gepubliceerd op 27 april 1999
Wet tot wijziging van sommige artikelen van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging
26 APRIL 1999. - Wet tot wijziging van sommige artikelen van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging (1)
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Artikel 10 van de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economischemededinging wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 10.Voor de concentraties is de voorafgaande goedkeuring nodig van de Raad voor de mededinging, die vaststelt of ze al of niet toelaatbaar zijn. »
Art. 3.Artikel 17 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 17.§ 1. De Raad voor de mededinging is samengesteld uit 20 leden, te weten : 1. een voorzitter en een ondervoorzitter die de voorzitter vervangt in geval van afwezigheid of verhindering, aangewezen onder de magistraten van de Rechterlijke Orde;2. acht leden aangewezen onder de magistraten van de Rechterlijke Orde, de advocaten die meer dan tien jaar ingeschreven staan op het tableau van de Orde van advocaten of de personen die belast zijn het recht te onderwijzen aan een Belgische universiteit of een universiteit gelegen in de Europese Unie.Van deze acht leden worden minstens vier leden aangewezen onder de magistraten van de Rechterlijke Orde; 3. tien leden aangewezen op grond van hun bevoegdheid inzake mededinging;onder hen mogen zich niet meer dan zes personen bevinden die beschouwd worden als deelnemend aan het bestuur van een handelsvennootschap in de zin van artikel 205 van het Gerechtelijk Wetboek. § 2. De voorzitter, de ondervoorzitter en de andere leden van de Raad voor de mededinging worden benoemd bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
Hun mandaat heeft een duur van zes jaar. Het is hernieuwbaar. De leden van de Raad voor de mededinging blijven hun functie uitoefenen bij het aflopen van hun mandaat zolang niet voorzien is in hun vervanging. § 3. De voorzitter en de ondervoorzitter moeten hun kennis van de Nederlandse en de Franse taal bewijzen.
Ten minste een lid moet zijn kennis van de Duitse taal bewijzen. § 4. De voorzitter, de ondervoorzitter en twee leden door de Koning aangewezen onder de leden bedoeld in § 1, oefenen hun functie voltijds uit.
De magistraten die in de Raad voor de mededinging een voltijdse functie uitoefenen, zijn niet onderworpen aan artikel 293 van het Gerechtelijk Wetboek voor de duur van hun mandaat.
Tijdens de hele duur van hun mandaat mogen de voorzitter, de ondervoorzitter en de twee leden die aangewezen zijn voor een voltijdse functie, geen enkele andere beroepsactiviteit uitoefenen. De Koning kan echter, op voorstel van de minister, de uitoefening van een aanvullende en bijkomende beroepsactiviteit toestaan, voor zover die activiteit verenigbaar is met de uitoefening van een mandaat in de Raad voor de mededinging. § 5. Er wordt onmiddellijk voorzien in de vervanging als magistraat door een benoeming in bovental, van de leden bedoeld in § 4 die aangewezen zijn onder de magistraten van de rechterlijke orde. Indien het om een korpschef gaat, wordt in zijn vervanging voorzien door een benoeming in bovental van een magistraat die er in rang onmiddellijk op volgt.
De voorzitter en de ondervoorzitter van de Raad voor de mededinging genieten een wedde die gelijk is aan die van een voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg waarvan het rechtsgebied minstens 500 000 inwoners telt, alsook de verhogingen en de voordelen die eraan verbonden zijn. Deze wedde kan echter niet lager liggen dan die waarop zij in de Rechterlijke Orde aanspraak maakten.
De magistraat die een voltijdse functie uitoefent in de Raad voor de mededinging, wordt op verlof gesteld voor de duur van zijn mandaat.
Overeenkomstig artikel 315 van het Gerechtelijk Wetboek vindt de magistraat zijn plaats terug op de ranglijst bij het beëindigen van zijn mandaat. § 6. De in § 4 bedoelde leden, die niet als voorzitter of ondervoorzitter aangewezen zijn, ontvangen, bij het begin van hun eerste mandaat, een wedde die overeenkomt met de wedde van een ondervoorzitter van de rechtbank van eerste aanleg waarvan het rechtsgebied minstens 500 000 inwoners telt. § 7. De Raad voor de mededinging kan opgesplitst worden in meerdere kamers. De kamers worden samengesteld uit een gelijk aantal leden.
Elke kamer wordt voorgezeten door een magistraat van de Rechterlijke Orde en bestaat uit minstens drie leden.
Telkens als een lid gewettigd verhinderd is, kan de voorzitter van de Raad een ander lid aanwijzen om hem te vervangen. Zo de voorzitter van de kamer verhinderd is, neemt het oudste lid van de kamer het voorzitterschap waar. § 8. De Koning bepaalt de benoemingsvoorwaarden en het statuut van de voorzitter, de ondervoorzitter en de andere leden van de Raad voor de mededinging die hun functie voltijds uitoefenen.
De wetten op de pensioenregeling voor de leden van het burgerlijk rijkspersoneel en voor hun rechtverkrijgenden zijn ook van toepassing op de leden van de Raad voor de mededinging die niet het statuut van magistraat of rijksambtenaar hebben en die hun functie voltijds uitoefenen. § 9. De Raad voor de mededinging wordt bijgestaan door een secretaris en een adjunct-secretaris die daartoe door de minister of zijn gevolmachtigde worden aangewezen onder de ambtenaren van het ministerie van Economische Zaken.
De secretaris en de adjunct-secretaris behoren tot verschillende taalrollen. De minister wijst op dezelfde wijze plaatsvervangende secretarissen aan. § 10. Met uitzondering van de personen die in de Raad voor de mededinging een voltijdse functie uitoefenen, hebben de eremagistraten en de magistraten die toegelaten worden tot het emeritaat, eveneens de hoedanigheid van magistraat in de zin van de vorige paragrafen. »
Art. 4.1° Artikel 18, § 2, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 2. De leden van de Raad voor de mededinging kunnen gewraakt worden om de redenen vermeld in artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek.
Daarenboven kunnen de leden van de Raad voor de mededinging niet beraadslagen in een zaak waarin zij een belang hebben of indien zij een van de belanghebbende partijen vertegenwoordigen of vertegenwoordigd hebben.
Bovendien mogen zij niet als raadsman van een partij optreden in een zaak die krachtens deze wet aanhangig is gemaakt. » 2° Artikel 18, § 3, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « § 3.Indien de wraking betwist wordt, doet de Raad voor de mededinging daarover uitspraak in afwezigheid van het betrokken lid. » 3° Artikel 18, § 5, van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 5.In dezelfde wet wordt een artikel 18bis ingevoegd, luidende : «
Art. 18bis.De leden van de Raad voor de mededinging zijn gebonden door het beroepsgeheim en mogen de vertrouwelijke gegevens waarvan zij kennis hebben gekregen op grond van hun functie, aan geen enkele persoon of autoriteit bekendmaken, behalve wanneer zij worden opgeroepen om in rechte te getuigen.
Overtredingen van dit artikel worden bestraft met de straffen bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek.
De voorschriften van het eerste boek van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn van toepassing op de overtredingen van dit artikel. »
Art. 6.Artikel 42 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 42.Het hof van beroep te Brussel spreekt zich bij wege van prejudicieel arrest uit over de vragen met betrekking tot het geoorloofde karakter van een mededingingspraktijk als bedoeld in deze wet. »
Art. 7.Artikel 43 van dezelfde wet wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 43.Tegen de beslissingen van de Raad voor de mededinging en van de voorzitter kan beroep worden ingesteld bij het hof van beroep te Brussel. »
Art. 8.Tussen de artikelen 43 en 44 van dezelfde wet wordt een artikel 43ter ingevoegd, luidende : «
Art. 43ter.§ 1. Tegen de beslissingen van de Ministerraad inzake concentraties kan bij de Raad van State een beroep tot vernietiging worden ingesteld.
Het beroep wordt door middel van een verzoekschrift ingediend bij de griffie van de Raad van State binnen een termijn van dertig dagen na de kennisgeving of de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad bedoeld in artikel 41, § 2, derde lid. § 2. Het verzoekschrift bevat op straffe van nietigheid : 1° de aanduiding van de dag, de maand en het jaar;2° de naam, de voornaam, het beroep en de woonplaats van de verzoeker, indien het om een natuurlijke persoon gaat, alsook, in voorkomend geval, zijn inschrijvingsnummer in het handelsregister of in het ambachtsregister;3° de benaming, de vorm, de maatschappelijke zetel en de identiteit en de hoedanigheid van de persoon of, indien het om een rechtspersoon gaat, het orgaan dat hem vertegenwoordigt alsook, in voorkomend geval, zijn inschrijvingsnummer in het handelsregister of in het ambachtsregister;4° de vermelding van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld;5° in voorkomend geval, de naam, de voornaam, de woonplaats of, bij gebreke daarvan, de verblijfplaats of de benaming, de vorm en de maatschappelijke zetel van de partijen waaraan de beslissing ter kennis moet worden gebracht;6° de uiteenzetting van de punten van bezwaar;7° de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat. § 3. Het beroep schorst de beslissingen niet waartegen beroep is ingesteld.
De minister kan, namens de Ministerraad, zijn schriftelijke opmerkingen indienen bij de Raad van State. Hij kan het dossier ter plaatse op de griffie raadplegen.
De Raad van State doet uitspraak inzake concentraties met voorrang boven allr andere zaken.
Inzake deze materie controleert de Raad van State de wettigheid van de beslissingen waartegen hoger beroep is ingesteld.
In geval van vernietiging van de bestreden beslissing beschikt de Ministerraad over een nieuwe termijn om uitspraak te doen. Die termijn is dezelfde als de termijn bepaald in artikel 34bis. Hij vangt aan op het ogenblik waarop het vernietigingsarrest van de Raad van State ter kennis wordt gebracht.
Voor het overige zijn de regels betreffende de procedure voor de afdeling administratie van de Raad van State van toepassing. De Koning kan van deze procedureregels afwijken bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit. »
Art. 9.Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 26 april 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN De Minister van Justitie, T. VAN PARYS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Gewone zitting 1995-1996. Senaat.
Parlementaire stukken. - Wetsvoorstel, nr. 1-417/1.
Gewone zitting 1997-1998.
Amendementen, nrs. 1-417/2. - Advies van de Raad van State, nr. 1-417/3. - Amendementen, nrs. 1-417/4 tot 8.
Gewone zitting 1998-1999.
Amendementen, nr. 1-417/9. - Verslag, nr. 1-417/10. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1-417/11. - Amendementen, nrs. 1-417/12 tot 13. - Advies van d. Raad van State, nr. 1-417/14. - Amendementen, nr. 1-417/15. - Aanvullend verslag, nr. 1-417/16. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1-417/17.
Handelingen van de Senaat : 11 maart 1999.
Gewone zitting 1998-1999.
Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 2067/1. - Verslag, nr. 2067/2 Handelingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 22 april 1999.