gepubliceerd op 23 juni 2017
Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgische Regering en de Macedonische Regering betreffende de politiesamenwerking, gedaan te Brussel op 21 november 2013 (2)
24 FEBRUARI 2017. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgische Regering en de Macedonische Regering betreffende de politiesamenwerking, gedaan te Brussel op 21 november 2013 (1)(2)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgische Regering en de Macedonische Regering betreffende de politiesamenwerking, gedaan te Brussel op 21 november 2013, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 24 februari 2017.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Justitie, K. GEENS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be): Stukken: 54-2223.
Integraal verslag: 20/01/2017. (2) Datum inwerkingtreding : 01/07/2017. OVEREENKOMST TUSSEN DE BELGISCHE REGERING EN DE MACEDONISCHE REGERING BETREFFENDE DE POLITIESAMENWERKING DE BELGISCHE REGERING EN DE MACEDONISCHE REGERING Hierna genoemd de Verdragsluitende Partijen, Vanuit de wens vriendschappelijke betrekkingen te versterken en de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te bevorderen, en in het bijzonder de gemeenschappelijke wens in acht nemend om de onderlinge politiesamenwerking te versterken;
Vanuit de wens deze politiesamenwerking te versterken in het kader van de internationale overeenkomsten inzake het respect van de fundamentele rechten en vrijheden die onderschreven zijn door de Verdragsluitende Partijen, in het bijzonder het Verdrag van de Raad van Europa van 4 november 1950 tot bescherming van de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden, alsook het Verdrag nr. 108 van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen inzake de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens;
Overwegende dat de bestrijding van de aan terrorisme gelieerde misdrijven in de zin van het Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme van 1977 noodzakelijk is om de democratische waarden en instellingen te verdedigen;
Overwegende dat de internationale georganiseerde misdaad een ernstige bedreiging vormt voor de sociaal-economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen, en dat de recente ontwikkeling van de internationale georganiseerde misdaad hun institutionele werking in gevaar kan brengen;
Overwegende dat de strijd tegen de mensenhandel en de bestrijding van het illegaal verkeer van en naar het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen en van de illegale migratie, alsook de eliminatie van de georganiseerde netwerken die bij dergelijke illegale handelingen betrokken zijn, een bekommernis zijn van de Verdragsluitende Partijen;
Overwegende dat de illegale productie van en handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen een gevaar betekenen voor de gezondheid en de veiligheid van de burgers;
Overwegende dat het louter harmoniseren van de desbetreffende wetgevingen niet volstaat om het fenomeen van de illegale migratie efficiënt genoeg te bestrijden;
Overwegende dat de noodzaak om een reële en efficiënte internationale politiesamenwerking uit te bouwen op het vlak van de georganiseerde misdaad en illegale migratie, door middel van uitwisseling en verwerking van gegevens en goede praktijken essentieel is voor het bestrijden en voorkomen van criminele activiteiten;
Overwegende dat om dit te verwezenlijken een reeks adequate maatregelen en een nauwe samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen vereist is;
HEBBEN BESLOTEN dit Verdrag te sluiten.
