gepubliceerd op 10 april 2018
Uittreksel uit arrest nr. 141/2017 van 30 november 2017 Rolnummer 6612 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 2 en 3 van de wet van 25 januari 2010 « tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de re Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 141/2017 van 30 november 2017 Rolnummer 6612 In zake : de prejudiciële vraag over de artikelen 2 en 3 van de
wet van 25 januari 2010Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
25/01/2010
pub.
03/03/2010
numac
2010000008
bron
federale overheidsdienst justitie federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie (1)
type
wet
prom.
25/01/2010
pub.
08/04/2010
numac
2010000184
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie. - Duitse vertaling
sluiten « tot wijziging van het
koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten
type
koninklijk besluit
prom.
30/03/2001
pub.
31/03/2001
numac
2001000327
bron
ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie
Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten
sluiten tot regeling van de rechtpositie van het personeel van de politiediensten (RPPol) wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie », gesteld door de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Moerman, E. Derycke en F. Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 15 september 2016 in zake C.B. en anderen tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 februari 2017, heeft de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 2 en 3 van de wet van 25 januari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/01/2010 pub. 03/03/2010 numac 2010000008 bron federale overheidsdienst justitie federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie (1) type wet prom. 25/01/2010 pub. 08/04/2010 numac 2010000184 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie. - Duitse vertaling sluiten, al dan niet in samenhang gelezen met artikel XII.VII.21 van het RPPol, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre zij : a. verwijzen naar artikel XII.VII.21 van het RPPol als een van de criteria voor de toepassing van de in die artikelen beoogde benoeming; b. door te verwijzen naar artikel XII.VII.21 van het RPPol, alle leden van de voormalige gemeentepolitie die opsporingsfuncties uitoefenen die gelijkwaardig zijn aan die van de voormalige BOB, uitsluiten van de beoogde benoeming; c. de leden van de voormalige gemeentepolitie die opsporingsfuncties uitoefenen die gelijkwaardig zijn aan die van de voormalige BOB, van het toepassingsgebied ervan uitsluiten ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 2 van de wet van 25 januari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/01/2010 pub. 03/03/2010 numac 2010000008 bron federale overheidsdienst justitie federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie (1) type wet prom. 25/01/2010 pub. 08/04/2010 numac 2010000184 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie. - Duitse vertaling sluiten « tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol) wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie » bepaalt : « In het RPPol wordt in de plaats van artikel XII.VII.15quater, vernietigd bij arrest nr. 94/2008 van het Grondwettelijk Hof, het als volgt luidende artikel XII.VII.15quater ingevoegd : ' Art. XII.VII.15quater. § 1. De actuele personeelsleden van het basiskader die op 1 januari 2001 houder zijn van het brevet van de aanvullende gerechtelijke opleiding dat toegang verleende tot de bewakings- en opsporingsbrigades van de rijkswacht, die vanaf die datum ononderbroken zijn aangewezen voor een betrekking van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie en die geen laatste evaluatie met eindvermelding " onvoldoende " hebben, kunnen worden bevorderd door overgang naar het middenkader mits zij een bijzondere opleiding voor de overgang naar het middenkader volgen. § 2. Het programma van de in paragraaf 1 bedoelde opleiding wordt bepaald door de Koning. Zij bedraagt niet minder dan 140 uren en wordt gespreid over maximaal twee jaren.
De toelating tot de opleiding wordt vastgesteld door de in paragraaf 1 bedoelde personeelsleden in te delen in vijf gelijke groepen in dalende volgorde van ouderdom van hun in paragraaf 1 bedoeld brevet en, bij gelijke ouderdom van dat brevet, van kaderanciënniteit; elk jaar worden de kandidaten van de volgende groep tot de opleiding toegelaten, voor zover zij geen laatste evaluatie met eindvermelding " onvoldoende " hebben. § 3. De in paragraaf 2, tweede lid, bedoelde personeelsleden van de eerste groep die aan alle voorwaarden ter zake beantwoorden, worden bevorderd op 1 januari 2008; de anderen worden bevorderd op 1 januari van het jaar dat volgt op dat waarin zij de opleiding hebben voltooid.
De krachtens paragraaf 1 bevorderde personeelsleden, worden gedurende vijf jaar vanaf de bevordering uitgesloten van de mobiliteit voor andere betrekkingen dan die in de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie.
Deze bevorderingen worden niet aangerekend op het aantal personeelsleden dat wordt toegelaten tot de basisopleiding voor het middenkader. ' ».
Artikel 3 van dezelfde wet bepaalt : « In het RPPol wordt een artikel XII.VII.15quinquies ingevoegd, luidende : ' Art. XII.VII.15quinquies. De actuele personeelsleden van het basiskader die sinds de inwerkingtreding van dit besluit ononderbroken zijn aangesteld in de graad van hoofdinspecteur van politie krachtens artikel XII.VII.21 en die niet zijn bedoeld in artikel XII.VII.15quater worden op hun aanvraag benoemd in de graad van hoofdinspecteur van politie op 1 januari 2013 of 1 januari 2014, voor zover zij geen laatste evaluatie met eindvermelding "onvoldoende" hebben.
De in het eerste lid bedoelde datum van benoeming wordt vastgesteld door de bedoelde personeelsleden in te delen in twee gelijke groepen volgens dalende kaderanciënniteit. De eerste groep wordt bevorderd op 1 januari 2013 en de tweede op 1 januari 2014.
In afwijking van het tweede lid worden de betrokken personeelsleden die houder zijn van het brevet van operationeel misdrijfanalist evenwel benoemd op 1 januari 2013. ' ».
B.2. Het bekrachtigde artikel XII.VII.21 van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten, zoals aangevuld bij artikel 32 van de wet van 21 december 2013 houdende diverse bepalingen Binnenlandse Zaken, bepaalt : « De minister stelt de actuele personeelsleden die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit worden bekleed met de graad van inspecteur van politie, aan in de graad van hoofdinspecteur van politie voor de duur van hun aanwijzing, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, voor de algemene directie gerechtelijke politie of voor de gedeconcentreerde gerechtelijke eenheden.
Zij zijn voor de duur van hun aanwijzing bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings en oefenen de ambten verbonden aan het middenkader uit.
Voor het overige wordt het statuut van de in het eerste lid bedoelde actuele personeelsleden bepaald overeenkomstig hun inschaling in het basiskader.
In afwijking van het tweede lid blijft de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings behouden in geval van de ononderbroken aanwijzing in een betrekking van een recherchedienst van de lokale politie of van de algemene directie gerechtelijke politie, op voorwaarde dat de in artikel VI.II.15, § 1, eerste lid, bedoelde overheid daartoe beslist en dit als dusdanig in de in artikel VI.II.18, eerste lid, bedoelde oproep tot kandidaatstelling wordt vermeld ».
B.3. Het voormelde artikel XII.VII.21 voert een mechanisme van aanstelling in de graad van hoofdinspecteur van politie in voor alle leden van het basiskader van de voormalige rijkswacht die naar de algemene directie gerechtelijke politie zijn overgeplaatst.
Bij zijn arrest nr. 102/2003 van 22 juli 2003 heeft het Hof het voormelde artikel XII.VII.21 vernietigd « in zoverre het elk lid van de voormalige gemeentepolitie van zijn toepassingsgebied uitsluit ».
B.4. De eisende partijen voor de verwijzende rechter, gewezen leden van de opsporingsdiensten van de gemeentepolitie of van de lokale brigades, zijn thans lokale politieambtenaren, verbonden aan de politiezone (hierna « PZ » genoemd) Brussel-Hoofdstad-Elsene, met de graad van inspecteur van politie. Zij oefenen opsporingsfuncties uit die gelijkwaardig zijn aan die van de voormalige BOB. Zij klagen aan dat de voormelde bepalingen van de wet van 25 januari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/01/2010 pub. 03/03/2010 numac 2010000008 bron federale overheidsdienst justitie federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie (1) type wet prom. 25/01/2010 pub. 08/04/2010 numac 2010000184 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie. - Duitse vertaling sluiten, in samenhang gelezen met artikel XII.VII.21 van het voormelde RPPol-besluit, aan de oorsprong liggen van een te hunnen aanzien onverantwoord dubbel verschil in behandeling. De in het geding zijnde bepalingen zouden het hun immers niet alleen onmogelijk maken om toegang te krijgen tot de graad van hoofdinspecteur van politie, maar diezelfde bepalingen zouden voortaan ook een pecuniair gevolg toekennen aan de aanstelling waarvan zij worden uitgesloten.
B.5. Bij zijn arrest nr. 141/2011 van 27 juli 2011 heeft het Hof het beroep tot vernietiging verworpen dat onder meer tegen de in het geding zijnde artikelen 2 en 3 van de wet van 25 januari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/01/2010 pub. 03/03/2010 numac 2010000008 bron federale overheidsdienst justitie federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie (1) type wet prom. 25/01/2010 pub. 08/04/2010 numac 2010000184 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie. - Duitse vertaling sluiten was ingesteld. Het Hof heeft zich te dezen evenwel enkel uitgesproken over de vergelijking die toen door de verzoekende partijen was gemaakt tussen de houders van het BOB-brevet die krachtens artikel 2 van de in het geding zijnde wet kunnen worden bevorderd door overgang naar het middenkader en de leden van de voormalige BOB die, zoals de verzoekende partijen in de voormelde zaak, geen houder zijn van dat brevet en dus niet kunnen worden bevorderd door overgang naar het middenkader.
Aldus heeft het Hof, bij het voormelde arrest, geoordeeld : « B.9. In zoverre de bestreden bepalingen de actuele personeelsleden van het basiskader die de basisopleiding bij de rijkswacht hebben gevolgd en die zich kunnen beroepen op hun beroepservaring en hun kwalificaties als operationeel misdrijfanalist en die op 1 januari 2001 houder zijn van het brevet van operationeel misdrijfanalist niet op dezelfde wijze behandelt als diegenen die op dat tijdstip houder zijn van het brevet van de aanvullende gerechtelijke opleiding dat toegang verleende tot de bewakings- en opsporingsbrigades van de rijkswacht, schenden zij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Het middel is niet gegrond ».
B.6. Het Hof heeft zich in het voormelde arrest dus niet uitgesproken over het verschil in behandeling dat, volgens de eisende partijen voor de verwijzende rechter in de voorliggende zaak, zou voortvloeien uit de in het geding zijnde artikelen 2 en 3 van de wet van 25 januari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/01/2010 pub. 03/03/2010 numac 2010000008 bron federale overheidsdienst justitie federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie (1) type wet prom. 25/01/2010 pub. 08/04/2010 numac 2010000184 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie. - Duitse vertaling sluiten in zoverre die bepalingen, in samenhang gelezen met het voormelde artikel XII.VII.21 van het RPPol, de ambtenaren van de lokale politie die opsporingsfuncties uitoefenen en die niet werden aangesteld omdat zij naar een andere lokale politie werden overgeplaatst, van het voordeel van de toepassing ervan zouden uitsluiten.
B.7. Volgens de parlementaire voorbereiding heeft de wetgever met de wet van 25 januari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/01/2010 pub. 03/03/2010 numac 2010000008 bron federale overheidsdienst justitie federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie (1) type wet prom. 25/01/2010 pub. 08/04/2010 numac 2010000184 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie. - Duitse vertaling sluiten gevolg willen geven aan het arrest van het Hof nr. 94/2008 van 26 juni 2008.
Bij dat arrest vernietigde het Hof de artikelen 2 en 3 van de wet van 2 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2006 pub. 08/09/2006 numac 2006000396 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie sluiten « tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie », in zoverre zij, door het invoegen van de artikelen XII.VII.15quater en XII.VII.16quinquies in het voormelde koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten, het voordeel van de bevordering door overgang weigeren aan de aangestelde hoofdinspecteurs en commissarissen van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie die, terwijl ze voldoen aan de andere in die bepalingen gestelde voorwaarden, geen houder zijn van het brevet van de aanvullende gerechtelijke opleiding dat toegang verleende tot de bewakings- en opsporingsbrigades van de rijkswacht.
Bij zijn arrest nr. 94/2008 oordeelde het Hof onder meer dat de valorisatie van de verworven ervaring van personeelsleden door hun benoeming in de graad van aanstelling, valorisatie die met de voormelde wet van 2 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2006 pub. 08/09/2006 numac 2006000396 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie sluiten werd nagestreefd, op zich als wettig kan worden beschouwd, en dat de artikelen 2 en 3 van die wet, die beoogden de gerezen spanningen binnen de gerechtelijke zuil van de federale politie tussen de benoemde hoofdinspecteurs en commissarissen en de aangestelde hoofdinspecteurs en commissarissen die beschikken over het brevet van de aanvullende gerechtelijke opleiding dat toegang verleende tot de bewakings- en opsporingsbrigades van de vroegere rijkswacht weg te werken, berusten op een objectief criterium, namelijk de aard van het in aanmerking genomen brevet, en relevant zijn om het voormelde doel te bereiken.
Evenwel stelde het Hof vast dat het voordeel dat door de artikelen 2 en 3 van de voormelde wet van 2 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2006 pub. 08/09/2006 numac 2006000396 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie sluiten werd verleend aan die categorie van aangestelde hoofdinspecteurs en commissarissen van politie kon worden beschouwd als een belangrijk en substantieel voordeel, aangezien zij, zonder enige kwantitatieve beperking in de toegang tot de betrokken ambten, alle statutaire en pecuniaire voordelen genieten van de graad waarin zij voordien waren aangesteld, met mogelijkheid van onbeperkte mobiliteit na vijf jaar, terwijl het ontbreken van die voordelen de evenredigheid verantwoordde van de maatregel van aanstelling in de hogere graad die door het Hof werd beoordeeld in het arrest nr. 102/2003.
Het Hof stelde voorts vast dat de opleiding en ervaring van de houders van het brevet van de aanvullende gerechtelijke opleiding dat toegang verleende tot de bewakings- en opsporingsbrigades van de rijkswacht zeer verscheiden konden zijn. Het oordeelde dat die opleiding en de specifieke aard van de opdrachten die de bevoordeelde categorie van personeelsleden vervult, niet van dien aard zijn dat het voordeel van de bevordering door overgang bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de voormelde wet van 2 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2006 pub. 08/09/2006 numac 2006000396 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie sluiten, ongeacht de duurtijd van hun opleiding en ongeacht de uitgeoefende taken die alle even essentieel zijn voor de werking van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie, niet kan worden toegekend aan de aangestelde hoofdinspecteurs en de commissarissen die onder die algemene directie vallen en die, terwijl ze voldoen aan de andere in de bestreden bepalingen gestelde voorwaarden, geen houder zijn van het voormelde brevet. Het Hof besloot dat de wetgever, door aldus binnen de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie een nieuw verschil in behandeling in te voeren tussen aangestelde hoofdinspecteurs en commissarissen van politie, een discriminerende inbreuk had gepleegd op de rechten van diegenen onder hen die zich in de situatie bevinden die zonet werd beschreven.
B.8. De memorie van toelichting bij het wetsontwerp dat de bestreden wet is geworden, vermeldt : « Met zijn arrest 94/2008 van 26 juni 2008 heeft het Grondwettelijk Hof de artikelen 2 en 3 van de wet van 2 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2006 pub. 08/09/2006 numac 2006000396 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie sluiten tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie van de federale politie (DGJ), vernietigd.
Het Hof stelt dat het benoemingsconcept zoals opgenomen in de wet van 2 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2006 pub. 08/09/2006 numac 2006000396 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie sluiten op zich als wettig kan worden beschouwd maar meent desalniettemin dat het discriminatoir is de aangestelde ex-BOB'ers te benoemen en de andere aangestelden binnen DGJ, zijnde niet ex-BOB'ers, niet te benoemen, terwijl die benoeming kan worden beschouwd als een belangrijk en substantieel voordeel.
Dit ontwerp heeft tot doel die discriminatie weg te werken, namelijk door te voorzien in een benoeming voor alle in een hogere graad aangestelden, weliswaar niet noodzakelijkerwijze via dezelfde modaliteiten, die evenwel redelijk te verantwoorden zijn, zoals hierna zal blijken.
Het eerste uitgangspunt daarbij is het herstel van de benoemingsregels voor de ex-BOB'ers zoals vervat in voormelde wet van 2 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2006 pub. 08/09/2006 numac 2006000396 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie sluiten. Die worden in identieke bewoordingen hersteld. De inschalingswijze in het officierenkader wordt daarbij geëxpliciteerd. Het is steeds de bedoeling geweest die categorie te beschouwen als een soort van sociale promotie (zie de toelichting bij het toenmalige wetsvoorstel : ' Het mag niet om een automatisme gaan. De voorwaarden die toelating geven tot de benoeming kunnen vergeleken worden met het af te leggen parcours om dergelijke benoeming te bekomen ingevolge de normale procedure van interne bevordering. Door het vereisen van het brevet dat toegang verschafte tot de BOB, een voorafgaandelijke aanstelling, de uitoefening van de functie gedurende minimum 5 jaar en een aanvullende opleiding kan in onderhavig geval gesteld worden dat de laureaten van dit parcours ad hoc aan de vereisten hebben voldaan die volstrekt vergelijkbaar zijn met deze normale procedure. ') Dit alles dus met een bijzondere inschaling tot gevolg. Het wetsvoorstel van 2006 bleef evenwel ter zake technisch gezien wat in gebreke voor wat de officieren betreft. Daaraan wordt nu verholpen, zoals nader toegelicht in de bespreking van artikel 8.
Het tweede uitgangspunt is dat de aangestelde niet-BOB'ers ook benoemd worden. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de kritiek van het Hof door hen ook het belangrijk en substantieel voordeel van de benoeming toe te kennen. Dit neemt niet weg dat hun parcours toch in niet onbelangrijke mate verschilt van dat van hun collega's van de ex-BOB. Het gaat hier immers om leden van de rijkswacht die reeds de bekwaamheden van de basisopleiding binnen de rijkswacht hadden verworven en die, alvorens het BOB-brevet te kunnen behalen, eerst dienden te slagen voor een kennistest en vervolgens met succes een bijzondere opleiding dienden te volgen, wat niet of in mindere mate het geval was voor andere personeelsleden. Door het vereisen van het brevet dat toegang verschafte tot de BOB, een voorafgaandelijke aanstelling, de uitoefening van de functie gedurende minimum 5 jaar en een aanvullende opleiding kan in onderhavig geval gesteld worden dat de laureaten van dit parcours ad hoc aan de vereisten hebben voldaan die vergelijkbaar zijn met de normale procedure. Daarom worden de aangestelde niet-BOB'ers aansluitend op hun collega's ex-BOB benoemd.
Hen wordt geen bijkomende opleiding opgelegd, noch een extra verplichte aanwezigheidstermijn van 5 jaar na benoeming. Daartegenover staat dan, wat de inschaling in het officierenkader betreft, een klassieke driestappenmethode. Die objectieve verschillen inzake parcours en modaliteiten rechtvaardigen een verschil in timing en inschaling en bieden een antwoord op de opmerking van de Raad van State dienaangaande » (Parl. St., Kamer, 2008-2009, DOC 52-2193/001, pp. 4-5).
B.9. Het aannemen van regels die ertoe strekken in een eenheidspolitie personeelsleden te integreren die afkomstig zijn van drie politiekorpsen, waarbij die korpsen, wegens de specifieke opdrachten waarvoor ze instonden, aan verschillende statuten waren onderworpen, impliceert dat aan de wetgever een voldoende beoordelingsmarge wordt gelaten, opdat een hervorming van een dergelijke omvang kan slagen.
Zulks geldt evenzeer wanneer, zoals te dezen, de wetgever in die aangelegenheid opnieuw optreedt.
Hoewel het niet aan het Hof staat zijn beoordeling in de plaats te stellen van die van de wetgever, is het daarentegen ertoe gemachtigd te onderzoeken of de wetgever maatregelen heeft genomen die redelijkerwijze zijn verantwoord ten aanzien van de door hem nagestreefde doelstellingen.
Bij dat onderzoek dient ermee rekening te worden gehouden dat het te dezen gaat om een bijzonder complexe aangelegenheid, waarbij een regel die betrekking heeft op sommige aspecten ervan en die door bepaalde categorieën van personeelsleden als discriminerend kan worden ervaren, deel uitmaakt van een algehele regeling die tot doel heeft drie politiekorpsen, die elk hun eigen kenmerken hadden, te integreren.
Hoewel sommige onderdelen van zulk een regeling, afzonderlijk beschouwd, relatief minder gunstig kunnen zijn voor bepaalde categorieën van personeelsleden, zijn zij daarom nog niet noodzakelijk zonder redelijke verantwoording indien de regeling in haar geheel wordt onderzocht. Het Hof dient rekening te houden met het feit dat een ongrondwettigheidsverklaring van bepaalde onderdelen van een dergelijke regeling het algehele evenwicht ervan zou kunnen verstoren.
B.10. Zoals artikel 2 van de voormelde wet van 2 juni 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2006 pub. 08/09/2006 numac 2006000396 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie sluiten, beoogt het in het geding zijnde artikel 2 van de wet van 25 januari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/01/2010 pub. 03/03/2010 numac 2010000008 bron federale overheidsdienst justitie federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie (1) type wet prom. 25/01/2010 pub. 08/04/2010 numac 2010000184 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie. - Duitse vertaling sluiten - dat artikel XII.VII.15quater van het RPPol in identieke bewoordingen herstelt - de binnen de gerechtelijke zuil van de federale politie gerezen spanningen weg te werken tussen de benoemde hoofdinspecteurs en de aangestelde hoofdinspecteurs die beschikken over het BOB-brevet.
Die maatregel berust op een objectief criterium, namelijk de aard van het in aanmerking genomen brevet, en is relevant om het voormelde doel te bereiken.
B.11. Het Hof dient nog na te gaan of de maatregel onevenredige gevolgen heeft.
Het is onmiskenbaar dat het voordeel dat door artikel 2 van de bestreden wet wordt verleend aan die categorie van aangestelde hoofdinspecteurs van politie kan worden beschouwd als een belangrijk en substantieel voordeel, aangezien zij, zonder enige kwantitatieve beperking in de toegang tot de betrokken ambten, alle statutaire en pecuniaire voordelen genieten van de graad waarin zij voordien waren aangesteld, met mogelijkheid van onbeperkte mobiliteit na vijf jaar, terwijl het ontbreken van die voordelen de evenredigheid verantwoordde van de maatregel van aanstelling in de hogere graad, die door het Hof werd beoordeeld in de arresten nrs. 94/2008 en 102/2003.
B.12.1. De wetgever heeft evenwel een verschil in behandeling laten bestaan tussen, enerzijds, de in artikel XII.VII.15quater van het RPPol bedoelde personen - houders van het BOB-brevet - en de in artikel XII.VII.15quinquies van het RPPol bedoelde personen - gewezen leden van de gerechtelijke politie -, die beiden, respectievelijk op grond van de in het geding zijnde artikelen 2 en 3 van de wet van 25 januari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/01/2010 pub. 03/03/2010 numac 2010000008 bron federale overheidsdienst justitie federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie (1) type wet prom. 25/01/2010 pub. 08/04/2010 numac 2010000184 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie. - Duitse vertaling sluiten en mits verschillende voorwaarden in acht worden genomen, kunnen worden bevorderd door overgang naar het middenkader of tot hoofdinspecteur van politie kunnen worden benoemd, en, anderzijds, de lokale politieambtenaren, met de graad van inspecteur, die, zoals de eisende partijen voor de verwijzende rechter, niet konden worden aangesteld wegens het feit dat zij naar een nieuwe lokale politie zijn overgeplaatst, ook al oefenen zij in hun hoedanigheid van rechercheur dezelfde opsporingsfuncties als de gewezen leden van de BOB uit.
B.12.2. Artikel XII.IV.7 van het RPPol, zoals ingevoerd bij artikel 14 van de wet van 3 juli 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/2005 pub. 29/07/2005 numac 2005000427 bron federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van bepaalde aspecten van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse bepalingen met betrekking tot de politiediensten sluiten, bepaalt : « De personeelsleden van het basiskader die, op de datum van de oprichting van een korps van de lokale politie, zijn aangewezen voor een betrekking in een opsporings- en recherchedienst van de lokale politie verkrijgen, voor de duur van die aanwijzing, op hun vraag en mits het volgen van de daartoe bestemde opleiding, de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings ».
B.12.3. Bij zijn arrest nr. 27/2007 van 21 februari 2007 heeft het Hof geoordeeld : « B.30.2.1. Met zijn arrest nr. 102/2003 heeft het Hof artikel XII.VII.21 RPPol vernietigd ' in zoverre het elk lid van de voormalige gemeentepolitie van zijn toepassingsgebied uitsluit ' en artikel XII.VII.22 RPPol om de volgende redenen : ' B.32.3.2. De Ministerraad verantwoordt de bekritiseerde maatregel door het feit dat er een spanningsveld bestond tussen de rijkswachters van de gerechtelijke pijler en de gerechtelijke politie en door het feit dat zonder die maatregel de werking van de gerechtelijke pijler van de geïntegreerde politie in gevaar zou zijn gebracht. Artikel 120 van de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, dat het functioneel gezag doet primeren op het hiërarchisch gezag, zou niet voldoende zijn geweest om de goede werking van de gerechtelijke pijler te verzekeren.
De Ministerraad betoogt dat de spanningen enkel betrekking hadden op de leden van de voormalige gerechtelijke politie en de leden van de voormalige B.O.B. en geen tegenhanger hadden binnen de lokale politiediensten, zodat voor laatstgenoemden tot geen enkele aanstelling diende te worden overgegaan.
B.32.3.3. Het loutere bestaan van spanningen tussen beide voormelde korpsen volstaat niet om te verantwoorden waarom de aanstelling geweigerd wordt aan die leden van de voormalige gemeentepolitie die equivalente opsporingsfuncties uitoefenen '.
B.30.2.2. De aanneming van artikel 14 van de wet van 3 juli 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/2005 pub. 29/07/2005 numac 2005000427 bron federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van bepaalde aspecten van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse bepalingen met betrekking tot de politiediensten sluiten steunt op de vaststelling dat het Hof, met die vernietiging, ' enkel het gegeven [betwist] dat de basiskaders van de lokale recherche er niet worden aangesteld in de graad van hoofdinspecteur ' van politie.
Die bepaling heeft tot doel de aanstelling van die personen in die graad ' niet nodig ' te maken door aan de ' leden van de lokale recherchediensten ' de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, toe te kennen, die ook wordt verleend aan de ' leden van het basiskader van de federale recherche ', teneinde ' de door het Hof gelaakte functioneringsdiscriminatie tussen de federale en lokale politie ' weg te werken en ' de lokale recherche dichter bij haar federale collega te brengen ' (Parl. St., Kamer, 2004-2005, DOC 51-1680/001, pp. 6, 17 en 26; ibid., DOC 51-1680/004, p. 25).
Artikel 14 behandelt de ' personeelsleden van het basiskader die, op de datum van de oprichting van een korps van de lokale politie, zijn aangewezen voor een betrekking in een opsporings- en recherchedienst van de lokale politie ' dus op dezelfde wijze als de ' actuele personeelsleden van de opsporingsdiensten van de gemeentepolitie die, bij toepassing van de regels inzake de mobiliteit en binnen een termijn van 5 jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van dit besluit, overstappen naar de algemene directie gerechtelijke politie of een gedeconcentreerde gerechtelijke dienst van de federale politie ', die door het vernietigde artikel XII.VII.22 RPPol bedoeld worden zodat het in B.30.1 bedoelde verschil in behandeling niet bestaat ».
B.13.1. Ook al werd artikel XII.VII.21 van het bekrachtigde koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten niet gewijzigd, toch vloeit uit de parlementaire voorbereiding van zowel de wet van 3 juli 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/2005 pub. 29/07/2005 numac 2005000427 bron federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van bepaalde aspecten van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse bepalingen met betrekking tot de politiediensten sluiten als de wet van 25 januari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/01/2010 pub. 03/03/2010 numac 2010000008 bron federale overheidsdienst justitie federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie (1) type wet prom. 25/01/2010 pub. 08/04/2010 numac 2010000184 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie. - Duitse vertaling sluiten voort dat de wetgever de ongrondwettigheid heeft willen corrigeren die door het Hof bij zijn arrest nr. 102/2003 werd aangeklaagd en die het Hof ertoe heeft gebracht het in het geding zijnde artikel gedeeltelijk te vernietigen om de in B.12.3 in herinnering gebrachte redenen.
B.13.2. Aldus dient de verwijzing naar artikel XII.VII.21 van het bekrachtigde koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten in de artikelen 2 en 3 van de wet van 25 januari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/01/2010 pub. 03/03/2010 numac 2010000008 bron federale overheidsdienst justitie federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie (1) type wet prom. 25/01/2010 pub. 08/04/2010 numac 2010000184 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie. - Duitse vertaling sluiten in die zin te worden geïnterpreteerd dat zij het de minister mogelijk maakt om de ambtenaren van de lokale politie die het ambt van rechercheur uitoefenen dat gelijkwaardig is aan het ambt dat werd uitgeoefend door de gewezen rechercheurs die lid waren van de BOB, in de graad van inspecteur van politie aan te stellen. Elke andere interpretatie zou strijdig zijn met de vernietiging die door het Hof in zijn voormelde arrest nr. 102/2003 is uitgesproken.
B.14. Onder voorbehoud van de in B.13.2 vermelde interpretatie, dient de prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Onder voorbehoud van de in B.13.2 vermelde interpretatie, schenden de artikelen 2 en 3 van de wet van 25 januari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 25/01/2010 pub. 03/03/2010 numac 2010000008 bron federale overheidsdienst justitie federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie (1) type wet prom. 25/01/2010 pub. 08/04/2010 numac 2010000184 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie. - Duitse vertaling sluiten « tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol) wat betreft de benoeming in de graad van aanstelling van bepaalde personeelsleden van de algemene directie van de gerechtelijke politie » de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 30 november 2017.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels