gepubliceerd op 22 augustus 2022
Wet houdende instemming met de Overeenkomst tot beëindiging van bilaterale investeringsverdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie, gedaan te Brussel op 5 mei 2020 (2)(3)
23 FEBRUARI 2022. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tot beëindiging van bilaterale investeringsverdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie, gedaan te Brussel op 5 mei 2020 (1)(2)(3)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.
Art. 2.De Overeenkomst tot beëindiging van bilaterale investeringsverdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie, gedaan te Brussel op 5 mei 2020, zal volkomen gevolg hebben;
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met ' s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 23 februari 2022.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, Europese Zaken en Buitenlandse handel, S. WILMES Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota's (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be): Stukken: 55-2338 Integraal verslag: 23/12/2021 (2) Zie decreet van het Vlaams Gewest van 26 november 2021 (Belgisch Staatsblad van 17/12/2021), decreet van Waals Gewest van 20 januari 2022 (Belgisch Staatsblad van 08/02/2022) en ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 24 februari 2022 (Belgisch Staatsblad van 04/04/2022) (3) Gebonden Staten
Overeenkomst tot beëindiging van bilaterale investeringsverdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie INDACHTIG het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en algemene beginselen van het Unierecht, INDACHTIG de regels van internationaal gewoonterecht zoals neergelegd in het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (VWVR), ERAAN HERINNEREND dat het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) in zaak C-478/07 Budejovicky Budvar heeft gesteld dat bepalingen van een internationale overeenkomst tussen twee lidstaten geen toepassing kunnen vinden in de verhoudingen tussen deze twee staten indien die bepalingen strijdig blijken te zijn met de EU-Verdragen, OVERWEGENDE dat, conform de op de lidstaten rustende verplichting om hun rechtsorde in overeenstemming met het Unierecht te brengen, zij alle nodige consequenties moeten trekken uit het Unierecht zoals dat in het arrest van het HvJ-EU in zaak C-284/16 Achmea (het Achmea-arrest) is uitgelegd, OVERWEGENDE dat bedingen inzake arbitrage tussen investeerder en staat in bilaterale investeringsverdragen tussen de lidstaten van de Europese Unie (bilaterale investeringsverdragen binnen de EU) strijdig zijn met de EU-Verdragen en, als gevolg van deze onverenigbaarheid, geen toepassing kunnen vinden na de datum waarop de laatste van de partijen bij een bilateraal investeringsverdrag binnen de EU een lidstaat van de Europese Unie is geworden, GELEID door hun gezamenlijke opvatting uitgedrukt in deze overeenkomst tussen de Partijen bij de EU-Verdragen en bilaterale investeringsverdragen binnen de EU dat, dientengevolge, een dergelijk beding niet als rechtsgrondslag voor Arbitrageprocedures kan dienen, HET EROVER EENS ZIJNDE dat deze overeenkomst betrekking dient te hebben op alle op bilaterale investeringsverdragen binnen de EU gebaseerde arbitrageprocedures tussen investeerder en staat uit hoofde van enigerlei arbitrageverdrag of reeks arbitrageregels, met inbegrip van het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen staten en onderdanen van andere staten (het ICSID-verdrag) en de ICSID-arbitrageregels, de arbitrageregels van het Permanent Hof van Arbitrage (PHA), de arbitrageregels van het Arbitrage-instituut van de Kamer van Koophandel te Stockholm (Stockholm Chamber of Commerce, SCC), de arbitrageregels van de Internationale Kamer van Koophandel (IKK), de arbitrageregels van de Commissie van de Verenigde Naties voor internationaal handelsrecht (United Nations Commission on International Trade Law, Uncitral) en ad-hocarbitrage, VASTSTELLEND dat sommige bilaterale investeringsverdragen binnen de EU, met inbegrip van de daarin vervatte