Definities Artikel 1 In onderhavig Overeenkomst verstaat men onder: a) "mensenhandel" het rekruteren, vervoeren, overbrengen, onderdak bieden of ontvangen van personen, door middel van dreiging met of gebruik van geweld of andere dwangmiddelen, ontvoering, bedrog, misleiding, misbruik van macht of van een kwetsbare toestand of het geven of ontvangen van betalingen of voordelen met als doel het akkoord te bekomen van een persoon die het toezicht heeft over een andere persoon, met het oog op uitbuiting. Uitbuiting zal op zijn minst inhouden: de uitbuiting van prostitutie van derden of andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen arbeid of diensten, slavernij of andere praktijken gelijkaardig aan slavernij, lijfeigenschap of het verwijderen van organen. b) "seksuele uitbuiting van kinderen" de strafrechtelijke inbreuken zoals beschreven in het Artikel 34 van het Verdrag van de Verenigde Naties van 20 november 1989 inzake de rechten van het kind, met inbegrip van de productie, de verkoop en het verdelen of alle andere vormen van handel in pornografisch materiaal waarbij kinderen betrokken zijn, en het bezit van dit materiaal voor persoonlijke doeleinden.c) "technische ondersteuning" de logistieke hulp die aan de politie- en migratiediensten geboden wordt.d) "criminaliteit in verband met nucleair en radioactief materiaal" de strafrechtelijke inbreuken opgesomd in Artikel 7, § 1 van het Verdrag van de Verenigde Naties van 3 maart 1980 inzake externe beveiliging van kernmateriaal, ondertekend te Wenen en te New York.e) "witwassen van geld" de strafrechtelijke inbreuken zoals opgesomd in Artikel 6, §§ 1-3 van de Overeenkomst van de Raad van Europa van 8 november 1990 inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van de opbrengsten van misdrijven, ondertekend te Straatsburg.f) "georganiseerde misdaad" elke inbreuk die valt onder transnationale georganiseerde misdaad zoals voorzien in Artikel 2 van het Verdrag van de Verenigde Naties van 12 december 2000 tegen transnationale georganiseerde misdaad, ondertekend te New York g) "persoonsgegevens" iedere informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon (betrokken persoon) ;als identificeerbaar wordt beschouwd een persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificatienummer of van één of meer specifieke elementen die kenmerkend zijn voor zijn of haar fysieke, fysiologische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit. h) "de verwerking van persoonsgegevens" elke bewerking of geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens, al dan niet uigevoerd met behulp van geautomatiseerde procédés, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken of wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op enigerlei andere wijze ter beschikking stellen, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van persoonsgegevens.i) "verdovende middelen" alle substanties, zowel plantaardige als synthetische, die voorkomen in Tabel I en II van het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties van 30 maart 1961 inzake verdovende middelen opgemaakt te New York, evenals elk navolgend Verdrag, van toepassing in de landen van de Verdragsluitende Partijen, waarbij de lijst van verdovende middelen wordt uitgebreid.j) "psychotrope stoffen" alle substanties, zowel plantaardige als synthetische, en alle natuurlijke producten die voorkomen in Tabel I, II, III of IV van het Verdrag van de Verenigde Naties van 21 maart 1971 inzake psychotrope stoffen, ondertekend te Wenen, evenals elk navolgend Verdrag, van toepassing in de landen van de Verdragsluitende Partijen, waarbij de lijst met psychotrope stoffen wordt uitgebreid.k) "illegale handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen" de teelt en de vervaardiging van, of de handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen op grond van de bepalingen van het Verdrag van 30 maart 1961 inzake verdovende middelen van het Verdrag van 21 februari 1971 inzake psychotrope stoffen of het Verdrag van de Verenigde Naties van 20 december 1988 tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.l) "cybercrime" elke inbreuk die valt onder Cybercrime zoals beschreven in het Verdrag van de Raad van Europa van 23 november 2001 inzake Cybercrime, ondertekend te Boedapest.m) "dringend verzoek" een verzoek dat geformuleerd wordt door een Verdragsluitende Partij in gevallen wanneer de inachtneming van de normale formele administratieve procedure via de nationale contactpunten die bevoegd zijn voor internationale samenwerking, het onderzoek dreigt te hinderen of te schaden. Domeinen van samenwerking Artikel 2 1. De Verdragsluitende Partijen verbinden er zich toe om, overeenkomstig het nationaal recht en de voorwaarden vastgelegd in deze Overeenkomst, aan de andere Partij de ruimst mogelijke samenwerking te bieden op het vlak van politiesamenwerking, met inachtneming van de voorwaarden vastgelegd in dit Verdrag.2. De Verdragsluitende Partijen zullen samenwerken op het vlak van preventie, bestrijding en vervolging van ernstige misdrijven die onder georganiseerde misdaad vallen, met name: - inbreuken tegen het leven, de gezondheid en de fysieke integriteit van personen: - inbreuken gerelateerd aan de niet toegelaten vervaardiging van en illegale handel in verdovende middelen, psychotrope stoffen, verwante chemische stoffen en apparatuur; - illegale migratie; - mensensmokkel, met inbegrip van smokkel van migranten; - mensenhandel; - het tot prostitutie aanzetten van, het handelen in en de seksuele uitbuiting van kinderen; - afpersing; - diefstal, illegale productie van, smokkel van en illegale handel in wapens, munitie, springstoffen, radioactieve stoffen, nucleair materiaal en andere gevaarlijke stoffen; - vervalsingen (vervaardiging, namaak, verandering en verdeling) van betaalmiddelen, cheques en waardepapieren; - vervalsing en gebruik van elk vervalst officieel document; - criminaliteit op het vlak van economisch en financieel verkeer; - fraude van EU - fondsen; - corruptie; - inbreuken tegen goederen, zoals diefstal van en de illegale handel in kunstwerken en antieke voorwerpen; - diefstal van, illegale handel in en smokkel van motorvoertuigen en de vervalsing en het gebruik van vervalste voertuigdocumenten; - witwassen van geld en andere criminele inkomsten; - illegale kansspelen; - cybercrime; - terrorisme en de financiering van terrorisme; - ernstige en georganiseerde btw- en inkomstenbelastingsfraude; - oplichting, verduistering, bedrog en fraude; - frauduleuze faillissementen; - ernstige en georganiseerde sociale en verzekeringsfraude. 3. De ernstige misdrijven in het kader van de georganiseerde misdaad die niet worden bepaald in Artikel 1, worden door de bevoegde nationale diensten beoordeeld volgens het nationaal recht van de Staat waartoe zij behoren. Coördinatie en ondersteuning Artikel 3 De samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen zal eveneens betrekking hebben op: - de opsporing van verdwenen personen en hulp bij de identificatie van niet-geïdentificeerde lijken; - de opsporing op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij van op het grondgebied van de andere Partij gestolen, verdwenen, verduisterde of verloren voorwerpen.
Samenwerkingsvormen Artikel 4 De verdragsluitende Partijen zullen samenwerken op de in de Artikels 2 en 3 vermelde vlakken door: - uitwisseling van informatie, in het bijzonder werkwijzen, die valt onder de bevoegdheid van de politie- en immigratiediensten; - uitwisseling van materiaal; - voorzien in technische en deskundige bijstand, expertise en gespecialiseerd technisch materiaal; - uitwisseling van ervaringen; - samenwerking op het vlak van de beroepsopleiding; - hulp bij de voorbereiding van de uitvoering van verzoeken tot rechtshulp in strafzaken; met inachtneming van de hierna vermelde voorwaarden.
Uitwisseling van informatie Artikel 5 De Verdragsluitende Partijen zullen elkaar bijstand bieden en zorgen voor een nauwe en permanente samenwerking. Zij zullen daartoe alle relevante en belangrijke gegevens uitwisselen.
Deze samenwerking kan tot stand worden gebracht door middel van permanente contacten via de aangeduide verbindingsofficieren.
Recht op informatie-uitwisseling Artikel 6 1. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich tot het verlenen van bijstand tussen hun politiediensten met inachtneming van het nationaal recht en binnen de grenzen van hun bevoegdheden, met het oog op de preventie en opsporing van strafbare feiten, in zoverre dat het nationaal recht niet bepaalt dat het verzoek of de uitvoering ervan voorbehouden is aan de gerechtelijke instanties.2. In deze specifieke gevallen heeft elke Verdragsluitende Partij het recht om op eigen initiatief en overeenkomstig het nationaal recht, informatie aan de betrokken Verdragsluitende Partij te verstrekken die voor deze laatste belangrijk wordt geacht voor de preventie en de beteugeling van inbreuken zoals voorzien in Artikel 2 van deze Overeenkomst of om bedreigingen ten opzichte van de openbare orde en veiligheid te voorkomen. Gebruik van informatie Artikel 7 Elke informatie die door de aangezochte Verdragsluitende Partij verstrekt wordt kan door de verzoekende Verdragsluitende Partij slechts als bewijsmiddel voor de ten laste gelegde feiten worden gebruikt na een verzoek om wederzijdse rechtshulp overeenkomstig de internationale regels die van toepassing zijn.
