gepubliceerd op 18 oktober 2019
Uittreksel uit arrest nr. 113/2019 van 18 juli 2019 Rolnummer 7019 In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 30 maart 2018 houdende wijziging van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Li Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. L(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 113/2019 van 18 juli 2019 Rolnummer 7019 In zake : het beroep tot vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 30 maart 2018 houdende wijziging van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen, ingesteld door Denis Malcorps en anderen.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters A. Alen en F. Daoût, en de rechters L. Lavrysen, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en J. Moerman, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter A. Alen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 8 oktober 2018 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 9 oktober 2018, is beroep tot vernietiging ingesteld van het decreet van het Vlaamse Gewest van 30 maart 2018 houdende wijziging van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 april 2018), door Denis Malcorps, Jan Creve, Dieuwertje Dierick, Marina Apers, Kris De Smit en Dirk Bernaert, bijgestaan en vertegenwoordigd door Mr. P. Vande Casteele, advocaat bij de balie te Antwerpen. (...) II. In rechte (...) Ten aanzien van de bestreden bepalingen B.1. De verzoekende partijen vorderen de vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 30 maart 2018 houdende wijziging van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen (hierna : het decreet van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/03/2018 pub. 13/04/2018 numac 2018040031 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen sluiten).
B.2.1. Het decreet van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/03/2018 pub. 13/04/2018 numac 2018040031 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen sluiten strekt ertoe te voorzien in « een specifieke rechtsgrond in de wet van 19 juni 1978 [...] voor het vastleggen van een objectief gemotiveerde bestuurlijke afbakeningslijn in het Linkerscheldeoevergebied voor het Havenbedrijf Antwerpen en de Maatschappij voor het Haven-, Grond- en Industrialisatiebeleid » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2017-2018, nr. 1483/001, p. 2).
B.2.2. Artikel 3 van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen (hierna : de wet van 19 juni 1978) bepaalde, vóór de wijziging ervan bij het bestreden decreet : « In het L.S.O.-gebied wordt naast zones voor algemene infrastructuur, agrarische gebieden, woongebieden en groengebieden een havengebied onderscheiden. De grenzen en de bestemming van deze zones worden vastgesteld door de Vlaamse regering overeenkomstig de wetgeving op de ruimtelijke ordening. De Maatschappij en het Havenbedrijf Antwerpen zijn slechts bevoegd in het havengebied ».
Artikel 2 van het bestreden decreet van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/03/2018 pub. 13/04/2018 numac 2018040031 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen sluiten heeft die bepaling als volgt vervangen : « In het Linkerscheldeoevergebied bevindt zich een havengebied als vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens. De Vlaamse Regering stelt de grenzen van dat havengebied vast.
Het Havenbedrijf Antwerpen is in het Linkerscheldeoevergebied slechts bevoegd in het havengebied.
De Maatschappij is in het Linkerscheldeoevergebied slechts bevoegd in het havengebied, met uitzondering van de uitoefening van het voorkooprecht, dat met toepassing van artikel 9 ook buiten het havengebied kan worden uitgeoefend ».
B.2.3. Artikel 4 van de wet van 19 juni 1978 bepaalde, vóór de wijziging ervan bij het bestreden decreet : « Onder zones voor algemene infrastructuur worden verstaan wegen, spoorwegen, leidingstroken en andere voorzieningen, alsmede hun aanhorigheden. Zij blijven onder de bevoegdheid van de overheidsorganen of organismen die er wettelijk mede belast zijn ».
Artikel 3 van het bestreden decreet van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/03/2018 pub. 13/04/2018 numac 2018040031 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen sluiten heeft die bepaling als volgt vervangen : « De algemene infrastructuur in het Linkerscheldeoevergebied, meer bepaald de wegen, spoorwegen, leidingstroken en andere voorzieningen, alsook de aanhorigheden ervan, blijven tot de bevoegdheid behoren van de overheidsorganen of organisaties die er wettelijk mee belast zijn ».
B.2.4. Artikel 5 van de wet van 19 juni 1978 bepaalde, vóór de wijziging ervan bij het bestreden decreet : « Het havengebied van het L.S.O.-gebied omvat : 1° een maritieme zone [...] 2° een industriële zone omheen de in 1° beschreven zone die er een ruimtelijk, functioneel en economisch geheel mee vormt. De grenzen tussen de in dit artikel genoemde zones worden vastgelegd overeenkomstig de wetgeving op de ruimtelijke ordening ».
Artikel 4 van het bestreden decreet van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/03/2018 pub. 13/04/2018 numac 2018040031 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen sluiten heeft het laatste lid van die bepaling als volgt vervangen : « De grenzen tussen de zones, vermeld in dit artikel, worden vastgelegd door de Vlaamse Regering na eensluidend advies van het Havenbedrijf Antwerpen en de Maatschappij ».
B.2.5. Artikel 9 van de wet van 19 juni 1978 bepaalde, vóór de wijziging ervan bij het bestreden decreet : « Tot verwezenlijking van haar doel verwerft de Maatschappij de gronden van het havengebied van het L.S.O.-gebied en maakt ze bouwrijp.
De gronden die reeds aan het Vlaamse Gewest toebehoren worden aan de Maatschappij overgedragen, rekening houdend met de door derden verkregen rechten. De Vlaamse regering bepaalt de voorwaarden van deze overdracht ».
Artikel 5 van het bestreden decreet van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/03/2018 pub. 13/04/2018 numac 2018040031 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen sluiten heeft die bepaling als volgt vervangen : « Voor de verwezenlijking van haar doel kan de Maatschappij gronden in het Linkerscheldeoevergebied verwerven binnen de grenzen die de Vlaamse Regering daarvoor heeft vastgesteld. Binnen die grenzen kan de Maatschappij daarvoor een voorkooprecht laten gelden. De Maatschappij kan de verworven gronden verder bouwrijp maken, voor zover ze zich bevinden binnen de grenzen van het havengebied die de Vlaamse Regering heeft vastgesteld. De gronden in het havengebied die al aan het Vlaamse Gewest toebehoren, worden aan de Maatschappij overgedragen, rekening houdend met de door derden verkregen rechten. De Vlaamse Regering bepaalt de voorwaarden van die overdracht ».
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het beroep B.3. De verzoekende partijen voeren enkel grieven aan tegen de artikelen 2, 4 en 5 van het decreet van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/03/2018 pub. 13/04/2018 numac 2018040031 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen sluiten. Het Hof beperkt zijn onderzoek bijgevolg tot die bepalingen.
B.4.1. De Vlaamse Regering en de tussenkomende partijen betwisten de ontvankelijkheid van het beroep bij ontstentenis van belang. Zij voeren aan dat de verzoekende partijen een verkeerde draagwijdte geven aan het bestreden decreet. Dat decreet zou immers louter strekken tot het vastleggen van een bestuurlijke afbakeningslijn voor de uitoefening van de bevoegdheden van organen die belast zijn met het beheer en de exploitatie van de havengebieden. Gelet op die beperkte draagwijdte zouden de verzoekende partijen niet rechtstreeks en ongunstig door het bestreden decreet kunnen worden geraakt.
B.4.2. Wanneer een exceptie van niet-ontvankelijkheid tevens betrekking heeft op de draagwijdte die aan de bestreden bepalingen dient te worden gegeven, valt het onderzoek van de ontvankelijkheid samen met dat van de grond van de zaak.
B.5.1. Volgens de Vlaamse Regering en de tussenkomende partijen is het enige middel gedeeltelijk niet-ontvankelijk omdat het niet voldoende duidelijk zou zijn uiteengezet. In ieder geval zou het middel niet-ontvankelijk zijn in zoverre daarin de schending wordt aangevoerd van arresten van de Raad van State en van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
B.5.2. Krachtens artikel 142 van de Grondwet en artikel 26, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof is het Hof bevoegd om de overeenstemming te toetsen van wetskrachtige akten met de regels die de bevoegdheden verdelen tussen de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten, alsmede de bestaanbaarheid ervan met de artikelen van titel II (« De Belgen en hun rechten ») en met de artikelen 143, § 1, 170, 172 en 191 van de Grondwet.
Noch artikel 26, § 1, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten, genomen ter uitvoering van artikel 142 van de Grondwet, noch enige andere grondwets- of wetsbepaling verlenen aan het Hof de bevoegdheid om als dusdanig uitspraak te doen over de bestaanbaarheid van een wetskrachtige bepaling met een rechterlijke beslissing.
B.5.3. Voor het overige onderzoekt het Hof het middel in zoverre het aan de vereisten van artikel 6 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten voldoet.
Op grond van die bepaling moeten de middelen van het verzoekschrift niet alleen te kennen geven welke van de regels waarvan het Hof de naleving waarborgt, zouden zijn geschonden, maar ook welke de bepalingen zijn die deze regels zouden schenden, en uiteenzetten in welk opzicht die regels door de bedoelde bepalingen zouden zijn geschonden.
Ten gronde B.6. Volgens de verzoekende partijen doen de bestreden bepalingen afbreuk aan de artikelen 10, 11, 16 en 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met andere grondwetsbepalingen, verdragsbepalingen, richtlijnen en algemene rechtsbeginselen.
B.7. De verzoekende partijen verwijten de artikelen 2 en 4 van het bestreden decreet van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/03/2018 pub. 13/04/2018 numac 2018040031 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen sluiten dat zij in de gewijzigde artikelen 3 en 4 van de wet van 19 juni 1978 de voorwaarde opheffen dat de Vlaamse Regering de grenzen van het havengebied en van de daarin bedoelde zones moet vaststellen « overeenkomstig de wetgeving op de ruimtelijke ordening ». Aldus zou afbreuk worden gedaan aan de waarborgen inzake inspraak van het publiek en raadpleging van de bevoegde milieu-instanties, zoals neergelegd in de aangevoerde referentienormen.
De afbreuk aan die waarborgen van inspraak en raadpleging zou een schending inhouden van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in zoverre die waarborgen wel worden geboden door het decreet van 25 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/04/2014 pub. 23/10/2014 numac 2014036510 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de omgevingsvergunning type decreet prom. 25/04/2014 pub. 12/05/2014 numac 2014035516 bron vlaamse overheid Decreet houdende het rechtsherstel van ruimtelijke uitvoeringsplannen waarvan de planmilieueffectrapportage werd opgesteld met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2008 betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan sluiten betreffende de omgevingsvergunning en in zoverre artikel 3 van het decreet van 2 maart 1999 « houdende het beleid en het beheer van de zeehavens » (hierna : het Havendecreet) wel vereist dat de grenzen van het havengebied worden vastgesteld « overeenkomstig de wetgeving op de ruimtelijke ordening ». Voorts zou dit een aanzienlijke achteruitgang in de bescherming van een gezond leefmilieu uitmaken die niet verantwoord is door een doelstelling van algemeen belang, en die bijgevolg in strijd is met de standstill-verplichting die wordt gewaarborgd bij artikel 23 van de Grondwet.
B.8.1. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende procedureregels in verschillende omstandigheden houdt op zich geen discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake zijn indien het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van die procedureregels een onevenredige beperking van de rechten van de daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen.
B.8.2. Artikel 23, derde lid, 4°, van de Grondwet bevat inzake het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu een standstill-verplichting die eraan in de weg staat dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat wordt geboden door de van toepassing zijnde wetgeving, in aanzienlijke mate vermindert zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden met het algemeen belang.
B.8.3. De mogelijkheid tot inspraak van het publiek biedt een waarborg voor de vrijwaring van het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu.
B.9.1. Artikel 2, 4°, van het Havendecreet definieert het havengebied als « elke zeehaven en aanhorigheden in het Vlaamse Gewest die een ruimtelijk, economisch of functioneel geheel vormt ». Het havengebied van Antwerpen wordt meer in het bijzonder omschreven als « de havens en aanhorigheden gelegen op de rechter- en linkeroever van de Zeeschelde ter hoogte van het grondgebied van de stad Antwerpen, van de gemeente Beveren en van de gemeente Zwijndrecht » (artikel 2, 5°).
Krachtens artikel 2, 1°, van het Havendecreet staat het havenbedrijf, zijnde een publiekrechtelijke overheid, in voor het beheer en de exploitatie van de havengebieden en is het belast met de havenbestuurlijke bevoegdheden. Die havenbestuurlijke bevoegdheden, die zijn beperkt tot het havengebied, betreffen het beheer en de exploitatie van het openbaar en privaat havendomein, de vaststelling en de inning van de havengelden, de vaststelling en de organisatie van de openbare havendiensten en de uitoefening van de bijzondere administratieve politie (artikel 2, 2°, van het Havendecreet).
B.9.2. Artikel 3, § 1, van het Havendecreet bepaalt dat de Vlaamse Regering nader de grenzen van de havengebieden vaststelt « overeenkomstig de wetgeving op de ruimtelijke ordening ». Wat de zeehavens in het algemeen betreft, stelt die bepaling : « Voor de zeehavens gelden de in de gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen als zeehavengebied afgebakende terreinen ».
B.9.3. Wat in het bijzonder het havengebied van Antwerpen betreft, bepaalde artikel 3 van de wet van 19 juni 1978, zoals het werd vervangen bij artikel 37, 2°, van het Havendecreet en voordat het werd vervangen bij artikel 2 van het bestreden decreet : « In het L.S.O.-gebied wordt naast zones voor algemene infrastructuur, agrarische gebieden, woongebieden en groengebieden een havengebied onderscheiden. De grenzen en de bestemming van deze zones worden vastgesteld door de Vlaamse regering overeenkomstig de wetgeving op de ruimtelijke ordening. De Maatschappij [voor het haven-, grond- en industrialisatiebeleid van het Linkerscheldeoevergebied] en het Havenbedrijf Antwerpen zijn slechts bevoegd in het havengebied ».
B.9.4. Ter uitvoering van die bepalingen heeft de Vlaamse Regering bij besluit van 24 oktober 2014 het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan « Afbakening zeehavengebied Antwerpen, havenontwikkeling Linkeroever » definitief vastgesteld. Dat ruimtelijk uitvoeringsplan werd bij het arrest van de Raad van State nr. 233.000 van 20 november 2015 geschorst en vervolgens bij het arrest nr. 236.837 van 20 december 2016 gedeeltelijk vernietigd, nadat het Hof van Justitie van de Europese Unie bij het arrest van 21 juli 2016 (C-387/15 en C-388/15) een door de Raad van State gestelde prejudiciële vraag als volgt had beantwoord : « Artikel 6, lid 3, van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna moet aldus worden uitgelegd dat maatregelen die zijn opgenomen in een plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een gebied van communautair belang, en die erin voorzien dat, voordat zich negatieve gevolgen voordoen voor een aldaar voorkomend type natuurlijke habitat, er een toekomstig areaal van dat type wordt ontwikkeld, waarvan de ontwikkeling evenwel zal worden voltooid na de beoordeling van de significantie van de mogelijke aantasting van de natuurlijke kenmerken van dit gebied, niet in aanmerking kunnen worden genomen bij die beoordeling. Dergelijke maatregelen kunnen in voorkomend geval slechts als ' compenserende maatregelen ' in de zin van artikel 6, lid 4, worden aangemerkt wanneer is voldaan aan de daarin gestelde voorwaarden ».
De Raad van State heeft vervolgens bij het voormelde arrest van 20 december 2016 geoordeeld : « 8.6. Gelet evenwel op het [...] antwoord van het Hof van Justitie van de Europese Unie op de [...] prejudiciële vraag, kunnen de [...] stedenbouwkundige voorschriften geenszins als instandhoudingsmaatregelen worden beschouwd, nu een deel van het Natura-2000-gebied verloren gaat. Zij kunnen in voorkomend geval slechts als ' compenserende maatregelen ' in de zin van artikel 6, vierde lid, van de Habitatrichtlijn, worden aangemerkt, wanneer aan de daarin gestelde voorwaarden is voldaan. 8.7. Het besluit is dan ook dat de Vlaamse regering met het gewestelijk RUP de procedure en de toepassingsvoorwaarden vermeld in artikel 6, lid 4, van de Habitatrichtlijn en artikel 36ter, § 5, van het decreet Natuurbehoud heeft miskend ".
Bijgevolg heeft de Raad van State het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 24/10/2014 pub. 08/12/2014 numac 2014036845 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorschriften voor de rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid type besluit van de vlaamse regering prom. 24/10/2014 pub. 16/12/2014 numac 2014036896 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van conceptsubsidiëring aan stadsvernieuwingsprojecten in het kader van de oproep 2014 type besluit van de vlaamse regering prom. 24/10/2014 pub. 15/12/2014 numac 2014036852 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 2009 houdende de agentschapspecifieke regeling van de rechtspositie van het personeel van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Waterwegen en Zeekanaal, naamloze vennootschap van publiek recht, wat betreft de toelage voor gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke werken en de wachttoelage type besluit van de vlaamse regering prom. 24/10/2014 pub. 21/04/2015 numac 2015035474 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen die door het Vlaamse Gewest worden ingebracht in de LOM Antwerpen type besluit van de vlaamse regering prom. 24/10/2014 pub. 03/12/2014 numac 2014036829 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1992 betreffende de verdeling van de betrekkingen, de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie, de wedertewerkstelling en de toekenning van een wachtgeld of wachtgeldtoelage wat betreft de invoering van het professionaliseringstraject in het kader van de omvorming van een hbo5-opleiding, de invoering van het ambt van leraar niet-confessionele zedenleer in het gewoon secundair onderwijs en de invoering van maatregelen tot herinschakeling na definitieve arbeidsongeschiktheid type besluit van de vlaamse regering prom. 24/10/2014 pub. 22/04/2015 numac 2015035467 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de luchthaveninfrastructuur en de daaraan verbonden goederen, rechten en verplichtingen die door het Vlaamse Gewest worden ingebracht in de LOM Oostende-Brugge type besluit van de vlaamse regering prom. 24/10/2014 pub. 10/12/2014 numac 2014036851 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende indeling bij de gemeentewegen van de gewestwegen N1 tussen kilometerpunt 40,73 en 43,61 en N12 tussen kilometerpunt 0,00 en 0,20 op het grondgebied van de stad Antwerpen sluiten vernietigd « in zoverre dit het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ' Afbakening zeehavengebied Antwerpen, havenontwikkeling Linkeroever ' definitief vaststelt, met uitsluiting van het westelijk deel van het ' Logistiek park Waasland ', gelegen te Beveren tussen de expressweg Kust-Antwerpen (N49), de Verrebroekstraat, Havinkbeek en Paardenkerkhofstraat ».
B.9.5. Na dat vernietigingsarrest werd het bestreden decreet van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/03/2018 pub. 13/04/2018 numac 2018040031 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen sluiten aangenomen, teneinde in de wet van 19 juni 1978 te voorzien in een specifieke rechtsgrond voor de Vlaamse Regering voor het vaststellen van de grenzen van het havengebied Antwerpen en van de zones in dat havengebied, zonder dat zij daarvoor eerst opnieuw het volledige traject voor de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan moet doorlopen.
Aldus voorziet artikel 2 van het bestreden decreet van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/03/2018 pub. 13/04/2018 numac 2018040031 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen sluiten, dat artikel 3 van de wet van 19 juni 1978 vervangt, in een machtiging aan de Vlaamse Regering om de grenzen van het havengebied in het linkerscheldeoevergebied vast te stellen en heft het de voorwaarde op dat die vaststelling gebeurt « in overeenstemming met de wetgeving op de ruimtelijke ordening ». In soortgelijke zin wordt de Vlaamse Regering bij artikel 4 van het bestreden decreet, dat het laatste lid van artikel 5 van de wet van 19 juni 1978 vervangt, gemachtigd om de grenzen van de maritieme en de industriële zone binnen het havengebied vast te stellen, zonder dat vereist wordt dat dit gebeurt « in overeenstemming met de wetgeving op de ruimtelijke ordening ». Voor de vaststelling van de grenzen van die zones is wel een eensluidend advies van het Havenbedrijf Antwerpen en van de Maatschappij voor het haven-, grond- en industrialisatiebeleid van het Linkerscheldeoevergebied (hierna : de Maatschappij LSO) vereist.
Die wijzigingen werden tijdens de parlementaire voorbereiding als volgt verantwoord : « De afwezigheid van een afbakeningslijn voor het zeehavengebied op de Linkerscheldeoever, waar bevoegdheden en taken voor havenbedrijf Antwerpen en [de Maatschappij LSO] aan gekoppeld zijn, betekent dat beide zich momenteel voor de uitoefeningen van die taken en bevoegdheden in een juridisch vacuüm bevinden, terwijl er ruimtelijk gezien wel al mogelijkheden zijn voor de ontwikkeling van haven- en industriële activiteiten op basis van het GRUP ' Waaslandhaven fase 1 en omgeving '. Dat vacuüm, in combinatie met de specifieke (beheers)situatie op de Linkerscheldeoever, rechtvaardigt dan ook een afwijking van artikel 3, § 1, van het Havendecreet. Door middel van die bepaling, die artikel 3 van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen vervangt, wordt aan de Vlaamse Regering specifiek de mogelijkheid geboden om alsnog formeel een afbakeningslijn voor het havengebied op de Linkerscheldeoever vast te leggen zonder daarvoor eerst opnieuw het volledige traject voor de opmaak van een GRUP te doorlopen. Die afbakeningslijn doet op geen enkele wijze afbreuk aan de ruimtelijke bestemmingen die van kracht zijn in het Linkerscheldeoevergebied. In artikel 3 van de voormelde wet van 19 juni 1978 hoeft naast het havengebied dan ook geen specifieke vermelding van de andere zones en bestemmingen in het Linkerscheldeoevergebied meer te worden opgenomen » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2017-2018, nr. 1483/001, p. 3).
De decreetgever verduidelijkte verder dat die bepaling « enkel de vastlegging van de afbakeningslijn [betreft], waarbinnen men de toegewezen bevoegdheden kan uitoefenen. Bij de uitoefening van die bevoegdheden zal men nog steeds rekening moeten houden met ruimtelijke bestemmingen die van toepassing zijn en blijven op basis van het gewestplan en ruimtelijk uitvoeringsplan » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2017-2018, nr. 1483/002, p. 4).
B.10. Het Hof dient te beoordelen of de decreetgever, door bij de artikelen 2 en 4 van het bestreden decreet van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/03/2018 pub. 13/04/2018 numac 2018040031 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen sluiten de Vlaamse Regering te machtigen om de grenzen van het havengebied en de daarin bedoelde zones vast te leggen zonder dat zij daarvoor een nieuw gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan moet vaststellen, afbreuk heeft gedaan aan de waarborgen inzake inspraak van het betrokken publiek en raadpleging van de bevoegde milieu-instanties, en dienvolgens aan de standstill-verplichting van artikel 23 van de Grondwet.
B.11.1. De begrenzing van de havens behoort tot de bevoegdheid van de gewesten inzake het beheer van de havens. De afbakening van het havengebied strekt ertoe de territoriale bevoegdheid van het Havenbedrijf Antwerpen en van de Maatschappij LSO te bepalen.
Aldus kan het Havenbedrijf Antwerpen slechts binnen dat havengebied de in artikel 2, 2°, van het Havendecreet vermelde « havenbestuurlijke bevoegdheden » uitoefenen. Zoals in B.9.1 is vermeld, betreffen die bevoegdheden het beheer en de exploitatie van het openbaar en privaat havendomein, de vaststelling en de inning van de havengelden, de vaststelling en de organisatie van de openbare havendiensten en de uitoefening van de bijzondere administratieve politie. Binnen het kader van die bevoegdheden kan het Havenbedrijf Antwerpen zakelijke rechten vestigen op openbare domeingoederen, alle nodige roerende en onroerende goederen verwerven, onroerende goederen onteigenen, werken uitvoeren die nodig zijn voor de aanleg en de exploitatie van het havengebied, voorkooprechten uitoefenen op private eigendommen gelegen in het havengebied en concessies verlenen (artikelen 9 e.v. van het Havendecreet).
Voorts is de Maatschappij LSO bevoegd voor het grondbeleid binnen het havengebied, voor het industrialisatiebeleid van de industriële zone gelegen binnen het havengebied en voor het uitstippelen van het subregionale beleid inzake de verdere ontwikkeling en fasering van het havengebied (artikel 8, eerste lid, van de wet van 19 juni 1978).
Binnen de grenzen van de haar toegekende bevoegdheden, heeft de Maatschappij LSO dezelfde rechten en plichten als het Havenbedrijf Antwerpen inzake voorkooprecht, subsidiëring van interne ontsluitingswegen met hun aanhorigheden en ophoging van terreinen (artikel 8, tweede lid, van dezelfde wet).
B.11.2. Zoals meermaals door de decreetgever werd benadrukt tijdens de parlementaire voorbereiding van de bestreden bepalingen, doen die bepalingen geen afbreuk aan de ruimtelijke bestemmingen die van kracht zijn op grond van het gewestplan en het ruimtelijk uitvoeringsplan.
Evenmin doen die bepalingen afbreuk aan de verplichting voor het Havenbedrijf Antwerpen en de Maatschappij LSO om bij de uitoefening van hun bevoegdheden rekening te houden met die bestemmingen en de toepasselijke regelgeving in acht te nemen, waarbij in voorkomend geval de inspraak van het publiek en de raadpleging van de bevoegde milieu-instanties worden gewaarborgd.
B.11.3. De door de Raad van State bij het arrest nr. 236.837 van 20 december 2016 vastgestelde onwettigheid, die aanleiding heeft gegeven tot de gedeeltelijke vernietiging van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan « Afbakening zeehavengebied Antwerpen, havenontwikkeling Linkeroever », betrof de stedenbouwkundige voorschriften die waren opgenomen in dat ruimtelijk uitvoeringsplan.
Het gezag van gewijsde verbonden aan dat arrest verhindert niet dat de aangelegenheid die door de onwettige akte was geregeld, het voorwerp uitmaakt van een nieuwe regeling, zonder dat definitieve rechterlijke beslissingen in het gedrang worden gebracht.
Om dezelfde redenen wordt de decreetgever niet verhinderd om de wijze van afbakening van het havengebied te wijzigen, waarbij de Vlaamse Regering wordt gemachtigd om die afbakeningslijn vast te leggen zonder een nieuw gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan te moeten vaststellen.
B.11.4. De bestreden bepalingen hebben derhalve niet de draagwijdte die de verzoekende partijen eraan geven en doen het aangevoerde verschil in behandeling niet ontstaan. Met name doen de bestreden bepalingen geen afbreuk aan de geldende ruimtelijke bestemmingen en dienen het Havenbedrijf Antwerpen en de Maatschappij LSO die bestemmingen en de toepasselijke regelgeving in acht te nemen bij de uitoefening van hun bevoegdheden.
B.12. Aangezien het middel, in zoverre het is gericht tegen de machtiging aan de Vlaamse Regering om de grenzen van het havengebied en de grenzen van de zones in dat havengebied vast te stellen, berust op een verkeerde lezing van de bestreden bepalingen, is het niet gegrond.
B.13. De verzoekende partijen betwisten voorts de uitbreiding van de bevoegdheden van de Maatschappij LSO, zoals daarin is voorzien in de gewijzigde artikelen 2 en 9 van de wet van 19 juni 1978. Meer in het bijzonder viseren zij de uitbreiding van het voorkooprecht van de Maatschappij tot alle gronden in het linkerscheldeoevergebied, terwijl dat voorkooprecht voordien beperkt was tot « gronden van het havengebied van het [linkerscheldeoevergebied] ». Voorts betwisten zij de machtiging aan de Maatschappij LSO om de verworven gronden die zich in het havengebied bevinden « bouwrijp » te maken.
Die uitbreiding van het voorkooprecht van de Maatschappij LSO zou leiden tot een achteruitgang in de bescherming van een gezond leefmilieu die niet verantwoord is door een doel van algemeen belang.
Voorts zou de machtiging om de in het havengebied verworven gronden « bouwrijp » te maken, een decretale machtiging uitmaken om vergunningsplichtige handelingen te stellen. Doordat de Maatschappij LSO aldus zou worden vrijgesteld van de verplichting om een vergunning aan te vragen, zou afbreuk worden gedaan aan de waarborgen inzake inspraak van het publiek en raadpleging van de bevoegde milieu-instanties. Bijgevolg zouden de bestreden bepalingen afbreuk doen aan de standstill-verplichting, zoals gewaarborgd bij artikel 23 van de Grondwet.
B.14.1. Zoals hierboven is uiteengezet, is de Maatschappij LSO bevoegd voor het grond- en industrialisatiebeleid inzake het havengebied in het linkerscheldeoevergebied, evenals voor het subregionale beleid inzake de verdere ontwikkeling en fasering van dat havengebied (artikel 8, eerste lid, van de wet van 19 juni 1978).
Binnen de grenzen van die bevoegdheden, heeft de Maatschappij LSO dezelfde rechten en plichten als het Havenbedrijf Antwerpen inzake voorkooprecht, subsidiëring van interne ontsluitingswegen met hun aanhorigheden en ophoging van terreinen (artikel 8, tweede lid, van de wet van 19 juni 1978). Aldus beschikt de Maatschappij, zoals het Havenbedrijf Antwerpen op grond van artikel 12 van het Havendecreet, over een recht van voorkoop op private onroerende eigendommen in het havengebied. Het decreet van 25 mei 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/05/2007 pub. 24/07/2007 numac 2007036173 bron vlaamse overheid Decreet houdende de harmonisering van de procedures van voorkooprechten type decreet prom. 25/05/2007 pub. 19/06/2007 numac 2007035897 bron vlaamse overheid Decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu, energie en openbare werken type decreet prom. 25/05/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007029054 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende verschillende maatregelen inzake hoger onderwijs sluiten houdende de harmonisering van de procedures van voorkooprechten is van toepassing wanneer dat voorkooprecht wordt uitgeoefend. Voorts kan de Maatschappij de verworven gronden bouwrijp maken, voor zover ze zich binnen de door de Vlaamse Regering vastgestelde grenzen van het havengebied bevinden.
B.14.2. Krachtens artikel 2, 1°, van het voormelde decreet van 25 mei 2007Relevante gevonden documenten type decreet prom. 25/05/2007 pub. 24/07/2007 numac 2007036173 bron vlaamse overheid Decreet houdende de harmonisering van de procedures van voorkooprechten type decreet prom. 25/05/2007 pub. 19/06/2007 numac 2007035897 bron vlaamse overheid Decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu, energie en openbare werken type decreet prom. 25/05/2007 pub. 01/06/2007 numac 2007029054 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet houdende verschillende maatregelen inzake hoger onderwijs sluiten is het voorkooprecht het « recht om een perceel dat te koop wordt aangeboden, voor dezelfde prijs en onder dezelfde modaliteiten, bij voorrang op de kandidaat-koper aan te kopen ». Bij de artikelen 2 en 5 van het bestreden decreet van 30 maart 2018Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/03/2018 pub. 13/04/2018 numac 2018040031 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van de wet van 19 juni 1978 betreffende het beheer van het Linkerscheldeoevergebied ter hoogte van Antwerpen en houdende maatregelen voor het beheer en de exploitatie van de haven van Antwerpen sluiten, die de artikelen 3 en 9 van de wet van 19 juni 1978 hebben vervangen, is dat voorkooprecht voor de Maatschappij LSO uitgebreid van het havengebied in het linkerscheldeoevergebied tot het gehele linkerscheldeoevergebied. De bevoegdheid van de Maatschappij LSO om de verworven gronden bouwrijp te maken, is wel beperkt gebleven tot de gronden gelegen in het havengebied.
Tijdens de parlementaire voorbereiding werd ter zake gesteld : « De bevoegdheden van het Havenbedrijf Antwerpen en de [Maatschappij LSO] zijn in principe beperkt tot de grenzen van het havengebied die worden vastgelegd in het besluit van de Vlaamse Regering dat zal worden opgemaakt ter uitvoering van artikel 3.
Door de gedeeltelijke vernietiging van het GRUP is het gewestplan uit 1978 echter ook weer van kracht. Daarin wordt een deel van het Linkerscheldeoevergebied als havenuitbreidingsgebied bestemd.
Aangezien het niet om havengebied gaat, kan het havenbedrijf op dat terrein zeker geen bevoegdheden uitoefenen.
Door de doelstellingen van de [Maatschappij LSO] valt het evenwel te verantwoorden dat die maatschappij ook de beperkte bevoegdheid krijgt om een voorkooprecht uit te oefenen dat erop gericht is om een eventuele havenuitbreiding in het Linkerscheldeoevergebied te kunnen vrijwaren tot daarover volledige duidelijkheid bestaat. De mogelijkheid voor de [Maatschappij LSO] om dat voorkooprecht uit te oefenen in het Linkerscheldeoevergebied buiten de grenzen van het havengebied, wordt dan ook expliciet opgenomen met het oog op het vrijwaren van de eventuele havenuitbreiding » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2017-2018, nr. 1483/001, pp. 3-4).
B.15.1. Uit die toelichting tijdens de parlementaire voorbereiding blijkt dat de uitbreiding van het voorkooprecht voor de Maatschappij LSO tot het gehele linkerscheldeoevergebied ertoe strekt een eventuele havenuitbreiding te vrijwaren. Uit die parlementaire voorbereiding blijkt echter evenzeer dat de overige bevoegdheden van de Maatschappij LSO, net zoals die van het Havenbedrijf Antwerpen, beperkt blijven tot de grenzen van het havengebied. Dit is onder meer het geval voor de bevoegdheid van de Maatschappij LSO om de verworven gronden « bouwrijp » te maken, die - zoals daarin reeds was voorzien in artikel 9 van de wet van 19 juni 1978 vóór de wijziging ervan bij het bestreden decreet - beperkt blijft tot het havengebied.
In tegenstelling tot wat de verzoekende partijen beweren, doet die bevoegdheid om de in het havengebied verworven gronden « bouwrijp » te maken bovendien geen afbreuk aan de toepasselijke regelgeving inzake ruimtelijke ordening en bescherming van het leefmilieu. In zoverre het « bouwrijp » maken van die gronden vergunningsplichtige handelingen omvat, dient de Maatschappij LSO de vereiste vergunningen aan te vragen, waarbij de toepasselijke procedures de inspraak van het publiek en de raadpleging van de bevoegde milieu-instanties waarborgen.
B.15.2. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat de bestreden bepalingen niet de draagwijdte hebben die de verzoekende partijen eraan geven.
Bijgevolg doen die bepalingen het aangevoerde verschil in behandeling en de aangevoerde achteruitgang in het bestaande beschermingsniveau inzake de bescherming van een gezond leefmilieu niet ontstaan.
B.16. Het middel, in zoverre het is gericht tegen de uitbreiding van de bevoegdheden van de Maatschappij LSO, is dienvolgens niet gegrond.
Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.
Aldus gewezen in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 18 juli 2019.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, A. Alen