gepubliceerd op 26 januari 2018
Uittreksel uit arrest nr. 120/2017 van 12 oktober 2017 Rolnummer 6562 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 40bis, § 2, 2°, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 120/2017 van 12 oktober 2017 Rolnummer 6562 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 40bis, § 2, 2°, van de
wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
15/12/1980
pub.
20/12/2007
numac
2007000992
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen
type
wet
prom.
15/12/1980
pub.
12/04/2012
numac
2012000231
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen
sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, zoals dat artikel werd vervangen bij artikel 8 van de
wet van 8 juli 2011Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
08/07/2011
pub.
12/09/2011
numac
2011000547
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot gezinshereniging
sluiten, gesteld door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest nr. 165 122 van 31 maart 2016 in zake B.N. tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 19 december 2016, heeft de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 40bis, § 2, eerste lid, 2°, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, in samenhang gelezen met artikel 40ter van diezelfde wet, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het EVRM, in die zin dat het aan de buitenlandse onderdaan die overeenkomstig artikel 1476, § 1, van het Burgerlijk Wetboek een wettelijke samenwoning is aangegaan, de verplichting oplegt het stabiele en duurzame karakter van de relatie te bewijzen om als familielid van de Belgische onderdaan te worden beschouwd, bewijslast die niet bestaat voor de vreemdeling die met een Belgische onderdaan is gehuwd of voor de vreemdeling die met een Belg is verbonden door een geregistreerd partnerschap dat als gelijkwaardig met een huwelijk in België wordt beschouwd, rekening houdend met de inwerkingtreding, op 3 oktober 2013, van de wet aangenomen op 2 juni 2013 met het oog op de strijd tegen de schijnhuwelijken en de schijnwettelijke samenwoningen, en in het bijzonder van artikel 1476bis van het Burgerlijk Wetboek, bepaling die vergelijkbaar is met artikel 146bis van hetzelfde Wetboek, dat op de huwelijken van toepassing is ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. Het verwijzende rechtscollege vraagt of artikel 40bis, § 2, eerste lid, 2°, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna : de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten), in samenhang gelezen met artikel 40ter van diezelfde wet, bestaanbaar is met de artikelen 10, 11 en 191 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre de buitenlandse onderdaan met wie een Belg overeenkomstig een wet een geregistreerd partnerschap heeft gesloten, enkel als familielid van die Belgische onderdaan wordt beschouwd wanneer hij het stabiele en duurzame karakter van hun relatie bewijst, terwijl een dergelijke bewijslast niet geldt voor de vreemdeling die met een Belg is gehuwd of voor de vreemdeling die met een Belg is verbonden door een geregistreerd partnerschap dat gelijkwaardig is met een huwelijk in België.
B.1.2. Uit de prejudiciële vraag en de verwijzingsbeslissing blijkt dat de verzoekende partij voor de verwijzende rechter en haar Belgische partner op 27 maart 2015 een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd overeenkomstig artikel 1476, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, waarvan de ambtenaar van de burgerlijke stand volgens de verzoekende partij akte zou hebben genomen, nadat de ambtenaar van de burgerlijke stand, overeenkomstig artikel 1476quater van het Burgerlijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 10 van de wet van 2 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2013 pub. 23/09/2013 numac 2013009405 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht, het Strafwetboek, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, met het oog op de strijd tegen de schijnhuwelijken en de schijnwettelijke samenwoningen sluiten, een onderzoek had aangevraagd.
B.1.3. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt eveneens dat de aanvraag voor gezinshereniging op basis van de artikelen 40bis, § 2, eerste lid, 2°, en 40ter van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten werd gedaan op 2 juni 2015 en werd verworpen op 16 november 2015, omdat niet was voldaan aan de vereisten voorzien in die bepalingen. Aldus dient het Hof zich uit te spreken over de in het geding zijnde bepalingen, zoals ze van toepassing waren vóór de wijziging ervan bij de wet van 4 mei 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/2016 pub. 27/06/2016 numac 2016000379 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende diverse bepalingen inzake asiel en migratie en tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen sluiten.
B.2.1. Luidens artikel 40bis, § 4, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten hebben de in paragraaf 2 van hetzelfde artikel bedoelde familieleden van een burger van de Unie onder bepaalde voorwaarden het recht om de in artikel 40, § 4, eerste lid, 1°, 2° en 3°, van diezelfde wet bedoelde burger van de Unie te begeleiden of zich bij hem te voegen voor een periode van meer dan drie maanden.
B.2.2. Artikel 40bis, § 2, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, zoals het van toepassing was in de zaak voor de verwijzende rechter, bepaalde : « Als familielid van de burger van de Unie worden beschouwd : 1° de echtgenoot of de vreemdeling waarmee een geregistreerd partnerschap werd gesloten dat beschouwd wordt als zijnde gelijkwaardig met het huwelijk in België, die hem begeleidt of zich bij hem voegt;2° de partner, die hem begeleidt of zich bij hem voegt, met wie de burger van de Unie overeenkomstig een wet een geregistreerd partnerschap heeft gesloten. De partners moeten aan de volgende voorwaarden voldoen : a) bewijzen een naar behoren geattesteerde duurzame en stabiele partnerrelatie te onderhouden. Het duurzaam en stabiel karakter van deze relatie is aangetoond : - indien de partners bewijzen gedurende minstens één jaar, voorafgaand aan de aanvraag, onafgebroken in België of een ander land te hebben samengewoond; - ofwel indien de partners bewijzen dat zij elkaar sedert ten minste twee jaar, voorafgaand aan de aanvraag, kennen en het bewijs leveren dat zij regelmatig, telefonisch, via briefwisseling of elektronische berichten met elkaar contact onderhielden en dat zij elkaar in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag drie maal ontmoet hebben en dat deze ontmoetingen in totaal 45 of meer dagen betreffen; - ofwel indien de partners een gemeenschappelijk kind hebben; b) met elkaar komen samenleven;c) beiden ouder zijn dan eenentwintig jaar;d) ongehuwd zijn en geen duurzame en stabiele partnerrelatie hebben met een andere persoon;e) geen personen zijn bedoeld in artikelen 161 tot 163 van het Burgerlijk Wetboek;f) ten aanzien van geen van beiden een beslissing werd genomen op grond van artikel 167 van het Burgerlijk Wetboek en dit voor zover de beslissing kracht van gewijsde heeft verkregen;3° de bloedverwanten in neergaande lijn alsmede die van de echtgenoot of partner als bedoeld onder 1° of 2°, beneden de leeftijd van eenentwintig jaar of die te hunnen laste zijn, die hen begeleiden of zich bij hen voegen, voor zover de vreemdeling die vervoegd wordt, zijn echtgenoot of de bedoelde geregistreerde partner over het recht van bewaring beschikt en, indien het recht van bewaring wordt gedeeld, op voorwaarde dat de andere houder van het recht van bewaring zijn toestemming heeft gegeven;4° de bloedverwanten in opgaande lijn, alsmede die van de echtgenoot of partner als bedoeld onder 1° of 2°, die te hunnen laste zijn, die hen begeleiden of zich bij hen voegen;5° de vader of de moeder van een minderjarige burger van de Europese Unie, bedoeld in artikel 40, § 4, eerste lid, 2°, voor zover de laatstgenoemde te zijnen laste is en daadwerkelijk over het hoederecht beschikt. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de gevallen waarbij een partnerschap dat geregistreerd werd op basis van een vreemde wet, moet beschouwd worden als zijnde gelijkwaardig met een huwelijk in België ».
B.2.3. Artikel 40ter van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, zoals het van toepassing was in de zaak voor de verwijzende rechter, bepaalde : « De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de familieleden van een Belg, voor zover het betreft : - de familieleden vermeld in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 1° tot 3°, die de Belg begeleiden of zich bij hem voegen; - de familieleden vermeld in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 4° die de ouders zijn van een minderjarige Belg, die hun identiteit aantonen met een identiteitsdocument. en die de Belg begeleiden of zich bij hem voegen.
Voor wat betreft de in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 1° tot 3° bedoelde familieleden moet de Belgische onderdaan aantonen : - dat hij over stabiele, toereikende en regelmatige bestaansmiddelen beschikt. Aan die voorwaarde wordt geacht voldaan te zijn indien de bestaansmiddelen ten minste gelijk zijn aan honderd twintig procent van het bedrag bedoeld in artikel 14, § 1, 3° van de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten betreffende het recht op maatschappelijke integratie. Bij het beoordelen van deze bestaansmiddelen : 1° wordt rekening gehouden met hun aard en regelmatigheid;2° worden de middelen verkregen uit de aanvullende bijstandsstelsels, met name het leefloon en de aanvullende gezinsbijslagen, alsook de financiële maatschappelijke dienstverlening en de gezinsbijslagen niet in aanmerking genomen;3° worden de wachtuitkering en de overbruggingsuitkering niet in aanmerking genomen en wordt de werkloosheidsuitkering enkel in aanmerking genomen voor zover de betrokken echtgenoot of partner kan bewijzen dat hij actief werk zoekt; - dat hij over behoorlijke huisvesting beschikt die toelaat het familielid of de familieleden, die gevraagd heeft of hebben om zich bij hem te komen voegen, te herbergen en die voldoet aan de voorwaarden die gesteld worden aan een onroerend goed dat wordt verhuurd als hoofdverblijfplaats zoals bepaald in het artikel 2 van Boek III, Titel VIII, Hoofdstuk II, Afdeling 2 van het Burgerlijk Wetboek en over een ziektekostenverzekering beschikt die de risico's in België voor hem en zijn familieleden dekt. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze waarop de Belgische onderdaan bewijst dat het onroerend goed voldoet aan de gestelde voorwaarden.
Als een attest van geen huwelijksbeletsel werd afgeleverd, zal er naar aanleiding van een onderzoek van een aanvraag tot gezinshereniging gebaseerd op het voltrokken huwelijk waarvoor het attest werd afgeleverd, niet worden overgegaan tot een nieuw onderzoek, tenzij er zich nieuwe elementen voordoen.
Voor wat betreft de in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 1° bedoelde personen, dienen beide echtgenoten of partners ouder te zijn dan eenentwintig jaar.
Onder de voorwaarden vermeld in artikel 42ter en artikel 42quater kan voor het familielid van een Belg eveneens een einde worden gesteld aan het verblijf wanneer niet meer is voldaan aan de in het tweede lid vastgestelde voorwaarden ».
B.3.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de voorwaarde bepaald in artikel 40bis, § 2, eerste lid, 2°, a), van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, in het bijzonder sinds de inwerkingtreding van de voormelde wet van 2 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2013 pub. 23/09/2013 numac 2013009405 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht, het Strafwetboek, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, met het oog op de strijd tegen de schijnhuwelijken en de schijnwettelijke samenwoningen sluiten en inzonderheid van artikel 1476bis van het Burgerlijk Wetboek, dat een bepaling heeft ingevoegd die vergelijkbaar is met die van artikel 146bis van hetzelfde Wetboek dat op de huwelijken van toepassing is.
B.3.2. Artikel 1476bis van het Burgerlijk Wetboek, zoals ingevoegd bij artikel 8 van de wet van 2 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2013 pub. 23/09/2013 numac 2013009405 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht, het Strafwetboek, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, met het oog op de strijd tegen de schijnhuwelijken en de schijnwettelijke samenwoningen sluiten « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht, het Strafwetboek, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, met het oog op de strijd tegen de schijnhuwelijken en de schijnwettelijke samenwoningen », bepaalt : « Er is geen wettelijke samenwoning wanneer, ondanks de geuite wil van beide partijen om wettelijk samen te wonen, uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens een van beide partijen kennelijk enkel gericht is op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat is verbonden aan de staat van wettelijk samenwonende ».
B.3.3. In de memorie van toelichting bij de artikelen 1476bis tot 1476quater van het Burgerlijk Wetboek is vermeld : « De staatssecretaris benadrukt dat het wetsontwerp een reële vooruitgang betekent, niet alleen in de strijd tegen de schijnhuwelijken maar ook en vooral in de strijd tegen de schijnwettelijke samenwoning. De ongelijke behandeling tussen het huwelijk en de wettelijke samenwoning die tot op heden aanleiding gaf tot misbruiken wordt weggewerkt. Voortaan is in beide gevallen een preventief onderzoek mogelijk. Zo wordt vermeden dat de wettelijke samenwoning een al te gemakkelijk alternatief is om een verblijfsrecht te verkrijgen wanneer het huwelijk wordt geweigerd » (Parl. St., Kamer, 2012-2013, DOC 53-2673/006, p. 7).
B.3.4. Artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « Er is geen huwelijk wanneer, ondanks de gegeven formele toestemmingen tot het huwelijk, uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens één van de echtgenoten kennelijk niet is gericht op het totstandbrengen van een duurzame levensgemeenschap, maar enkel op het bekomen van een verblijfsrechtelijk voordeel dat is verbonden aan de staat van gehuwde ».
B.4.1. De wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten werd inzake gezinshereniging gewijzigd door de wet van 8 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/2011 pub. 12/09/2011 numac 2011000547 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot gezinshereniging sluiten. Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 8 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/2011 pub. 12/09/2011 numac 2011000547 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot gezinshereniging sluiten blijkt dat de wetgever wenste op te treden tegen misbruiken van de mogelijkheid tot gezinshereniging via een verklaring van wettelijke samenwoning (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0443/001, p. 3). Daarbij viseerde hij de « schijnsamenlevingsovereenkomsten » (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0443/018, p. 8). De toelichting bij het wetsvoorstel vermeldde daaromtrent : « Om onze samenleving leefbaar te houden en om nieuwkomers alle kansen te bieden in onze maatschappij is het belangrijk dat op diverse vlakken maatregelen genomen worden. Na de reeds genomen maatregelen tegen schijnhuwelijken moet de overheid dus ook meer aandacht besteden aan de misbruiken van de samenlevingscontracten met als doel een verblijfsvergunning te bekomen » (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0443/001, p. 4).
Tijdens de bespreking in de bevoegde commissie van de Kamer van volksvertegenwoordigers was een spreker van oordeel dat « schijnsamenwoning een ernstig knelpunt [vormt] » (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0443/018, p. 12). Een andere spreker erkende dat de wettelijke samenwoning « makkelijk aanleiding geeft tot misbruik, wat grote migratiestromen naar België op gang brengt » (ibid., p. 22).
B.4.2. Om dit te verhelpen stelde een lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers voor om de mogelijkheid tot gezinshereniging te beperken tot gehuwden, en wettelijk samenwonenden hiervan uit te sluiten (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0595/001). Dat voorstel werd evenwel verworpen als zijnde « overdreven » (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0443/018, p. 24). Een lid verklaarde dienaangaande : « De spreekster deelt de bezorgdheid van [...] aangaande de schijnsamenwoning, maar is verwonderd dat zij de wettelijke samenwoning wil afschaffen, of op zijn minst de eraan gekoppelde voordelen inzake vestiging wil opheffen. Een dergelijke maatregel zou inderdaad als neveneffect hebben dat een in België verblijvende homoseksueel niet langer een paar zou kunnen vormen met, bijvoorbeeld, een Oegandese homoseksueel. Aangezien de spreekster wil dat de wettelijke samenwoning in het Belgische recht wordt gehandhaafd, zal zij een amendement in die zin indienen » (ibid., p. 23).
B.4.3. Bijgevolg diende het lid in kwestie een amendement in dat ertoe strekte de partners die voor gezinshereniging in aanmerking willen komen, te verplichten aan een aantal voorwaarden te voldoen die het bewijs leveren dat ze een naar behoren geattesteerde duurzame en stabiele relatie onderhouden. Daartoe dienden ze aan te tonen dat ze een jaar lang ononderbroken in België of in het buitenland samenwonen, dat ze gedurende meer dan twee jaar regelmatig contact hebben gehad of dat ze een gemeenschappelijk kind hebben (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0443/018, p. 63). Dat amendement werd als volgt verantwoord : « Het samenlevingscontract wordt steeds vaker misbruikt sinds het een verblijfsrechtelijk voordeel kan opleveren. Na het verschijnsel van de schijnhuwelijken worden we steeds vaker geconfronteerd met de schijnsamenwoonst, louter voor het verblijfsrechtelijk voordeel.
Dit amendement legt strengere voorwaarden op voor het gebruik van het kanaal van de samenwoonst in het verkrijgen van een verblijfsvergunning » (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0443/002, p. 5). Het voormelde amendement betrof twee vreemdelingen die door middel van een wettelijk geregistreerd partnerschap verbonden zijn. Vervolgens werden gelijkaardige amendementen ingediend met betrekking tot Belgen en EU-onderdanen (zie Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0443/018, p. 131).
B.4.4. Die amendementen, en een later amendement dat ze verving (Parl.
St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0443/014), voorzagen erin dat, teneinde het stabiele en duurzame karakter van hun relatie aan te tonen, de persoon die een recht op gezinshereniging doet ontstaan ten aanzien van zijn partner een verbintenis tot tenlasteneming dient te ondertekenen, behoudens in het geval dat ze een gemeenschappelijk kind hebben. De afdeling wetgeving van de Raad van State merkte hieromtrent op dat « met een dergelijke verbintenis tot tenlasteneming, voor een periode van drie jaar, het duurzame en stabiele karakter van de partnerrelatie, [...] niet [kan] worden geattesteerd » (advies nr. 49.356/4 van 4 april 2011, Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0443/015, p. 7). Daarop werd een amendement ingediend, dat tot de in het geding zijnde bepaling heeft geleid, dat die voorwaarde heeft geschrapt. Dat amendement werd als volgt verantwoord : « De Raad van State geeft aan dat met een verbintenis tot tenlasteneming het duurzame en stabiele karakter van de partnerrelatie niet zou kunnen worden geattesteerd.
Het klopt dat de indieners deze tenlasteneming in de vreemdelingenwet wilden invoegen als controle-instrument wanneer het een aanvraag tot gezinshereniging betrof voor mensen met een wettelijk geregistreerd partnerschap. Na diverse maatregelen tegen de schijnhuwelijken en na de invoeging van de mogelijkheid om een verblijfsvergunning te bekomen op basis van samenwoonst door de wet van 15 september 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/09/2006 pub. 06/10/2006 numac 2006000703 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen sluiten, wordt echter vaak misbruik gemaakt van deze mogelijkheid om een verblijfrecht in ons land te bekomen.
De redenering van de Raad van State komt trouwens heel merkwaardig over. Het artikel 1477 B.W. stelt immers zeer duidelijk dat de wettelijk samenwonenden wel degelijk verplichtingen tegenover elkaar hebben, ook voor wat betreft de schulden die elk van hen zouden opbouwen. De verplichting tot de eventuele terugbetaling van kosten door partners blijft dus onverminderd bestaan in hoofde van deze bepaling uit het burgerlijk wetboek.
Hoe dan ook willen de indieners tegemoet komen aan de opmerkingen rond de tenlasteneming en werd deze expliciete verwijzing naar deze verplichting dan ook geschrapt in de voorgestelde tekst » (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0443/16, pp. 33-34).
B.5.1. Bij zijn arrest nr. 43/2015 van 26 maart 2015 heeft het Hof geoordeeld dat artikel 40bis, § 2, eerste lid, 2°, tweede lid, a), van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, zoals vervangen bij artikel 8 van de wet van 8 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/2011 pub. 12/09/2011 numac 2011000547 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot gezinshereniging sluiten, in samenhang gelezen met artikel 40ter van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten, zoals vervangen bij artikel 9 van de wet van 8 juli 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/2011 pub. 12/09/2011 numac 2011000547 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wat betreft de voorwaarden tot gezinshereniging sluiten, geen schending inhoudt van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het aan de buitenlandse onderdaan die overeenkomstig artikel 1476, § 1, van het Burgerlijk Wetboek een wettelijke samenwoning is aangegaan, de verplichting oplegt het stabiele en duurzame karakter van de relatie te bewijzen om voor gezinshereniging als familielid van een Belgische onderdaan in aanmerking te komen, terwijl die bewijslast niet bestaat voor de vreemdeling die met een Belgische onderdaan is gehuwd of voor de vreemdeling die met een Belg is verbonden door een geregistreerd partnerschap dat als gelijkwaardig met een huwelijk in België wordt beschouwd.
B.5.2. In de motivering van het voormelde arrest heeft het Hof geoordeeld dat het verschil in behandeling tussen gehuwden en wettelijk samenwonenden verantwoord was, mede rekening houdend met het bestaan van artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek, dat het tegengaan van schijnhuwelijken beoogt, terwijl een dergelijke bepaling, op het ogenblik van de feiten, zoals die zich hadden voorgedaan in het geschil voor de verwijzende rechter, niet bestond voor de wettelijke samenwoning.
B.5.3. Terecht merkt de verwijzende rechter op dat de situatie in de voorliggende zaak anders is, nu inmiddels met de totstandkoming van artikel 1476bis van het Burgerlijk Wetboek de wetgever ook het tegengaan van schijnsamenwoning betoogt.
B.5.4. De ambtenaar van de burgerlijke stand is bijgevolg niet enkel in staat de intenties na te gaan van twee personen die wensen te huwen. Sinds de inwerkingtreding van het voormelde artikel 1476bis van het Burgerlijk Wetboek geldt dat ook voor de wettelijke samenwoning.
Alvorens akte te nemen van de verklaring van wettelijke samenwoning kan de ambtenaar van de burgerlijke stand, bij twijfel, de melding van de verklaring uitstellen teneinde bijkomend onderzoek te verrichten (artikel 1476quater van het Burgerlijk Wetboek). De omzendbrief van 6 september 2013Relevante gevonden documenten type omzendbrief prom. 06/09/2013 pub. 23/09/2013 numac 2013009423 bron federale overheidsdienst justitie Omzendbrief inzake de wet van 2 juni 2013 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht, het Strafwetboek, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, met het oog op de strijd tegen de schijnhuwelijken en de schijnwettelijke samenwoningen sluiten (Belgisch Staatsblad van 23 september 2013) inzake de voormelde wet van 2 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2013 pub. 23/09/2013 numac 2013009405 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht, het Strafwetboek, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, met het oog op de strijd tegen de schijnhuwelijken en de schijnwettelijke samenwoningen sluiten preciseert in dat verband met name dat « de door de ambtenaar van de burgerlijke stand uitgevoerde controle [...] ook het nagaan [inhoudt] van de intenties van de aanstaande wettelijk samenwonenden » en hoe de beweringen moeten worden gecontroleerd van de partijen die aangeven « de intentie te hebben om een duurzame en stabiele partnerrelatie verder te zetten of te beginnen en deze te formaliseren ».
B.6.1. De vraag rijst of het bovenstaande tot gevolg heeft dat voor het verschil in behandeling dat door de artikelen 40bis, § 2, en 40ter van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten wordt gemaakt tussen gehuwden en wettelijk samenwonenden niet langer een verantwoording zou bestaan.
B.6.2. De artikelen 146bis en 1476bis van het Burgerlijk Wetboek maken deel uit van de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek die de burgerrechtelijke aspecten van de verschillende vormen van samenleving tussen personen regelen. Ze beogen te verhinderen dat de instituten van het huwelijk en de wettelijke samenwoning worden afgewend van hun doel door de totstandkoming te verhinderen van een huwelijk of van een wettelijke samenwoning indien uit een geheel van omstandigheden blijkt dat de intentie van minstens één van beide partijen kennelijk enkel gericht is op het verkrijgen van een verblijfsrechtelijk voordeel.
De artikelen 40bis en 40ter van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten daarentegen stellen de zeer specifieke voorwaarden vast waaraan de familieleden van een Unieburger of van een Belg moeten voldoen om voor een verblijf op basis van gezinshereniging in aanmerking te komen. Aan die voorwaarden moet voldaan zijn op het ogenblik van de aanvraag van de verblijfstitel. De artikelen stellen als voorwaarde voor gezinshereniging tussen partners dat er sprake is van een geldig huwelijk of een naar behoren geattesteerde duurzame en stabiele relatie.
B.6.3. Volgens artikel 40ter, § 2, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten wordt er naar aanleiding van het onderzoek van een aanvraag tot gezinshereniging, gebaseerd op een voltrokken huwelijk, waarvoor een attest van geen huwelijksbeletsel werd afgeleverd, geen nieuw onderzoek uitgevoerd, tenzij er nieuwe gegevens zijn. Bij de invoering van die bepaling door de wet van 2 juni 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/06/2013 pub. 23/09/2013 numac 2013009405 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht, het Strafwetboek, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, met het oog op de strijd tegen de schijnhuwelijken en de schijnwettelijke samenwoningen sluiten heeft de wetgever geen vergelijkbare regeling ingevoerd voor de wettelijke samenwoning. Aldus heeft hij de overheden die belast zijn met het onderzoek van een aanvraag tot gezinshereniging op basis van een wettelijke samenwoning, in tegenstelling tot wat bij een voltrokken huwelijk het geval is, niet vrijgesteld van een nieuw onderzoek.
B.6.4. Terwijl voor gehuwden het bestaan van een geldig huwelijk volstaat, dienen de samenwonenden het bewijs voor te leggen van een naar behoren geattesteerde duurzame en stabiele partnerrelatie.
Bijgevolg is er niet enkel de formele vereiste krachtens welke de samenwoning naar behoren geattesteerd moet zijn, maar die samenwoning dient tevens duurzaam en stabiel te zijn.
B.7.1. In het Belgische recht is de wettelijke samenwoning niet gelijkgesteld met het huwelijk. Beide samenlevingsvormen verschillen niet enkel fundamenteel wat de totstandkoming en de beëindiging ervan betreft. De juridische toestand waarin de echtgenoten, enerzijds, en de wettelijk samenwonenden, anderzijds, zich bevinden, verschilt ook wat hun persoonlijke verplichtingen jegens elkaar en hun vermogensrechtelijke toestand betreft.
B.7.2. De bepalingen van het Burgerlijk Wetboek die de strijd tegen schijnsamenwoning beogen zijn grotendeels geïnspireerd door de bepalingen die beogen schijnhuwelijken tegen te gaan. Die keuze heeft evenwel niet tot gevolg dat de wetgever ertoe gehouden is om wettelijk samenwonenden zoals gehuwden te behandelen wanneer hij de voorwaarden voor gezinshereniging vaststelt.
B.8.1. Zoals in B.4 is vermeld, wenste de wetgever met de in het geding zijnde bepalingen op te treden tegen misbruiken begaan bij schijnsamenwoning teneinde een verblijfstitel te bekomen.
Zoals in B.5.4 is vermeld, dient de ambtenaar van de burgerlijke stand bij het afleggen van een verklaring tot wettelijke samenwoning na te gaan of de betrokkenen de intentie hebben om een duurzame en stabiele relatie aan te gaan of verder te zetten. Het is niet uitgesloten dat na de totstandkoming van de wettelijke samenwoning, bij het onderzoek van de aanvraag tot gezinshereniging, blijkt dat de partnerrelatie in werkelijkheid niet duurzaam en stabiel is. In dat verband dient erop te worden gewezen dat de verplichtingen tot samenwoning en getrouwheid die door artikel 213 van het Burgerlijk Wetboek worden opgelegd aan gehuwden niet gelden voor wettelijk samenwonenden.
In het licht van de door de wetgever nagestreefde doelstelling is het derhalve pertinent om niet enkel te vereisen dat het partnerschap wettelijk is geregistreerd, doch tevens dat het bewijs wordt geleverd dat de relatie duurzaam en stabiel is op het ogenblik van de aanvraag tot gezinshereniging.
B.8.2. Luidens de in het geding zijnde bepaling is het duurzaam en stabiel karakter van de partnerrelatie aangetoond in drie gevallen : (1) indien de partners bewijzen dat zij gedurende minstens één jaar, voorafgaand aan de aanvraag, hebben samengewoond;(2) indien zij bewijzen dat zij elkaar sedert ten minste twee jaar, voorafgaand aan de aanvraag, kennen en het bewijs leveren dat zij regelmatig, telefonisch, via briefwisseling of elektronische berichten met elkaar contact onderhielden en dat zij elkaar in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag driemaal ontmoet hebben en dat deze ontmoetingen in totaal 45 of meer dagen betreffen; (3) indien de partners een gemeenschappelijk kind hebben.
B.8.3. Die drie gevallen, waarvan de naleving niet dient te worden gecontroleerd in het kader van artikel 1476bis van het Burgerlijk Wetboek, geven de vreemdeling die een verblijfsrecht in het kader van gezinshereniging wil verkrijgen en de partner bij wie hij zich wil voegen, voldoende mogelijkheden om aan te tonen dat hun partnerrelatie duurzaam en stabiel is. Aldus kunnen de voorwaarden, die door de in het geding zijnde bepalingen worden gesteld aan de wettelijk samenwonende partners, niet als onevenredig met de door de wetgever nagestreefde doelstellingen worden beschouwd.
B.9.1. Het feit dat ook artikel 1476bis van het Burgerlijk Wetboek het tegengaan van misbruiken bij de totstandkoming van schijnsamenwoning beoogt, ontneemt de in het geding zijnde bepalingen hun verantwoording niet.
B.9.2. De personen die een verklaring van wettelijke samenwoning afleggen met louter de bedoeling een verblijfsstatuut te verkrijgen, maken misbruik van zowel het burgerrechtelijk instituut van de wettelijke samenwoning als van de procedure voor gezinshereniging.
Terwijl artikel 1476bis van het Burgerlijk Wetboek dat misbruik beoogt tegen te gaan op het niveau van de registratie van de wettelijke samenwoning door te peilen naar de intenties van de betrokkenen, beoogt de in het geding zijnde bepaling een onderzoek naar de werkelijke duurzaamheid en de stabiliteit van de samenwoning in het kader van de verblijfsreglementering.
B.9.3. Beide controles worden uitgevoerd door onderscheiden administraties, te weten de ambtenaar van de burgerlijke stand en de Dienst Vreemdelingenzaken. Beide procedures hebben ook onderscheiden rechtsgevolgen : terwijl de controle bedoeld in de artikelen 1476bis en 1476quater van het Burgerlijk Wetboek kan leiden tot een weigering om melding te maken van de verklaring van wettelijke samenwoning in het bevolkingsregister en tot strafsancties, leidt de controle bedoeld in de in het geding zijnde bepaling tot de weigering om een verblijfstitel toe te kennen op grond van gezinshereniging.
Het gaat om complementaire procedures die elkaar versterken, aangezien de artikelen 63, § § 3 en 4, 167, 1476, § 1, vierde lid, en 1476quater van het Burgerlijk Wetboek, alsook de omzendbrief van 17 september 2013Relevante gevonden documenten type omzendbrief prom. 17/09/2013 pub. 23/09/2013 numac 2013009424 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Omzendbrief betreffende de gegevensuitwisseling tussen de ambtenaren van de burgerlijke stand en de Dienst Vreemdelingenzaken ter gelegenheid van een huwelijksaangifte of een verklaring van een wettelijke samenwoning van een vreemdeling in illegaal of precair verblijf type omzendbrief prom. 17/09/2013 pub. 04/12/2013 numac 2013000759 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Omzendbrief betreffende de gegevensuitwisseling tussen de ambtenaren van de burgerlijke stand en de Dienst Vreemdelingenzaken ter gelegenheid van een huwelijksaangifte of een verklaring van een wettelijke samenwoning van een vreemdeling in illegaal of precair verblijf. - Duitse vertaling sluiten « betreffende de gegevensuitwisseling tussen de ambtenaren van de burgerlijke stand en de Dienst Vreemdelingenzaken ter gelegenheid van een huwelijksaangifte of een verklaring van een wettelijke samenwoning van een vreemdeling in illegaal of precair verblijf » (Belgisch Staatsblad van 23 september 2013) in dit kader voorzien in een uitwisseling van gegevens tussen de ambtenaren van de burgerlijke stand en de Dienst Vreemdelingenzaken.
B.9.4. Ten slotte dient erop te worden gewezen dat het verschil in behandeling waarover het Hof wordt ondervraagd het gevolg is van de keuze die partners maken voor de ene of de andere samenlevingsvorm. De wetgever heeft redelijkerwijze kunnen oordelen dat de samenwonende partners die ervoor kiezen door de wettelijke samenwoning en niet door het huwelijk te worden verbonden, de voor- en nadelen van de ene en de andere samenlevingsvorm kennen en de juridische gevolgen van hun keuze aanvaarden.
B.10. De in het geding zijnde bepaling heeft geen gevolgen die onevenredig zijn met het nagestreefde doel en is bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
B.11. De combinatie van die grondwetsbepalingen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens is niet van die aard dat ze tot een ander resultaat leidt. Uit die internationale verdragsbepaling vloeit immers geen algemene verplichting voort om een vreemdeling die een verklaring van wettelijke samenwoning met een Belg aflegt, een verblijfsrecht toe te kennen (vgl. EHRM, 28 mei 1985, Abdulaziz, Cabales en Balkandali t. Verenigd Koninkrijk, § 68) en belet niet dat de gezinshereniging aan voorwaarden wordt onderworpen.
Gelet op hetgeen voorafgaat, is de inmenging in het privé- en gezinsleven van de betrokken vreemdeling, die voortvloeit uit de in het geding zijnde bepaling, redelijk verantwoord.
B.12. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 40bis, § 2, eerste lid, 2°, van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, in samenhang gelezen met artikel 40ter van dezelfde wet, schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 12 oktober 2017.
De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, J. Spreutels