gepubliceerd op 29 maart 2017
Uittreksel uit arrest nr. 10/2017 van 25 januari 2017 Rolnummer 6367 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 95 van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Lu Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 10/2017 van 25 januari 2017 Rolnummer 6367 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 95 van de
wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
30/12/1992
pub.
18/06/2012
numac
2012000355
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels
sluiten houdende sociale en diverse bepalingen, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en F. Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 11 februari 2016 in zake de bvba « ACREFI PM » tegen het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 23 februari 2016, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 95 van de wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten, in de interpretatie van het Grondwettelijk Hof volgens welke de bijdrage ingesteld bij de wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen, in titel III ervan, met betrekking tot de invoering van een jaarlijkse bijdrage ten laste van de vennootschappen bestemd voor het sociaal statuut der zelfstandigen, een belasting is (arrest nr. 142/2010 van 16 december 2010) en indien de belastingrechter van de rechtbank van eerste aanleg op grond van artikel 569, 32°, van het Gerechtelijk Wetboek materieel bevoegd is om uitspraak te doen over de wettigheid van een dergelijke bijdrage, de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en, in voorkomend geval, met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, dat het recht op een eerlijk proces waarborgt, alsook met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol, dat het eigendomsrecht waarborgt, - in zoverre het de invordering van de bijzondere bijdrage toevertrouwt aan de sociale verzekeringskassen, onder het toezicht van de Minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft, kassen die noch onder de activiteit noch onder de bijzondere openbare opdrachten van de fiscale administraties vallen; - in zoverre de regels met betrekking tot de invordering ervan (de verjaring, het dwangbevel als buitengerechtelijke uitvoerbare titel en de zekerheden) zijn opgesteld naar het model van die welke van toepassing zijn op de sociale bijdragen voor zelfstandigen, en; - in zoverre de handelsvennootschappen die zich ertegen verzetten, het recht wordt ontzegd dat hun zaak wordt beoordeeld door een gespecialiseerde rechterlijke instantie die de arbeidsrechtbank is, die bevoegd is op grond van artikel 581, 8°, van het Gerechtelijk Wetboek, terwijl de andere rechtzoekenden die elkaars tegenpartij zijn in het kader van een geschil met betrekking tot de sociale zekerheid der zelfstandigen dat recht niet wordt ontzegd ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 95 van de wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen bepaalt : « § 1. De sociale verzekeringskassen zijn belast met de invordering van de bijdrage, zo nodig langs gerechtelijke weg. § 1bis. Onverminderd hun recht om voor de rechter te dagvaarden, kunnen de sociale verzekeringsfondsen als inninginstellingen van de bijdragen de bedragen die hen verschuldigd zijn eveneens bij wijze van dwangbevel invorderen.
De Koning bepaalt de voorwaarden en modaliteiten van vervolging door middel van dwangbevel evenals de kosten die eruit voortvloeien en hun tenlastelegging. § 2. De invordering van de in dit hoofdstuk bepaalde bijdrage verjaart na vijf jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarvoor ze verschuldigd is.
De verjaring wordt gestuit : 1° op de wijze bepaald in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek;2° met een ter post aangetekende brief of een deurwaardersaanmaning waarbij de sociale verzekeringskas die belast is met de invordering, de verschuldigde bijdrage opeist. § 3. De vordering tot terugbetaling van de ten onrechte betaalde bijdrage verjaart na vijf jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de onverschuldigde bijdrage werd betaald.
De verjaring wordt gestuit : 1° op de wijze bepaald in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek;2° met een ter post aangetekende brief door de vennootschap gericht aan de sociale verzekeringskas die de bijdrage heeft geïnd en waarbij de terugbetaling van de ten onrechte betaalde bijdrage wordt opgeëist. § 4. Wanneer, door nalatigheid van een sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen, in artikel 91 bedoelde bijdragen niet konden worden ingevorderd, wordt het fonds ervoor aansprakelijk verklaard bij beslissing van de minister van Middenstand en worden de sommen in kwestie ten laste gelegd van de opbrengst van de bijdragen die bestemd zijn om de werkingskosten van het betrokken fonds te dekken. § 5. De sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen mogen van de aangesloten vennootschappen de terugbetaling vorderen van de kosten die veroorzaakt zijn door de rappelbrieven die ze, eventueel langs gerechtsdeurwaarder, aan de vennootschappen hebben moeten richten in geval van laattijdige bijdragebetaling.
De minister van Middenstand kan forfaitaire bedragen bepalen welke de fondsen uit dien hoofde mogen vragen.
De bij deze paragraaf bedoelde kosten worden ingevorderd zoals de in artikel 91 bedoelde bijdragen ».
B.2. De verwijzende rechter stelt aan het Hof een vraag over de bestaanbaarheid van die bepaling met de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en, in voorkomend geval, met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens alsook met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, « in de interpretatie van het Grondwettelijk Hof volgens welke de bijdrage ingesteld bij de wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten [...], een belasting is [...] en indien de belastingrechter van de rechtbank van eerste aanleg op grond van artikel 569, [eerste lid,] 32°, van het Gerechtelijk Wetboek materieel bevoegd is om uitspraak te doen over de wettigheid van een dergelijke bijdrage », - in zoverre zij de invordering van de bijzondere bijdrage toevertrouwt aan de socialeverzekeringskassen, onder het toezicht van de Minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft, kassen die noch onder de activiteit, noch onder de bijzondere openbare opdrachten van de fiscale administraties vallen (eerste onderdeel); - in zoverre de regels met betrekking tot de invordering ervan (de verjaring, het dwangbevel als buitengerechtelijke uitvoerbare titel en de zekerheden) zijn opgesteld naar het model van die welke van toepassing zijn op de sociale bijdragen voor zelfstandigen (tweede onderdeel) en; - in zoverre de handelsvennootschappen die zich ertegen verzetten, het recht wordt ontzegd dat hun zaak wordt beoordeeld door een gespecialiseerde rechterlijke instantie die de arbeidsrechtbank is, die bevoegd is op grond van artikel 581, 8°, van het Gerechtelijk Wetboek, terwijl de andere rechtzoekenden die elkaars tegenpartij zijn in het kader van een geschil met betrekking tot de sociale zekerheid der zelfstandigen dat recht niet wordt ontzegd (derde onderdeel).
B.3. Artikel 91 van de wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen, zoals het werd gewijzigd bij artikel 279 van de programmawet van 22 december 2003 en bij artikel 23 van de wet van 29 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/03/2012 pub. 30/03/2012 numac 2012021057 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 29/03/2012 pub. 30/03/2012 numac 2012021058 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen (I), bepaalt : « De vennootschappen zijn een jaarlijkse forfaitaire bijdrage verschuldigd.
De Koning stelt, opdat het van toepassing zal zijn vanaf 2004, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de door vennootschappen verschuldigde bijdragen vast, maar zonder dat deze de 868 EUR kunnen overschrijden. Hierbij kan Hij een onderscheid maken op basis van criteria die rekening houden met de omvang van de vennootschap ».
B.4.1. De in het geding zijnde bijdrage ten laste van de vennootschappen ten gunste van het stelsel van de sociale zekerheid der zelfstandigen werd oorspronkelijk als een eenmalige forfaitaire bijdrage van 7 000 frank ingevoerd bij artikel 78 van de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen.
Tegen die bepaling werd een beroep tot vernietiging ingesteld. In zijn arrest nr. 77/93 van 3 november 1993, waarbij dat beroep werd verworpen, heeft het Hof geoordeeld : « B.3.2. De invoering, bij de bestreden bepalingen, van een forfaitaire bijdrage ten laste van de vennootschappen kan worden verantwoord op grond van de overweging dat, indien diegenen die de activiteit die zij in vennootschapsvorm uitoefenen, als zelfstandige zouden uitoefenen, zij gehouden zouden zijn tot betaling van de sociale bijdragen die krachtens het sociaal statuut der zelfstandigen verschuldigd zijn; de wetgever heeft overigens rekening gehouden met de omstandigheid dat de verlaging van de grondslag van die bijdragen precies voortvloeide uit het feit dat talrijke zelfstandigen zich aan de lasten die op natuurlijke personen wegen, hadden onttrokken door een beroep te doen op het procédé van de zogeheten ' eenpersoonsvennootschap ' of door een vennootschap op te richten (verklaring van de Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Landbouw in de Senaatscommissie, Gedr. St., Senaat, verslag, B.Z. 1991-1992, nr. 315/4, p. 11; in dezelfde zin, pp. 6 en 10; memorie van toelichting, nr. 315/1, p. 28; Kamer, verslag, B.Z. 1991-1992, nr. 480/7, pp. 9 en 12).
B.3.3. Het staat aan de wetgever, geplaatst voor een belangrijk tekort in het ' sociaal statuut ' der zelfstandigen (Senaat, nr. 315/4, voormeld, p. 4), te oordelen in hoeverre het opportuun is om, eerder dan de sociale bijdragen van de zelfstandigen te verhogen (idem, p. 14) of het fiscaal statuut van de vennootschappen te wijzigen (Kamer, nr.480/7, voormeld, p. 9), aan de vennootschappen de verplichting op te leggen een bijdrage te leveren tot de financiering van het stelsel van de sociale zekerheid der zelfstandigen wanneer het financiële evenwicht ervan bedreigd wordt door de omzetting, die door een onderscheiden wetgeving mogelijk is gemaakt, van beroepsactiviteiten als zelfstandige in activiteiten als vennoot of als dusdanig beschouwde activiteiten. Daarbij vermag de wetgever evenwel niet de draagwijdte van de artikelen 6 en 6bis van de Grondwet te miskennen door een beroep te doen op een middel dat onevenredig is ten aanzien van het beoogde doel.
B.3.4. Het begrip forfait, zoals het in de bestreden bepaling voorkomt, is de tegenpool van het begrip evenredigheid. Het kan evenwel worden aangenomen dat, met name in sociale aangelegenheden, overwegingen van doeltreffendheid en kosten de wetgever verhinderen rekening te houden met het feit dat de vennootschappen zich in de meest diverse toestanden bevinden, temeer daar het uitwerken of in werking stellen van afgelijnde maatregelen ertoe zou hebben geleid de verwezenlijking van die doelstelling op de helling te zetten, of althans te vertragen (Senaat, nr. 315/4, voormeld, p. 17). Rekening houdend met de kleine omvang of de moeilijke situatie van talrijke vennootschappen, zou een zo radicale vereenvoudiging niet toelaatbaar zijn geweest voor de invoering van een bijdrage waarvan het bedrag aanzienlijk hoger ligt ».
B.4.2. Bij de wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad, 9 januari 1993) werd de eenmalige bijdrage vervangen door een jaarlijkse bijdrage.
In de parlementaire voorbereiding wordt uiteengezet : « Voor het jaar 1992 werd aan de vennootschappen een forfaitaire bijdrage opgelegd bestemd voor het statuut der zelfstandigen. Deze maatregel was ingegeven door het toenemend belang van het aantal vennootschappen en door de precaire financiële situatie waarin het sociaal statuut der zelfstandigen verkeerde.
Gelet op het feit dat bovenvermelde tendensen zich doorzetten, wordt, met het oog op een duurzaam financieel evenwicht van genoemd statuut, deze bijdrage bestendigd » (Parl. St., Senaat, 1992-1993, nr. 526-1, p. 27). B.4.3. Artikel 91 van de voormelde wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten werd vervangen bij artikel 279 van de programmawet van 22 december 2003.
De nieuwe redactie van artikel 91 is het gevolg van het aannemen van een amendement dat als volgt was verantwoord : « Bij wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten werd, in opvolging van een eenmalige bijdrage, een jaarlijkse bijdrage ten laste van de vennootschappen, bestemd voor het sociaal statuut der zelfstandigen, ingevoerd.