Vragen om bijstand Artikel 8 1. De vragen om bijstand en de antwoorden op deze verzoeken moeten worden uitgewisseld tussen de bevoegde centrale organen die door elke Verdragsluitende Partij worden belast met internationale politiesamenwerking en immigratie. Indien het onmogelijk is om de vraag tijdig te stellen via voornoemde weg, mogen de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Verdragsluitende Partij uitzonderlijk en enkel in geval van hoogdringendheid, de vraag rechtstreeks aan de bevoegde autoriteiten van de aangezochte Verdragsluitende Partij stellen, waarop deze laatste dan rechtstreeks kan antwoorden. In zulke uitzonderlijke gevallen moet de bevoegde autoriteit van de Verdragsluitende Partij het centraal orgaan gelast met de internationale politiesamenwerking in de aangezochte Verdragsluitende Partij zo snel mogelijk op de hoogte brengen van de rechtstreekse vraag waarbij het dringend karakter moet worden gemotiveerd. 2. De bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen zullen de nationale contactpunten die belast zijn met de internationale samenwerking benoemen en de modaliteiten van wederzijdse bijstand definiëren. Vertrouwelijkheidsgraad Informatie Artikel 9 De verzoekende bevoegde autoriteit moet de graad van vertrouwelijkheid waarborgen die de aangezochte bevoegde autoriteit van de andere Partij aan de informatie heeft toegekend. De graden van veiligheid zijn deze die worden gebruikt door INTERPOL. Verbindingsofficieren Artikel 10 1. De verdragsluitende Partijen kunnen verbindingsofficieren van de ene Verdragsluitende Partij voor bepaalde of onbepaalde tijd bij de andere Verdragsluitende Partij detacheren.2. Het detacheren van verbindingsofficieren voor bepaalde of onbepaalde tijd is erop gericht de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te bevorderen en te versnellen, in het bijzonder inzake ondersteuning: a) in de vorm van informatie-uitwisseling met het oog op preventieve en repressieve bestrijding van de criminaliteit;b) op het vlak van de uitvoering van verzoeken om wederzijdse bijstand in strafzaken;c) bij de uitvoering van de opdrachten van de overheden die gelast zijn met het toezicht op de buitengrenzen en immigratie;d) bij de uitvoering van de opdrachten van de overheden die gelast zijn met het voorkomen van bedreigingen tegen de openbare orde.3. De taak van de verbindingsofficieren bestaat erin advies te verstekken en ondersteuning te verlenen.Ze zijn niet bevoegd om autonoom politiemaatregelen uit te voeren. Ze verstrekken informatie en voeren hun taken uit in het kader van de richtlijnen die hun worden gegeven door de Verdragsluitende Partij waarvan ze gedetacheerd zijn en door de Verdragsluitende Partij waarbij ze gedetacheerd zijn. Ze brengen regelmatig verslag uit aan de centrale organen gelast met de politiesamenwerking van de Verdragsluitende Partij waarbij ze gedetacheerd zijn. 4. De Verdragsluitende Partijen kunnen overeenkomen dat de verbindingsofficieren van een Verdragsluitende Partij die gedetacheerd zijn bij een derde land eveneens de belangen van de andere Verdragsluitende Partij vertegenwoordigen. Bescherming van de persoonsgegevens Artikel 11 1. Bij de toepassing van deze Overeenkomst wordt de verwerking van persoonsgegevens onderworpen aan de respectievelijke nationale wetgeving van elke Verdragsluitende Partij, en is ze in overeenstemming met de voorwaarden en principes voor de bescherming van persoonsgegevens.2. Met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens zoals vermeld in deze Overeenkomst, verbinden de Verdragsluitende Partijen zich tot een mate van bescherming van persoonsgegevens in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en van de Aanbeveling R (87) 15 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa van 17 september 1987 tot regeling van het gebruik van persoonsgegevens op politieel gebied.3. Wat de verwerking van de persoonsgegevens betreft die overeenkomstig onderhavig Overeenkomst worden overgemaakt, zijn de volgende bepalingen van toepassing: a) De ontvangende Verdragsluitende Partij mag de gegevens alleen gebruiken voor de doeleinden voorzien in deze Overeenkomst en onder de voorwaarden bepaald door die Verdragsluitende Partij.Het gebruik van de gegevens voor andere doeleinden is uitsluitend mogelijk na voorafgaande toestemming van de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt en met inachtneming van het recht van de Verdragsluitende Partij waarvoor de gegevens bestemd zijn; b) De gegevens mogen enkel worden gebruikt door gerechtelijke en politionele overheden, en de diensten en instanties die een taak of functie uitvoeren in het kader van de doeleinden waarin is voorzien in deze Overeenkomst, en meer bepaald in Artikels 2 en 3.De Verdragsluitende Partijen dienen de lijst van de gebruikers mee te delen; c) De ontvangende Verdragsluitende Partij is verplicht om de persoonsgegevens te vrijwaren van ongeautoriseerde toegang en ongeautoriseerde aanpassingen of bekendmaking;d) De ontvangen persoonsgegevens zullen gewist, vernietigd of verbeterd worden wanneer: ? het bewezen is dat de gegevens incorrect zijn of ? het bevoegde orgaan dat ze overdraagt meldt dat de gegevens strijdig met het recht verzameld of verstrekt werden of ? de gegevens niet langer noodzakelijk waren voor de uitvoering van de taak waarvoor ze oorspronkelijk overgedragen werden, tenzij er een duidelijke toestemming is om deze gegevens voor andere doeleinden te gebruiken;e) Bij het overdragen van persoonsgegevens zal de Verdragsluitende Partij die ze overdraagt, de andere Verdragsluitende Partij informeren over de uiterste datum voor het bewaren van de gegevens, die in overeenkomst moet zijn met het nationaal recht van het land of de internationale wetgeving.Los van de uiterste datum kunnen persoonsgegevens niet langer bewaard worden dan noodzakelijk om het gestelde doel te bereiken. De overdragende Verdragsluitende Partij moet geïnformeerd worden over het wissen van de gegevens die het onderwerp vormden van een overdracht en de redenen van hun wissen. In het geval van een beëindiging van deze Overeenkomst moeten alle gegevens die het onderwerp vormen van een overdracht vernietigd of gewist worden; f) De Verdragsluitende Partij die zulke gegevens overmaakt, moet erop toezien dat ze juist en volledig zijn.Elke Verdragsluitende Partij ziet erop toe dat de overgemaakte persoonsgegevens niet langer dan nodig worden bewaard. Indien zij op eigen initiatief of als gevolg van een vraag van de betrokken persoon vaststelt dat de verstrekte gegevens inaccuraat zijn of niet overgemaakt mochten worden, moet(en) de ontvangende Verdragsluitende Partij of Partijen daarvan onmiddellijk op de hoogte gebracht worden. Deze Verdragsluitende Partij of Partijen dient (dienen) de gegevens te corrigeren of te vernietigen, of erbij te vermelden dat ze onjuist zijn of onwettelijk werden overgemaakt; g) De persoon waarover de overgedragen gegevens handelen, mag vragen om geïnformeerd te worden over de persoonsgegevens die werden doorgestuurd en over het doel van hun verwerking in het geval dit in overeenstemming is met het nationaal recht van beide Verdragsluitende Partijen en de internationale wetgeving;h) Een Verdragsluitende Partij mag zich niet beroepen op het feit dat een andere Verdragsluitende Partij onjuiste gegevens zou hebben overgemaakt om zich te ontdoen van haar in haar nationale recht vastgestelde verantwoordelijkheid ten aanzien van een benadeelde Partij;i) Het overdragen en de ontvangst van persoonsgegevens moeten worden geregistreerd.De Verdragsluitende Partijen moeten de lijst uitwisselen van de overheden of diensten die toestemming hebben om de registraties te raadplegen; j) De beslissing of de betrokken persoon, op zijn verzoek, informatie kan krijgen over de over hem/haar overgedragen gegevens, wordt geregeld door het nationaal recht van de Verdragsluitende Partij waaraan het verzoek gericht was.De Verdragsluitende Partij die de gegevens ontving kan de informatie over deze gegevens slechts verstrekken mits ze daartoe voorafgaandelijk de toestemming heeft verkregen van de Verdragsluitende Partij waarvan de gegevens afkomstig zijn; k) De gegevens mogen enkel gebruikt worden door de ontvangende Verdragsluitende Partij voor de doeleinden die aangegeven werden door de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt, en in overeenkomst met de voorwaarden gesteld door die Verdragsluitende Partij.4. Daarnaast zijn, voor wat de overdracht betreft, de volgende bepalingen van toepassing: a) De gegevens kunnen slechts overgedragen worden aan de politie- of immigratiediensten en -overheden;de gegevens mogen niet meegedeeld worden aan andere organen die dezelfde objectieven hebben als deze diensten en overheden en die in dezelfde sector werken zonder voorafgaande toestemming van de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt heeft; b) De ontvangende Verdragsluitende Partij zal, op aanvraag, de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt heeft informeren over het gebruik van de gegevens en de resultaten die er mee bereikt werden.5. De verdragsluitende Partijen verbinden er zich toe om alle nodige stappen te nemen om schade veroorzaakt aan derde partijen als resultaat van het zenden, ontvangen of gebruiken van gegevens, te vermijden.6. Elke Verdragsluitende Partij kan op elk moment het niet in acht nemen van de bepalingen van dit Artikel door de ontvangende Verdragsluitende Partij als grond beschouwen voor de dringende opschorting van de toepassing van deze Overeenkomst, en in dat geval om de automatische beëindiging van de Overeenkomst vragen.7. Elke Verdragsluitende Partij informeert de controlerende overheid die, in overeenstemming met het nationaal recht, onafhankelijk de persoonsgegevens op basis van onderhavige Overeenkomst moet controleren en moet nagaan of de bovengenoemde verwerking van gegevens de rechten van de betrokken persoon niet schendt.Deze controleoverheden zijn eveneens bevoegd om de problemen te analyseren omtrent de toepassing en de interpretatie van onderhavige Overeenkomst in verband met de verwerking van persoonsgegevens. De controleoverheden kunnen overeenkomen samen te werken in het kader van de opdrachten voorzien in onderhavige Overeenkomst.
Overmaking van persoonsgegevens Artikel 12 Wanneer persoonsgegevens worden overgemaakt via een verbindingsofficier, zoals voorzien in Artikel 10, worden de bepalingen van onderhavige Overeenkomst enkel toegepast wanneer de verbindingsofficier de gegevens overmaakt aan de Verdragsluitende Partij waarbij hij werd gedetacheerd.
Uitzondering Artikel 13 Elk van de Verdragsluitende Partijen zal weigeren bijstand te verlenen wanneer het gaat om politieke of militaire delicten, of wanneer die bijstand strijdig blijkt te zijn met het nationale recht dat van kracht is op haar grondgebied.
Elk van de Partijen kan bijstand weigeren of deze aan bepaalde voorwaarden onderwerpen wanneer het gaat om delicten die in verband staan met politieke of militaire delicten of wanneer de bijstandsverlening de soevereiniteit, de veiligheid, de openbare orde of andere essentiële belangen van de Staat in het gedrang zou brengen.
Andere samenwerkingsvormen Artikel 14 1. De Verdragsluitende Partijen gaan akkoord om elkaar wederzijds bijstand te verlenen op het vlak van beroepsopleiding alsmede technische bijstand voor problemen in verband met de werking van de politie.2. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe om hun praktische ervaringen uit te wisselen met betrekking tot alle in onderhavige Overeenkomst genoemde gebieden.3. De wijze waarop de wederzijdse bijstand zal worden verleend wordt vastgelegd in overeenkomsten gesloten tussen de bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen. Overleg Artikel 15 1. De bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen kunnen permanente of tijdelijke werkgroepen oprichten om gemeenschappelijke problemen te onderzoeken inzake de opsporing en de preventie van de vormen van criminaliteit voorzien in Artikel 2, en de samenwerkingsgebieden zoals voorzien in Artikel 3 en, indien nodig, om Actieplannen voor te stellen ter verbetering van de praktische en technische aspecten van de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen.2. De kosten die worden gemaakt in het kader van de samenwerking, zullen door beide Verdragsluitende Partijen worden gedragen, behalve wanneer de hiertoe behoorlijk gemachtigde vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Partijen daar onderling anders over beslissen.3. De bevoegde Ministers van de Verdragsluitende Partijen richten een evaluatiecomité op dat om de drie jaar zal rapporteren aan de bevoegde Ministers. Regeling van geschillen Artikel 16 Alle geschillen in verband met de interpretatie of de toepassing van onderhavige Overeenkomst zullen worden beslecht door een gemengde adviescommissie.
De Gemengde adviescommissie bestaat uit vertegenwoordigers van de Ministers van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Justitie. Zij zal periodiek samenkomen op verzoek van één van de Verdragsluitende Partijen, om de regeling van de problemen te vergemakkelijken die kunnen opduiken als gevolg van de interpretatie of toepassing van onderhavige Overeenkomst.
Verband met andere Overeenkomsten Artikel 17 De bepalingen van deze Overeenkomst zijn slechts van toepassing als ze conform zijn aan het nationaal recht van de Verdragsluitende Partijen en aan de voor de Verdragsluitende Partijen bindende bilaterale en multilaterale overeenkomsten.
Inwerkingtreding en opzegging Artikel 18 De Verdragsluitende Partijen informeren elkaar, schriftelijk en langs diplomatieke weg, over de afhandeling van de nationale wettelijke formaliteiten die vereist zijn voor de inwerkingtreding van onderhavige Overeenkomst.
De Overeenkomst zal in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum waarop de laatste bekendmaking wordt ontvangen.
Deze Overeenkomst wordt gesloten voor onbeperkte tijd. Elke Verdragsluitende Partij kan de Overeenkomst opzeggen door de andere Partij langs diplomatieke weg aan te schrijven. De opzegging zal uitwerking hebben 6 maanden na ontvangst van de betekening ervan.
Wijzigingen Artikel 19 Elke Verdragsluitende Partij kan aan de andere Verdragsluitende Partij voorstellen doen die een wijziging van onderhavige Overeenkomst beogen. De wijzigingen aan onderhavige Overeenkomst worden in onderlinge overeenstemming door de Verdragsluitende Partijen besloten.
Dit Verdrag mag worden aangepast of aangevuld met onderlinge schriftelijke toestemming van de Verdragsluitende Partijen. De overeengekomen aanpassingen en aanvullingen zullen van kracht worden overeenkomstig de procedure zoals deze beschreven in het Artikel 18, paragraaf 1 en 2 van dit Verdrag.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN te Brussel op 21 november 2013 in twee oorspronkelijke exemplaren, elk in de Engelse, Franse, Nederlandse en Macedonische taal; de vier teksten zijnde gelijkelijk authentiek. In geval van verschil van interpretatie is de Engels tekst beslissend.