gepubliceerd op 16 februari 2002
Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels
24 JANUARI 2002. - Wet tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Artikel 3, 1°, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen in geval van faillissement en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° rechten openen inzake de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, sector van de geneeskundige verzorging, en inzake gezinsbijslagen gedurende ten hoogste vier kwartalen. Deze periode vangt aan op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene van het vonnis van faillietverklaring. »
Art. 3.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 4, § 1. Om de in artikel 3, 1°, bedoelde rechten te genieten, moeten de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° hun verzekeringsplicht bewijzen in het kader van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen gedurende de vier kwartalen die voorafgaan aan de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene van het vonnis van faillietverklaring; 2° voor de in 1° bedoelde periode de in artikel 12, § 1, van het voormeld koninklijk nr.38 beoogde bijdragen verschuldigd geweest zijn; 3° geen beroepsactiviteit uitoefenen of zich niet in een toestand bevinden die hen rechten op een rustpensioen opent;4° geen rechten op uitkeringen genieten in een verplicht stelsel van pensioen, van gezinsbijslag en van ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector gezondheidszorgen, minstens gelijkwaardig aan deze van het sociaal statuut van de zelfstandigen, uit hoofde van de activiteit of van een gewezen activiteit van de echtgenoot;5° in België hun hoofdverblijfplaats hebben, in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. § 2. De in artikel 7 bedoelde uitkering wordt toegekend onder de volgende voorwaarden : 1° voldoen aan de in § 1, 1°, 2° en 5°, bedoelde voorwaarden;2° geen beroepsactiviteit uitoefenen of geen recht op een vervangingsinkomen kunnen laten gelden vanaf de eerste werkdag die volgt op deze in de loop waarvan het vonnis van faillietverklaring werd uitgesproken.»
Art. 4.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « De begunstigde van de in artikel 3 bedoelde rechten en uitkeringen verbindt zich ertoe aan de instelling die belast is met de betaling van de uitkeringen elke gebeurtenis die mogelijkerwijze de opheffing of een vermindering van voormelde rechten en uitkeringen met zich meebrengt, mee te delen.
Bij gebreke hieraan zal de uitkering waarvan sprake in artikel 7 integraal dienen te worden terugbetaald.
Elke wijziging in de in artikel 4, § 1, 3°, 4° en 5°, bedoelde voorwaarden heeft uitwerking, voor de in artikel 3, 1°, bedoelde rechten, de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene van die wijziging.
Elke wijziging in de in artikel 4, § 2, bedoelde voorwaarden heeft uitwerking, voor de in artikel 3, 2°, bedoelde uitkering, de eerste dag van de maand die volgt op diegene van de wijziging. »
Art. 5.In artikel 6, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « of van ontbinding van het akkoord na faillissement » geschrapt.
Art. 6.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 7.De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen die de voorwaarden van artikel 4, § 2, vervullen, kunnen gedurende ten hoogste zes maanden een uitkering verkrijgen.
Naargelang de betrokkenen al dan niet minstens één persoon ten laste hebben, in de zin van artikel 12, eerste lid, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen, bedraagt het maandelijks bedrag van de uitkering respectievelijk : - 773,73 EUR of 644,77 EUR gedurende de eerste twee maanden, en - 515,82 EUR of 386,86 EUR gedurende de laatste vier maanden.
De in het eerste lid bedoelde periode van zes maanden vangt aan op de eerste dag van de maand die volgt op die van het vonnis van faillietverklaring.
De in het tweede lid voorziene bedragen zijn gebonden aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100). Ze worden aangepast aan de schommelingen van het prijsindexcijfer overeenkomstig de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de Openbare Schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen werden gekoppeld. »
Art. 7.In artikel 7bis, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij de wet van 22 februari 1998, worden de woorden « of op datgene van het vonnis van ontbinding van het akkoord van faillissement » geschrapt.
Art. 8.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de woorden « wegens bankbreuk » vervangen door de woorden « op grond van de artikelen 489, 489bis en 489ter van het Strafwetboek. »
Art. 9.Tot 31 december 2001 moeten de in artikel 6 vermelde bedragen « 773,73 EUR », « 644,77 EUR », « 515,82 EUR » en « 386,86 EUR » respectievelijk gelezen worden als : « 31 212 BEF », « 26 010 BEF », « 20 808 BEF » en « 15 606 BEF ».
Art. 10.De artikelen 2, 5, 7 en 8 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 1998.
De artikelen 3, 4 en 6 hebben uitwerking met ingang van 1 oktober 2001.
Voor de vonnissen van faillietverklaring uitgesproken vóór 1 juli 2001 blijven de vroegere bepalingen van toepassing voor zover deze gunstiger zijn voor de betrokken personen.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 24 januari 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE De Minister belast met Middenstand, R. DAEMS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 2001-2202. Strukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 50-1338 - 2000-2001 : Nr. 1 : Wetsontwerp. 50-1338 - 2001 -2002 : Nr. 2 : Amendementen.
Nr. 3 : Verslag.
Nr. 4 : Tekst aangenomen dooe de commissie.
Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Nr. 6 : Gecoördineerde tekst.
Nr. 7 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal Verslag : Nr. 176 van 22 november 2001.
Stukken van de Senaat : 2-958 - 2001-2002 : Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.