gepubliceerd op 15 juni 1999
Wet tot bekrachtiging en tot wijziging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels
23 MAART 1999. - Wet tot bekrachtiging en tot wijziging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Zijn bekrachtigd met uitwerking op de datum van hun inwerkingtreding : 1° het koninklijk besluit van 24 september 1998 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling van uitzendkrachten, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;2° het koninklijk besluit van 16 oktober 1998 tot wijziging van sommige bepalingen inzake de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;3° het koninklijk besluit van 16 oktober 1998 houdende bepalingen betreffende de elektronische handtekening, geldend voor de sociale zekerheid, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels;4° het koninklijk besluit van 26 december 1998 houdende maatregelen met het oog op de aanpassing van de hoofdelijke aansprakelijkheidsregeling voor de sociale en fiscale schulden met toepassing van artikel 43 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
Art. 3.Artikel 1bis, 5°, van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten ingevoegd bij de wet van 23 maart 1994, wordt aangevuld met de volgende bepaling : « C. van 30 000 tot 150 000 frank, aan de werkgever die zich niet schikt naar de bepalingen van : a) het koninklijk besluit van 22 februari 1998 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van de uitvoeringsbesluiten ervan;b) het koninklijk besluit van 24 september 1998 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling van uitzendkrachten, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.».
Art. 4.In artikel 11, tweede lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 23 en 30 maart 1994, worden de woorden « 5°, A, a), b) en d), B, a), b), e) en f) » vervangen door de woorden « 5°, A, a), b), en d) en B, a), b), e) en f) en C, a) en b). ».
Art. 5.In artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 22 februari 1998 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd bij de wet van 23 november 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt aangevuld als volgt : « - verhuur met chauffeur van voertuigen van meer dan 9 plaatsen.»; 2° in het derde lid worden de woorden « zowel voor hun werklieden als voor hun bedienden » vervangen door de woorden « voor hun werklieden ».
Art. 6.Artikel 2, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 24 september 1998 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling van uitzendkrachten, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, wordt aangevuld als volgt : « h) het nummer van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid. ».
Art. 7.Een artikel 5bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «
Art. 5bis.§ 1. Onverminderd de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met een geldboete van 500 tot 2 500 frank, of met een van die straffen alleen : 1° de werkgever, zijn aangestelde of zijn lasthebber die zich niet schikt naar de bepalingen van dit besluit;de geldboete wordt zoveel maal toegepast als er werknemers zijn ten overstaan van dewelke een inbreuk is gepleegd, zonder dat het totaal bedrag van de geldboeten evenwel hoger mag zijn dan 125 000 frank; 2° al wie het krachtens dit besluit georganiseerd toezicht verhindert. § 2. Bij herhaling binnen een jaar na een vorige veroordeling kan de straf op het dubbel van het maximum worden gebracht. § 3. De werkgever is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe zijn aangestelde wordt veroordeeld. § 4. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met uitzondering van hoofdstuk V, maar met inbegrip van hoofdstuk VII, zijn toepasselijk op de bij dit besluit bepaalde misdrijven.
Artikel 85 van voormeld wetboek is toepasselijk op de in dit besluit bepaalde misdrijven zonder dat het bedrag van de geldboete lager mag zijn dan 40 % van het bij dit besluit bepaalde minimumbedrag. § 5. De strafvordering wegens overtreding van de bepalingen van dit besluit verjaart door verloop van vijf jaar te rekenen van de dag waarop de inbreuk is gepleegd. ».
Art. 8.Artikel 5 van het koninklijk besluit van 22 februari 1998 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarbeid van de wettelijke pensioenstelsels, gewijzigd bij de wet van 23 november 1998, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de ambtenaren behorend tot de Sociale Inspectie van het departement van Sociale Zaken, tot de Inspectie van de sociale wetten van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid en tot het algemeen hoofdbestuur van de Rijksdienst voor sociale zekerheid toezicht op de naleving van dit besluit en van zijn uitvoeringsbesluiten.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie. »
Art. 9.Artikel 5 van het koninklijk besluit van 24 september 1998 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling van uitzendkrachten, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de ambtenaren behorend tot de Sociale Inspectie van het departement van Sociale Zaken, tot de Inspectie van de sociale wetten van het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid en tot het algemeen hoofdbestuur van de Rijksdienst voor sociale zekerheid toezicht op de naleving van dit besluit en van zijn uitvoeringsbesluiten.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie. ».
Art. 10.Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 1999, met uitzondering van de artikelen 3, 4 en 7 die in werking treden op de dag van bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 23 maart 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VANDENBOSSCHE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Gewone zitting 1998-1999. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire Stukken. - Wetsvoorstel, nr. 1906/1. - Amendementen, nr. 1906/2. - Verslag, nr. 1906/3. - Amendementen, nrs. 1906/4 tot 1906/6. - Aanvullend verslag, nr. 1906/7. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 1906/8. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de senaat, nr. 1906/9.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 23 en 25 februari 1999.
Senaat.
Parlementaire Stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1-1284/1. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, nr. 1-1284/2.