gepubliceerd op 18 mei 2009
Uittreksel uit arrest nr. 63/2009 van 25 maart 2009 Rolnummer 4506 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 102 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, gesteld door het Arbeidshof te Luik. Het Grondw samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, (...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 63/2009 van 25 maart 2009 Rolnummer 4506 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 102 van de herstel
wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
22/01/1985
pub.
12/08/2013
numac
2013000511
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten houdende sociale bepalingen, gesteld door het Arbeidshof te Luik.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters P. Martens, R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels en T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 5 augustus 2008Relevante gevonden documenten type arrest prom. 05/08/2008 pub. 01/10/2008 numac 2008003351 bron commissie voor het bank-, financie- en assurantiewezen Besluit van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen tot wijziging van de lijst van de naamloze vennootschappen en de commanditaire vennootschappen op aandelen die een openbaar beroep op het spaarwezen doen of gedaan hebben sluiten in zake de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening tegen Nathalie Befays, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 11 augustus 2008, heeft het Arbeidshof te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Voert artikel 102 van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen, in die zin geïnterpreteerd dat het het recht op een uitkering wegens loopbaanonderbreking aan de voltijds tewerkgestelde werknemers enkel toekent indien zij zijn tewerkgesteld bij één enkele werkgever, een discriminatie in die strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet, tussen, enerzijds, de voltijds tewerkgestelde werknemers in dienst van één enkele werkgever en, anderzijds, de werknemers die voltijds zijn tewerkgesteld doordat zij minstens twee deeltijdse betrekkingen cumuleren, werknemers die, in tegenstelling tot de eerstgenoemden, door het feit dat zij verscheidene werkgevers hebben, verstoken zouden zijn van het recht op deeltijds ouderschapsverlof gedurende meer dan drie maanden ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 102 van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen (hierna : de herstelwet).
Ten aanzien van de context van de in het geding zijnde bepaling B.2.1. De artikelen 99 tot 107 van de herstelwet organiseren een systeem van onderbreking van de beroepsloopbaan teneinde « de flexibiliteit in de arbeidsorganisatie te verbeteren » (Parl. St., Senaat, 1984-1985, nr. 757/1, p. 2).
Die bepalingen willen aldus « bijdragen tot een herverdeling van de beschikbare arbeid » (ibid., p. 36).
B.2.2. Wat de bepalingen in verband met de loopbaanonderbreking betreft, lichtte de minister in zijn uiteenzetting toe : « De bepalingen van deze afdeling hebben een dubbele bedoeling.
Enerzijds wordt uitgegaan van de idee dat men aan de individuele werknemer de mogelijkheid moet geven, tijdens zijn loopbaan, soepeler in te spelen op persoonlijke aspiraties en noodwendigheden. Deze kunnen van familiale aard zijn, zoals bv de opvang van kinderen na de geboorte of bij adoptie, het bijstaan van familie of vrienden bij ziekte of overlijden of van persoonlijke aard, zoals bv. bijscholing, reizen, e.a.
Actueel ontbreekt immers deze vorm van persoonlijke flexibiliteit.
Ofwel is men aangewezen op het nemen van ' verlof zonder wedde ' wat het wegvallen impliceert van alle sociale zekerheid ofwel dient men een dienstbetrekking op te geven.
Vandaar dat een wettelijk stramien opgebouwd wordt waarbinnen werkgevers en werknemers afspraken kunnen maken betreffende de onderbreking of de herschikking van de beroepsloopbaan. [...] Aangezien anderzijds deze maatregelen kaderen in een politiek van herverdeling van de beschikbare arbeid, wordt het toekennen van het vervangingsinkomen afhankelijk gesteld van de vervanging door een uitkeringsgerechtigde werkloze.
Zodoende kunnen op basis van individuele of collectieve afspraken tussen werkgevers en werknemers formules als, ouderschapsverlof, vormingsverlof, ' jobsharing ' of uitloopbanen realiteit worden in de particuliere sector en verder ontwikkeld worden in de publieke sector » (Parl. St., Kamer, 1984-1985, nr. 1075/21, p. 172).
B.3.1. Artikel 102 van de herstelwet maakt het mogelijk een uitkering voor loopbaanonderbreking toe te kennen aan de werknemer die zijn arbeidsprestaties vermindert.
In de oorspronkelijke versie ervan bepaalde dat artikel : « § 1. De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, voorzien in de toekenning van een vergoeding aan de werknemer die voltijds is tewerkgesteld, ingeval deze met de werkgever overeenkomt halftijds te worden tewerkgesteld, of ingeval deze de toepassing vraagt van een collectieve arbeidsovereenkomst die dergelijke regeling mogelijk maakt, en dit voor zover deze werknemer vervangen wordt door een uitkeringsgerechtigde volledig werkloze. § 2. De werknemer moet zijn aanvraag schriftelijk indienen drie maanden vóór de aanvang van deze nieuwe halftijdse arbeidsregeling. § 3. De bij § 1 bedoelde overeenkomst wordt schriftelijk vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten ».
B.3.2. De parlementaire voorbereiding vermeldde omtrent die bepaling : « Artikel 91 van deze afdeling [waaruit artikel 102 van de herstelwet is ontstaan] bepaalt dat een voltijds tewerkgestelde werknemer, die met akkoord van zijn werkgever zijn arbeidsprestaties halftijds wenst verder te zetten, onder bepaalde voorwaarden aanspraak kan maken op een uitkering.
Dit voordeel wordt eveneens toegekend aan de werknemer die de toepassing vraagt van een collectieve arbeidsoverkomst die een gelijkaardige regeling voorziet » (Parl. St., Senaat, 1984-1985, nr. 757/1, pp. 37-38).
B.3.3. In de huidige versie ervan bepaalt artikel 102 van de herstelwet, zoals het werd gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 424 van 1 augustus 1986 en bij de wetten van 21 december 1994, van 22 december 1995 en van 20 december 2001 : « § 1. Een uitkering wordt toegekend aan de werknemer die met zijn werkgever overeenkomt om zijn arbeidsprestaties te verminderen met 1/5, 1/4, 1/3 of 1/2 van het normaal aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking, ofwel de toepassing vraagt van een collectieve arbeidsovereenkomst die in een dergelijke regeling voorziet, ofwel een beroep doet op de bepalingen van artikel 102bis.
De Koning bepaalt bij in Ministerraad overlegd besluit het bedrag van de uitkering, alsmede de nadere voorwaarden en regelen tot toekenning van deze uitkering. § 2. De bij § 1 bedoelde overeenkomst wordt schriftelijk vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten ».
B.4.1. De mogelijkheid om de arbeidsprestaties te verminderen en een uitkering voor loopbaanonderbreking te genieten overeenkomstig artikel 102 van de herstelwet wordt met name toegekend aan de werknemers, mannen en vrouwen, die voor hun kind wensen te zorgen in het raam van een ouderschapsverlof.
B.4.2. Teneinde beroeps- en gezinsleven met elkaar te kunnen verenigen, bepaalt de richtlijn 96/34/EG van de Raad van 3 juni 1996 « betreffende de door de UNICE, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake ouderschapsverlof » : « Clausule 2 : ouderschapsverlof 1. Krachtens deze overeenkomst wordt onder voorbehoud van clausule 2.2 aan werknemers, zowel mannen als vrouwen, bij geboorte of adoptie van een kind een individueel recht op ouderschapsverlof toegekend om hen in staat te stellen gedurende ten minste drie maanden tot een door de Lid-Staten en/of de sociale partners vast te stellen leeftijd van maximaal acht jaar voor hun kind te zorgen. 2. Om gelijke kansen en de gelijke behandeling van mannen en vrouwen te bevorderen, zijn de partijen bij deze overeenkomst van mening dat het in clausule 2.1 bedoelde recht op ouderschapsverlof in beginsel niet overdraagbaar is. 3. De voorwaarden en wijze van toepassing van het ouderschapsverlof worden in de Lid-Staten vastgesteld bij de wet en/of bij collectieve overeenkomsten, met inachtneming van de minimumvoorschriften van deze overeenkomst.De Lid-Staten en/of de sociale partners kunnen onder meer : a) beslissen of het ouderschapsverlof als vol- of deeltijdverlof, in gedeelten of in de vorm van uitgesteld verlof wordt toegekend;b) het recht op ouderschapsverlof afhankelijk stellen van een werk- en/of anciënniteitsperiode van ten hoogste één jaar;c) de voorwaarden en uitvoeringsbepalingen van het ouderschapsverlof aanpassen aan de bijzondere omstandigheden van adoptie;d) perioden vaststellen waarbinnen de werknemer die van zijn recht op ouderschapsverlof gebruik maakt, zijn werkgever van zijn voornemen in kennis moet stellen, onder vermelding van het begin en het einde van de verlofperiode;e) de omstandigheden vaststellen waarin de werkgever, na raadpleging overeenkomstig de wetgeving, de collectieve overeenkomsten of de nationale gebruiken, het recht heeft de toekenning van ouderschapsverlof uit te stellen om gerechtvaardigde redenen in verband met het functioneren van het bedrijf (bij voorbeeld wanneer het seizoensarbeid betreft, wanneer gedurende de kennisgevingsperiode geen vervanger kan worden gevonden, wanneer een groot deel van het personeel voor dezelfde periode ouderschapsverlof aanvraagt, wanneer een bijzondere functie van strategisch belang is).Alle uit de toepassing van deze bepaling voortvloeiende problemen moeten overeenkomstig de wetgeving, de collectieve overeenkomsten en de nationale gebruiken worden opgelost; f) behalve de onder e) genoemde maatregelen bijzondere regelingen toestaan om te voorzien in de functionele en organisatorische behoeften van kleine ondernemingen.4. Teneinde te waarborgen dat de werknemers van hun recht op ouderschapsverlof gebruik kunnen maken, nemen de Lid-Staten en/of de sociale partners overeenkomstig de wetgeving, de collectieve overeenkomsten of de nationale gebruiken de nodige maatregelen om de werknemers tegen ontslag wegens het aanvragen of opnemen van ouderschapsverlof te beschermen.5. Na afloop van het ouderschapsverlof heeft de werknemer het recht terug te keren in zijn oude functie of, indien dat niet mogelijk is, in een gelijkwaardige of vergelijkbare functie die in overeenstemming is met zijn arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding.6. De op de datum van ingang van het ouderschapsverlof door de werknemer verworven rechten of rechten in wording blijven ongewijzigd behouden tot het einde van het ouderschapsverlof.Na afloop van het ouderschapsverlof zijn deze rechten, met inbegrip van de uit de wetgeving, collectieve overeenkomsten of nationale gebruiken voortvloeiende veranderingen, van toepassing. 7. De Lid-Staten en/of de sociale partners stellen de regeling vast die gedurende het ouderschapsverlof op de arbeidsovereenkomst of de arbeidsverhouding van toepassing is.8. Alle sociale-zekerheidskwesties in verband met deze overeenkomst moeten door de Lid-Staten overeenkomstig de nationale wetgeving worden bestudeerd en geregeld, rekening houdend met het belang van de continuïteit van de rechten op de sociale-zekerheidsuitkeringen krachtens de verschillende regelingen, in het bijzonder inzake de gezondheidszorg ». B.4.3. De voormelde richtlijn 96/34/EG werd ten uitvoer gelegd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 van 29 april 1997 van de Nationale Arbeidsraad tot instelling van een recht op ouderschapsverlof (algemeen verbindend verklaard bij een koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 21/11/1997 numac 1997022816 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van de nadere regelen bedoeld in de artikelen 32 en 35 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met betrekking tot de desaffectatie van ziekenhuisdiensten en houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van ziekenhuisbedden in afgeschafte ziekenhuisdiensten, zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012521 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 van 29 april 1997, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een recht op ouderschapsverlof type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 23/12/1997 numac 1997022842 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt en het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 6, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders sluiten) en door het koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 21/11/1997 numac 1997022816 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van de nadere regelen bedoeld in de artikelen 32 en 35 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met betrekking tot de desaffectatie van ziekenhuisdiensten en houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van ziekenhuisbedden in afgeschafte ziekenhuisdiensten, zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012521 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 van 29 april 1997, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een recht op ouderschapsverlof type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 23/12/1997 numac 1997022842 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt en het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 6, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders sluiten tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan (hierna : het koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 21/11/1997 numac 1997022816 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van de nadere regelen bedoeld in de artikelen 32 en 35 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met betrekking tot de desaffectatie van ziekenhuisdiensten en houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van ziekenhuisbedden in afgeschafte ziekenhuisdiensten, zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012521 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 van 29 april 1997, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een recht op ouderschapsverlof type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 23/12/1997 numac 1997022842 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt en het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 6, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders sluiten).
B.5.1. Artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 bepaalt : « § 1. In geval van uitoefening van het recht op ouderschapsverlof wordt de uitvoering van de arbeidsovereenkomst volledig geschorst voor een periode van 3 maanden. § 2. De werkgever en de werknemer kunnen evenwel overeenkomen dat het recht op ouderschapsverlof wordt uitgeoefend in gedeelten of met een vermindering van de arbeidsprestaties. Zo kan het gaan om een halvering van de arbeidsprestaties gedurende 6 maanden.
In het geval van een vermindering van de arbeidsprestaties en overeenkomstig de bepalingen van artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten, wordt de arbeidsovereenkomst schriftelijk vastgesteld; dat geschrift vermeldt de overeengekomen regeling van deeltijdse arbeid en het overeengekomen werkrooster ».
De commentaar van die bepaling preciseert : « Opgemerkt dient te worden, dat de halvering van de arbeidsprestaties gedurende 6 maanden, zoals vermeld in de eerste alinea van § 2 van dit artikel, bij wijze van voorbeeld is gegeven en dat andere regelingen dus niet uitgesloten zijn ».
B.5.2. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 21/11/1997 numac 1997022816 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van de nadere regelen bedoeld in de artikelen 32 en 35 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met betrekking tot de desaffectatie van ziekenhuisdiensten en houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van ziekenhuisbedden in afgeschafte ziekenhuisdiensten, zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012521 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 van 29 april 1997, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een recht op ouderschapsverlof type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 23/12/1997 numac 1997022842 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt en het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 6, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders sluiten, zoals het werd vervangen bij het koninklijk besluit van 15 juli 2005, bepaalt : « § 1. Om voor zijn kind te zorgen heeft de werknemer het recht om : - hetzij gedurende een periode van drie maanden de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst te schorsen zoals bedoeld bij artikel 100 van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen; deze periode kan naar keuze van de werknemer worden opgesplitst in maanden; - hetzij gedurende een periode van zes maanden zijn arbeidsprestaties deeltijds verder te zetten in de vorm van een halftijdse vermindering zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet, wanneer hij voltijds is tewerkgesteld; deze periode kan naar keuze van de werknemer worden opgesplitst in periodes van twee maanden of een veelvoud hiervan; - hetzij gedurende een periode van vijftien maanden zijn arbeidsprestaties deeltijds verder te zetten in de vorm van een vermindering met één vijfde zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet wanneer hij voltijds is tewerkgesteld; deze periode kan naar keuze van de werknemer worden opgesplitst in periodes van vijf maanden of een veelvoud hiervan. § 2. De werknemer heeft de mogelijkheid om bij het opnemen van zijn ouderschapsverlof gebruik te maken van de verschillende modaliteiten vermeld in paragraaf 1. Bij een wijziging van opnamevorm moet rekening worden gehouden met het principe dat één maand schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst gelijk is aan twee maanden halftijdse verderzetting van de arbeidsprestaties en gelijk is aan vijf maanden vermindering van de arbeidsprestaties met één vijfde ».
B.5.3. Artikel 7 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen (hierna het koninklijk besluit van 2 januari 1991) bepaalt : « § 1. De werknemers tewerkgesteld in een voltijdse arbeidsregeling die, in toepassing van artikel 102 van voormelde wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, hun arbeidsprestaties verminderen met een vijfde, een vierde, een derde of de helft zijn gerechtigd op onderbrekingsuitkeringen, op voorwaarde dat : 1° de voorziene duur van de vermindering van de arbeidsprestaties tenminste drie maanden bedraagt;2° dat zij een aanvraag tot onderbrekingsuitkeringen indienen volgens de voorwaarden en modaliteiten bepaald in dit besluit in dewelke de werknemer er zich toe verbindt hen te vervangen volgens de regels bepaald in § 2. § 2. De werkgever dient de werknemer die zijn arbeidsprestaties met de helft of met een derde vermindert te vervangen door een volledig vergoede werkloze die uitkeringen geniet voor alle dagen van de week of een daarmee gelijkgestelde persoon.
De werkgever dient de werknemer die zijn arbeidsprestaties vermindert met een vierde of een vijfde te vervangen indien hij een ander personeelslid in dienst heeft dat zijn arbeidsprestaties met een vierde of een vijfde verminderd heeft en dat niet vervangen werd. In dit geval dient hij beide werknemers te vervangen vanaf de vermindering van de arbeidsprestaties door de tweede werknemer. § 3. In afwijking van § 1 kunnen de werknemers die anders dan in toepassing van artikel 102 van de voormelde wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, tewerkgesteld zijn in een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het normaal gemiddeld aantal arbeidsuren per week ten minste gelijk is aan drie vierden van het gemiddeld voltijds aantal arbeidsuren van een werknemer die voltijds is tewerkgesteld in dezelfde onderneming, of bij ontstentenis, in dezelfde bedrijfstak, overgaan naar een deeltijdse arbeidsregeling waarvan het aantal arbeidsuren gelijk is aan de helft van het aantal arbeidsuren van de voltijdse arbeidsregeling.
De werkgever is verplicht de werknemer bedoeld in het vorige lid te vervangen door een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze of een hiermee gelijkgesteld persoon wanneer het aantal uren vrijgekomen door de overgang naar een deeltijdse arbeidsregeling hoger is of gelijk is aan het aantal uren in een derde-tijds arbeidsregeling of indien hij een ander personeelslid in dienst heeft dat zijn arbeidsprestaties verminderd heeft en dat niet vervangen werd. In dit geval dient hij beide werknemers te vervangen vanaf de vermindering van de arbeidsprestaties van de tweede werknemer ».
Krachtens artikel 7bis van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 moeten de werknemers die hun prestaties verminderen krachtens het koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 21/11/1997 numac 1997022816 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van de nadere regelen bedoeld in de artikelen 32 en 35 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met betrekking tot de desaffectatie van ziekenhuisdiensten en houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van ziekenhuisbedden in afgeschafte ziekenhuisdiensten, zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012521 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 van 29 april 1997, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een recht op ouderschapsverlof type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 23/12/1997 numac 1997022842 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt en het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 6, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders sluiten worden vervangen volgens de bepalingen van het voormelde artikel 7, § 2 of § 3.
B.6. Uit de voormelde bepalingen vloeit voort dat de werknemer die een ouderschapsverlof wenst te genieten de mogelijkheid heeft om met zijn werkgever af te spreken, hetzij de uitvoering van zijn arbeid volledig te schorsen gedurende drie maanden, hetzij zijn arbeidsprestaties te verminderen over een periode van meer dan drie maanden.
Ten gronde B.7.1. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 102 van de herstelwet, waarnaar het koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 21/11/1997 numac 1997022816 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van de nadere regelen bedoeld in de artikelen 32 en 35 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met betrekking tot de desaffectatie van ziekenhuisdiensten en houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van ziekenhuisbedden in afgeschafte ziekenhuisdiensten, zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012521 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 van 29 april 1997, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een recht op ouderschapsverlof type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 23/12/1997 numac 1997022842 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt en het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 6, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders sluiten en het koninklijk besluit van 2 januari 1991 verwijzen, indien die bepaling zo wordt geïnterpreteerd dat ze het recht op een uitkering voor onderbreking van de beroepsloopbaan wegens ouderschapsverlof enkel opent voor de voltijds tewerkgestelde werknemers wanneer zij bij één enkele werkgever zijn tewerkgesteld, en niet wanneer zij ten minste twee deeltijdse betrekkingen cumuleren : in die interpretatie zouden de werknemers die voltijds zijn tewerkgesteld bij verschillende werkgevers verstoken zijn van het recht op een deeltijds ouderschapsverlof gedurende meer dan drie maanden.
B.7.2. Het hangende geschil voor de verwijzende rechter betreft de situatie van een werkneemster die twee halftijdse betrekkingen cumuleert en die een halftijds ouderschapsverlof aanvroeg gedurende zes maanden; na een ouderschapsverlof te hebben verkregen van drie maanden voor één van haar halftijdse betrekkingen, wenste zij een ouderschapsverlof van drie maanden te genieten voor haar andere halftijdse betrekking.
Het Hof beperkt zijn onderzoek tot dat geval.
B.8.1. Uit de bewoordingen zelf van artikel 102 van de herstelwet vloeit voort dat de vermindering van de arbeidsprestaties en de uitkering voor loopbaanonderbreking die wordt toegekend aan de werknemer die zijn arbeidsprestaties deeltijds vermindert, enkel werden opgevat ten aanzien van de werknemer die « voltijds is tewerkgesteld ».
B.8.2. Ofschoon de vermindering van de arbeidsprestaties in het raam van een deeltijds ouderschapsverlof een voltijds tewerkgestelde werknemer beoogt, lijken de bewoordingen van artikel 102 van de herstelwet, alsmede de in B.5 geciteerde teksten in verband met het ouderschapsverlof, echter niet de situatie te hebben beoogd van een werknemer die voltijds is tewerkgesteld door twee halftijdse betrekkingen bij twee werkgevers te cumuleren.
B.9. Door te stellen dat de werknemer een vermindering van zijn arbeidsprestaties kan afspreken met « zijn werkgever », kan de in het geding zijnde bepaling niet alle werkgevers beogen die een werknemer tewerkstellen die verschillende deeltijdse betrekkingen cumuleert, die overeenstemmen met een voltijdse betrekking.
Het halftijds ouderschapsverlof gedurende zes maanden kan dus enkel ten goede komen aan de werknemer die voltijds is tewerkgesteld bij één enkele werkgever en niet aan de werknemer die voltijds is tewerkgesteld bij twee werkgevers die hem ieder halftijds tewerkstellen.
B.10. Het Hof moet bijgevolg onderzoeken of de in het geding zijnde bepaling een discriminatie in het leven roept tussen voltijds tewerkgestelde werknemers.
B.11.1. De Ministerraad is van mening dat de prejudiciële vraag in werkelijkheid betrekking heeft op het koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 21/11/1997 numac 1997022816 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van de nadere regelen bedoeld in de artikelen 32 en 35 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met betrekking tot de desaffectatie van ziekenhuisdiensten en houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van ziekenhuisbedden in afgeschafte ziekenhuisdiensten, zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012521 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 van 29 april 1997, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een recht op ouderschapsverlof type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 23/12/1997 numac 1997022842 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt en het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 6, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders sluiten en niet op artikel 102 van de herstelwet, zodat het Hof niet bevoegd is.
B.11.2. Ofschoon de in het geding zijnde bepaling niet specifiek het ouderschapsverlof betreft, voorziet zij op algemene wijze in de mogelijkheid om arbeidsprestaties te verminderen en in de formaliteiten die in geval van vermindering van de arbeidsprestaties moeten worden in acht genomen en waarnaar de bepalingen van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 21/11/1997 numac 1997022816 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van de nadere regelen bedoeld in de artikelen 32 en 35 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met betrekking tot de desaffectatie van ziekenhuisdiensten en houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van ziekenhuisbedden in afgeschafte ziekenhuisdiensten, zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012521 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 van 29 april 1997, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een recht op ouderschapsverlof type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 23/12/1997 numac 1997022842 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt en het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 6, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders sluiten verwijzen.
Het is bijgevolg de in het geding zijnde bepaling, wanneer ze wordt toegepast op het geval van ouderschapsverlof, die een verschil in behandeling kan teweegbrengen tussen de werknemers, en niet het koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 21/11/1997 numac 1997022816 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van de nadere regelen bedoeld in de artikelen 32 en 35 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met betrekking tot de desaffectatie van ziekenhuisdiensten en houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van ziekenhuisbedden in afgeschafte ziekenhuisdiensten, zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012521 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 van 29 april 1997, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een recht op ouderschapsverlof type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 23/12/1997 numac 1997022842 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt en het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 6, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders sluiten.
B.11.3. De exceptie wordt verworpen.
B.12. Voltijds tewerkgestelde werknemers bij één enkele werkgever en voltijds tewerkgestelde werknemers om reden van cumulatie van twee halftijdse betrekkingen bij twee werkgevers bevinden zich in een vergelijkbare situatie wat betreft de duur van de arbeidstijd.
B.13.1. Krachtens de in B.5 vermelde bepalingen inzake ouderschapsverlof, is het ouderschapsverlof een individueel recht dat aan alle werknemers wordt toegekend, ongeacht de duurtijd, deeltijds of voltijds, van hun arbeidsprestaties en dat recht kan worden toegekend in de vorm van een vermindering van de arbeidsprestaties.
B.13.2. Artikel 4 van de wet van 5 maart 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/03/2002 pub. 13/03/2002 numac 2002012455 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet tot omzetting van de richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten, en tot invoering van een vereenvoudigd stelsel betreffende het bijhouden van sociale documenten door ondernemingen die in België werknemers ter beschikking stellen type wet prom. 05/03/2002 pub. 13/03/2002 numac 2002012441 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet tot wijziging van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders type wet prom. 05/03/2002 pub. 13/03/2002 numac 2002012456 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende het beginsel van non-dicriminatie ten gunste van deeltijdswerkers sluiten betreffende het beginsel van non-discriminatie ten gunste van deeltijdwerkers bepaalt : « Met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden worden deeltijdse werknemers niet minder gunstig behandeld dan voltijdse werknemers in een vergelijkbare situatie louter op grond van het feit dat zij in deeltijd werkzaam zijn, tenzij het verschil in behandeling om objectieve redenen gerechtvaardigd is.
Wanneer zulks passend is, kunnen hun rechten worden vastgesteld in verhouding tot hun arbeidsduur.
Indien zulks om objectieve redenen gerechtvaardigd is, kan de toegang tot bepaalde arbeidsvoorwaarden afhankelijk worden gesteld van een bepaalde diensttijd, arbeidsduur of beloning ».
Die bepaling strekt ertoe de richtlijn 97/81/EG van de Raad van 15 december 1997 betreffende de door de Unice, het CEEP en het EVV gesloten raamovereenkomst inzake deeltijdarbeid, waarvan clausule 4 een beginsel van non-discriminatie vaststelt, ten uitvoer te leggen.
B.14. Door werknemers die voltijds worden tewerkgesteld door de cumulatie van twee halftijdse betrekkingen bij twee werkgevers, van het voordeel van het recht op halftijds ouderschapsverlof gedurende een periode van zes maanden uit te sluiten, behandelt de in het geding zijnde bepaling werknemers die voltijds zijn tewerkgesteld, om de enkele reden dat zij twee halftijdse betrekkingen hebben, op een andere wijze dan de werknemers die voltijds zijn tewerkgesteld bij één enkele werkgever, zonder dat dat verschil in behandeling is verantwoord.
Voor een werknemer die halftijds wordt tewerkgesteld bij twee werkgevers bestaat er immers geen enkele praktische moeilijkheid, noch enig risico dat de goede werking van de ondernemingen wordt verstoord, waardoor de weigering om gedurende zes maanden een halftijds ouderschapsverlof en de aan dat verlof verbonden uitkeringen toe te kennen, kan worden verantwoord : het is aldus voor de werknemer mogelijk een ouderschapsverlof van drie maanden af te spreken met één van zijn werkgevers die hem halftijds tewerkstellen, en vervolgens dat ouderschapsverlof aan te vullen met een ouderschapsverlof van drie maanden, dat wordt afgesproken met zijn tweede werkgever.
Aldus moet elk van de werkgevers de vermindering van de arbeidstijd dragen ten belope van de gepresteerde arbeidstijd. De vermindering van de arbeidstijd van de werknemer en de uitkeringen die hem zullen worden gestort, zullen aldus dezelfde zijn als mocht hij voltijds zijn tewerkgesteld bij één enkele werkgever.
B.15. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.
Om die redenen, Het Hof zegt voor recht : In zoverre het het recht op een uitkering voor loopbaanonderbreking wegens ouderschapsverlof van zes maanden niet toekent aan werknemers die voltijds zijn tewerkgesteld door de cumulatie van twee halftijdse betrekkingen bij twee werkgevers, schendt artikel 102 van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten, op de openbare terechtzitting van 25 maart 2009.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.
De voorzitter, M. Melchior.