horizonclausules, reeds bilateraal zijn beëindigd, en dat andere bilaterale investeringsverdragen binnen de EU reeds unilateraal zijn beëindigd en dat de toepassingsperiode van de daarin vervatte horizonclausules is verstreken, HET ERMEE EENS ZIJNDE dat deze overeenkomst de kwestie van de verenigbaarheid met de EU-Verdragen van materiële bepalingen van bilaterale investeringsverdragen binnen de EU onverlet laat, OVERWEGENDE dat deze overeenkomst betrekking heeft op bilaterale investeringsverdragen binnen de EU;zij heeft geen betrekking op procedures binnen de EU op grond van artikel 26 van het Verdrag inzake het Energiehandvest. De Europese Unie en haar lidstaten zullen zich op een later moment over deze aangelegenheid buigen, OVERWEGENDE dat wanneer investeerders uit de lidstaten een van de fundamentele vrijheden, zoals de vrijheid van vestiging of het vrije verkeer van kapitaal, uitoefenen, zij binnen de werkingssfeer van het Unierecht handelen en derhalve de bescherming genieten die wordt geboden door deze vrijheden en, in voorkomend geval, door het desbetreffende afgeleide recht, door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en door de algemene beginselen van het Unierecht, waaronder met name de beginselen van non-discriminatie, evenredigheid, rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen (arrest van het HvJ-EU in zaak C-390/12 Pfleger, punten 30 tot en met 37).
Indien een lidstaat een maatregel vaststelt die afwijkt van een van de door het Unierecht gewaarborgde fundamentele vrijheden, valt die maatregel binnen de werkingssfeer van het Unierecht en zijn de door het Handvest gewaarborgde grondrechten eveneens van toepassing (arrest van het HvJ-EU in zaak C-685/15 Online Games Handels, punten 55 en 56), ERAAN HERINNEREND dat de lidstaten overeenkomstig artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU verplicht zijn in de nodige rechtsmiddelen te voorzien om daadwerkelijke rechtsbescherming van de rechten van investeerders op grond van het Unierecht te verzekeren. Elke lidstaat moet er met name voor zorgen dat zijn rechterlijke instanties, in de zin van het Unierecht, aan de vereisten van een daadwerkelijke rechtsbescherming voldoen (arrest van het HvJ-EU in zaak C-64/16 Associaç+o Sindical dos Ju¤zes Portugueses, punten 31 tot en met 37), ERAAN HERINNEREND dat geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze overeenkomst overeenkomstig artikel 273 VWEU geen betrekking hebben op de rechtmatigheid van de maatregel die het voorwerp uitmaakt van arbitrageprocedures tussen investeerder en staat op grond van een onder deze overeenkomst vallend Bilateraal Investeringsverdrag, IN AANMERKING NEMENDE dat de bepalingen van deze overeenkomst de mogelijkheid onverlet laten dat de Europese Commissie of een lidstaat op grond van de artikelen 258, 259 en 260 VWEU een zaak voor het HvJ-EU brengt, ERAAN HERINNEREND dat in het licht van de conclusies van de Raad (Ecofin) van 11 juli 2017 de lidstaten en de Commissie de besprekingen onverwijld zullen intensiveren om een volledige, krachtige en effectieve bescherming van investeringen binnen de Europese Unie beter te waarborgen. Deze besprekingen hebben onder meer betrekking op de beoordeling van bestaande processen en mechanismen voor geschillenbeslechting, alsook op de noodzaak en, indien de noodzaak is vastgesteld, de middelen om in het kader van het Unierecht nieuwe instrumenten en mechanismen te creëren of ter zake bestaande instrumenten en mechanismen te verbeteren, ERAAN HERINNEREND dat deze overeenkomst verdere maatregelen en acties onverlet laat die in het kader van het Unierecht noodzakelijk kunnen zijn om een hogere mate van bescherming van grensoverschrijdende investeringen binnen de Europese Unie te verzekeren en om een voorspelbaarder, stabieler en duidelijker regelgevingsklimaat tot stand te brengen teneinde investeringen binnen de interne markt te stimuleren, OVERWEGENDE dat de in deze overeenkomst voorkomende verwijzingen naar de Europese Unie ook moeten worden opgevat als verwijzingen naar de voorganger ervan, de Europese Economische Gemeenschap en, vervolgens, de Europese Gemeenschap, totdat deze door de Europese Unie is opgevolgd, HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN: AFDELING 1 - DEFINITIES ARTIKEL 1 - Definities Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder: 1) "Bilateraal Investeringsverdrag": alle in bijlage A of B genoemde investeringsverdragen;2) "Arbitrageprocedures": alle procedures voor een scheidsgerecht dat is opgericht om een geschil tussen een investeerder uit een lidstaat van de Europese Unie en een andere lidstaat van de Europese Unie te beslechten in overeenstemming met een Bilateraal Investeringsverdrag;3) "Arbitragebeding": een beding inzake arbitrage tussen investeerder en staat dat is neergelegd in een Bilateraal Investeringsverdrag dat in Arbitrageprocedures voorziet;4) "Beëindigde Arbitrageprocedures": alle Arbitrageprocedures die zijn geëindigd met een schikkingsovereenkomst of met een definitieve uitspraak die vóór 6 maart 2018 is gedaan en waarbij: a) vóór 6 maart 2018 op regelmatige wijze aan de uitspraak uitvoering is gegeven, ook al is een daarmee verband houdende vordering tot betaling van gerechtskosten nog niet uitgevoerd of ten uitvoer gelegd, en er op 6 maart 2018 geen betwistings-, heroverwegings-, seponerings-, vernietigings-, tenuitvoerleggings-, herzienings- of andere soortgelijke procedure in verband met een dergelijke definitieve uitspraak aanhangig was, of b) de uitspraak vóór de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst was geseponeerd of vernietigd;5) "Aanhangige Arbitrageprocedures": alle Arbitrageprocedures die vóór 6 maart 2018 zijn ingeleid en die niet in aanmerking komen als Beëindigde Arbitrageprocedures, ongeacht het stadium waarin deze zich op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst bevinden;6) "Nieuwe Arbitrageprocedures": alle Arbitrageprocedures die op of na 6 maart 2018 zijn ingeleid;7) "Horizonclausule": elke bepaling in een Bilateraal Investeringsverdrag die gedurende een verdere periode de bescherming verlengt van investeringen die vóór de datum van beëindiging van dat verdrag zijn gedaan. AFDELING 2 - BEPALINGEN BETREFFENDE DE BEEINDIGING VAN BILATERALE INVESTERINGSVERDRAGEN ARTIKEL 2 - Beëindiging van Bilaterale Investeringsverdragen 1. De in bijlage A genoemde Bilaterale Investeringsverdragen worden beëindigd in overeenstemming met de voorwaarden van deze overeenkomst.2. Om meer zekerheid te bieden, worden de Horizonclausules van de in bijlage A genoemde Bilaterale Investeringsverdragen beëindigd in overeenstemming met lid 1 van dit artikel en hebben zij geen rechtsgevolgen. ARTIKEL 3 - Beëindiging van mogelijke gevolgen van Horizonclausules Horizonclausules van de in bijlage B genoemde Bilaterale Investeringsverdragen worden beëindigd door deze overeenkomst en hebben geen rechtsgevolgen, in overeenstemming met de voorwaarden van deze overeenkomst.
ARTIKEL 4 - Gemeenschappelijke bepalingen 1. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen dat Arbitragebedingen strijdig zijn met de EU-Verdragen en derhalve geen toepassing kunnen vinden.Als gevolg van deze onverenigbaarheid tussen Arbitragebedingen en de EU-Verdragen kan vanaf de datum waarop de laatste van de partijen bij een Bilateraal Investeringsverdrag een lidstaat van de Europese Unie werd, het Arbitragebeding in een dergelijk Bilateraal Investeringsverdrag niet als rechtsgrondslag voor Arbitrageprocedures dienen. 2. De beëindiging in overeenstemming met artikel 2 van de in bijlage A genoemde Bilaterale Investeringsverdragen en de beëindiging in overeenstemming met artikel 3 van Horizonclausules van de in bijlage B genoemde Bilaterale Investeringsverdragen worden voor elk dergelijk verdrag van kracht zodra deze overeenkomst voor de betrokken Overeenkomstsluitende Partijen overeenkomstig artikel 16 in werking treedt. AFDELING 3 - BEPALINGEN BETREFFENDE VORDERINGEN OP GROND VAN BILATERALE INVESTERINGSVERDRAGEN ARTIKEL 5 - Nieuwe Arbitrageprocedures Arbitragebedingen dienen niet als rechtsgrondslag voor Nieuwe Arbitrageprocedures.
ARTIKEL 6 - Beëindigde Arbitrageprocedures 1. Onverminderd artikel 4 doet deze overeenkomst geen afbreuk aan Beëindigde Arbitrageprocedures.Deze procedures worden niet heropend. 2. Daarnaast doet deze overeenkomst geen afbreuk aan elke overeenkomst om een geschil ten aanzien waarvan vóór 6 maart 2018 een Arbitrageprocedure is ingeleid, in der minne te schikken. ARTIKEL 7 - Plichten van de Overeenkomstsluitende Partijen in verband met Aanhangige Arbitrageprocedures en Nieuwe Arbitrageprocedures Ingeval de Overeenkomstsluitende Partijen partijen zijn bij Bilaterale Investeringsverdragen op grond waarvan Aanhangige Arbitrageprocedures of Nieuwe Arbitrageprocedures zijn ingeleid, zijn zij ertoe gehouden: a) in onderlinge samenwerking en met gebruikmaking van de verklaring in bijlage C, scheidsgerechten te informeren over de rechtsgevolgen van het Achmea-arrest zoals beschreven in artikel 4;en b) ingeval zij partij zijn in een gerechtelijke procedure betreffende een arbitrale uitspraak die op grond van een Bilateraal Investeringsverdrag is gedaan, de bevoegde nationale rechter - ook als het om een rechter uit een derde land gaat - te vragen om, al naargelang het geval, de arbitrale uitspraak te seponeren of te vernietigen, dan wel zich te onthouden van de erkenning of tenuitvoerlegging ervan. ARTIKEL 8 - Overgangsmaatregelen in verband met Aanhangige Arbitrageprocedures 1. Indien een investeerder partij is in een Aanhangige Arbitrageprocedure en de maatregel die het voorwerp van het geschil uitmaakt niet bij de bevoegde nationale rechter is aangevochten, zijn de overgangsmaatregelen van de artikelen 9 en 10 van toepassing.2. Wanneer vóór de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst een definitieve uitspraak wordt gedaan waarin wordt vastgesteld dat de bestreden maatregel niet onder het betrokken Bilaterale Investeringsverdrag valt of dat Bilaterale Investeringsverdrag niet schendt, zijn de in dit artikel bedoelde overgangsmaatregelen niet van toepassing.3. Indien de betrokken Overeenkomstsluitende Partij in het kader van een Aanhangige Arbitrageprocedure tegenvorderingen heeft ingesteld, zijn dit artikel en de artikelen 9 en 10 van overeenkomstige toepassing op die vorderingen.4. De betrokken Overeenkomstsluitende Partij en de investeerder kunnen ook overeenstemming bereiken over een andere passende beslechting van het geschil, zoals onder meer een minnelijke schikking, op voorwaarde dat de oplossing in overeenstemming is met het Unierecht. ARTIKEL 9 - Gestructureerde dialoog voor Aanhangige Arbitrageprocedures 1. Een investeerder die partij is in een Aanhangige Arbitrageprocedure, kan de bij deze procedure betrokken Overeenkomstsluitende Partij overeenkomstig dit artikel verzoeken een schikkingsprocedure in te leiden op voorwaarde dat: a) de Aanhangige Arbitrageprocedure is opgeschort op grond van een verzoek in die zin door de investeerder;en b) indien in de Aanhangige Arbitrageprocedure reeds een uitspraak is gedaan maar deze nog niet definitief ten uitvoer is gelegd of uitgevoerd, de investeerder toezegt geen procedure voor de erkenning, uitvoering, tenuitvoerlegging of betaling ervan in een lidstaat of een derde land in te leiden, dan wel, indien een dergelijke procedure reeds is ingeleid, te vragen dat deze wordt opgeschort. De betrokken Overeenkomstsluitende Partij antwoordt binnen twee maanden schriftelijk in overeenstemming met de leden 2, 3 en 4.
Een Partij kan een investeerder die bij een Aanhangige Arbitrageprocedure is betrokken, ook verzoeken overeenkomstig dit artikel een schikkingsprocedure in te leiden. De investeerder kan dit verzoek binnen twee maanden schriftelijk aanvaarden, mits de in de eerste alinea, onder a) en b), beschreven voorwaarden zijn vervuld.
In voorkomend geval moet in het antwoord door de betrokken Overeenkomstsluitende Partij of in de aanvaarding door de investeerder worden vermeld dat de schikkingsprocedure daarbij is ingeleid. 2. Een schikkingsprocedure mag enkel worden ingeleid binnen zes maanden na de beëindiging, overeenkomstig artikel 2 of 3 van deze overeenkomst, van het Bilaterale Investeringsverdrag op grond waarvan de Aanhangige Arbitrageprocedure is ingeleid, door overeenkomstig lid 1 van dit artikel daarom te verzoeken.3. Er wordt een schikkingsprocedure ingeleid indien het HvJ-EU of een nationale rechter in een in kracht van gewijsde gegane beslissing heeft geoordeeld dat de staatsmaatregel die in de in lid 1 bedoelde procedure wordt bestreden, het Unierecht schendt.4. Er wordt geen schikkingsprocedure ingeleid indien het HvJ-EU of een nationale rechter in een in kracht van gewijsde gegane beslissing heeft geoordeeld dat de staatsmaatregel die in de in lid 1 bedoelde procedure wordt bestreden, het Unierecht niet schendt.Hetzelfde geldt indien de Europese Commissie een definitief geworden besluit heeft vastgesteld waarin wordt geoordeeld dat de maatregel het Unierecht niet schendt. 5. Ingeval een gerechtelijke procedure aanhangig is die ten doel heeft een in lid 3 of 4 bedoelde beslissing te verkrijgen, stelt de betrokken Overeenkomstsluitende Partij de investeerder in zijn in lid 1 bedoelde antwoord van dit feit in kennis.De inleiding van de schikkingsprocedure wordt opgeschort totdat de gerechtelijke procedure in een in kracht van gewijsde gegane beslissing is uitgemond. De betrokken Overeenkomstsluitende Partij stelt de investeerder binnen twee weken van een dergelijke beslissing in kennis. Hetzelfde geldt indien de Europese Commissie een besluit heeft vastgesteld dat nog niet definitief is geworden. 6. Er kan een schikkingsprocedure worden ingeleid indien een mogelijke schending van het Unierecht die wordt veroorzaakt door de staatsmaatregel die in de in lid 1 bedoelde procedure wordt bestreden, kan worden vastgesteld en noch lid 3, noch lid 4 van toepassing is.7. Op de schikkingsprocedure wordt toezicht uitgeoefend door een onpartijdige facilitator met de bedoeling buiten gerecht en arbitrage om tussen de partijen tot een minnelijke, rechtmatige en billijke schikking te komen van het geschil dat het voorwerp van de Arbitrageprocedure uitmaakt.De schikkingsprocedure is onpartijdig en vertrouwelijk. Elke partij in de schikkingsprocedure heeft het recht haar standpunten kenbaar te maken. 8. De facilitator wordt aangewezen in onderlinge overeenstemming tussen de investeerder en de betrokken Overeenkomstsluitende Partij die als verweerder in de desbetreffende Aanhangige Arbitrageprocedure optreedt.De facilitator wordt gekozen uit personen wier onafhankelijkheid en onpartijdigheid boven elke twijfel verheven is en die over de nodige kwalificaties, waaronder een grondige kennis van het Unierecht, beschikken. De facilitator is geen onderdaan van de lidstaat waarin de investering heeft plaatsgevonden en evenmin van de lidstaat van herkomst van de investeerder, en verkeert niet in een belangenconflict. Indien binnen een maand na de inleiding van de schikkingsprocedure geen onderlinge overeenstemming over de keuze van een onpartijdige facilitator wordt bereikt, verzoekt de investeerder of de betrokken Overeenkomstsluitende Partij die als verweerder in de desbetreffende Aanhangige Arbitrageprocedure optreedt, de directeur-generaal van de Juridische Dienst van de Europese Commissie een voormalig lid van het Hof van Justitie van de Europese Unie aan te wijzen, die, na raadpleging van elke partij bij het geschil, een persoon aanstelt die aan de in dit lid beschreven criteria voldoet. In bijlage D is een indicatieve vergoedingsregeling voor de facilitator vastgelegd. 9. De facilitator vraagt de investeerder en de lidstaat waarin de investering heeft plaatsgevonden, binnen twee maanden na de aanstelling van de facilitator schriftelijke opmerkingen in te dienen. Indien de schikkingsprocedure op grond van lid 6 is ingeleid, kan de facilitator de Europese Commissie vragen binnen twee maanden advies uit te brengen over de desbetreffende kwesties die met het Unierecht verband houden. 10. De facilitator organiseert op onpartijdige wijze de schikkingsonderhandelingen en staat de partijen bij opdat uiterlijk zes maanden na de aanstelling van de facilitator, dan wel na een eventueel door de partijen overeen te komen langere termijn, een minnelijke schikking wordt bereikt.De partijen nemen te goeder trouw deel aan dat proces. De facilitator houdt daarbij terdege rekening met zowel de beslissingen van het HvJ-EU of een nationale rechter, als met besluiten van de Europese Commissie die definitief zijn geworden, alsmede met het in de laatste zin van lid 9 bedoelde advies. De facilitator houdt ook rekening met de maatregelen die de betrokken Overeenkomstsluitende Partij heeft getroffen om aan de desbetreffende beslissingen van het HvJ-EU gevolg te geven, en met de jurisprudentie van het HvJ-EU met betrekking tot de omvang van schadeloosstellingen uit hoofde van het Unierecht. 11. Indien binnen de in lid 10 genoemde termijn geen minnelijke schikking wordt bereikt, stellen de partijen in de procedure binnen een maand een voor hen aanvaardbare schikking voor.Elk voorstel wordt onverwijld schriftelijk aan de andere partij in de procedure meegedeeld voor het maken van opmerkingen. De facilitator organiseert verdere onderhandelingen op die basis met de bedoeling een wederzijds aanvaardbare oplossing voor het geschil te vinden. 12. Binnen een maand na de mededeling van de voorstellen en rekening houdend met de in lid 11 bedoelde verdere gedachtewisseling doet de facilitator een definitief schriftelijk voorstel voor een gewijzigde minnelijke schikking.Binnen een maand na ontvangst van dat voorstel beslist elke partij in de procedure of zij het definitieve voorstel aanvaardt en deelt zij die beslissing schriftelijk mee aan de andere partij. 13. Indien een partij in de procedure het definitieve voorstel niet aanvaardt, verstrekt zij de andere partij in de procedure onverwijld een schriftelijke uiteenzetting van de redenen daarvoor, waarbij daaruit, waar nodig, vertrouwelijke informatie wordt verwijderd.Elke partij in de procedure draagt haar eigen kosten en de helft van de vergoedingen voor de facilitator en in verband met de logistiek van de schikkingsprocedure. 14. Indien overeenstemming over de voorwaarden van de schikking wordt bereikt, aanvaarden de partijen in de procedure deze voorwaarden onverwijld op juridisch bindende wijze.De voorwaarden van de schikking: a) moeten: i) een op de investeerder rustende verplichting omvatten om de arbitragevordering in te trekken of om van de uitvoering van een reeds gedane maar nog niet definitief ten uitvoer gelegde of uitgevoerde uitspraak af te zien, dan wel, in voorkomend geval, om rekening te houden met elke compensatie die eerder in de Aanhangige Arbitrageprocedure is betaald teneinde dubbele compensatie te vermijden, en ii) een verbintenis omvatten om af te zien van de inleiding van Nieuwe Arbitrageprocedures, en b) kunnen een bepaling omvatten waarin afstand wordt gedaan van alle andere rechten en vorderingen in verband met de maatregel die het voorwerp van de in lid 1 bedoelde procedure uitmaakt. ARTIKEL 10 - Toegang tot de nationale rechtbanken 1. Een investeerder heeft binnen de in lid 2 bedoelde termijn recht op toegang tot de rechtsmiddelen uit hoofde van het nationale recht tegen een in een Aanhangige Arbitrageprocedure bestreden maatregel, ook al zijn de nationale termijnen voor het instellen van een vordering verstreken, op voorwaarde dat: a) de investeerder de Aanhangige Arbitrageprocedure intrekt en afstand doet van alle rechten en vorderingen uit hoofde van het desbetreffende Bilaterale Investeringsverdrag, dan wel afziet van de uitvoering van een reeds gedane maar nog niet definitief ten uitvoer gelegde of uitgevoerde uitspraak en zich ertoe verbindt af te zien van de inleiding van een Nieuwe Arbitrageprocedure: i) binnen zes maanden na de beëindiging van het Bilaterale Investeringsverdrag op grond waarvan de Aanhangige Arbitrageprocedure is ingeleid, ingeval geen gebruik is gemaakt van de gestructureerde dialoog waarin artikel 9 voorziet; ii) binnen zes maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de betrokken Overeenkomstsluitende Partij het verzoek van de investeerder afwijst om overeenkomstig artikel 9, leden 1 en 6, een gestructureerde dialoog aan te gaan; of iii) binnen zes maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de laatste van de partijen overeenkomstig artikel 9, lid 12, haar beslissing meedeelt, ingeval is gebruikgemaakt van de gestructureerde dialoog waarin artikel 9 voorziet; b) van de toegang tot de nationale rechter zal worden gebruikgemaakt om een vordering op grond van het nationale of het Unierecht in te stellen;en c) in voorkomend geval, geen schikkingsovereenkomst is bereikt als gevolg van de gestructureerde dialoog waarin artikel 9 voorziet.2. De krachtens lid 1 geldende nationale termijnen voor de toegang tot de nationale rechter worden geacht aan te vangen op de datum waarop de investeerder zich uit de desbetreffende Aanhangige Arbitrageprocedure terugtrekt, dan wel overeenkomstig lid 1, onder a), afziet van de uitvoering van een reeds gedane maar nog niet definitief ten uitvoer gelegde of uitgevoerde uitspraak en zich ertoe verbindt af te zien van de inleiding van een Nieuwe Arbitrageprocedure, al naargelang het geval;de duur van deze termijnen is die welke bij het toepasselijke nationale recht wordt voorgeschreven. 3. Om meer zekerheid te bieden, worden de bepalingen van op grond van deze overeenkomst beëindigde Bilaterale Investeringsverdragen geacht geen deel uit te maken van het toepasselijke recht in procedures die op grond van deze overeenkomst bij een nationale rechter zijn ingeleid.4. Om meer zekerheid te bieden, mag het bepaalde in dit artikel niet worden uitgelegd als de creatie van nieuwe rechtsmiddelen die uit hoofde van het toepasselijke nationale recht niet beschikbaar zouden zijn voor de investeerder.5. De nationale rechter houdt rekening met elke compensatie die eerder in de Aanhangige Arbitrageprocedure is betaald teneinde dubbele compensatie te vermijden. AFDELING 4 - SLOTBEPALINGEN ARTIKEL 11 - Depositaris 1. De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie treedt op als depositaris van deze overeenkomst.2. De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie stelt de Overeenkomstsluitende Partijen in kennis van: a) elk besluit inzake voorlopige toepassing overeenkomstig artikel 17;b) de nederlegging van elke akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring overeenkomstig artikel 15;c) de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst krachtens artikel 16, lid 1;d) de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst voor elke Overeenkomstsluitende Partij krachtens artikel 16, lid 2.3. De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie maakt deze overeenkomst bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. ARTIKEL 12 - Bijlagen 1. De bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integrerend onderdeel daarvan.2. Indien een in bijlage A genoemd Bilateraal Investeringsverdrag niet van kracht is op de datum waarop deze overeenkomst voor de desbetreffende Overeenkomstsluitende Partijen in werking treedt, maar indien vóór de beëindiging van dit verdrag gedane investeringen op grond van de in het verdrag opgenomen Horizonclausule nog wel binnen de werkingssfeer ervan kunnen vallen, wordt het als een in bijlage B genoemd Bilateraal Investeringsverdrag beschouwd. ARTIKEL 13 - Voorbehouden Bij deze overeenkomst kan geen enkel voorbehoud worden gemaakt.
ARTIKEL 14 - Geschillenbeslechting 1. Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze overeenkomst worden, indien mogelijk, in der minne geschikt.2. Indien een geschil tussen de Overeenkomstsluitende Partijen niet binnen een termijn van 90 dagen in der minne kan worden geschikt, wordt het geschil op verzoek van een van de Overeenkomstsluitende Partijen bij het geschil overeenkomstig artikel 273 VWEU aan het HvJ-EU voorgelegd.3. Om meer zekerheid te bieden, vormt dit artikel een compromis tussen de Overeenkomstsluitende Partijen in de zin van artikel 273 VWEU. ARTIKEL 15 - Bekrachtiging, goedkeuring of aanvaarding Deze overeenkomst dient te worden bekrachtigd, goedgekeurd of aanvaard.
De Overeenkomstsluitende Partijen leggen hun akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring neer bij de depositaris.
ARTIKEL 16 - Inwerkingtreding 1. Deze overeenkomst treedt in werking 30 kalenderdagen na de datum waarop de depositaris de tweede akte van bekrachtiging, goedkeuring of aanvaarding ontvangt.2. Voor elke Overeenkomstsluitende Partij die deze overeenkomst bekrachtigt, goedkeurt of aanvaardt na de inwerkingtreding ervan overeenkomstig lid 1, treedt hij in werking 30 kalenderdagen na de datum van neerlegging door deze Overeenkomstsluitende Partij van haar akte van bekrachtiging, goedkeuring of aanvaarding.3. Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij die partij is in een Aanhangige Arbitrageprocedure deze overeenkomst bekrachtigt, goedkeurt of aanvaardt, stelt zij vóór de inwerkingtreding van deze overeenkomst voor die Partij, de andere partij in de procedure van dit feit in kennis.Deze kennisgeving bevat een vermelding of het desbetreffende Bilaterale Investeringsverdrag door die bekrachtiging, goedkeuring of aanvaarding is beëindigd, dan wel of de bekrachtiging, goedkeuring of aanvaarding door de andere Overeenkomstsluitende Partij bij dat verdrag nog niet heeft plaatsgevonden.
ARTIKEL 17 - Voorlopige toepassing 1. Overeenkomstig hun grondwettelijke bepalingen kunnen de Overeenkomstsluitende Partijen besluiten deze overeenkomst voorlopig toe te passen.De Overeenkomstsluitende Partijen stellen de depositaris van een dergelijk besluit in kennis. 2. Wanneer beide partijen bij een Bilateraal Investeringsverdrag hebben besloten deze overeenkomst voorlopig toe te passen, worden de bepalingen van deze overeenkomst op dit verdrag van toepassing 30 kalenderdagen na de datum waarop het laatste besluit tot voorlopige toepassing is genomen. ARTIKEL 18 - Authentieke teksten Deze overeenkomst, opgesteld in één exemplaar in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse en de Tsjechische taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn, wordt neergelegd in het archief van de depositaris.
Gedaan te Brussel, op 5 mei 2020.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld