gepubliceerd op 18 januari 2023
Uittreksel uit arrest nr. 94/2022 van 7 juli 2022 Rolnummer 7632 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 30 mei 2021 « tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 28 januari 2021 betreffende de bijdrage in de werkings-, pers Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters(...)
Uittreksel uit arrest nr. 94/2022 van 7 juli 2022 Rolnummer 7632 In zake : het beroep tot vernietiging van de wet van 30 mei 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/05/2021 pub. 03/06/2021 numac 2021041366 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 28 januari 2021 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de Kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, A+, B, B+, C, E, F1, F1+, F2, G1 en G2 voor het burgerlijk jaar 2021 sluiten « tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 28 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten0 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de Kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, A+, B, B+, C, E, F1, F1+, F2, G1 en G2 voor het burgerlijk jaar 2021 » en, in ondergeschikte orde, van artikel 1, § 6, eerste lid, van het voormelde koninklijk besluit, ingesteld door de nv « Casino Kursaal Oostende » en de beroepsvereniging « Belgian Gaming Association ».
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters J.-P. Moerman, T. Giet, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters, S. de Bethune en W. Verrijdt, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 8 september 2021 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 9 september 2021, is beroep tot vernietiging ingesteld van de wet van 30 mei 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/05/2021 pub. 03/06/2021 numac 2021041366 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 28 januari 2021 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de Kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, A+, B, B+, C, E, F1, F1+, F2, G1 en G2 voor het burgerlijk jaar 2021 sluiten « tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 28 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten0 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de Kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, A+, B, B+, C, E, F1, F1+, F2, G1 en G2 voor het burgerlijk jaar 2021 » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 3 juni 2021) en, in ondergeschikte orde, van artikel 1, § 6, eerste lid, van het voormelde koninklijk besluit (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 29 januari 2021, tweede editie) door de nv « Casino Kursaal Oostende » en de beroepsvereniging « Belgian Gaming Association », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. M. Ryckman, advocaat bij de balie te Brussel. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de situering van de bestreden wet B.1.1. Om de bescherming van het publiek en de controle op de kansspelensector te versterken heeft de wetgever de Kansspelcommissie opgericht, bij artikel 9 van de wet van 7 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/05/1999 pub. 30/12/1999 numac 1999010222 bron ministerie van justitie Wet op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers sluiten « op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers » (hierna : de Kansspelwet).
De bevoegdheid van de Kansspelcommissie is drievoudig. Zij brengt advies uit over wetgevende of regelgevende initiatieven met betrekking tot de kansspelen, staat in voor het uitreiken van de vergunningen aan de kansspelinrichtingen en ziet toe op de toepassing en naleving van de betrokken regelgeving (artikelen 20 en 21 van de Kansspelwet).
B.1.2. Om in de financiering van de Commissie te voorzien, heeft de wetgever het fonds van de Kansspelcommissie ingesteld. Dat fonds wordt gestijfd met bijdragen die de vergunninghouders betalen. De oprichtings-, personeels- en werkingskosten van de commissie en haar secretariaat komen op die manier volledig ten laste van de vergunninghouders.
De Koning bepaalt het bedrag van de verschuldigde bijdragen bij een in Ministerraad overlegd besluit. De Kamer van volksvertegenwoordigers dient dat besluit te bekrachtigen (artikel 19, § 2, van de Kansspelwet).
B.2.1. De bestreden wet bepaalt : «
Art. 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.Het koninklijk besluit van 28 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten0 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de Kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, A+, B, B+, C, E, F1, F1+, F2, G1 en G2 voor het burgerlijk jaar 2021 is bekrachtigd met uitwerking op de dag van zijn inwerkingtreding ».
B.2.2. De grieven van de verzoekende partijen betreffen niet de bekrachtiging van het koninklijk besluit, maar de bepalingen van artikel 1 van het bekrachtigde besluit. Door de bestreden wet hebben die bepalingen kracht van wet gekregen. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten0 « betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de Kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, A+, B, B+, C, E, F1, F1+, F2, G1 en G2 voor het burgerlijk jaar 2021 » (hierna : het koninklijk besluit van 28 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten0) bepaalt : « § 1. Voor het burgerlijk jaar 2021 bedraagt de retributie voor een vergunning klasse A 22.085 euro, voor een vergunning klasse A+ 11.042 euro, voor een vergunning klasse B 11.042 euro en voor een vergunning klasse B+ 11.042 euro.
Daarenboven bedraagt de retributie voor de houders van een vergunning klasse A, die automatische toestellen exploiteren, 714 euro per toestel met een minimum van 21.475 euro. § 2. Voor de houders van een vergunning klasse C die hun vergunning ontvangen in het burgerlijk jaar 2021, bedraagt de bijdrage 752 euro. § 3. De bijdrage voor een vergunning klasse E wordt berekend op basis van de verleende diensten.
Voor de vergunninghouders die diensten leveren inzake onderhoud, herstelling of uitrusting van kansspelen waarvan zij geen eigenaar zijn, bedraagt de bijdrage 3.682 euro.
Voor de vergunninghouders die instaan voor het leveren van deze diensten voor de uitbating van kansspelen via informatiemaatschappij, bedraagt de retributie 12.603 euro.
Voor de andere vergunninghouders bedraagt de retributie 1.842 euro per aangevatte schijf van 50 toestellen. § 4. De retributie voor een vergunning klasse F1 bedraagt 12.603 euro, voor een vergunning klasse F1+ 12.603 euro en voor een vergunning F2 voor het aannemen van weddenschappen binnen een kansspelinrichting klasse IV 3.780 euro. Voor de houders van een vergunning F2 die weddenschappen aannemen buiten een kansspelinrichting klasse IV bedraagt de retributie 1.737 euro.
De retributie voor automatische kansspelen zoals bedoeld in artikel 43/4, § 2, 3de lid, van de wet van 7 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/05/1999 pub. 30/12/1999 numac 1999010222 bron ministerie van justitie Wet op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers sluiten op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, bedraagt 446 euro. § 5. Voor een vergunning klasse G1 bedraagt de retributie 22.085 euro en voor een vergunning klasse G2 123 euro. § 6. Voor de houders van een vergunning klasse A, A+, B, B+, E, F1, F1+ en G, worden de retributies, één keer per jaar, betaald, ongeacht de duur van de uitbating en dit voor heel de komende werkingsperiode van de commissie, die overeenkomt met één burgerlijk jaar. Het bedrag van de retributies wordt jaarlijks vastgesteld.
Voor de houders van een vergunning klasse C en F2 dient de bijdrage te worden betaald vóór de vergunning wordt toegekend. Het bedrag ervan komt overeen met dat van een bijdrage die de volledige duur van de vergunning dekt, ongeacht de duur van de uitbating ».
Ten aanzien van het eerste middel B.3. Het eerste middel is afgeleid uit de schending van, al dan niet in samenhang gelezen, de bevoegdheidverdelende regels vervat in de artikelen 3, eerste lid, 1°, en 4, § 1, van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten (hierna : de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten), het beginsel van de federale loyauteit, gewaarborgd door artikel 143, § 1, van de Grondwet, en het fiscaal wettigheidsbeginsel.
De verzoekende partijen voeren in essentie aan dat de bijdrage in de kosten van de Kansspelcommissie geen retributie is, maar een belasting op de spelen en weddenschappen, waarvoor de gewesten, krachtens de artikelen 3 en 4 van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, bevoegd zijn. Zij voeren eveneens aan dat de bestreden wet de uitoefening van de gewestelijke fiscale bevoegdheden sterk bemoeilijkt en aldus het beginsel van de federale loyauteit schendt.
B.4.1. Om te voldoen aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, moeten de middelen van het verzoekschrift te kennen geven welke van de regels waarvan het Hof de naleving waarborgt, zouden zijn geschonden, alsook welke de bepalingen zijn die deze regels zouden schenden, en uiteenzetten in welk opzicht die regels door de bedoelde bepalingen zouden zijn geschonden.
B.4.2. In hun verzoekschrift zetten de verzoekende partijen niet uiteen in welke zin de bestreden wet het fiscaal wettigheidsbeginsel, al dan niet in samenhang gelezen met de overige in het middel aangevoerde referentienormen, zou schenden. In zoverre het middel is afgeleid uit de schending van dat beginsel, is het niet ontvankelijk.
B.5.1. Artikel 177 van de Grondwet bepaalt : « Een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid stelt het financieringsstelsel vast voor de gewesten.
De Gewestparlementen regelen, elk voor zich, de bestemming van hun ontvangsten bij de in artikel 134 bedoelde regelen ».
B.5.2. Artikel 3 van de ter uitvoering van artikel 177, eerste lid, van de Grondwet genomen bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten bepaalt : « Volgende belastingen zijn gewestelijke belastingen : 1° de belasting op de spelen en weddenschappen; [...] Deze belastingen zijn onderworpen aan de bepalingen van de artikelen 4, 5, 8 en 11 ».
Artikel 4, § 1, van dezelfde bijzondere wet bepaalt : « De gewesten zijn bevoegd om de aanslagvoet, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen van de in artikel 3, eerste lid, 1° tot 4° en 6° tot 9° bedoelde belastingen te wijzigen ». B.5.3. Artikel 143, § 1, van de Grondwet bepaalt : « Met het oog op het vermijden van de belangenconflicten nemen de federale Staat, de gemeenschappen, de gewesten en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, in de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden, de federale loyauteit in acht ».
De inachtneming van de federale loyauteit veronderstelt dat, wanneer zij hun bevoegdheden uitoefenen, de federale overheid en de deelentiteiten het evenwicht van de federale constructie in haar geheel niet verstoren. De federale loyauteit betreft meer dan de loutere uitoefening van bevoegdheden : zij geeft aan in welke geest dat moet geschieden.
Het beginsel van de federale loyauteit verplicht elke wetgever erover te waken dat de uitoefening van zijn eigen bevoegdheid de uitoefening, door de andere wetgevers, van hun bevoegdheden niet onmogelijk of overdreven moeilijk maakt.
B.6.1. Bij zijn arrest nr. 72/2019 van 23 mei 2019 heeft het Hof zich uitgesproken over een soortgelijk middel gericht tegen de artikelen 1 en 2 van de wet van 21 juli 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/07/2017 pub. 01/08/2017 numac 2017040475 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 20 december 2016 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de Kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, A+, B, B+, C, E, F1, F1+, F2, G1 en G2 voor het burgerlijk jaar 2017 sluiten « tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 20 december 2016 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de Kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, A+, B, B+, C, E, F1, F1+, F2, G1 en G2 voor het burgerlijk jaar 2017 ».
B.6.2. Bij dat arrest heeft het Hof geoordeeld : « B.3.2. Krachtens artikel 177, eerste lid, van de Grondwet en de artikelen 3, 1°, en 4, § 1, van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten zijn de gewesten bevoegd om de aanslagvoet, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen van de belasting op de spelen en weddenschappen te wijzigen.
B.3.3. Bij zijn arrest nr. 42/2018 van 29 maart 2018 heeft het Hof geoordeeld dat de bijdrage een retributie is, indien zij betrekking heeft op de vergoeding van een dienst die de overheid presteert ten voordele van de bijdrageplichtige individueel beschouwd, en indien zij een louter vergoedend karakter heeft. Daarvoor is vereist dat een redelijke verhouding bestaat tussen de kostprijs of de waarde van de verstrekte dienst en het bedrag dat de bijdrageplichtige verschuldigd is.
Het Hof stelde evenwel het bestaan vast van aanzienlijke overschotten in het fonds van de Kansspelcommissie en de overheveling daarvan naar de algemene middelen van de federale overheid. Daaruit ' blijkt dat de bijdrage die de federale overheid heft de werkelijke werkingskosten van de Kansspelcommissie in aanzienlijke mate overtreft en dat niet langer een redelijke verhouding bestaat tussen de kostprijs of de waarde van de verstrekte dienst en het bedrag dat de bijdrageplichtige verschuldigd is ' (arrest nr. 42/2018, B.22).
Teneinde de bijdrage opnieuw in overeenstemming te brengen met de bedoeling van de wetgever om een retributie in te stellen, heeft het Hof artikel 2.12.3 van de wet van 12 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/07/2016 pub. 14/09/2016 numac 2016003280 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole Wet houdende eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2016 sluiten houdende eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2016, dat de voormelde overheveling tot stand heeft gebracht, vernietigd.
Door die vernietiging werd de wijziging van bestemming van een bedrag van 15 618 000,00 euro ab initio tenietgedaan en werd dat bedrag opnieuw toegevoegd aan het fonds van de Kansspelcommissie. De bijdrage bedoeld in artikel 19 van de Kansspelwet behoudt daardoor de aard van een retributie, op voorwaarde dat de opbrengst ervan uitsluitend wordt bestemd voor de werking van de Kansspelcommissie, hetzij verhoudingsgewijs wordt terugbetaald aan de bijdrageplichtigen, hetzij wordt verrekend met hun toekomstige bijdragen (arrest nr. 42/2018, B.23).
B.3.4. Een retributie mag de federale overheid binnen haar materiële bevoegdheid instellen op grond van artikel 173 van de Grondwet. Uit geen enkel gegeven blijkt dat de federale overheid, door het bepalen van die retributie, het beginsel van de federale loyauteit zou schenden of de uitoefening van de gewestbevoegdheden onmogelijk of overdreven moeilijk zou maken.
B.3.5. Bij artikel 2.12.8 van de wet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2017 pub. 28/12/2017 numac 2017031994 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de algemene uitgaven- begroting voor het begrotingsjaar 2018 sluiten houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2018 werd opnieuw een gedeelte van de beschikbare middelen van het fonds van de Kansspelcommissie toegewezen aan de algemene middelen van de federale overheid. Dat artikel werd evenwel ingetrokken om gevolg te geven aan het arrest nr. 42/2018. Het ertegen ingestelde beroep werd daardoor zonder voorwerp (zie arrest nr. 161/2018 van 22 november 2018).
B.3.6. Het eerste middel in beide zaken is niet gegrond ».
B.6.3. Bij zijn arrest nr. 156/2019 van 24 oktober 2019 heeft het Hof zich op identieke wijze uitgesproken over een soortgelijk middel gericht tegen artikel 2 van de wet van 25 juni 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/06/2018 pub. 04/07/2018 numac 2018040230 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 22 december 2017 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de Kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, A+,B, B+, C, E, F1, F1+, F2, G1 en G2 voor het burgerlijk jaar 2018 sluiten « tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 22 december 2017 betreffende de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de Kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen klasse A, A+, B, B+, C, E, F1, F1+, F2, G1 en G2 voor het burgerlijk jaar 2018 » (B.3.2 tot B.3.6).
B.7. Behoudens voor wat de bijdrage voor een vergunning klasse A+ betreft, verschillen de te dezen bestreden bijdragen op het vlak van het bedrag ervan niet wezenlijk van de bijdragen die het Hof heeft beoordeeld bij zijn arresten nrs. 72/2019 en 156/2019. Het bedrag van de bijdrage voor een vergunning klasse A+ is ten aanzien van de bij die arresten beoordeelde bijdragen substantieel lager.
B.8.1. De verzoekende partijen voeren aan dat met betrekking tot de vraag naar de kwalificatie van de bestreden bijdrage als belasting dan wel als retributie te dezen rekening dient te worden gehouden met artikel 2.12.7 van de wet van 22 december 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2020 pub. 29/12/2020 numac 2020044220 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 sluiten « houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 » (hierna : de wet van 22 december 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2020 pub. 29/12/2020 numac 2020044220 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 sluiten), naar luid waarvan « de beschikbare middelen van het Fonds van de Kansspelcommissie (programma 12-62-5), tot beloop van een bedrag van 870 000 EUR, van bestemming [worden] veranderd en bij de algemene middelen van de Schatkist [worden] gevoegd ».
B.8.2. Hoewel het juist is, zoals de Ministerraad aanvoert, dat artikel 2.12.7 van de wet van 22 december 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2020 pub. 29/12/2020 numac 2020044220 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 sluiten niet het voorwerp uitmaakt van het onderhavige beroep, dient rekening ermee te worden gehouden dat een herbestemming van de middelen van het fonds van de Kansspelcommissie, zoals het Hof reeds heeft geoordeeld bij zijn arresten nrs. 42/2018 en 3/2020, gevolgen kan hebben voor de kwalificatie van de bestreden bijdrage als belasting dan wel als retributie, en derhalve voor de bevoegdheid van de federale wetgever, wanneer de onttrekking van de middelen van het fonds en de overheveling naar de algemene middelen van de Schatkist dermate aanzienlijk zijn dat daaruit zou blijken dat de bijdrage die de federale overheid oplegt aan de kansspelinrichtingen niet in een redelijke verhouding staat tot de kostprijs of de waarde van de verstrekte dienst, en om die reden geen retributie is maar een belasting.
B.9.1. Bij zijn arrest nr. 3/2020 van 16 januari 2020 heeft het Hof zich uitgesproken over artikel 2.12.4 van de wet van 11 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/07/2018 pub. 18/07/2018 numac 2018012879 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2018 type wet prom. 11/07/2018 pub. 16/07/2018 numac 2018040260 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de eerste aanpassing van de Middelenbegroting voor het begrotingsjaar 2018 sluiten « houdende eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2018 », naar luid waarvan « de beschikbare middelen van het Fonds van de Kansspelcommissie (programma 12-62-5), tot beloop van een bedrag van 290 000 EUR, van bestemming [worden] veranderd en bij de algemene middelen van de Schatkist [worden] gevoegd ».
B.9.2. Bij dat arrest heeft het Hof geoordeeld : « B.18. De bestreden bepaling onttrekt, wat het begrotingsjaar 2018 betreft, financiële middelen ten belope van 290 000 euro aan het fonds van de Kansspelcommissie en voegt die bij de algemene middelen van de federale overheid.
Uit de parlementaire voorbereiding vermeld in B.1.3 blijkt dat, wat het voormelde bedrag betreft, een onderscheid moet worden gemaakt tussen, enerzijds, een bedrag van 200 000 euro dat betrekking heeft op uitgaven in het kader van de collectieve schuldenregeling en, anderzijds, een bedrag van 90 000 euro dat betrekking heeft op personeelsuitgaven ten laste van de Federale Overheidsdienst Economie. [...] B.20.1. Uit artikel 20, § 3, van de wet betreffende de collectieve schuldenregeling en artikel 19, § 1, van de Kansspelwet blijkt dat de Kansspelcommissie de jaarlijkse bijdrage die is verschuldigd in het kader van de collectieve schuldenregeling, int voor rekening van de kansspelinrichtingen, die aldus de werkelijke verschuldigden zijn van die bijdrage.
B.20.2. Die bijdrage vormt een essentieel onderdeel van een regeling die, in geval van overmatige schuldenlast, de schuldenaars en de schuldeisers beoogt te beschermen, onder meer wanneer die schulden het gevolg zijn van kansspelen, en beoogt aldus de risico's op te vangen die voor de spelers en voor de maatschappij verbonden zijn aan spelen en weddenschappen. Die bijdrage dient bijgevolg te worden beschouwd als een vergoeding van een dienst die de overheid presteert ten voordele van de kansspelinrichtingen, alsmede ten voordele van hun klanten. Door te beslissen dat de financiering in het kader van de collectieve schuldenregeling moet gebeuren door middel van een bijdrage die ten laste is van de kansspelinrichtingen, heeft de federale wetgever geen belasting ' op de spelen en weddenschappen ' ingevoerd in de zin van artikel 3 van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten.
B.20.3. De verdeling van de bijdrage over de kansspelinrichtingen wordt jaarlijks vastgelegd in het koninklijk besluit dat de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de Kansspelcommissie bepaalt, waarbij dezelfde verdeelsleutel wordt gehanteerd als die welke in dat koninklijk besluit is vervat (Parl.
St., Kamer, 2009-2010, DOC 52-2278/001, pp. 113-115). Bij de vaststelling van de bijdrage wordt rekening gehouden met de vergunningen en met het omzetcijfer van de kansspelinrichtingen, wat moet waarborgen dat er een redelijke verhouding bestaat tussen de kostprijs van de verstrekte dienst en het bedrag dat de heffingsplichtige verschuldigd is.
B.21. Uit de omvang van de herbestemming van de middelen die het gevolg is van de bestreden bepaling kan niet worden afgeleid dat de bijdrage die aan de kansspelinrichtingen wordt opgelegd in het kader van de collectieve schuldenregeling geen retributie in de zin van artikel 173 van de Grondwet zou zijn. Het feit dat de Kansspelcommissie, om redenen van administratieve vereenvoudiging, de bijdrage int voor rekening van de kansspelinrichtingen en het ontvangen bedrag moet doorstorten aan de Schatkist, wijzigt die vaststelling niet.
B.22. Door de beschikbare middelen van het fonds van de Kansspelcommissie ten belope van een bedrag van 200 000 euro van bestemming te veranderen en te voegen bij de algemene middelen van de Schatkist schendt de federale wetgever bijgevolg de in B.15 vermelde referentienormen niet.
B.23.1. De bestreden bepaling heeft eveneens tot gevolg dat van de beschikbare middelen van het fonds van de Kansspelcommissie een bedrag van 90 000 euro van bestemming wordt veranderd en bij de algemene middelen van de Schatkist wordt gevoegd.
Volgens de parlementaire voorbereiding van de bestreden bepaling, vermeld in B.1.3, heeft dat bedrag betrekking op de overblijvende personeelsuitgaven ten laste van de FOD Economie, na de afschaffing van het Fonds Kansspelen bij die dienst.
B.23.2. Zoals is vermeld in B.6, was het Fonds Kansspelen bij de begroting van de FOD Economie bedoeld als instrument voor de financiering van de controles voor de modelgoedkeuring en de navolgende controles bij de kansspelinrichtingen. Bij artikel 26 van de programmawet (I) van 26 december 2015 werd dat Fonds opgeheven omdat de voormelde controles werden toevertrouwd aan de Kansspelcommissie.
B.23.3. De omvang van het door de bestreden bepaling tijdelijk herbestemde bedrag is niet dermate aanzienlijk dat daaruit moet worden afgeleid dat de door de kansspelinrichtingen verschuldigde bijdragen niet langer als een retributie kunnen worden gekwalificeerd.
Door de beschikbare middelen van het fonds van de Kansspelcommissie ten belope van een bedrag van 90 000 euro van bestemming te veranderen en te voegen bij de algemene middelen van de Schatkist, schendt de federale wetgever bijgevolg de in B.15 vermelde referentienormen niet ».
B.9.3. Daaruit blijkt dat het Hof van oordeel is geweest dat de herbestemming, wat het begrotingsjaar 2018 betreft, van de middelen van het fonds van de Kansspelcommissie ten belope van een bedrag van 290 000 euro, niet ertoe heeft geleid dat de door de kansspelinrichtingen verschuldigde bijdragen niet langer als een retributie kunnen worden gekwalificeerd.
B.10.1. Met betrekking tot de herbestemming, wat het begrotingsjaar 2021 betreft, van de middelen van het fonds van de Kansspelcommissie ten belope van een bedrag van 870 000 euro, vermeldt de parlementaire voorbereiding van de wet van 22 december 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2020 pub. 29/12/2020 numac 2020044220 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 sluiten : « Deze bepaling maakt het mogelijk 870 000 EUR van de opbrengsten van de retributies voor kansspelvergunningen te desaffecteren als vergoeding voor de uitgaven inzake de bestrijding van overmatige schuldenlast ten laste van de gewone kredieten van de FOD Economie ingevolge artikel 20 en 20bis van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen en voor de overblijvende personeelsuitgaven ten laste van de FOD Economie na de afschaffing van het Fonds Kansspelen bij deze FOD. Het bedrag van 870 000 EUR omvat de vergoeding voor de jaren 2019 tot en met 2021 (290 000 EUR per jaar) » (Parl. St., Kamer, 2020-2021, DOC 55-1578/001, p. 27).
B.10.2. Daaruit blijkt dat de herbestemming, wat het begrotingsjaar 2021 betreft, van de middelen van het fonds van de Kansspelcommissie is ingegeven door dezelfde redenen als de herbestemming van de middelen voor het begrotingsjaar 2018. Daaruit blijkt eveneens dat het bedrag van 870 000 euro dient te worden beschouwd als een vergoeding voor de desbetreffende uitgaven van de federale overheid, voor de jaren 2019, 2020 en 2021, ten belope van 290 000 euro per jaar.
B.11. Daarmee rekening houdend is de herbestemming, bij artikel 2.12.7 van de wet van 22 december 2020Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/12/2020 pub. 29/12/2020 numac 2020044220 bron federale overheidsdienst beleid en ondersteuning Wet houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2021 sluiten, van de middelen van het fonds van de Kansspelcommissie, om dezelfde redenen als vermeld in het arrest nr. 3/2020, niet van dien aard dat de door de kansspelinrichtingen verschuldigde bijdragen niet langer als een retributie zouden kunnen worden gekwalificeerd.
B.12. Mede gelet op het voorgaande, is het eerste middel, om dezelfde redenen als vermeld in de arresten nrs. 72/2019 en 156/2019, niet gegrond.
Ten aanzien van het tweede middel B.13. Het tweede middel is afgeleid uit de schending van het evenredigheidsbeginsel en van de artikelen 49 en 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna : het VWEU).
B.14.1. Krachtens artikel 142, tweede lid, van de Grondwet en artikel 1 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten is het Hof bevoegd om uitspraak te doen op de beroepen tot vernietiging van een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel, wegens schending van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten en wegens schending van de artikelen van titel II (« De Belgen en hun rechten ») en van de artikelen 143, § 1, 170, 172 en 191 van de Grondwet.
B.14.2. Het Hof is aldus niet bevoegd om wetskrachtige normen rechtstreeks te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel en aan de artikelen 49 en 56 van het VWEU. B.15. Het tweede middel is niet ontvankelijk.
Ten aanzien van het derde middel B.16. Het derde middel is afgeleid uit de schending van het evenredigheidsbeginsel en de artikelen 49 en 56 van het VWEU, alsook uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat de bestreden wet, door artikel 1, § 6, eerste lid, van het koninklijk besluit van 28 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten0 te bekrachtigen, de uitbaters van kansspelinrichtingen onderwerpt aan een jaarlijkse bijdrage waarbij geen rekening wordt gehouden met de duur van de uitbating van de inrichting.
B.17. Volgens het door de bestreden wet bekrachtigd artikel 1, § 6, eerste lid, van het koninklijk besluit van 28 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten0 worden voor de houders van een vergunning klasse A, A+, B, B+, E, F1, F1+ en G de retributies één keer per jaar betaald, ongeacht de duur van de uitbating en dit voor heel de komende werkingsperiode van de Commissie, die overeenkomt met één burgerlijk jaar, en wordt het bedrag van de retributies jaarlijks vastgesteld.
B.18. De verzoekende partijen doen gelden dat het niet duidelijk is op welke wijze artikel 1, § 6, eerste lid, van het koninklijk besluit van 28 januari 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten0 dient te worden geïnterpreteerd wanneer een kansspelinrichting tijdens het burgerlijk jaar 2021 door twee opeenvolgende ondernemingen wordt uitgebaat. Het is volgens hen meer bepaald niet duidelijk of in dat geval alleen de onderneming die de inrichting als eerste heeft uitgebaat, gehouden is de bijdrage te betalen, dan wel of beide ondernemingen de bijdrage dienen te betalen.
Zij voeren in essentie aan dat het artikel in beide interpretaties in strijd is met de in het middel aangevoerde referentienormen.
B.19. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Dat beginsel verzet er zich overigens tegen dat categorieën van personen, die zich ten aanzien van de betwiste maatregel in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze worden behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.
B.20.1. In geval van een retributie, die een louter vergoedend karakter heeft en vereist dat er een redelijke verhouding bestaat tussen de kostprijs of de waarde van de verstrekte dienst en het bedrag dat de bijdrageplichtige verschuldigd is, komt het in de regel de wetgever toe de categorieën van bijdrageplichtigen nader te preciseren en de modaliteiten van de betaling te bepalen, rekening houdend met de doelstelling van de betrokken retributie en met inachtneming van het grondwettelijk beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie.
B.20.2. Aangezien, zoals in B.1.2 is vermeld, de in de bestreden wet voorgeschreven retributies tot doel hebben de volledige oprichtings-, personeels- en werkingskosten van de Kansspelcommissie en haar secretariaat te financieren, vermocht de wetgever redelijkerwijs te oordelen dat de uitbater van een kansspelinrichting ertoe gehouden is één jaarlijkse bijdrage te betalen, ongeacht de duur van de uitbating en voor het volledige komende werkingsjaar. Uit het enkele gegeven dat de uitbating van een kansspelinrichting niet samenvalt met de volledige werkingsperiode, kan op zich niet worden afgeleid dat de retributie niet langer in een redelijke verhouding zou staan tot de kostprijs of de waarde van de diensten die de Kansspelcommissie heeft verleend.
B.21. Het middel, afgeleid uit de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met het evenredigheidsbeginsel en de artikelen 49 en 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, is niet gegrond.
Ten aanzien van het verzoek een rechtsplegingsvergoeding toe te kennen B.22. De verzoekende partijen verzoeken het Hof de verwerende partij te veroordelen tot een rechtsplegingsvergoeding.
B.23.1. Noch de bepalingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten, noch een andere bepaling, verlenen het Hof de bevoegdheid een partij te veroordelen tot een rechtsplegingsvergoeding.
B.23.2. Het verzoek wordt afgewezen.
Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.
Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 7 juli 2022.
De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux L. Lavrysen