gepubliceerd op 10 december 2013
Wet tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties
22 NOVEMBER 2013. - Wet tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 07/08/2002 numac 2002009716 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties sluiten betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van de wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 07/08/2002 numac 2002009716 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties sluiten betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties
Art. 2.In artikel 1 van de wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 07/08/2002 numac 2002009716 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties sluiten betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Zij zet Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties om. ».
Art. 3.In artikel 2 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 1 wordt vervangen als volgt : « 1.« handelstransactie » : een transactie tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties die leidt tot het leveren van goederen, het verrichten van diensten of het ontwerp en de uitvoering van openbare werken en bouw- en civieltechnische werken tegen vergoeding; »; 2° in punt 2, worden de woorden « , met uitsluiting van overheidsinstanties, » ingevoegd tussen de woorden « elke organisatie » en de woorden « die handelt in het kader van »;3° punt 3 wordt vervangen als volgt : « 3.« overheidsinstantie » : elke aanbestedende dienst, zoals omschreven in artikel 2, lid 1, onder a), van Richtlijn 2004/17/EG en in artikel 1, lid 9, van Richtlijn 2004/18/EG, ongeacht het voorwerp of de waarde van de opdracht; »; 4° in punt 4 wordt de eerste zin vervangen als volgt : « 4.« referentie-interestvoet » : de interestvoet die door de Europese Centrale Bank wordt toegepast voor haar meest recente basisherfinancieringstransactie en die, ingeval de betrokken transactie wordt uitgevoerd door middel van een vaste-rentetender, voor de eerste helft van het desbetreffende jaar de interestvoet is die op 1 januari van dat jaar geldt en die voor de tweede helft van het desbetreffende jaar de interestvoet is die op 1 juli van dat jaar geldt. »; 5° het artikel wordt aangevuld met een punt 6, luidende : « 6.« verschuldigd bedrag » : de hoofdsom die binnen de contractuele of wettelijke betalingstermijn had moeten voldaan, inclusief toepasselijke belastingen, rechten, heffingen of kosten als vermeld in de factuur of in een gelijkwaardig verzoek tot betaling. ».
Art. 4.Artikel 3, derde lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « Zij is eveneens van toepassing op handelstransacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties, waarbij de schuldenaar een overheidsinstantie is, als bedoeld in artikel 4, § 2. ».
Art. 5.In dezelfde wet wordt een artikel 3/1 ingevoegd, luidende : «
Art. 3/1.In afwijking van artikel 3, derde lid, is deze wet slechts van toepassing op handelstransacties tussen ondernemingen en overheidsinstanties, waarbij de schuldenaar een overheidsinstantie is, in de mate dat de specifieke bepalingen van de regelgeving inzake overheidsopdrachten op het vlak van de algemene uitvoeringsregels niet van toepassing zijn. ».
Art. 6.Artikel 4 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 4.§ 1. Indien er in de overeenkomst geen datum of termijn voor betaling is vastgesteld, dient elke betaling tot vergoeding van een handelstransactie tussen ondernemingen te gebeuren binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de dag volgend op die : 1° van de ontvangst door de schuldenaar van de factuur of een gelijkwaardig verzoek tot betaling, of 2° van de ontvangst van de goederen of diensten, indien de datum van ontvangst van de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling niet vaststaat of indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling eerder ontvangt dan de goederen of diensten, of 3° van de aanvaarding of controle ter verificatie van de conformiteit van de goederen of diensten met de overeenkomst, indien de wet of de overeenkomst voorziet in een procedure voor aanvaarding of controle en indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling ontvangt vóór of op de datum waarop de aanvaarding of controle plaatsvindt.De maximumduur van een procedure voor aanvaarding of controle bedraagt niet meer dan dertig kalenderdagen vanaf de datum van ontvangst van de goederen of diensten, tenzij in de overeenkomst anders is overeengekomen en mits daarbij geen sprake is van kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser in de zin van artikel 7.
