Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 26 februari 2020

Uittreksel uit arrest nr. 141/2019 van 17 oktober 2019 Rolnummer 6899 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 67 van de wet van 18 september 2017 « tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot b Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters T. M(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019205050
pub.
26/02/2020
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 141/2019 van 17 oktober 2019 Rolnummer 6899 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 67 van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten « tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten », ingesteld door de vzw « Federatie van de Belgische recuperatie van Ferro- en Non-Ferro Metalen » en anderen.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters F. Daoût en A. Alen, en de rechters T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet, J. Moerman en M. Pâques, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter F. Daoût, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 6 april 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 9 april 2018, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 67 van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten « tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten » (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 6 oktober 2017) door de vzw « Federatie van de Belgische recuperatie van Ferro- en Non-Ferro Metalen », de bvba « De Cocker Geert », de bvba « De Knop Recycling », de bvba « Tribel Metals », de nv « Schrootbedrijf A.De Rooy en Zoon », de bvba « Transmétaux », de bvba « Vermetal », de nv « Casier Recycling », de bvba « Degels-Metal », de nv « Vanhees Metalen », de bvba « Scraps Trading & Recycling - S.T.R. », de nv « Recuperatie- en Transportmaatschappij », de bvba « Mayers Metals », de nv « Barchon Metal Vannerum », de bvba « Waasland Recycling », de bvba « Petereyns Oude Metalen », de bvba « Van den Brouck - De Sutter », de bvba « Kabel Recycling Company », de bvba « Recupbat », de nv « SoHoW », de nv « Abo Global Trading » en de cvba « A.A. IJzerland », bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. B. Martens en Mr. A. Delfosse, advocaten bij de balie te Brussel. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepaling B.1.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van artikel 67 van de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten « tot voorkoming van het wiswassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten », dat bepaalt : « § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder : 1° ' consument ' : iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden buiten het kader van zijn commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of een vrij beroep;2° ' edele stoffen ' : goud, platina, zilver, palladium;3° ' oude metalen ' : alle gebruikte en gerecupereerde metalen stukken;4° ' koperkabels ' : alle koperkabels geleverd, onder welke vorm en samenstelling ook, al dan niet gestript of versneden, vermalen of vermengd met andere materialen of voorwerpen, met uitzondering van flexibele koperkabels die deel uitmaken van een toestel. § 2. Onafhankelijk van het totale bedrag kan er geen enkele betaling of schenking in contanten worden verricht of ontvangen voor meer dan 3 000 euro of de tegenwaarde ervan in een andere munteenheid, in het kader van een verrichting of een geheel van verrichtingen waartussen een verband lijkt te bestaan.

Behalve in geval van openbare verkoop, uitgevoerd onder het toezicht van een gerechtsdeurwaarder, kan een persoon die geen consument is geen enkel bedrag in contanten betalen bij aankoop van oude metalen, koperkabels of goederen die edele stoffen bevatten, tenzij deze edele stoffen slechts in kleine hoeveelheid en enkel omwille van hun noodzakelijke fysische eigenschappen aanwezig zijn, van een andere persoon.

In afwijking van het tweede lid, kan een persoon die geen consument is, slechts tot een bedrag van 500 euro in contanten betalen bij aankoop van oude metalen of goederen die edele stoffen bevatten, tenzij deze edele stoffen slechts in kleine hoeveelheid en enkel omwille van hun noodzakelijke fysische eigenschappen aanwezig zijn, van een persoon die een consument is. In dat geval dienen die personen over te gaan tot identificatie en registratie van de persoon die zich met de bedoelde metalen of goederen die edele stoffen bevatten, aanbiedt.

De bepaling voorzien in het eerste lid is niet van toepassing : 1° op de verkoop van onroerende goederen bedoeld in artikel 66;2° verrichtingen tussen consumenten;3° op de onderworpen entiteiten bedoeld in artikel 5, § 1, 1°, 3°, 4°, 6°, 7°, 10° en 16°, evenals de andere natuurlijke of rechtspersonen wanneer zij verrichtingen uitvoeren met deze entiteiten. § 3. Betalingen of schenkingen worden geacht uitgevoerd of ontvangen te zijn in contanten indien de voorgelegde boekhoudkundige stukken, waaronder bankrekeninguittreksels, niet toelaten om te bepalen hoe de betalingen of schenkingen werden uitgevoerd of ontvangen.

Behoudens tegenbewijs, wordt elke betaling of schenking in contanten geacht op Belgisch grondgebied verricht te zijn en, bijgevolg, onderworpen aan de bepalingen van dit artikel wanneer ten minste één van de partijen in België woont of er een activiteit uitoefent ».

B.1.2. Die bepaling voorziet in een totaalverbod op de overdracht in contanten boven een bedrag van 3 000 euro voor alle verrichtingen onder personen die geen consument zijn (hierna « professionele handelaars » genoemd). Een vergelijkbaar verbod was reeds opgenomen in artikel 21 van de wet van 11 januari 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/01/1993 pub. 29/07/2013 numac 2013000488 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 11/01/1993 pub. 27/06/2012 numac 2012000391 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten « tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme ». De bestreden bepaling verstrengt dat verbod voor de verrichtingen met betrekking tot oude metalen, koperkabels of goederen die edele stoffen bevatten, die in beginsel niet langer het voorwerp mogen uitmaken van betalingen in contanten wanneer de aankoop ervan gebeurt door een professionele handelaar.

Wanneer een professionele handelaar oude metalen of goederen die edele stoffen bevatten, aankoopt van een consument, zijn de betalingen in contanten evenwel nog toegestaan tot een bedrag van 500 euro.

B.1.3. In de kamercommissie voor de Financiën en de Begroting heeft de minister uiteengezet : « De wet van 2010 stelde enerzijds een identificatieplicht in voor de professionele aankopen van edele metalen of oude metalen die in contanten betaald worden en anderzijds werd een cashverbod ingevoerd voor de aankoop van koperkabels teneinde het hoofd te kunnen bieden aan de talrijke koperdiefstallen. In de wet van 29 december 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/12/2010 pub. 31/12/2010 numac 2010021133 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 29/12/2010 pub. 31/12/2010 numac 2010003687 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde type wet prom. 29/12/2010 pub. 31/12/2010 numac 2010021132 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten werden diamanten niet opgenomen bij edele metalen, oude metalen, enz.

De verstrenging in voorliggend wetsontwerp bestaat uit : - Het cashverbod voor koperkabels uitbreiden naar edele en oude metalen; - Bovendien werd aan edele stoffen het metaal ' palladium ' toegevoegd.

Dit cashverbod drong zich vooreerst op n.a.v. de vaststelling dat er aanzienlijke witwasoperaties gebeurden door middel van transacties met goud en het feit dat de CFI en de FOC Economie hebben vastgesteld dat er sinds de prijsverhogingen van goud in 2012 enorme hoeveelheden goud, in baren werden doorverkocht tegen contanten.

Het totale cashverbod op oude metalen, koperkabels en edele stoffen werd gegrond geacht gelet op het verhoogde risico op het witwassen van geld en heling die werd vastgesteld met betrekking tot deze goederen.

Het sluit bovendien aan bij het Nationaal Veiligheidsplan 2016-2019 met betrekking tot de eigendomscriminaliteit, met name door bij te dragen tot een geïntegreerde aanpak van heling en tot een gerichte bestuurlijke aanpak van rondtrekkende dadergroepen door de controle van handelszaken waar vermoedelijk gestolen goederen doorverkocht worden, te verhogen » (Parl. St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2566/003, pp. 13-14).

Ten aanzien van het enige middel Wat het eerste onderdeel betreft B.2. In het eerste onderdeel van het enige middel verwijten de verzoekende partijen de bestreden bepaling een discriminerend verschil in behandeling in te voeren tussen, enerzijds, de professionele handelaars wier activiteit betrekking heeft op de handel in oude metalen, koperkabels of goederen die edele stoffen bevatten en, anderzijds, de professionele handelaars wier activiteit betrekking heeft op de handel in andere goederen en wordt uitgeoefend in een sector waar frequent in contanten wordt betaald. De professionele handelaars die behoren tot de eerste categorie kunnen de verrichtingen die zij onder elkaar doen, niet in contanten regelen en zij kunnen, wanneer zij oude metalen of goederen die edele stoffen bevatten van consumenten aankopen, de prijs slechts tot een bedrag van 500 euro in contanten betalen. De professionele handelaars van de tweede categorie kunnen de verrichtingen die zij onder elkaar en met consumenten doen, daarentegen tot een bedrag van 3 000 euro in contanten regelen.

B.3. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.4.1. Het in B.2 omschreven verschil in behandeling berust op de aard van het goed dat het voorwerp van de verrichting vormt. Een dergelijk criterium is objectief. Het Hof moet nagaan of het relevant is in het licht van het door de bestreden bepaling nagestreefde doel en of het evenredig is met dat doel.

B.4.2. In het algemeen draagt de beperking van het gebruik van contanten bij tot het legitieme doel dat bestaat in het voorkomen van het witwassen van geld. Meer bepaald is het « totaalverbod om voor oude metalen, koperkabels of goederen die edele stoffen bevatten in contanten te betalen door een aankoper die geen consument is, [...] gegrond, gelet op het verhoogde risico op het witwassen van geld en de heling die werd vastgesteld met betrekking tot deze goederen » (Parl.

St., Kamer, 2016-2017, DOC 54-2566/001, p. 200).

B.5.1. Wanneer de wetgever vaststelt dat een economische sector of een bepaalde commerciële markt in het bijzonder wordt blootgesteld aan het risico van frauduleuze verrichtingen of dat die regelmatig wordt gebruikt om de opbrengst van onwettige activiteiten te verhelen, staat het aan hem de maatregelen te nemen die nodig zijn om die fenomenen te bestrijden.

B.5.2. Uit de in B.4.2 aangehaalde memorie van toelichting met betrekking tot de bestreden bepaling en uit de antwoorden van de minister in de kamercommissie zoals weergegeven in B.1.3, blijkt dat de wetgever ervan is uitgegaan dat de verrichtingen met betrekking tot oude metalen, koperkabels of voorwerpen die edele stoffen bevatten, een groter risico vormden dan de verrichtingen met betrekking tot andere voorwerpen in het licht van het door de wet nagestreefde doel.

Het criterium waarop het aangeklaagde verschil in behandeling berust, is derhalve relevant ten opzichte van het nagestreefde doel.

B.5.3. Voor het overige kan het gegeven dat andere economische sectoren eveneens betrokken zouden kunnen zijn bij het fenomeen van het witwassen van geld afkomstig uit illegale activiteiten, de bestreden bepaling niet onverantwoord maken. De wetgever vermocht immers redelijkerwijs ervan uit te gaan dat strengere maatregelen dienden te worden genomen om de strijd tegen dat fenomeen in de betrokken sector aan te binden, zonder daarom het toepassingsgebied van de bepaling uit te breiden tot andere sectoren die, in het licht van het risico dat hij wilde bestrijden, andere kenmerken vertonen.

B.6. Ten slotte heeft de bestreden bepaling geen onevenredige gevolgen voor de professionele handelaars van de beoogde sector die hun verrichtingen niet in contanten kunnen regelen. De elektronische betaalmiddelen of de betaling via bankoverschrijving zijn vandaag immers wijdverspreid en kunnen courant worden gebruikt door de professionele handelaars en de consumenten, zodat er toegankelijke alternatieven bestaan voor de betaling in contanten.

B.7. Voor het overige zijn de grieven waarin de bestreden bepaling wordt verweten zonder verantwoording te voorzien in een identieke behandeling van, ten eerste, de professionele handelaars van de sector van de oude metalen en de professionele handelaars van de sector van de goederen die edele stoffen bevatten, ten tweede, de professionele handelaars van de subsectoren van de goederen die goud, platina, zilver en palladium bevatten en, ten derde, de « rondtrekkende aankopers met een dubieus verleden » en de « oprechte en betrouwbare lokale handelaars », voor het eerst geuit in de memorie van antwoord van de verzoekende partijen. Zij dienen dus als nieuwe middelen te worden beschouwd en zijn derhalve niet ontvankelijk.

Wat het tweede onderdeel betreft B.8. In het tweede onderdeel van het enige middel verwijten de verzoekende partijen de bestreden bepaling afbreuk te doen aan de vrijheid van ondernemen, die verankerd zou zijn in artikel 23 van de Grondwet, in de artikelen II.3 en II.4 van het Wetboek van economisch recht en in artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

B.9.1. Artikel 23, derde lid, 1°, van de Grondwet bepaalt : « Die rechten omvatten inzonderheid : 1° het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid in het raam van een algemeen werkgelegenheidsbeleid dat onder meer gericht is op het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijk werkgelegenheidspeil, het recht op billijke arbeidsvoorwaarden en een billijke beloning, alsmede het recht op informatie, overleg en collectief onderhandelen ». Die bepaling vermeldt het recht op de vrije keuze van beroepsarbeid onder de economische, sociale en culturele rechten.

B.9.2. Uit de parlementaire voorbereiding van artikel 23 van de Grondwet blijkt dat de Grondwetgever de vrijheid van handel en nijverheid of de vrijheid van ondernemen niet heeft willen verankeren in de begrippen « recht op arbeid » en « vrije keuze van beroepsarbeid » (Parl. St., Senaat, BZ 1991-1992, nr. 100-2/3°, p. 15; nr. 100-2/4°, pp. 93 tot 99; nr. 100-2/9°, pp. 3 tot 10). Eenzelfde benadering blijkt eveneens uit de indiening van verschillende voorstellen tot « herziening van artikel 23, derde lid, van de Grondwet, teneinde het aan te vullen met een 6°, ter vrijwaring van de vrijheid van handel en nijverheid » (Parl. St., Senaat, 2006-2007, nr. 3-1930/1; Senaat, BZ 2010, nr. 5-19/1; Kamer, 2014-2015, DOC 54-0581/001).

B.10.1. De wet van 28 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/02/2013 pub. 29/03/2013 numac 2013011134 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot invoering van het Wetboek van economisch recht sluiten die artikel II.3 van het Wetboek van economisch recht heeft ingevoerd, heeft het zogenaamde decreet d'Allarde van 2-17 maart 1791 opgeheven. Dat decreet, dat de vrijheid van handel en nijverheid waarborgde, heeft het Hof meermaals in zijn toetsing aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet betrokken.

B.10.2. De vrijheid van ondernemen, bedoeld in artikel II.3 van het Wetboek van economisch recht, moet worden uitgeoefend « met inachtneming van de in België van kracht zijnde internationale verdragen, van het algemeen normatief kader van de economische unie en de monetaire eenheid zoals vastgesteld door of krachtens de internationale verdragen en de wet » (artikel II.4 van hetzelfde Wetboek).

De vrijheid van ondernemen dient derhalve in samenhang te worden gelezen met de toepasselijke bepalingen van het Europese Unierecht, alsook met artikel 6, § 1, VI, derde lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, waaraan, als bevoegdheidverdelende regel, het Hof rechtstreeks vermag te toetsen.

Ten slotte wordt de vrijheid van ondernemen eveneens gewaarborgd door artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

B.10.3. Het Hof dient de bestreden bepaling derhalve te toetsen aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de vrijheid van ondernemen.

B.11. De vrijheid van ondernemen kan niet als een absolute vrijheid worden opgevat. Zij belet niet dat de bevoegde wetgever de economische bedrijvigheid van personen en ondernemingen regelt. De wetgever zou pas onredelijk optreden indien hij de vrijheid van ondernemen zou beperken zonder dat daartoe enige noodzaak bestaat of indien die beperking onevenredig zou zijn met het nagestreefde doel.

B.12.1. Zoals is vermeld in B.4.2, is de bestreden bepaling verantwoord door het doel dat erin bestaat de strijd aan te binden tegen het witwassen van geld en tegen heling.

B.12.2. In de veronderstelling dat het verbod op betalingen in contanten bij de aankoop, door professionele handelaars, van oude metalen, koperkabels of goederen die edele stoffen bevatten, een aantasting van de vrijheid van ondernemen vormt, dan zou die aantasting eveneens, om de redenen die zijn uiteengezet in B.5.2 en in B.6, redelijk verantwoord zijn door het voormelde doel.

Wat het derde onderdeel betreft B.13. In het derde onderdeel van het enige middel verwijten de verzoekende partijen de bestreden bepaling op onverantwoorde wijze afbreuk te doen aan het eigendomsrecht, gewaarborgd bij artikel 16 van de Grondwet, bij artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en bij artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

B.14. De bestreden bepaling leidt tot geen enkele beroving van eigendom, noch van de beoogde goederen, noch van de contanten waarvan de professionele handelaars van de betrokken sector eigenaar zijn. Zij houdt evenmin een beperking in van het vrije genot van die goederen, daar de beoogde professionele handelaars de contanten die zij bezitten, vrij kunnen plaatsen op een bankrekening en hun verrichtingen kunnen regelen door een betalingsverkeer op die rekening.

Voor het overige zetten de verzoekende partijen niet uiteen hoe het verbod op de vereffening, in contanten, van de verrichtingen die door de bestreden bepaling worden beoogd, afbreuk zou doen aan het eigendomsrecht van de professionele handelaars van de betrokken sector.

B.15. Het enige middel is in geen van zijn onderdelen gegrond.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus gewezen in het Frans, het Nederlands en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 17 oktober 2019.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, F. Daoût

^