gepubliceerd op 17 maart 2001
Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, van artikel 27 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis en van artikel 837 van het Gerechtelijk Wetboek, teneinde de rechtspleging voor het hof van assisen te stroomlijnen
30 JUNI 2000. - Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, van artikel 27 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis en van artikel 837 van het Gerechtelijk Wetboek, teneinde de rechtspleging voor het hof van assisen te stroomlijnen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.De artikelen 242, 243, 244 en 261 van het Wetboek van Strafvordering worden opgeheven.
Art. 3.Artikel 269, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « De aldus opgeroepen getuigen worden gehoord overeenkomstig de bij de artikelen 317 en volgende bepaalde voorschriften. »
Art. 4.Artikel 291 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 291.- Het arrest van verwijzing naar het hof van assisen wordt aan de beschuldigde en aan de andere partijen betekend.
Die betekening moet aan de persoon worden gedaan indien de beschuldigde zich in hechtenis bevindt. »
Art. 5.Artikel 292 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 292.- De procureur-generaal en de andere partijen hebben het recht een voorziening in cassatie in te stellen tegen het arrest van verwijzing naar het hof van assisen. Die voorziening moet in elk geval binnen vijftien dagen na de bij artikel 291 bepaalde betekening worden ingesteld, door een verklaring gedaan op de griffie van het hof van beroep in de bij artikel 417 bepaalde vorm. »
Art. 6.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 292bis ingevoegd, luidende : «
Art. 292bis.- In de verklaring moet de grond van de voorziening worden opgeheven.
Onverminderd artikel 416, tweede lid, kan de voorziening alleen worden ingesteld tegen het arrest van verwijzing naar het hof van assisen in een van de volgende gevallen : 1° wanneer het feit geen misdaad is volgens de wet;2° wanneer het openbaar ministerie niet gehoord is;3° wanneer het arrest niet gewezen is door het bij de wet bepaalde aantal rechters;4° wanneer de wettelijke voorschriften betreffende het gebruik van de talen in gerechtszaken niet werden nageleefd;5° wanneer de in artikel 223 voorgeschreven regels van de tegenspraak niet werden nageleefd.»
Art. 7.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 292ter ingevoegd, luidende : «
Art. 292ter.- Zodra de griffier de verklaring ontvangen heeft, doet de procureur-generaal bij het hof van beroep een uitgifte van het arrest toekomen aan de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, dat gehouden is, met voorrang boven alle andere zaken, uitspraak te doen. »
Art. 8.Artikel 293 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 oktober 1967, wordt vervangen als volgt : «
Art. 293.- De voorzitter kan de beschuldigde ondervragen. In dat geval wordt de ondervraging vastgesteld bij een proces-verbaal dat wordt ondertekend door de voorzitter, de griffier, de beschuldigde en, in voorkomend geval, de tolk. »
Art. 9.Artikel 294 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 22 januari 1975, wordt vervangen als volgt : «
Art. 294.- De procureur-generaal laat in één exploot de akte van beschuldiging en de dagvaarding om voor het hof van assisen te verschijnen aan de beschuldigde betekenen. Die betekening moet aan de persoon worden gedaan indien de beschuldigde zich in hechtenis bevindt. »
Art. 10.Artikel 295 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « De termijn van dagvaarding is twee maanden, tenzij de partijen daar uitdrukkelijk afstand van doen. Bij niet-naleving van deze termijn en op voorwaarde dat een van de partijen die niet-naleving opwerpt uiterlijk bij de opening van de zitting en vóór alle exceptie of verweer, bepaalt de voorzitter van het hof van assisen bij beschikking ambtshalve een nieuwe datum en een nieuw uur voor de opening van de zitting.
De beschuldigde kan vóór de opening van de zitting afzien van die termijn door een verklaring op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van de plaats waar het hof van assisen zitting zal houden.
Indien de beschuldigde zich in hechtenis bevindt, kan die verklaring worden gedaan in de vorm bepaald bij de wet van 25 juli 1893 betreffende de verklaringen van hoger beroep of van voorziening in cassatie van de gedetineerde of geïnterneerde personen. »
Art. 11.Artikel 296 van hetzelfde Wetboek, opgeheven door de wet van 12 maart 1998, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 296.- Na de verwijzing behoudt de beschuldigde het recht om vrij verkeer te hebben met zijn raadsman. »
Art. 12.Artikel 297 van hetzelfde Wetboek, opgeheven door de wet van 12 maart 1998, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 297.- Ter griffie aan de beschuldigde en aan de burgerlijke partij inzage in het dossier verleend. De beschuldigde alsook de burgelijke partij kunnen, op hun verzoek, kosteloos een afschrift van het dossier verkrijgen. »
Art. 13.Artikel 298 van hetzelfde Wetboek, opgeheven door de wet van 12 maart 1998, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 298.- Zo de voorzitter het gerechtelijk onderzoek onvolledig acht of zo er sedert het afsluiten van het onderzoek nieuwe gegevens aan het licht zijn gekomen, kan hij alle onderzoeksdaden bevelen die hij nuttig acht, met uitzondering van een bevel tot aanhouding. De processen-verbaal en andere stukken of documenten die tijdens dat aanvullend gerechtelijk onderzoek worden verzameld, worden neergelegd ter griffie en bij het dossier van de rechtspleging gevoegd.
De griffier stelt de procureur-generaal en de partijen van die neerlegging in kennis en bezorgt aan elk van de partijen kosteloos een afschrift van het aanvullend dossier. »
Art. 14.Artikel 299 van hetzelfde Wetboek, opgeheven door de wet van 12 maart 1998, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 299.- Vóór de opening van de zitting kan de voorzitter van ambtswege of op verzoek van het openbaar ministerie, de beschuldigde of de burgerlijke partij bevelen een zaak die niet in staat van wijzen is, naar een latere zitting te verwijzen of het tijdstip waarop de debatten zullen aanvatten, uit te stellen. »
Art. 15.De artikelen 302 tot 306 en 309 van hetzelfde Wetboek worden opgeheven.
Art. 16.In het opschrift van Hoofdstuk IV van Titel II, Boek II van hetzelfde Wetboek wordt het woord « vonnis » vervangen door het woord « arrest ».
Art. 17.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 312bis ingevoegd, luidende : «
Art. 312bis.- De partijen dienen, vooraleer tot de voorlezing bedoeld in artikel 313 wordt overgegaan, de middelen bedoeld in artikel 235bis die zij aan de feitenrechter kunnen onderwerpen bij conclusie te omschrijven. Het hof doet daarover onmiddellijk uitspraak. De eis tot cassatie tegen dit arrest wordt ingesteld samen met de eis tegen het eindarrest, bedoeld in artikel 373. »
Art. 18.Artikel 313 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 313.- Onmiddellijk daarna kan de voorzitter de griffier bevelen het arrest van verwijzing voor te lezen.
Hij doet aan elke gezworene een afschrift overhandigen van de akte van beschuldiging en van de akte van verdediging, zo er een bestaat.
De procureur-generaal leest de akte van beschuldiging voor en de beschuldigde of zijn raadsman de akte van verdediging. »
Art. 19.Artikel 314 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 20.In artikel 317 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « in de door de procureur-generaal bepaalde volgorde » vervangen door de woorden « in de door de voorzitter bepaalde volgorde »;2° het artikel wordt aangevuld met het volgende lid : « Niettemin kan de voorzitter de personen die als deskundige of getuige worden gehoord, de toestemming geven of verzoeken tijdens hun verklaring notities te gebruiken, die vooraf of ter zitting worden neergelegd en bij het dossier worden gevoegd.»
Art. 21.In artikel 318, tweede lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « De procureur-generaal en de beschuldigde » vervangen door de woorden « De procureur-generaal, de burgerlijke partij en de beschuldigde ».
Art. 22.Artikel 319 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 319.- De voorzitter kan aan de getuigen en de beschuldigde alle ophelderingen vragen die hij nodig acht om de waarheid aan de dag te brengen.
De rechters en de gezworenen hebben hetzelfde recht, maar moeten aan de voorzitter het woord vragen. De beschuldigde en zijn raadsman kunnen, bij monde van de voorzitter, aan de getuige vragen stellen. De procureur-generaal, de burgerlijke partij en haar raadsman kunnen, bij monde van de voorzitter, vragen stellen aan de getuige of aan de beschuldigde.
De voorzitter kan evenwel verbieden dat bepaalde vragen worden gesteld. »
Art. 23.Artikel 320 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 320.- Na elke getuigenis vraagt de voorzitter aan de getuige of deze bij zijn verklaringen blijft. Is dat het geval, dan vraagt hij aan de procureur-generaal, de beschuldigde en de burgerlijke partij of ze opmerkingen hebben in verband met hetgeen werd gezegd.
Nadat de getuige zijn getuigenis heeft afgelegd, kan de voorzitter hem bevelen ter beschikking van het hof van assisen te blijven totdat het hof zich in de beraadslagingskamer heeft teruggetrokken. »
Art. 24.In artikel 321 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt opgeheven;2° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « De kosten van de dagvaardingen, op verzoek van de beschuldigde gedaan, komen te zijnen laste, evenals het loon van de gedagvaarde getuigen, indien zij loon verlangen;de procureur-generaal en de voorzitter kunnen evenwel de getuigen die de beschuldigde of de burgerlijke partij hen hebben aangewezen, op eigen verzoek doen dagvaarden, indien zij oordelen dat hun verklaring dienstig kan zijn om de waarheid aan de dag te brengen. »
Art. 25.In artikel 322 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) Het eerste lid, dat § 1 wordt, aangevuld als volgt : « 7° De burgerlijke partij;8° Kinderen onder de leeftijd van vijftien jaar.» b) Het tweede lid, dat § 2 wordt, wordt vervangen als volgt : « Het horen van de personen vermeld in § 1, kan geen nietigheid teweeg brengen wanneer, noch de procureur-generaal, noch de burgerlijke partij, noch de beschuldigde zich ertegen verzet hebben dat zij gehoord worden. In geval van verzet van de procureur-generaal of van één of meer partijen, kan de voorzitter die personen buiten eed horen. Hun verklaringen worden als gewone inlichtingen beschouwd. » c) Er wordt een § 3 ingevoegd, luidende : « § 3.Kinderen onder de leeftijd van vijftien jaar en wettelijk ontzetten mogen nooit onder eed worden gehoord. »
Art. 26.Artikel 323 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 27.In artikel 326, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « De beschuldigde kan vragen dat de getuigen die hij aanwijst » vervangen door de woorden « De beschuldigde en de burgerlijke partij kunnen vragen dat de getuigen die zij aanwijzen ».
Art. 28.In artikel 332, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « De beschuldigde en de procureur-generaal » vervangen door de woorden « De beschuldigde, de burgerlijke partij en de procureur-generaal ».
Art. 29.In artikel 343, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, worden tussen de woorden « vergezeld is door » en de woorden « de beschuldigde » de woorden « zijn assessoren » ingevoegd.
Art. 30.Artikel 354 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 354.- Wanneer een gedagvaarde getuige niet verschijnt of wanneer een getuige overleden is, kan de voorzitter voorlezing doen van diens tijdens het onderzoek, zelfs onder eed, afgelegde verklaringen. De voorzitter kan, behoudens verzet van de partijen, beslissen dat een gedagvaarde getuige die verschijnt, niet in zijn getuigenis wordt gehoord.
Hij kan, onder dezelfde voorwaarde, beslissen dat er geen grond is om de persoon die met toepassing van artikel 269, eerste lid, is opgeroepen om te getuigen, in zijn getuigenis te horen. »
Art. 31.In artikel 355 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. in het eerste lid worden de woorden « , zelfs met lijfsdwang » geschrapt;2. het tweede lid wordt geschrapt.
Art. 32.In het opschrift van afdeling 2 wordt het woord « vonnis » vervangen door het woord « arrest ».
Art. 33.Artikel 364 van hetzelfde wetboek aanvullen met het volgende lid : « Op voorstel van de voorzitter wordt bij volstrekte meerderheid vervolgens beslist over de formulering van de redenen die geleid hebben tot de bepaling van de opgelegde straf. »
Art. 34.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 364bis ingevoegd, luidende : «
Art. 364bis.- Ieder veroordelend arrest maakt melding van de redenen die geleid hebben tot de bepaling van de opgelegde straf. »
Art. 35.Het opschrift van boek II, titel II, hoofdstuk V, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK V : Verstekprocedure en verzet ».
Art. 36.Artikel 381 van hetzelfde Wetboek, opgeheven door de wetten van 10 juli en 10 oktober 1967, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 381.- Wanneer de beschuldigde, die zich niet in hechtenis bevindt, zich niet aanmeldt op de voor de opening van de debatten vastgestelde datum, geeft de voorzitter van het hof van assisen terstond een beschikking houdende dat die beschuldigde bij verstek zal worden berecht.
Vervolgens zal te werk worden gegaan zoals bepaald in hoofdstuk VI van deze titel. »
Art. 37.Artikel 382 van hetzelfde Wetboek, opgeheven door de wet van 15 mei 1838, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 382.- De arresten van het hof van assisen houdende veroordeling bij verstek van de beschuldigde worden aan deze laatste betekend.
De bij verstek veroordeelde kan in verzet komen op de wijze bepaald in artikel 187. »
Art. 38.Artikel 383 van hetzelfde Wetboek, opgeheven door de wet van 15 mei 1838, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 383.- Het verzet wordt betekend aan de procureur-generaal en aan de partijen tegen wie het gericht is. »
Art. 39.Artikel 384 van hetzelfde Wetboek, opgeheven door de wet van 15 mei 1838, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 384.- Er wordt volgens de gewone vormvoorschriften een rechtsdag bepaald op een volgende zitting van het hof van assisen. »
Art. 40.Artikel 385 van hetzelfde Wetboek, opgeheven door de wet van 15 mei 1838, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 385.- Het hof van assisen, dat zitting houdt zonder bijstand van de jury, doet uitspraak over de ontvankelijkheid van het verzet.
Indien de eiser in verzet of de advocaat die hem vertegenwoordigt niet verschijnt, wordt het verzet ongedaan verklaard.
Zo het verzet ontvankelijk wordt verklaard, wordt de veroordeling nietig verklaard en wordt de zaak berecht overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV van deze titel. »
Art. 41.Boek II, titel IV, hoofdstuk II, van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 42.In artikel 27, § 1, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, gewijzigd bij de wetten van 11 juli 1994 en 12 maart 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 3° wordt a) vervangen als volgt : « a) vanaf de beschikking gegeven overeenkomstig artikel 133 van het Wetboek van strafvordering totdat het hof van assisen einduitspraak heeft gedaan »;2° het 4° wordt opgeheven.
Art. 43.Artikel 837 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld met een vierde lid, luidende : « De in het eerste lid bedoelde schorsing van vonnissen en verrichtingen neemt een einde wanneer de rechten die verschuldigd zijn krachtens artikel 269.1 van het Wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten, niet zijn betaald binnen acht dagen te rekenen van de toezending bedoeld in artikel 838, eerste lid. » Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 30 juni 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 1996-1997 : Kamer van volksvertegenwoordigers. Parlementaire stukken : 49-1085/1 : Wetsvoorstel van de heren Reynders, J.J. Viseur en Duquesne. (2) Zitting 1997-1998 : Kamer van volksvertegenwoordigers. Parlementaire stukken : 49-1085/2 tot 5 : Amendementen. (3) Zitting 1998-1999 : Kamer van volksvertegenwoordigers. Parlementaire stukken : 49-1085/6 tot 9 : Amendementen. 49-1085/10 : Verslag namens de commissie. 49-1085/11 : Tekst aangenomen door de commissie - art. 77 van de Grondwet. 49-1085/12 : Tekst aangenomen door de commissie - art. 78 van de Grondwet. 49-1085/13 : Amendementen op de tekst aangenomen door de commissie. 49-1085/14 : Artikelen aangenomen in de plenaire vergadering - art. 78 van de Grondwet. 49-1085/15 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden naar de Senaat.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming met amendementen.
Zittingen van 27 en 28 januari 1999 en 4 februari 1999.
Zie ook : 49-1954-98/99 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat - art. 77 van de Grondwet.
Senaat.
Parlementaire stukken : 1-1267/1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer - uitoefening van het evocatierecht. 1-1267/2 : Amendementen 1-1267/4 : Nota. 1-1267/3 : Amendementen. (4) Zitting 1999-2000 : Senaat. Parlementaire bescheiden : 2-282/1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer tijdens de vorige zittingsperiode en van verval ontheven - uitoefening van het evocatierecht. 2-282/2 : Amendementen. 2-282/3 : Verslag namens de commissie. 2-282/4 : Tekst aangenomen door de commissie. 2-282/5 : Amendementen opnieuw ingediend na goedkeuring verslag. 2-282/6 : Tekst geamendeerd door de Senaat en teruggezonden naar de Kamer. 2-282/7 : Ontwerp opnieuw overgezonden door de Kamer. 2-282/8 : Verslag namens de commissie. 2-282/9 : Beslissing om in te stemmen met het door de Kamer opnieuw geamendeerde ontwerp.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming met amendementen.
Vergaderingen van 22 en 23 maart 2000. Bespreking en aanneming zonder amendementen. Vergadering van 22 juni 2000.
Kamer van volkvertegenwoordigers.
Parlementaire bescheiden : 50-542/1 : Ontwerp geamendeerd door de Senaat. 50-542/2 tot 5 : Amendementen. 50-542/6 : Verslag van de commissie. 50-542/7 : Tekst aangenomen door de commissie. 50-542/8 : Tekst aangenomen in plenaire zitting en overgezonden naar de Senaat.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming met amendementen.
Vergadering van 8 juni 2000.