Onverminderd artikel 7, kunnen partijen een betalingstermijn overeenkomen, die ook langer dan zestig kalenderdagen kan zijn. § 2. Indien er in de overeenkomst geen datum of termijn voor betaling is vastgesteld, dient elke betaling tot vergoeding van een handelstransactie tussen ondernemingen en overheidsinstanties, waarbij de schuldenaar een overheidsinstantie is, te gebeuren binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de dag volgend op die : 1° van de ontvangst door de schuldenaar van de factuur of een gelijkwaardig verzoek tot betaling, of 2° van de ontvangst van de goederen of diensten, indien de datum van ontvangst van de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling niet vaststaat of indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling eerder ontvangt dan de goederen of diensten, of 3° van de aanvaarding of controle ter verificatie van de conformiteit van de goederen of diensten met de overeenkomst, indien de wet of de overeenkomst voorziet in een procedure voor aanvaarding of controle en indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling ontvangt vóór of op de datum waarop de aanvaarding of controle plaatsvindt.De maximumduur van een procedure voor aanvaarding of controle bedraagt niet meer dan dertig kalenderdagen vanaf de datum van ontvangst van de goederen of diensten, tenzij in de overeenkomst en in eventuele opdrachtdocumenten uitdrukkelijk anders is overeengekomen en mits daarbij geen sprake is van kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser in de zin van artikel 7.
In afwijking van het eerste lid kunnen partijen een langere betalingstermijn overeenkomen, voor zover dit objectief wordt gerechtvaardigd door de bijzondere aard of door bepaalde elementen van de overeenkomst; deze tussen partijen overeengekomen betalingstermijn mag niet meer dan zestig kalenderdagen bedragen.
In afwijking van het eerste lid en zonder dat partijen een langere betalingstermijn kunnen overeenkomen, bedraagt de betalingstermijn 60 kalenderdagen voor gezondheidsorganisaties die erkend worden door de in de artikelen 128, 130, 135 en 138 van de Grondwet bedoelde overheden.
In geen geval mag de ontvangstdatum van de factuur bij contractuele overeenkomst tussen schuldenaar en schuldeiser worden vastgelegd. § 3. In afwijking van paragrafen 1 en 2, kunnen partijen betalingsregelingen met betaling in termijnen overeenkomen. In dergelijke gevallen worden, indien een van de afbetalingstermijnen niet op de afgesproken datum worden voldaan, de interest en de vergoeding uitsluitend berekend over de achterstallige bedragen. ».
Art. 7.In artikel 5 van dezelfde wet wordt het eerste lid vervangen als volgt : « Indien de schuldeiser zijn contractuele en wettelijke verplichtingen heeft vervuld en het verschuldigde bedrag niet op tijd heeft ontvangen, heeft hij vanaf de daaropvolgende dag, van rechtswege en zonder ingebrekestelling, recht op betaling van een interest, behalve indien de schuldenaar bewijst dat hij niet verantwoordelijk is voor de vertraging. Indien de partijen niet anders zijn overeengekomen met inachtneming van artikel 7, is deze interest de interest tegen de referentie-interestvoet vermeerderd met acht procentpunten en afgerond tot het hogere halve procentpunt. Indien het handelstransacties betreft tussen ondernemingen en overheidsinstanties, waarbij de schuldenaar een overheidsinstantie is, is deze interest de interest tegen de referentie-interestvoet vermeerderd met acht procentpunten en afgerond tot het hogere halve procentpunt, ongeacht enige andersluidende overeenkomst tussen de partijen. ».
Art. 8.Artikel 6 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : «
Art. 6.Als er verwijlintrest overeenkomstig de bepalingen van deze wet verschuldigd is, heeft de schuldeiser van rechtswege en zonder ingebrekestelling recht op de betaling van een forfaitaire vergoeding van 40 euro voor de eigen invorderingskosten.
Bovenop dit forfaitaire bedrag heeft de schuldeiser recht op een redelijke schadeloosstelling voor alle andere invorderingskosten welke dat vaste bedrag te boven gaan en die ontstaan zijn door de laattijdige betaling, hierin begrepen de rechtsplegingvergoeding overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek. ».
Art. 9.In artikel 7 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden « of het contractueel beding een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen ten nadele van de schuldeiser en » tussen de woorden « Bij de beoordeling van het kennelijk onbillijk karakter in de zin van het vorige lid zal de rechter onder meer nagaan » en de woorden « of de schuldenaar objectieve redenen heeft om af te wijken van de bepalingen van dit hoofdstuk » gevoegd;2° tussen het tweede en het derde lid worden twee leden ingevoegd, luidende : « Voor de toepassing van het eerste lid worden contractuele bedingen of praktijken die de betaling van interest voor betalingsachterstand uitsluiten, als kennelijk onbillijk beschouwd.» « Voor de toepassing van het eerste lid worden contractuele bedingen of praktijken die een vergoeding van invorderingskosten als bedoeld in artikel 6 uitsluiten, vermoed kennelijk onbillijk te zijn. ».
Art. 10.In artikel 8 van dezelfde wet worden de woorden « of praktijken » ingevoegd tussen de woorden « van contractuele bedingen » en de woorden « die een kennelijke onbillijkheid behelzen ».
Art. 11.In artikel 9 van dezelfde wet wordt het derde lid vervangen als volgt : « De vordering tot staking ingesteld op verzoek van een in het eerste lid, 3°, bedoelde instantie, kan, afzonderlijk of gezamenlijk, worden ingesteld tegen verscheidene ondernemingen uit dezelfde economische sector of tegen hun professionele verenigingen of interprofessionele verenigingen die gebruik maken dan wel het gebruik aanbevelen van dezelfde of van soortgelijke algemene contractuele bedingen of praktijken. »
Art. 12.In artikel 14 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « na 7 augustus 2002 » vervangen door de woorden « vanaf 16 maart 2013 »;2° in het tweede lid worden de woorden « na 7 augustus 2002 » vervangen door de woorden « te rekenen vanaf 16 maart 2013 ». HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 13.In de wet van 21 februari 2010Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/02/2010 pub. 11/03/2010 numac 2010009184 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 1022 van het Gerechtelijk Wetboek en 162bis van het Wetboek van strafvordering en tot opheffing van artikel 6 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties type wet prom. 21/02/2010 pub. 23/06/2010 numac 2010000374 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de artikelen 1022 van het Gerechtelijk Wetboek en 162bis van het Wetboek van strafvordering en tot opheffing van artikel 6 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties. - Duitse vertaling van uittreksels sluiten tot wijziging van de artikelen 1022 van het Gerechtelijk Wetboek en 162bis van het Wetboek van strafvordering en tot opheffing van artikel 6 van de wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 07/08/2002 numac 2002009716 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties sluiten betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het opschrift wordt vervangen als volgt : « wet tot wijziging van de artikelen 1022 van het Gerechtelijk Wetboek en 162bis van het Wetboek van strafvordering »;2° artikel 4 wordt opgeheven.
Art. 14.Deze wet treedt in werking op 16 maart 2013, met uitzondering van artikel 5, dat in werking treedt op een door de Koning te bepalen datum.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 22 november 2013.
FILIP Van Koningswege : De Eerste Minister, E. DI RUPO De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Middenstand, K.M.O.'s, Zelfstandigen en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM De Minister van Overheidsbedrijven, J.-P. LABILLE De Minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, K. GEENS _______ Nota Zie : Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 53-2927 - 2012/2013 : Nr. 1 : Wetsontwerp.
Nr. 2 : Amendementen.
Nr. 3 : Verslag.
Nr. 4 : Tekst verbeterd door de commissie.
Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal verslag : 17 juli 2013.
Stukken van de Senaat : 5-2226 - 2013/2014 : Nr. 1 : Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat.