gepubliceerd op 19 augustus 2009
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest nr. 193.435 van 19 mei 2009 in zake Tedde Okum tegen de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlo « Schenden de artikelen 39/60 en 39/81, tweede tot vierde lid, van de wet van 15 december 1980 betr(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij arrest nr. 193.435 van 19 mei 2009 in zake Tedde Okum tegen de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 juni 2009, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 39/60 en 39/81, tweede tot vierde lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen - waarbij de laatste twee leden werden ingevoegd bij artikel 4 van de wet van 4 mei 2007 tot wijziging van de artikelen 39/20, 39/79 en 39/81 van de genoemde wet van 15 december 1980 - de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat de vreemdeling die voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen een beroep met volle rechtsmacht instelt tegen een beslissing van de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, geen repliekmemorie kan indienen, terwijl de vreemdeling die een annulatieberoep instelt wel zulk een memorie kan indienen ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4720 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.