheid is niet alleen van fundamenteel belang voor de eerbiediging van het privéleven van de persoon, maar ook voor zijn of haar vertrouwen in de gezondheidszorg (EHRM, 25 februari 1997, Z. t. Finland, ECLI:CE:ECHR:1997:0225JUD002200993, § 95). Zonder die bescherming zouden personen ervan kunnen worden afgehouden om gevoelige en persoonlijke informatie te delen met zorgverstrekkers of met diensten van de gezondheidszorg waardoor ze niet alleen hun eigen gezondheid, maar, in geval van besmettelijke ziekten, ook de samenleving in gevaar kunnen brengen (ibid., § 95).

B.37.4. De rechten die bij de artikelen 12 en 22 van de Grondwet, bij artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en bij artikel 2 van het Vierde Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens worden gewaarborgd, zijn niet absoluut.

Zij sluiten een overheidsinmenging in de vrijheid van beweging en het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven niet uit, maar vereisen dat zij wordt toegestaan door een voldoende precieze wettelijke bepaling, dat zij beantwoordt aan een dwingende maatschappelijke behoefte in een democratische samenleving en dat zij evenredig is met de daarmee nagestreefde wettige doelstelling.

De wetgever beschikt ter zake over een appreciatiemarge. Die appreciatiemarge is evenwel niet onbegrensd : opdat een wettelijke regeling verenigbaar is met de vrijheid van beweging en het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven, is vereist dat de wetgever een billijk evenwicht heeft ingesteld tussen alle rechten en belangen die in het geding zijn.

B.37.5. De artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie hebben, wat de verwerking van persoonsgegevens betreft, een draagwijdte die analoog is aan die van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (HvJ, grote kamer, 9 november 2010, C-92/09 en C-93/09, Volker und Markus Schecke GbR e.a., ECLI:EU:C:2010:662) en van artikel 22 van de Grondwet. Hetzelfde geldt voor artikel 17 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

B.37.6. De eerbiediging van het recht op persoonlijke levenssfeer bij de verwerking van persoonsgegevens betreft gelijk welke informatie aangaande een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon (HvJ, grote kamer, 9 november 2010, C-92/09 en C-93/09, Volker und Markus Schecke GbR e.a., ECLI:EU:C:2010:662, punt 52; 16 januari 2019, C-496/17, Deutsche Post AG, ECLI:EU:C:2019:26, punt 54).

B.37.7. De in de artikelen 7 en 8 van het Handvest verankerde grondrechten hebben evenmin een absolute gelding (HvJ, grote kamer, 16 juli 2020, C-311/18, Data Protection Commissioner, ECLI:EU:C:2020:559, punt 172).

Overeenkomstig artikel 52, lid 1, eerste volzin, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moeten beperkingen op de uitoefening van de daarin erkende rechten en vrijheden, waaronder met name het door artikel 7 gewaarborgde recht op eerbiediging van het privéleven en het in artikel 8 ervan neergelegde recht op bescherming van persoonsgegevens, bij wet worden gesteld, de wezenlijke inhoud van die rechten eerbiedigen en, met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan een doelstelling van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen (HvJ, grote kamer, 6 oktober 2020, C-623/17, Privacy International, ECLI:EU:C:2020:790, punt 64).

In diezelfde zin moeten overeenkomstig artikel 23 van de AVG beperkingen van bepaalde daarin opgenomen verplichtingen van de verwerkingsverantwoordelijken en de rechten van de betrokkenen worden ingesteld bij wet, de wezenlijke inhoud van de grondrechten en fundamentele vrijheden onverlet laten, in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel zijn ter verwezenlijking van het nagestreefde doel, en de in het tweede lid geformuleerde specifieke vereisten naleven (HvJ, grote kamer, 6 oktober 2020, C-511/18, C-512/18 en C-520/18, La Quadrature du Net e.a., ECLI:EU:C:2020:791, punten 209-210; 10 december 2020, C-620/19, Land Nordrhein-Westfalen, ECLI:EU:C:2020:1011, punt 46).

B.38. Het Hof beoordeelt eerst de middelen inzake de vrijheid van beweging en het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven en gaat vervolgens in op de middelen inzake het recht op bescherming van persoonsgegevens. a) De vrijheid van beweging en het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven B.39. De vrijheid van de persoon, gewaarborgd bij artikel 12 van de Grondwet, en het recht om zich vrij op het grondgebied van de Staat te verplaatsen, gewaarborgd bij artikel 2 van het Vierde Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, waarborgen dat wie zich wettig op het grondgebied bevindt niet op willekeurige wijze in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt door een individuele maatregel zoals een huisarrest (bv. EHRM, 7 december 2006, Ivanov t. Oekraïne, ECLI:CE:ECHR:2006:1207JUD001500702, § 95,) of een tijdelijk plaatsverbod (bv. GwH arrest nr. 44/2015, 23 april 2015, B.60.9, ECLI:BE:GHCC:2015:ARR.044), maar zij verhinderen niet dat de toegang tot bepaalde plaatsen aan algemeen geldende voorwaarden wordt onderworpen, zoals het aankopen van een toegangsbewijs of het voorleggen van een CST. Bijgevolg vallen de bestreden bepalingen niet onder het toepassingsgebied van artikel 12 van de Grondwet en artikel 2 van het Vierde Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

Om die reden is het twintigste onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 niet gegrond.

B.40.1. De mogelijkheid of de verplichting om de toegang tot bepaalde plaatsen en voorzieningen aan het voorleggen van een CST te onderwerpen, kan evenwel een inmenging in het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven inhouden. Het Hof toetst de bestreden bepalingen aan artikel 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese unie.

B.40.2. De inmengingen in het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven moeten allereerst voldoende toegankelijk zijn en voldoende nauwkeurig in een wettelijke bepaling zijn geformuleerd om de personen op wie zij van toepassing zijn, in staat te stellen hun gedrag te regelen (EHRM, grote kamer, 8 april 2021, Vavricka e.a. t. Tsjechische Republiek, ECLI:CE:ECHR:2021:0408JUD004762113, § 266). De wettelijke bepaling dient bovendien gepaste waarborgen te bieden teneinde het individu te beschermen tegen arbitraire inmengingen (EHRM, grote kamer, 10 maart 2009, Bykov t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2009:0310JUD000437802, § 81; EHRM, 14 januari 2021, Vig t. Hongarije, ECLI:CE:ECHR:2021:0114JUD005964813, §§ 51-62). B.41.1. In hun tweede middel en het derde onderdeel van hun derde middel voeren de verzoekende partijen in de zaak nr. 7658 aan dat de bestreden bepalingen een inmenging vormen in het recht op eerbiediging van het privé- en het gezinsleven waarvan de noodzaak niet is aangetoond in het licht van de nagestreefde doelstellingen, hetgeen in strijd is met artikel 22 van de Grondwet, alsook met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, zoals met name blijkt uit het feit dat de deelentiteiten kunnen voorzien in een facultatief gebruik van het CST. B.41.2. De bestreden bepalingen streven een legitieme doelstelling na.

Zoals is vermeld in B.4.2, strekt het gebruik van het CST ertoe « de verdere verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken », evenals « rekening [te houden] met de heropstart van de activiteiten van de burgers zoals deze werden uitgeoefend vóór de COVID-19-pandemie » (algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, Belgisch Staatsblad, 23 juli 2021, derde editie, p. 76170). Dergelijke maatregel beoogt derhalve de gezondheid van anderen en de volksgezondheid, evenals de rechten en vrijheden van anderen te waarborgen.

B.41.3.1. Bij het onderzoek naar de noodzaak van de bestreden maatregel dient het Hof rekening te houden met de eigenschappen van het SARS-CoV-2-virus en met de epidemiologische realiteit van de COVID-19-pandemie. Het SARS-CoV-2-virus is een zeer besmettelijk virus dat overdraagbaar is via de lucht en dat in de praktijk hoofdzakelijk via de ademhaling wordt overgedragen. Nauwe fysieke contacten tussen personen vormen dus de grootste risicofactor.

De COVID-19-pandemie wordt gekenmerkt door een hoog reproductiegetal.

Zonder sanitaire maatregelen kent zij bijgevolg een zeer snelle exponentiële verspreiding. Daarnaast wordt zij gekenmerkt door een hoog aantal asymptomatische patiënten die niettemin als superverspreiders kunnen fungeren. Van de patiënten die wel symptomen ontwikkelen, dient een substantieel aantal te worden gehospitaliseerd, waarvan zelfs een aanzienlijk aantal intensieve zorg nodig heeft of zelfs overlijdt.

B.41.3.2. In dit verband rust op de Belgische Staat een positieve verplichting, voortvloeiend uit de artikelen 2 en 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, om passende maatregelen te nemen ter bescherming van het leven en de gezondheid van eenieder die onder zijn rechtsmacht vallen (zie in die zin, EHRM, grote kamer, 8 april 2021, Vavricka e.a. t. Tsjechië, ECLI:CE:ECHR:2021:0408JUD004762113, § 282).

Uit de wetenschappelijke kennis op het ogenblik van het aannemen van de bestreden bepalingen blijkt dat de mensen die het CST kunnen genereren, zijnde mensen die recent gevaccineerd zijn tegen COVID-19, mensen die recent hersteld zijn van COVID-19 en mensen die een negatieve COVID-19-test hebben ondergaan, veel minder kans hebben om een andere persoon te besmetten met COVID-19 (zie o.m. algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, Belgisch Staatsblad, 23 juli 2021, derde editie, p. 76177; zie in die zin ook overweging 7 van de verordening (EU) 2021/953). Rekening houdend met die wetenschappelijke kennis, vermocht de wetgever te oordelen dat het gebruik van het CST noodzakelijk is om het leven en de gezondheid van zowel de betrokken personen zelf als van andere personen in de samenleving te beschermen, evenals om « te vermijden dat een hele reeks activiteiten opnieuw moeten worden beperkt of sectoren dienen te worden gesloten » (algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, Belgisch Staatsblad, 1 oktober 2021, tweede editie, p. 104680), en aldus de rechten en vrijheden van anderen te beschermen.

Zoals is vermeld in B.23.1, maken de verzoekende partijen niet aannemelijk dat de adviezen die zij aanvoeren om de noodzakelijkheid en de pertinentie van de bestreden maatregel te betwisten, betrouwbaarder zijn dan het wetenschappelijk onderzoek waarop de federale wetgever, de decreetgevers en de ordonnantiegever hebben gesteund en dan het wetenschappelijk onderzoek dat door de institutionele partijen wordt aangevoerd.

B.41.3.3. Krachtens de artikelen 13bis, § 2, 2°, en 13ter van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, kunnen de deelentiteiten, wanneer zij beslissen om het gebruik van het CST in te zetten in de gelegenheden en voorzieningen bedoeld in artikel 1, § 1, 21°, van hetzelfde samenwerkingsakkoord, het gebruik van het CST facultatief maken dan wel verplichten. In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen aanvoeren, kan die omstandigheid op zich niet ertoe leiden dat de maatregel niet noodzakelijk is. Integendeel, de federale wetgever, de decreetgever en de ordonnantiegever vermochten te oordelen dat het, om het hoofd te bieden aan de specifieke kenmerken van het virus SARS-CoV-2, alsook aan de evolutie van de epidemiologische situatie van de COVID-19-pandemie, noodzakelijk was om een zekere bewegingsruimte te laten aan de deelentiteiten.

B.41.4.1. Om de redenen die zijn vermeld in B.23.3, zijn de bestreden bepalingen tot slot niet onevenredig ten aanzien van de nagestreefde doestelling.

B.41.4.2. Wat inzonderheid de mogelijkheid betreft om het gebruik van het CST al dan niet verplicht te maken, dient te worden vastgesteld dat, wanneer de deelentiteiten die mogelijkheid aanwenden, zij de in B.40.1 vermelde grondwets- en verdragsbepalingen in acht moeten nemen, die met name ertoe verplichten te voorzien in een decretaal en ordonnantieel kader dat voldoende voorzienbaar en nauwkeurig is.

B.41.5. Het tweede middel en het derde onderdeel van het derde middel in de zaak nr. 7685 zijn niet gegrond in zoverre zij zijn afgeleid uit de schending van het recht op eerbiediging van het privé- en het gezinsleven.

B.42.1. In zoverre de verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 aanvoeren dat er geen regeling is voorzien voor personen die om medische redenen geen vaccin mogen krijgen, dient te worden vastgesteld dat in die zeer uitzonderlijke gevallen de betrokken personen het CST op basis van een test- of herstelcertificaat kunnen genereren. Zoals is vermeld in B.23.3 en B.26.1, blijkt niet dat de verplichting om zich te laten testen een overdreven organisatorische of financiële last uitmaakt. Bovendien kunnen mensen die zich om medische redenen niet of onvolledig kunnen laten vaccineren tegen COVID-19 wegens een zeer hoog risico op ernstige allergische reacties bij inenting of wegens ernstige nevenwerkingen bij de eerste dosis waardoor verdere vaccinatie onveilig is, een terugbetaling krijgen voor een erkende PCR-test of snelle antigeentest (artikel 1/1 van het koninklijk besluit van 1 juli 2021Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/07/2021 pub. 09/07/2021 numac 2021021326 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten inzake de verdeling van bepaalde bevoegdheden met betrekking tot de mobiliteit type koninklijk besluit prom. 01/07/2021 pub. 19/07/2021 numac 2021031778 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot bepaling van de modaliteiten van de toekenning van een eenmalige toelage aan de hulpverleningszones en de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp voor het aankopen van bijzonder materiaal, in het kader van het beheer van het Seveso-risico type koninklijk besluit prom. 01/07/2021 pub. 07/07/2021 numac 2021021167 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 34 en 37 van de wet van 13 juni 2021 houdende maatregelen ter beheersing van de COVID-19-pandemie en andere dringende maatregelen in het domein van de gezondheidzorg type koninklijk besluit prom. 01/07/2021 pub. 07/07/2021 numac 2021042496 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot vastlegging van het model van het aangifteformulier inzake belasting van niet-inwoners voor het aanslagjaar 2021 (1) sluiten). De toelating tot terugbetaling, die wordt verleend door een arts van een referentiecentrum allergologie in het kader van de vaccinatiecampagne COVID-19, geldt voor een onbeperkt aantal testen en heeft een geldigheidsduur van 1 jaar, die automatisch wordt verlengd indien het gebruik van het CST nog verplicht is.

B.42.2. Het zesde onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 is niet gegrond in zoverre het is afgeleid uit de schending van het recht op eerbiediging van het privé- en het gezinsleven.

B.43.1. Voorts voeren de verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 aan dat er niet in enige vrijstelling van het CST is voorzien voor een horecabezoek om te eten, te drinken en naar het toilet te gaan bij een verplaatsing die ertoe strekt een dringende en noodzakelijke activiteit te vervullen die niet kan worden uitgesteld, en dat het recht op toegang tot het toilet tijdens verplaatsingen niet wordt gewaarborgd.

B.43.2. Het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021 bepaalt dat het gebruik van het CST niet mag worden opgelegd in de buitenruimtes van horecavoorzieningen, mits in voorkomend geval bepaalde minimumregels worden nageleefd. De institutionele overheden benadrukken dat in dat verband iedereen binnen mag betalen en de sanitaire voorzieningen mag gebruiken zonder dat een CST moet worden voorgelegd. Artikel 5, § 2, b), van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 29 oktober 2021 bepaalt in die zin uitdrukkelijk dat voor de kortstondige toegang tot een horeca-voorziening die niet gericht is op consumptie het gebruik van het CST niet verplicht is, mits een mondmasker wordt gebruikt.

B.43.3. Het achtste onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 is niet gegrond.

B.44. In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 aanvoeren, vereisen artikel 22 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens niet telkens een voorafgaande rechterlijke tussenkomst inzake een beslissing tot weigering van de toegang tot een evenement, aangelegenheid of voorziening. Het zevende onderdeel van het enige middel is bijgevolg niet gegrond.

B.45. In zoverre de verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 verwijzen naar het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 8 april 2021 inzake Vavricka e.a. t. Tsjechië (ECLI:CE:ECHR:2021:0408JUD004762113), volstaat de vaststelling dat dat arrest betrekking heeft op een verplichting om kinderen te vaccineren tegen bepaalde ziektes, terwijl de bestreden bepalingen niet voorzien in een vaccinatieplicht.

B.46.1. In hun tweede middel voeren de verzoekende partijen in de zaak nr. 7685 aan dat het samenwerkingsakkoord in strijd is met het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven en met het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in samenhang gelezen met het beginsel van rechtszekerheid.

B.46.2.1. Allereerst voeren de verzoekende partijen aan dat, in geval van een conflict tussen de regels inzake het gebruik van het CST en de maatregelen die zijn genomen overeenkomstig de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten, het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021 niet toelaat om te bepalen welke maatregel van toepassing is (derde onderdeel).

B.46.2.2. Zoals is vermeld in B.5.1, voorziet artikel 2bis, § 3, eerste en tweede lid, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals vervangen bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, erin dat, zodra en alleen voor zolang een epidemische noodsituatie is afgekondigd overeenkomstig de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten, de deelentiteiten het gebruik van het CST niet meer mogen regelen voor de toegang tot massa-evenementen, tot proef- en pilootprojecten en tot discotheken en dancings, en dat de uitvoerende decreten, ordonnanties en instrumenten die ter zake ten uitvoer worden gelegd, niet langer van toepassing zijn, nu dit geregeld is bij het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021. De deelentiteiten kunnen evenwel maatregelen nemen of handhaven in verband met het gebruik van het CST voor de toegang tot massa-evenementen, tot proef- en pilootprojecten en tot dancings en discotheken, op voorwaarde dat die maatregelen strenger zijn dan die welke zijn genomen krachtens de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten teneinde de gevolgen van de epidemische noodsituatie voor de volksgezondheid te voorkomen of te beperken (artikel 2bis, § 3, vierde lid). Het gebruik van het CST voor de toegang tot de « voorzieningen en aangelegenheden waarvoor het gebruik van het [CST] kan worden [toegepast] » bedoeld in artikel 1, 21°, blijft wel geregeld door de decreten en de ordonnanties, zij het dat die regels niet in strijd mogen zijn met de maatregelen die zijn genomen overeenkomstig de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten (artikel 2bis, § 3, derde lid), zoals een maatregel van sluiting of een lockdown (Belgisch Staatsblad, 29 oktober 2021, tweede editie, p. 110827). Bijgevolg laat het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021 toe te bepalen welke maatregel van toepassing is in de hypothese van een epidemische noodsituatie.

B.46.3.1. De verzoekende partijen voeren daarnaast aan dat de bevoegdheden van de burgemeesters en de gouverneurs niet op voldoende duidelijke en voorzienbare wijze zijn geformuleerd (vierde onderdeel).

B.46.3.2. Uit de bewoordingen van artikel 2bis, § 3, vierde lid, iii), van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, ingevoegd bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, en uit de algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, blijkt dat de burgemeesters en de gouverneurs, in geval van een epidemische noodsituatie en op grond van artikel 4, § 2, van de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten, maatregelen kunnen nemen betreffende het gebruik van het CST voor de toegang tot massa-evenementen, tot proef- en pilootprojecten die strenger zijn dan die welke zijn genomen op grond van artikel 4, § 1, van de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten, op de wijze bepaald in artikel 13bis, § 3, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021. Daarnaast wordt geëist dat de voormelde bevoegdheid van de burgemeesters pas wordt uitgeoefend na advies van de gouverneurs Belgisch Staatsblad, tweede editie, pp. 110825-110826).

De bevoegdheden van de burgemeesters en de gouverneurs zijn bijgevolg met voldoende nauwkeurigheid bepaald in het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021.

B.46.4.1. De verzoekende partijen verklaren daarnaast dat artikel 2bis, § 3, vijfde en zesde lid, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, voorziet in een inwerkingtreding van de artikelen 2bis, § 2, en 13ter van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, die niet verenigbaar is met de inwerkingtreding waarin artikel 33 van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 voorziet (vijfde onderdeel).

B.46.4.2. Artikel 2bis, § 3, eerste en tweede lid, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, bepaalt dat de artikelen 2bis, § 2, en 13ter, § 3, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, alsook de door de deelentiteiten op grond van die bepalingen genomen maatregelen opnieuw in werking zullen treden wanneer de epidemische noodsituatie beëindigd zal zijn.

Krachtens artikel 33 van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, treedt het voormelde artikel 2bis in werking vanaf 16 juni 2021 ( § 1, 2° ), terwijl het voormelde artikel 13ter in werking treedt op de dag van bekendmaking van de laatste akte waarbij instemming wordt verleend met het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 ( § 2).

Terwijl het voormelde artikel 33 van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 aldus op algemene wijze bepaalt op welk ogenblik de artikelen 2bis en 13ter van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 in werking treden, regelt artikel 2bis, § 3, eerste, tweede, vijfde en zesde lid, van datzelfde samenwerkingsakkoord de tijdelijke buitenwerkingtreding van die bepaling in zoverre en zolang een epidemische noodsituatie is afgekondigd. Bijgevolg spreken artikel 2bis, § 3, vijfde en zesde lid, en artikel 33 van het van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 elkaar niet tegen.

B.46.5. Ten slotte, wat betreft de verwijzing in artikel 2bis, § 3, vierde lid, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, naar « de regeling die geldig is of was tot en met 31 oktober 2021 » (tweede onderdeel), blijkt uit de algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021 dat, wanneer de deelentiteiten krachtens dat samenwerkingsakkoord de mogelijkheid behouden om bepaalde maatregelen in geval van een epidemische noodsituatie aan te nemen, zij evenwel de regeling moeten naleven die geldig is tot 31 oktober 2021 (Belgisch Staatsblad, 29 oktober 2021, tweede editie, pp. 110825-110826).

B.46.6. Het tweede, het derde, het vierde en het vijfde onderdeel van het tweede middel in de zaak nr. 7685 zijn niet gegrond. b) Het recht op de bescherming van persoonsgegevens B.47.1. Krachtens artikel 12 van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 beoogt de verwerking van persoonsgegevens van het digitaal EU-COVID-certificaat het lezen en, desgevallend, het genereren van het CST middels de CST-module van de COVIDScan-applicatie, teneinde te controleren of de houder van het digitaal EU-COVID-certificaat voldoet aan de voorwaarden om toegang te krijgen tot een evenement, aangelegenheid of voorziening waarvoor het gebruik van het CST moet of kan worden ingezet en teneinde de identiteit van de houder van een digitaal EU-COVID-certificaat te controleren aan de hand van een identiteitsbewijs.

B.47.2. Artikel 13, § 1, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 bepaalt dat voor het genereren van het CST, de categorieën van persoonsgegevens van het digitaal EU-COVID-certificaat worden verwerkt. Overeenkomstig artikel 9 van hetzelfde samenwerkingsakkoord, dat ter zake verwijst naar de artikelen 5, § 2, 6, § 2 en 7, § 2, van de verordening (EU) 2021/953, zijn die categorieën van persoonsgegevens de identiteit van de houder van het certificaat en, in het geval van een vaccinatiecertificaat, informatie over het aan de houder toegediende COVID-19-vaccin en over het aantal toegediende doses, in het geval van een testcertificaat, informatie over de erkende COVID-19-test die de houder heeft ondergaan en, in geval van een herstelcertificaat, informatie over de voorbije SARS-CoV-2-infectie van de houder na een positief testresultaat dat niet ouder is dan 180 dagen.

Krachtens artikel 14, § 1, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 worden die gegevens door de afgever niet langer bewaard dan strikt noodzakelijk is voor het doel ervan en in geen geval langer dan de periode waarin het digitaal EU-COVID-certificaat mag worden gebruikt om het recht van vrije verkeer uit te oefenen. Voor de herstelcertificaten wordt de bewaartermijn in ieder geval beperkt tot 180 dagen.

B.47.3. Artikel 13, § 2, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, bepaalt dat het CST de volgende gegevens bevat en weergeeft : « 1° de aanduiding of de houder, in zijn hoedanigheid van bezoeker van een massa-evenement, een proef- en pilootproject, een dancing of discotheek of aangelegenheden en voorzieningen waarvoor het gebruik van het COVID Safe Ticket kan worden ingezet, de toegang tot het massa-evenement, proef- en pilootproject, dancing of discotheek of de aangelegenheden en voorzieningen waarvoor het gebruik van het COVID Safe Ticket kan worden ingezet mag worden toegestaan of dient te worden geweigerd; 2° identiteitsgegevens van de houder, namelijk de naam en voornaam;3° de geldigheidsduur van het COVID Safe Ticket ». In de algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 wordt ter zake benadrukt : « Het COVID Safe Ticket is het digitaal EU-COVID-certificaat, maar dan in een andere (verschijnings)vorm die in de front-end minder persoonsgegevens bevat. Op deze manier worden de principes van proportionaliteit, confidentialiteit en integriteit van de onderliggende gegevens van het digitaal EU-COVID-certificaat gewaarborgd. [...] Bijkomend is het COVID Safe Ticket het meest aangewezen instrument om data minimalisatie te bekomen. Wanneer organisatoren van evenementen immers het digitaal EU-COVID-certificaat zouden kunnen inscannen en lezen, zouden zij diverse gezondheidsgegevens van de houder ontvangen, hetgeen geenszins wenselijk zou zijn en in strijd is met het proportionaliteitsbeginsel in de Algemene Verordening Gegevensbescherming. Met het COVID Safe Ticket wordt enkel een streepjescode, de geldigheidsduur en een naam weergegeven. Bovendien wordt het COVID Safe Ticket gegenereerd voor mensen die gevaccineerd zijn tegen het coronavirus COVID-19, een negatieve erkende NAAT-test of erkende snelle antigeentest hebben ondergaan, of recent hersteld zijn van een coronavirus COVID-19-besmetting. Het is wetenschappelijk aangetoond dat mensen die zich in een van deze situaties bevinden, veel minder kans hebben om een andere persoon te besmetten met het coronavirus COVID-19 » (Belgisch Staatsblad, 23 juli 2021, derde editie, pp. 76176-76177).

Krachtens artikel 13, § 3, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, mag het door de houder gegenereerde CST uitsluitend worden gelezen via de CST-module van de COVIDScan-applicatie door de personen die instaan voor de toegangscontrole van de evenementen, aangelegenheden en voorzieningen waarvoor het gebruik van het CST moet of kan worden ingezet, hetzij door de uitbater, de directies en het personeel van die aangelegenheden en voorzieningen waarvoor het gebruik van het CST kan worden ingezet, voor zover deze op limitatieve wijze worden ingezet en belast met de controle op het CST, hetzij door het personeel van een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst.

Artikel 14, § 2, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 bepaalt dat de gegevens bepaald in het voormelde artikel 13, § 2, onmiddellijk worden verwijderd na het verwerken van de persoonsgegevens voor het lezen van het CST. In de algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten wordt ter zake benadrukt : « De persoonsgegevens die worden verwerkt door het inlezen van het COVID Safe Ticket, kunnen niet opgeslagen of uitgewisseld worden. De streepjescode op het digitaal EU-COVID-certificaat, wordt ingelezen door de COVIDScan-applicatie en op basis hiervan worden de daarin vervatte gegevens door het COVID Safe Ticket gevisualiseerd. De ingelezen persoonsgegevens worden niet bewaard in een bestand en de gegevens in het cachegeheugen worden gewist van zodra er een nieuwe streepjescode wordt gescand of wanneer de COVIDScan-applicatie wordt gedesactiveerd. De persoonsgegevens worden evenmin uitgewisseld met een externe toepassing. Bijgevolg is het niet mogelijk om op basis van de COVIDScan-applicatie aan tracing te doen of op een onrechtmatige manier een registratie van de bezoekers te bewerkstelligen, wat uiteraard in elk geval verboden is. In die zin is het dan ook niet toegestaan om bij de inlezing van het COVID Safe Ticket enige directe of indirecte bewaring van persoonsgegevens te bewerkstellingen, andere dan uitdrukkelijk in dit samenwerkingsakkoord voorzien » (Belgisch Staatsblad, 1 oktober 2021, tweede editie, p. 104687).

B.48. Zoals in B.37.3 is vermeld, omvat het recht op eerbiediging van het privéleven de bescherming van persoonsgegevens en van persoonlijke informatie, waaronder met name de naam en de gezondheidsgegevens vallen.

In zoverre de bestreden bepalingen voor het genereren en het lezen van het CST voorzien in de verwerking van persoonsgegevens, met inbegrip van gevoelige gegevens over de gezondheid, brengen zij een inmenging teweeg in het recht op bescherming van persoonsgegevens.

B.49. In hun tweede middel en in het derde onderdeel van hun derde middel voeren de verzoekende partijen in de zaak nr. 7658 aan dat de bestreden bepalingen een inmenging vormen in het recht op de bescherming van persoonsgegevens waarvan de noodzaak niet is aangetoond in het licht van de nagestreefde doelstellingen, zoals met name blijkt uit het feit dat de deelentiteiten kunnen voorzien in een facultatief gebruik van het CST, hetgeen in strijd zou zijn met artikel 22 van de Grondwet, alsook met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en met de artikelen 5, 6 en 9 van de AVG. B.50.1. Zoals is vermeld in B.41.3.1 tot B.41.3.3, kunnen het gebruik van het CST en de mogelijkheid die aan de deelentiteiten wordt gelaten om dat gebruik op te leggen of facultatief te maken, in het algemeen worden beschouwd als noodzakelijk in het licht van de door de federale wetgever, decreetgever en ordonnantiegever nagestreefde doelstellingen.

In het kader van de controle van de naleving van het recht op de bescherming van persoonsgegevens dient bovendien rekening te worden gehouden met het beginsel van minimale gegevensverwerking, krachtens hetwelk persoonsgegevens toereikend, ter zake dienend en beperkt moeten zijn tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt (artikel 5, lid 1, punt c), van de AVG).

B.50.2. Het kan worden aangenomen dat de verwerking van de in artikel 9 van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 bedoelde categorieën van persoonsgegevens van het digitaal EU-COVID-certificaat, zijnde gegevens betreffende de identiteit van de houder van het certificaat en gegevens over het toegediende COVID-19-vaccin, over de ondergane COVID-19-test of over de voorbije SARS-CoV2-infectie, noodzakelijk is om te controleren of de houder van het digitaal EU-COVID-certificaat voldoet aan de voorwaarden om toegang te verkrijgen tot de evenementen, aangelegenheden en voorzieningen waarvoor het gebruik van het CST moet of kan worden ingezet, dit teneinde de verdere verspreiding van het coronavirus SARS-CoV-2 te beperken en aldus de gezondheid van anderen en de volksgezondheid te waarborgen.

B.50.3. Uit de in B.47.3 vermelde toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 blijkt voorts dat de wetgever beoogde het beginsel van minimale gegevensverwerking te eerbiedigen door de gegevens die worden weergegeven bij het inlezen van het CST te beperken tot de naam en de voornaam van de houder van het CST, de vermelding of die persoon al dan niet de toegang tot het betrokken evenement of de betrokken aangelegenheid of voorziening mag worden toegestaan en de geldigheidsduur van het CST. Het kan worden aangenomen dat die gegevens noodzakelijk zijn om te beoordelen of de betrokkene al dan niet de toegang tot het betrokken evenement of de betrokken gelegenheid of voorziening mag worden toegestaan teneinde de verdere verspreiding van COVID-19 te beperken en aldus de gezondheid van anderen en de volksgezondheid te waarborgen.

B.50.4. Het tweede middel en het derde onderdeel van het derde middel, in de zaak nr. 7658 zijn niet gegrond.

B.51. In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 aanvoeren, krijgen de voormelde organisatoren van evenementen en uitbaters van aangelegenheden en voorzieningen, die het CST mogen lezen via de COVIDScan-applicatie krachtens artikel 13, § 3, van het samenwerkingsakkoord, geen kennis van het adres van de houder van het CST, nu noch het CST zelf, noch de identiteitskaart, die wordt geverifieerd ter authenticatie van de houder van het CST, dat persoonsgegeven weergeven. Het negende onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 is niet gegrond.

B.52. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 bekritiseren overigens dat er geen enkele « technische beperking » is teneinde te verhinderen dat onbevoegden het CST kunnen lezen. Het volstaat ter zake vast te stellen dat het CST enkel kan worden ingelezen met medewerking van de houder van het CST, die zelf het CST dient te genereren via een applicatie op de smartphone of via een computer. Een dergelijke « technische beperking » vermocht bijgevolg niet nodig te worden geacht. Het veertiende onderdeel van het enige middel in die zaak is niet gegrond.

B.53. In zoverre de verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 aanvoeren dat andere, minder ingrijpende maatregelen zouden bestaan die toch toelaten hetzelfde doel te bereiken, zoals het gebruik van een temperatuurscanner, volstaat de vaststelling dat het CST net werd ingevoerd voor de toegang tot de limitatief opgesomde evenementen, voorzieningen en gelegenheden waar de klassieke basisregels om het risico op besmetting te beperken (optimale ventilatie, afstand, maskers, beperkte contacten) moeilijk kunnen worden toegepast (zie in die zin de algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, Belgisch Staatsblad, 1 oktober 2021, tweede editie, p. 104680). Wat betreft het gebruik van een temperatuurscanner dient eraan te worden herinnerd, zoals is vermeld in B.41.3.1, dat de COVID-19-pandemie wordt gekenmerkt door een hoog aantal asymptomatische patiënten die niettemin superverspreiders kunnen zijn.

Te hunnen aanzien zou een dergelijke maatregel niet doeltreffend zijn.

Het zeventiende onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 is niet gegrond.

B.54.1. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 voeren voorts aan dat er geen waarborg is dat het gebruik van het CST de overheid niet toelaat de houders van het CST te volgen en dat de omvang van de bevoegdheden van de personen die zijn belast met het controleren van het CST, niet is gepreciseerd.

B.54.2. Krachtens het beginsel van doelbinding moeten persoonsgegevens voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en moet de eventuele verdere verwerking van die gegevens verenigbaar zijn met die oorspronkelijke doeleinden (artikel 5, lid 1, punt b), van de AVG).

B.54.3. Krachtens artikel 12 van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 beoogt de verwerking van persoonsgegevens van het digitaal EU-COVID-certificaat het lezen en, desgevallend, het genereren van het CST middels de CST-module van de COVIDScan-applicatie, teneinde te controleren of de houder van het digitaal EU-COVID-certificaat voldoet aan de voorwaarden om toegang te krijgen tot een evenement, gelegenheid of voorziening waarvoor het gebruik van het CST moet of kan worden ingezet en teneinde de identiteit van de houder van een digitaal EU-COVID-certificaat te controleren aan de hand van een identiteitsbewijs. Het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 bepaalt aldus uitdrukkelijk voor welke doeleinden de vermelde persoonsgegevens worden verzameld en verwerkt.

In de toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 wordt benadrukt dat het « personen strikt verboden [is] om het COVID Safe Ticket te genereren en in te lezen voor andere doeleinden dan deze gestipuleerd in dit samenwerkingsakkoord. Personen die het COVID Safe Ticket genereren of inlezen voor doeleinden die niet voorzien zijn in dit samenwerkingsakkoord, worden gestraft met gemeenrechtelijke sancties, inclusief strafrechtelijke sancties » (algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, Belgisch Staatsblad, 23 juli 2021, derde editie, p. 76178). Het komt aan de bevoegde rechter toe om hierop toezicht uit te oefenen.

Artikel 14, § 2, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 bepaalt bovendien dat de persoonsgegevens die worden verwerkt voor het lezen van het CST onmiddellijk na de verwerking worden verwijderd. In de algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten wordt ter zake benadrukt dat « de ingelezen persoonsgegevens [...] niet [worden] bewaard in een bestand en de gegevens in het cachegeheugen worden gewist van zodra er een nieuwe streepjescode wordt gescand of wanneer de COVIDScan-applicatie wordt gedesactiveerd.

De persoonsgegevens worden evenmin uitgewisseld met een externe toepassing. Bijgevolg is het niet mogelijk om op basis van de COVIDScan-applicatie aan tracing te doen of op een onrechtmatige manier een registratie van de bezoekers te bewerkstelligen, wat uiteraard in elk geval verboden is » (Belgisch Staatsblad, 1 oktober 2021, tweede editie, p. 104687).

B.54.4. Bovendien dient te worden opgemerkt dat artikel 17, § 3, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 bepaalt dat de « de COVIDScan-applicatie en diens modules [...] de principes overeenkomstig de artikelen 5 en 25 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming [respecteren] ». Een eventuele schending van die principes bij de uitvoering of toepassing van de bestreden bepalingen, kan bij de bevoegde rechter worden opgeworpen.

B.54.5. Ten slotte, wat betreft de omvang van de bevoegdheden van de personen die zijn belast met het controleren van het CST, die limitatief zijn opgesomd in artikel 13, § 3, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, dient te worden vastgesteld dat in de algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten ter zake wordt gepreciseerd : « Het personeel dat in het kader van de controle op het COVID Safe Ticket ingezet wordt, dient zich te beperken tot de loutere controle en verificatie van het digitaal EU-COVID-certificaat of het door de houder gegenereerde COVID Safe Ticket alsook het identiteitsbewijs.

Het betreft hier dus geen toegangscontrole in de zin van de Wet Private Veiligheid. Daar waar de COVID Safe Ticketcontrole gecombineerd wordt met bijkomend toezicht en controle op de aanwezigen kunnen enkel personen ingezet worden dewelke bepaald zijn in de Wet van 2 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/10/2017 pub. 31/10/2017 numac 2017031388 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid type wet prom. 02/10/2017 pub. 18/12/2017 numac 2017031910 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de private en bijzondere veiligheid » (Belgisch Staatsblad, 1 oktober 2021, tweede editie, p. 104687).

In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 aanvoeren, is de omvang van de bevoegdheden van de personen die zijn belast met het controleren van het CST, bijgevolg voldoende afgebakend.

B.54.6. Het zestiende en het achttiende onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 zijn niet gegrond.

B.55.1. In het eerste onderdeel van hun derde middel voeren de verzoekende partijen in de zaak nr. 7658 aan dat het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten aan de uitvoerende macht de zorg overlaat om de begrippen « voorzieningen die behoren tot de culturele, feestelijke en recreatieve sector » en « massa-evenementen » te definiëren, alsook de voorwaarden inzake de toegang tot een massa-evenement, tot een proef- en pilootproject, tot een dancing of discotheek of tot de voorzieningen en de gelegenheden waarvoor het gebruik van het CST kan worden toegepast, hetgeen essentiële elementen van de verwerking van persoonsgegevens zouden vormen. In het tweede onderdeel van het derde middel voeren de verzoekende partijen aan dat het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten niet toelaat een onderscheid te maken tussen de « handelsbeurzen en congressen », enerzijds, en de « massa-evenementen », anderzijds. Zij verklaren overigens dat de personen die ertoe gemachtigd zijn het CST te lezen door middel van de COVIDScan-applicatie niet voldoende nauwkeurig zijn geïdentificeerd.

B.55.2.1. Bij artikel 22 van de Grondwet wordt aan de bevoegde wetgever de bevoegdheid voorbehouden om te bepalen in welke gevallen en onder welke voorwaarden afbreuk kan worden gedaan aan het recht op eerbiediging van het privéleven. Het waarborgt aldus aan elke burger dat geen inmenging in de uitoefening van dat recht kan plaatsvinden dan krachtens regels die zijn aangenomen door een democratisch verkozen beraadslagende vergadering.

Een delegatie aan een andere macht is evenwel niet in strijd met het wettigheidsbeginsel, voor zover de machtiging voldoende nauwkeurig is omschreven en betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van maatregelen waarvan de essentiële elementen voorafgaandelijk door de wetgever zijn vastgesteld.

Bijgevolg moeten de essentiële elementen van de verwerking van persoonsgegevens in de wet, het decreet of de ordonnantie zelf worden vastgelegd. In dat verband maken de volgende elementen, ongeacht de aard van de betrokken gelegenheid, in beginsel essentiële elementen uit : (1) de categorie van verwerkte gegevens, (2) de categorie van betrokken personen (3) de met de verwerking nagestreefde doelstelling, (4) de categorie van personen die toegang hebben tot de verwerkte gegevens en (5) de maximumtermijn voor het bewaren van de gegevens (advies van de algemene vergadering van de afdeling wetgeving van de Raad van State nr.68.936 van 7 april 2021 over een voorontwerp van wet « betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie », Parl. St., Kamer, 2020-2021, DOC 55-1951/001, p. 119).

B.55.2.2. Naast het formele wettigheidsvereiste legt artikel 22 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met de artikelen 7, 8 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, de verplichting op dat de inmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven en in het recht op bescherming van persoonsgegevens in duidelijke en voldoende nauwkeurige bewoordingen wordt geformuleerd die het mogelijk maken de hypothesen te voorzien waarin de wetgever een dergelijke inmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven toestaat.

Inzake de bescherming van de persoonsgegevens impliceert dat vereiste van voorzienbaarheid dat voldoende precies moet worden bepaald in welke omstandigheden de verwerkingen van persoonsgegevens zijn toegelaten (EHRM, grote kamer, 4 mei 2000, Rotaru t. Roemenië, ECLI:CE:ECHR:2000:0504JUD002834195, § 57; grote kamer, 4 december 2008, S. en Marper t. Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2008:1204JUD003056204, § 99). Het vereiste dat de beperking bij wet dient te worden ingesteld, houdt met name in dat de rechtsgrond die de inmenging in die rechten toestaat, zelf de reikwijdte van de beperking op de uitoefening van het betrokken recht moet bepalen (HvJ, 6 oktober 2020, C-623/17, Privacy International, ECLI:EU:C:2020:790, punt 65).

Derhalve moet eenieder een voldoende duidelijk beeld kunnen hebben van de verwerkte gegevens, de bij een bepaalde gegevensverwerking betrokken personen en de voorwaarden voor en de doeleinden van de verwerking.

B.55.3.1. Door erin te voorzien dat het CST kan worden opgelegd voor de bezoekers van de « voorzieningen die behoren tot de culturele, feestelijke en recreatieve sector » (artikel 1, § 1, 21°, 4°, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten) en voor de bezoekers van de « massa-evenementen » (artikel 1, § 1, 11°, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten), heeft het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten zelf de categorieën van personen bepaald waarop de gegevensverwerking betrekking heeft. In het licht van het doel dat erin bestaat de verspreiding van de besmettelijke ziekte COVID-19 te bestrijden, vermochten de federale wetgever, de decreetgevers en de ordonnantiegever erin te voorzien dat de nadere afbakening van die categorieën van personen wordt vastgesteld bij een koninklijk besluit of bij een uitvoerend samenwerkingsakkoord, teneinde snel te kunnen reageren op de ontwikkeling van de pandemie.

B.55.3.2. Ten aanzien van de vermeende onnauwkeurigheid van het begrip « handelsbeurzen en congressen », dat niet zou toelaten die te onderscheiden van de massa-evenementen, dient, zoals de institutionele overheden opmerken, te worden vastgesteld dat wanneer een evenement a priori behoort tot die twee categorieën van evenementen, de specifieke regeling voor de handelsbeurzen en congressen daarop dient te worden toegepast, daar die regeling een lex specialis vormt ten opzichte van die inzake de massa-evenementen.

B.55.3.3. Ten slotte bepaalt artikel 13, § 3, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten : « Voor de in artikel 12 bepaalde doeleinden, mag het digitaal EU-COVID-certificaat of het door de houder gegenereerde COVID Safe Ticket uitsluitend worden gelezen door middel van de CST-module van het COVIDScan-applicatie zoals bedoeld in artikel 17 en mag het identiteitsbewijs worden gevraagd tot nazicht overeenkomstig artikel 12, § 1 en dit door de volgende personen : 1° de personen die instaan voor de toegangscontrole van het massa-evenement;2° de personen die instaan voor de toegangscontrole van het proef- en pilootproject;3° de personen die instaan voor de toegangscontrole van de dancing of discotheek;4° de personen die instaan voor de toegangscontrole van de congressen of handelsbeurzen en de personen die instaan voor de toegangscontrole van inrichtingen die behoren tot de culturele, feestelijke en recreatieve sector;5° bij gebreke aan de personen zoals vermeld in 4° de uitbater en directies van aangelegenheden en voorzieningen waarvoor het gebruik van het COVID Safe Ticket kan worden ingezet en diens personeel voor zover deze op limitatieve wijze worden ingezet en belast met de controle van het COVID Safe Ticket;6° het personeel van een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst zoals bedoeld in de wet van 2 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/10/2017 pub. 31/10/2017 numac 2017031388 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid type wet prom. 02/10/2017 pub. 18/12/2017 numac 2017031910 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. - Duitse vertaling sluiten tot regeling van de private en bijzondere veiligheid ». Artikel 13, § 6, van het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021 voegt eraan toe dat de organisatoren, beheerders en uitbaters een lijst moeten opmaken van de personen die worden beoogd in het voormelde artikel 13, § 3.

In de algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten wordt gepreciseerd : « Voor wat betreft het personeel dat in deze sectoren kan worden ingezet bij de toegang van de in de limitatieve lijst opgenomen aangelegenheden en voorzieningen, dient duidelijk te worden voorzien dat dit enkel maar kan ten aanzien van een beperkt aantal personeelsleden of medewerkers (zoals bijv. een zaalverantwoordelijke) en dat de uitbater, directie of organisator steeds verplicht zal zijn een lijst van alle personen die het COVID Safe Ticket kunnen controleren bij te houden » (Belgisch Staatsblad, 1 oktober 2021, tweede editie, p. 104687).

Hieruit vloeit voort dat het samenwerkingsakkoord op voldoende duidelijke en nauwkeurige wijze de personen opsomt die ertoe gemachtigd zijn het CST te lezen.

B.55.4. Het eerste en het tweede onderdeel van het derde middel in de zaak nr. 7658 zijn niet gegrond.

B.56.1. In het eerste onderdeel van hun tweede middel voeren de verzoekende partijen in de zaak nr. 7685 aan dat het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021 aan een koninklijk besluit of aan een uitvoerend samenwerkingsakkoord de zorg overlaat om de voorwaarden vast te stellen inzake de tenuitvoerlegging van de verplichting om het CST voor te leggen, terwijl de lijst van de plaatsen waarvoor het CST moet worden voorgelegd, een essentieel element vormt van de verwerking van persoonsgegevens en van het doeleinde ervan.

B.56.2. Zoals is vermeld in B.5.2, brengt het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021 verschillende wijzigingen aan in het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, zoals gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, teneinde een krachtdadig en correct beheer van de verwachte noodsituatie mogelijk te maken indien de epidemische noodsituatie is afgekondigd, overeenkomstig artikel 3, § 1, van de wet van 14 augustus 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/08/2021 pub. 20/08/2021 numac 2021021663 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie type wet prom. 14/08/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033169 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de maatregelen van bestuurlijke politie tijdens een epidemische noodsituatie. - Duitse vertaling sluiten. Bij die gelegenheid heeft het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021 de essentiële elementen van de verwerking van persoonsgegevens die zijn bepaald in het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, niet gewijzigd.

In het licht van het doel dat erin bestaat de verspreiding van de besmettelijke ziekte COVID-19 te bestrijden, kan de federale wetgever, de decreetgevers en de ordonnantiegever overigens niet worden verweten erin te hebben voorzien dat bepaalde uitvoeringsmodaliteiten kunnen worden vastgesteld bij een koninklijk besluit of bij een uitvoerend samenwerkingsakkoord, met name wat betreft de omvang en het aantal bezoekers van een massa-evenement, teneinde snel te kunnen reageren op de ontwikkeling van de pandemie.

B.56.3. Het eerste onderdeel van het tweede middel in de zaak nr. 7685 is niet gegrond.

B.57.1. In hun derde middel voeren de verzoekende partijen in de zaak nr. 7685 aan dat de Gegevensbeschermingsautoriteit niet is geraadpleegd vóór de instemming met het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021, terwijl dat samenwerkingsakkoord betrekking heeft op de verwerking van persoonsgegevens, hetgeen in strijd zou zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 36, lid 4, van de AVG. B.57.2. Artikel 36, lid 4, van de AVG bepaalt : « De lidstaten raadplegen de toezichthoudende autoriteit bij het opstellen van een voorstel voor een door een nationaal parlement vast te stellen wetgevingsmaatregel, of een daarop gebaseerde regelgevingsmaatregel in verband met verwerking ».

B.57.3. In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen aanvoeren, heeft het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021 als dusdanig geen betrekking op de verwerking van persoonsgegevens.

Zoals is vermeld in B.5.2 en B.56.2, beperkt het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021 zich ertoe de regeling die is bepaald bij het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, aan te passen aan een mogelijke epidemische noodsituatie, door de maatregelen te preciseren die in die hypothese kunnen worden genomen door de federale overheid, enerzijds, en door de deelentiteiten, anderzijds.

Het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021 wijzigt niet de verwerking van persoonsgegevens bepaald in het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, waarover de Gegevensbeschermingsautoriteit is geraadpleegd (zie de adviezen nrs. 124/2021 van 12 juli 2021 en 163/2021 van 23 september 2021). Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 29 oktober 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/10/2021 pub. 22/11/2021 numac 2021043088 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Interpretatieve Wet van artikel 124, § 1, d), van de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen sluiten houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 28 oktober 2021 blijkt overigens dat precies om die reden het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit niet vóór de instemming is gevraagd (Parl. St., Kamer, 2021-2022, DOC 55-2888/003, p. 11).

B.57.4. Het derde middel in de zaak nr. 7685 is niet gegrond.

III. De rechten van de personen met een handicap (zesde onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666) B.58. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 voeren in het zesde onderdeel van hun enige middel een schending aan van artikel 22ter van de Grondwet, in zoverre de bestreden bepalingen geen rekening houden met de situatie van de personen die het vaccin niet mogen krijgen wegens medische contra-indicaties.

B.59. Artikel 22ter van de Grondwet waarborgt het recht van iedere persoon met een handicap op volledige inclusie in de samenleving.

B.60.1. Zoals is vermeld in B.23.3 en B.42.1, kunnen de personen die om medische redenen geen vaccin mogen krijgen, hetgeen zeer uitzonderlijk is, het CST genereren op basis van een test- of herstelcertificaat. Het blijkt niet dat de verplichting om zich te laten testen een overdreven organisatorische of financiële last uitmaakt, zoals reeds is vermeld.

B.60.2. Gelet op het voorgaande, evenals op het feit dat de toepassing van het CST beperkt is tot de limitatief in de bestreden bepalingen vermelde evenementen, gelegenheden en voorzieningen en tot een wettelijke bepaalde maximumduur, doen de bestreden bepalingen geen afbreuk aan artikel 22ter van de Grondwet.

B.60.3. Het zesde onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 is niet gegrond in zoverre het is afgeleid uit de schending van artikel 22ter van de Grondwet.

IV. Het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing (eerste onderdeel van het tweede middel in de zaak nr. 7658) B.61. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7658 voeren, in het eerste onderdeel van het tweede middel, aan dat het gebruik van het CST zoals geregeld bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten een inmenging mogelijk maakt in het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing, waarvan de noodzaak niet is aangetoond in het licht van de nagestreefde doelstellingen, hetgeen in strijd zou zijn met artikel 23 van de Grondwet.

B.62.1. Artikel 23 van de Grondwet bepaalt : « Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden.

Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepalen.

Die rechten omvatten inzonderheid : [...] 5° het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing; [...] ».

B.62.2. Artikel 23, eerste lid, van de Grondwet bepaalt dat ieder het recht heeft een menswaardig leven te leiden en het derde lid, 5°, ervan vermeldt onder de economische, sociale en culturele rechten « het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing ». Die bepaling preciseert niet wat dat recht, waarvan enkel het beginsel wordt uitgedrukt, impliceert, aangezien elke wetgever ermee belast is dat recht te waarborgen, overeenkomstig artikel 23, tweede lid, « rekening houdend met de overeenkomstige plichten ». De bevoegde wetgever kan daarbij aan dat recht beperkingen stellen. Die beperkingen zouden slechts ongrondwettig zijn indien ze niet redelijk verantwoord zijn.

B.63.1. De bestreden bepalingen dragen ertoe bij te vermijden dat de gezondheidszorg, en de ziekenhuizen in het bijzonder, als gevolg van een toenemend aantal besmettingen met COVID-19 onder al te grote druk zouden komen te staan. Daardoor waarborgen die verplichtingen het recht op bescherming van de gezondheid en op geneeskundige bijstand ten aanzien van de personen die behoefte hebben aan acute medische zorg en voor wie dergelijke bijstand dus het meest dringend is.

B.63.2. Rekening houdend met de doelstelling om de verdere verspreiding van de besmettelijke ziekte COVID-19 tegen te gaan en om de redenen die zijn vermeld in B.41.2 tot B.41.4.2., is de bestreden maatregel niet zonder redelijke verantwoording.

B.63.3. Het eerste onderdeel van het tweede middel in de zaak nr. 7658 is niet gegrond in zoverre het is afgeleid uit de schending van het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing.

V. De vrijheid van vergadering en vereniging (eerste onderdeel van het tweede middel in de zaak nr. 7658) B.64. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7658 voeren, in het eerste onderdeel van het tweede middel, aan dat het gebruik van het CST zoals geregeld bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, een inmenging mogelijk maakt in de vrijheid van vergadering waarvan de noodzaak niet is aangetoond in het licht van de nagestreefde doelstellingen, hetgeen in strijd is met de vrijheid van vergadering en vereniging, alsook met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 11 en 14 van de Grondwet en met artikel 12, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

B.65.1. Artikel 26 van de Grondwet bepaalt : « De Belgen hebben het recht vreedzaam en ongewapend te vergaderen, mits zij zich gedragen naar de wetten, die het uitoefenen van dit recht kunnen regelen zonder het echter aan een voorafgaand verlof te onderwerpen.

Deze bepaling is niet van toepassing op bijeenkomsten in de open lucht, die ten volle aan de politiewetten onderworpen blijven ».

B.65.2. Artikel 27 van de Grondwet bepaalt : « De Belgen hebben het recht van vereniging; dit recht kan niet aan enige preventieve maatregel worden onderworpen ».

B.65.3. De artikelen 26 en 27 van de Grondwet erkennen het recht van vergadering en vereniging en verbieden, behoudens voor wat de bijeenkomsten in open lucht betreft, die rechten aan enige voorafgaande maatregel te onderwerpen. Die bepalingen staan niet eraan in de weg dat de wetgever de uitoefening van die rechten regelt met betrekking tot de aangelegenheden waarin zijn optreden in een democratische samenleving nodig is in het belang van, onder meer, de bescherming van de rechten van anderen.

B.66.1. De bestreden bepalingen die voorzien in het gebruik van het CST voor de toegang tot bepaalde evenementen, gelegenheden en voorzieningen, verhinderen niet dat een vereniging kan worden opgericht of kan blijven bestaan, noch dat die vereniging kan vergaderen. Zij onderwerpen de vrijheid van vergadering en vereniging dan ook niet aan voorafgaande beperkingen.

B.66.2. De inmenging in de vrijheid van vergadering is om dezelfde redenen als vermeld in B.41.2 tot B.41.4.2 noodzakelijk in een democratische samenleving en zij houdt geen onevenredige gevolgen in.

Bovendien, in de veronderstelling dat de bestreden bepalingen een inmenging in de vrijheid van vereniging vormen, is deze om dezelfde redenen verantwoord. De lezing van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in samenhang met de bepalingen van internationaal recht vermeld in B.64 kan niet leiden tot een andere conclusie.

B.66.3. Het eerste onderdeel van het tweede middel in de zaak nr. 7658 is niet gegrond in zoverre het is afgeleid uit de schending van de vrijheid van vergadering en vereniging.

VI. Het eigendomsrecht (vijfde onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666) B.67. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 voeren in het vijfde onderdeel van hun enige middel aan dat de bestreden bepalingen afbreuk doen aan het eigendomsrecht, gelet op de kosten die zij noodzakelijk maken om van bepaalde essentiële rechten gebruik te maken.

B.68.1. In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen aanvoeren, maken de bestreden bepalingen het geenszins noodzakelijk om kosten te maken teneinde toegang te krijgen tot de evenementen, gelegenheden of voorzieningen waar het CST van toepassing is. Het CST kan immers worden gegenereerd op basis van een vaccinatiecertificaat, een herstelcertificaat of een testcertificaat, waarbij zowel de vaccinatie tegen het COVID-19 als de test na een COVID-19-besmetting gratis zijn.

In zoverre een persoon die niet gevaccineerd is tegen COVID-19 kosten dient te maken om het CST te genereren op basis van een testcertificaat, is dit het gevolg van de keuze die hij vrij heeft gemaakt om zich niet te laten vaccineren.

B.68.2. Het vijfde onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 berust op een verkeerde premisse in zoverre het is afgeleid uit de schending van het eigendomsrecht en is om die reden niet gegrond.

VII. Het recht op een eerlijk proces (tiende onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666) B.69. De verzoekende partijen in de zaak nr. 7666 voeren in het tiende onderdeel van hun enige middel aan dat de uitsluiting van de door de bestreden bepalingen geviseerde activiteiten een strafsanctie is in de zin van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, en bijgevolg uitsluitend door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank kan worden uitgesproken.

B.70. Een maatregel is een strafsanctie in de zin van artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, indien hij volgens de internrechtelijke kwalificatie een strafrechtelijk karakter heeft of indien uit de aard van het strafbaar feit, namelijk de algemene draagwijdte en het preventieve en repressieve doel van de bestraffing, blijkt dat het om een strafsanctie gaat, of nog, indien uit de aard en de ernst van de sanctie die de betrokkene ondergaat, blijkt dat hij een bestraffend en daardoor ontradend karakter heeft (EHRM, grote kamer, 23 november 2006, Jussila t. Finland, ECLI:CE:ECHR:2006:1123JUD007305301, §§ 30-31; grote kamer, 10 februari 2009, Zolotoukhine t. Rusland, ECLI:CE:ECHR:2006:1123JUD007305301, § 53; grote kamer, 15 november 2016, A en B t. Noorwegen, ECLI:CE:ECHR:2016:1115JUD002413011, §§ 105-107).

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens hanteert dezelfde criteria voor de toepassing van artikel 7 van hetzelfde Verdrag (bv.

EHRM, 4 oktober 2016, Zaja t. Kroatië, ECLI:CE:ECHR:2016:1004JUD003746209, § 86; 4 juni 2019, Rola t.

Slovenië, ECLI:CE:ECHR:2019:0604JUD001209614, § 54).

B.71.1. De bestreden maatregel die voorziet in het gebruik van het CST voor de toegang tot bepaalde evenementen, voorzieningen en gelegenheden, is noch door de plaats van de bestreden bepalingen in de wetgeving, noch in de parlementaire voorbereiding als strafsanctie aangemerkt.

Zoals is vermeld in B.4.2, beoogden de federale wetgever, de decreetgevers en de ordonnantiegever met die maatregel « de verdere verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken », evenals « rekening [te houden] met de heropstart van de activiteiten van de burgers zoals deze werden uitgeoefend vóór de COVID-19-pandemie » (algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 14 juli 2021, Belgisch Staatsblad, 23 juli 2021, derde editie, p. 76170). De bestreden maatregel streeft aldus geen repressief doel na, doch wel een doel van algemeen belang, namelijk het waarborgen van de gezondheid van anderen en de volksgezondheid evenals de rechten en vrijheden van anderen.

De bestreden maatregel heeft tot gevolg dat aan personen die niet beschikken over een CST de toegang wordt ontzegd tot de limitatief bepaalde evenementen, aangelegenheden en voorzieningen « waar de huidige gezondheids- en veiligheidsmaatregelen moeilijk kunnen worden gehandhaafd, maar er tegelijk een groot risico op verdere verspreiding van het coronavirus COVID-19 aanwezig is » (algemene toelichting bij het samenwerkingsakkoord van 27 september 2021Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 27/09/2021 pub. 01/10/2021 numac 2021033376 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Uitvoerend samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot het digitaal EU-COVID-certificaat, het COVID Safe Ticket, het PLF en de verwerking van persoonsgegevens van in het buitenland wonende of verblijvende werknemers en zelfstandigen die activiteiten uitvoeren in België sluiten, Belgisch Staatsblad, 1 oktober 2021, tweede editie, p. 104682). De bestreden maatregel heeft geen dermate ernstige gevolgen dat hij als een strafrechtelijke sanctie moet worden aangemerkt.

B.71.2. De bestreden maatregel valt derhalve niet onder het toepassingsgebied van de artikelen 6 en 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

B.71.3. Het tiende onderdeel van het enige middel in de zaak nr. 7666 is niet gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt de beroepen.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 17 mei 2023.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, P. Nihoul

^