Deze jaarlijkse bijdrage werd aanvankelijk vastgesteld op 7.000 BEF om vervolgens, bij koninklijk besluit van 18 november 1996, te worden opgetrokken naar 12.500 BEF (omgezet naar 310 EUR overeenkomstig het koninklijk besluit van 20 juli 2000Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003475 bron ministerie van middenstand en landbouw Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de grondwet, voor wat Landbouw en Middenstand betreft type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003467 bron ministerie van financien Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 26juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet en die ressorteert onder het Ministerie van Financiën type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003477 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit houdende uitvoering inzake justitie van de wet van 30 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003469 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet voor de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003480 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit houdende uitvoering inzake de aangelegenheden die ressorteren onder het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet sluiten). Ingevolge de indexering bedraagt de bijdrage voor het jaar 2003, 335 EUR. Bij onderhavig amendement wordt de bevoegdheid de jaarlijkse bijdrage ten laste van de vennootschappen, bestemd voor het sociaal statuut der zelfstandigen, vast te stellen, overgedragen aan de Koning. Bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad kunnen voortaan verschillende jaarlijkse bijdragen worden vastgesteld in functie van inzonderheid de omvang van de vennootschap. De Koning kan aldus criteria vastleggen die een onderscheid maken tussen diverse types van vennootschappen, gerelateerd met hun omvang. Naargelang het type van vennootschap waartoe men behoort, zal de ene of de andere bijdrage verschuldigd zijn » (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0473/018, p. 11).
Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de bevoegde minister met het amendement akkoord ging. Op een vraag van een parlementslid antwoordde de minister : « [...] het forfait zal worden vastgesteld in functie van de grootte van het bedrijf. De concrete criteria zijn nog niet vastgelegd. Bij de aanvang van de Ronde Tafel Conferentie waren er problemen. Daarom heeft er voorafgaandelijk overleg plaatsgevonden. Op de eerste vergadering bleek dat één van de problemen voor de sector van de middenstand de bijdragen betroffen. Daarom werd voorgesteld deze bijdragen te moduleren. De beslissingen van het regeringsconclaaf zullen worden uitgevoerd. De kleine vennootschappen zullen lagere bijdragen betalen » (Parl. St., Kamer, 2003-2004, DOC 51-0473/031, pp. 15-16).
B.4.4. Naar aanleiding van de vraag of die bepaling bestaanbaar is met de artikelen 10, 11, 170, 172 en 173 van de Grondwet, heeft het Hof de aard van die bijdrage onderzocht in zijn arresten nrs. 142/2010 en 103/2011. Bij zijn arrest nr. 103/2011 heeft het aldus geoordeeld : « B.4.1. Het Hof dient eerst te onderzoeken of de in het geding zijnde bijdrage als een belasting dan wel als een socialezekerheidsbijdrage dient te worden beschouwd. Enkel in het eerste geval kan immers een schending van de artikelen 170, 172 en 173 van de Grondwet worden aangevoerd.
B.4.2. De artikelen 170, 172 en 173 van de Grondwet bevatten het wettigheidsbeginsel inzake belastingen en retributies. Zij zijn niet van toepassing op socialezekerheidsbijdragen. Hoewel belastingen en socialezekerheidsbijdragen door hun verplichtend karakter gemeenschappelijke kenmerken kunnen hebben, zijn zij fundamenteel verschillend : de belastingen dienen om de algemene uitgaven van openbaar nut te dekken, terwijl de socialezekerheidsbijdragen bij uitsluiting bestemd zijn voor de financiering van stelsels van tegemoetkomingen ter vervanging of aanvulling van het inkomen uit arbeid.
Het betalen van de in het geding zijnde bijdrage doet geen bijkomende rechten op het vlak van de sociale zekerheid ontstaan, zodat een band met de sociale zekerheid van de bijdrageplichtige personen ontbreekt.
Daaruit volgt dat de in het geding zijnde bijdrage geen socialezekerheidsbijdrage is, maar een belasting in de zin van de artikelen 170 en 172 van de Grondwet.
In tegenstelling tot wat de Ministerraad beweert, wordt aan die vaststelling geen afbreuk gedaan door het gegeven dat de opbrengst van die bijdrage voor de financiering van het stelsel van de sociale zekerheid der zelfstandigen is bestemd, noch door de fiscale aftrekbaarheid van die bijdrage ».
B.4.5. Bij die arresten heeft het Hof derhalve voor recht gezegd dat artikel 91 van de wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen, zoals gewijzigd bij artikel 279 van de programmawet van 22 december 2003, artikel 170 van de Grondwet schendt, doch enkel in zoverre het het woord « inzonderheid » bevat. Die bepaling machtigde de Koning immers ertoe rekening te houden met andere criteria dan de omvang van de vennootschap.
B.4.6. Het woord « inzonderheid » is vervolgens opgeheven bij artikel 23 van de voormelde wet van 29 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/03/2012 pub. 30/03/2012 numac 2012021057 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 29/03/2012 pub. 30/03/2012 numac 2012021058 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten.
Ten aanzien van het derde onderdeel van de prejudiciële vraag B.5. Het derde onderdeel van de prejudiciële vraag handelt over de rechterlijke instantie die bevoegd is om kennis te nemen van de geschillen met betrekking tot de verplichting voor de vennootschappen om een bijdrage te betalen bestemd voor het sociaal statuut van de zelfstandigen, ingesteld bij artikel 91 van de voormelde wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten.
B.6. Zoals de Ministerraad en de verwerende partij voor de verwijzende rechter doen opmerken, is het niet de in het geding zijnde bepaling die de rechterlijke instantie bepaalt die bevoegd is om kennis te nemen van de geschillen met betrekking tot de verplichting voor de vennootschappen om krachtens hoofdstuk III van titel III van de wet van 26 juni 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/1992 pub. 31/03/2011 numac 2011000187 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen, en krachtens hoofdstuk II van titel III van de wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen, een bijdrage te betalen bestemd voor het sociaal statuut van de zelfstandigen, maar artikel 581, 8°, van het Gerechtelijk Wetboek. De prejudiciële vraag beoogt, als te toetsen norm, noch die bepaling, noch artikel 569, eerste lid, 32°, van het Gerechtelijk Wetboek, dat aan de rechtbank van eerste aanleg de bevoegdheid toewijst om kennis te nemen van de geschillen met betrekking tot de toepassing van een belastingwet.
Volgens artikel 27, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof dient de verwijzingsbeslissing te preciseren welke wetskrachtige bepalingen het onderwerp uitmaken van de vraag.
Het Hof kan een prejudiciële vraag niet uitbreiden tot bepalingen die door de verwijzende rechter niet aan het Hof zijn voorgelegd.
B.7. Het derde onderdeel van de prejudiciële vraag is onontvankelijk.
Ten aanzien van het eerste onderdeel van de prejudiciële vraag B.8. Met het eerste onderdeel stelt de verwijzende rechter aan het Hof een vraag over de bestaanbaarheid van artikel 95 van de wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten met de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en, in voorkomend geval, met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens alsook met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, in zoverre het de invordering van de bijzondere bijdrage toevertrouwt aan de socialeverzekeringskassen, onder het toezicht van de Minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft, kassen die noch onder de activiteit, noch onder de bijzondere openbare opdrachten van de fiscale administraties vallen.
B.9. Uit de bewoordingen van het eerste onderdeel van de prejudiciële vraag blijkt dat daarin enkel paragraaf 1 en paragraaf 1bis van artikel 95 van de wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten worden beoogd, die bepalen : « § 1. De sociale verzekeringskassen zijn belast met de invordering van de bijdrage, zo nodig langs gerechtelijke weg. § 1bis. Onverminderd hun recht om voor de rechter te dagvaarden, kunnen de sociale verzekeringsfondsen als inninginstellingen van de bijdragen de bedragen die hen verschuldigd zijn eveneens bij wijze van dwangbevel invorderen.
De Koning bepaalt de voorwaarden en modaliteiten van vervolging door middel van dwangbevel evenals de kosten die eruit voortvloeien en hun tenlastelegging ».
Volgens artikel 88 van dezelfde wet moet worden verstaan onder « b) ' Sociale verzekeringskas ' : de vrije sociale verzekeringskassen voor zelfstandigen en de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen, opgericht in uitvoering van artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen ».
B.10. Bij artikel 170, § 1, van de Grondwet wordt de beslissing tot invoering van een belasting en de vaststelling van de essentiële elementen ervan voorbehouden aan de democratisch verkozen beraadslagende vergaderingen.
Dat artikel verbiedt de wetgever niet de socialeverzekeringskassen die door artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 « houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen » belast zijn met opdrachten van openbare dienst, te machtigen om de in het geding zijnde bijdrage in te vorderen, zelfs indien die bijdrage als belasting is gekwalificeerd. Hoewel zij van fiscale aard is, in de zin van de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, blijft de in het geding zijnde bijdrage, door de bestaansreden ervan, verwant aan een sociale bijdrage met als gevolg dat zij is opgenomen in het systeem van het sociaal statuut der zelfstandigen. In hun hoedanigheid van schuldeisers van bijdragen die zijn bedoeld voor de financiering van een socialezekerheidsregeling die overigens door de overheid wordt gefinancierd, moeten de socialeverzekeringskassen daartoe door haar worden erkend (artikel 20, § 1, van het koninklijk besluit nr. 38) en oefenen zij in die zin een opdracht van openbare dienst uit.
Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 27 december 2005Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2005 pub. 30/12/2005 numac 2005021183 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen, waarvan artikel 63 paragraaf 1bis in de in het geding zijnde bepaling heeft ingevoegd, blijkt trouwens dat de mogelijkheid om de bijdragen bij wijze van dwangbevel in te vorderen in het verlengde ligt van de programmawet van 20 juli 2005, die het voor de inningsinstellingen van sociale bijdragen voor zelfstandigen mogelijk heeft gemaakt een betere invordering te verzekeren van de sociale bijdragen die hen verschuldigd zijn (Parl. St., Kamer, 2005-2006, DOC 51-2098/001, p. 53).
B.11. Het eerste onderdeel van de prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Ten aanzien van het tweede onderdeel van de prejudiciële vraag B.12. Met het tweede onderdeel stelt de verwijzende rechter aan het Hof een vraag over de bestaanbaarheid van artikel 95 van de wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten met de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en, in voorkomend geval, met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens alsook met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, in zoverre de regels met betrekking tot de invordering van de bijzondere bijdrage (de verjaring, het dwangbevel als buitengerechtelijke uitvoerbare titel en de zekerheden) zijn opgesteld naar het model van die welke van toepassing zijn op de sociale bijdragen voor zelfstandigen.
B.13. Het verschil in behandeling tussen bepaalde categorieën van personen dat voortvloeit uit de toepassing van verschillende procedureregels in verschillende omstandigheden, houdt op zich geen discriminatie in. Van discriminatie zou slechts sprake kunnen zijn, indien het verschil in behandeling dat voortvloeit uit de toepassing van die procedureregels een onevenredige beperking van de rechten van de daarbij betrokken personen met zich zou meebrengen.
B.14. Noch uit de bewoordingen van de prejudiciële vraag, noch uit de motivering van de verwijzingsbeslissing, noch uit de voor het Hof uitgewisselde argumenten blijkt dat de in het geding zijnde bepaling op onevenredige wijze afbreuk zou doen aan de rechten van de betrokken personen.
B.15. Het tweede onderdeel van de prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 95 van de wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen schendt niet de artikelen 170 en 172 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet en met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens alsook met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 25 januari 2017.
De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels